Er is in Vlaanderen nog weinig plaats om water vast te houden en ook de verharding heeft een impact op de infiltratie. Wat zijn hefbomen inzake ruimtelijke planning in de strijd tegen droogte?
Steden en gemeenten in Vlaanderen worden in toenemende mate geconfronteerd met de gevolgen van klimaatverandering. De zomers van de afgelopen jaren zijn daar een zeer concreet voorbeeld van. Nooit eerder in de (gearchiveerde) geschiedenis volgden hittegolven, droogteperiodes en dagen met overvloedige neerslag zich zo snel op als de afgelopen decennia.
Het klimaat verandert dus nu al. Dit betekent dat naast een klimaatmitigatiebeleid, dat gericht is op het reduceren van de broeikasgasemissies, klimaatadaptatie een noodzakelijk beleidsthema is geworden, gericht op beperken van de impact van klimaatverandering. Gezien klimaatadaptatie vooral ook lokaal moet worden aangepakt, is dit een heel relevant thema voor steden en gemeenten. Droogte én periodes van overvloedige regenval zijn uitdagingen die de hoogste prioriteit verdienen.
Het kenniscentrum VITO richt zich volledig op duurzaamheid en zet innovatieve technologieën in om niet alleen deze klimaatverandering af te remmen maar ook om alternatieven te ontwikkelen voor processen die een nefaste invloed hebben op het klimaat. Want om een antwoord te bieden aan deze uitdaging, moeten we het probleem vanuit verschillende invalshoeken en expertises aanpakken.
ONS RUIMTEGEBRUIK VERSTERKT KLIMAATVERANDERING
Al te vaak hebben we het over ruimtelijke planning als we het eigenlijk over ruimtegebruik willen hebben. Niet de ruimtelijke planning, maar wel het ruimtegebruik heeft een impact op het klimaat. Ruimtelijke ordening of planning tracht dit ruimtegebruik in een bepaalde richting bij te sturen.
Verstedelijking is, hoe dan ook, een van de belangrijkste menselijke inbreuken op het milieu. Als gevolg van urbanisatie kan het 's avonds aanzienlijk warmer zijn dan op het platteland. De oorzaken daarvan zijn goed gekend. Het gaat om het cumulatieve effect van alle elementen die van een stad, een stad maken: bouwmaterialen, vegetatie, mobiliteit, industrie en alle (neven)effecten van dichte bebouwing en menselijke activiteit.
Maar ook de stedelijke ruimtelijke ordening speelt een belangrijke rol. Stedelijke gebieden met (zeer) dichte, hoge bebouwing blokkeren het vrije zicht naar de hemel waardoor de energie van de zon gevangen blijft in het stedelijke weefsel. Dit resulteert in een verhoogde warmteopslag binnen de stad en een minder vlugge afkoeling. Bomen blokkeren weliswaar ook de uitgaande straling, maar slaan minder veel energie op dan bouwmaterialen.
Komt daar bovenop de verhoogde luchtverontreiniging door industrie en voertuigen. De verhoogde concentraties van vervuilende stoffen veroorzaken smog en vormen een vervuilingskoepel. Deze laat de kortgolvige zonnestraling wel binnen, maar houdt de uitgaande aardstraling (vanwege de langere golflengte) vast, waardoor de warmte toeneemt en we een minibroeikaseffect krijgen.
DE MENS DRAAGT BIJ TOT HET HITTE-EILAND EFFECT
Bovendien dragen wij als mensen ook bij aan het stedelijk hitte-eilandeffect, zowel door ons metabolisme/stofwisseling als door onze activiteiten: airconditioning, industrie, verkeer, enzovoort. Dit zal in de toekomst nog toenemen naarmate steden in aantal en grootte toenemen. Wanneer ernstige hittegolven ons treffen, zoals deze zomer, worden gebouwen gekoeld met airconditioning, die op zijn beurt warmte naar buiten afvoert en de luchttemperatuur doet stijgen.
Een ander aspect is dat gebouwen (afhankelijk van hun grootte en onderlinge afstand) het windveld afremmen, waardoor er in stedelijke gebieden minder kan worden geventileerd.
Vanwege dit stedelijke hitte-eilandfenomeen zijn steden bijzonder kwetsbaar voor hittegolven, langere perioden van extreme hitte/ongewoon warm weer. Het effect daarvan op de gezondheid is nefast. Statistieken tonen dan ook in periodes van uitzonderlijk hoge temperaturen een oversterfte bij oudere mensen en/of kwetsbare bevolkingsgroepen met beperkte aanpassingsmiddelen.
De klimaatverandering zorgt, nu ook bij ons, voor veel meer perioden van hoge temperatuur en hittegolven. We moeten er dus van uitgaan dat deze evenementen in de toekomst vaker zullen voorkomen, langer zullen duren en heter zullen worden.
We verwachten dat steden in de toekomst tweemaal meer hittestress zullen ondervinden dan plattelandsgebieden.
Naast de gevolgen op de volksgezondheid kunnen hitte-eilandeffecten overigens bijgedragen tot een reeks milieuveranderingen, zoals de groei van de vegetatie en een slechtere water- en luchtkwaliteit. Deze factoren hebben op hun beurt invloed op het welzijn en de sterfte, het energieverbruik, de openbare infrastructuur, de frequentie en intensiteit van bosbranden en gewelddadige incidenten.
HOOG RUIMTEBESLAG IN VLAANDEREN
Vlaanderen heeft een hoog ruimtebeslag en het neemt nog elke dag toe. In 2019 werd een derde van Vlaanderen ingenomen voor huisvesting, bedrijvigheid en mobiliteit. Per dag komt er nog altijd meer dan 5ha ruimtebeslag bij. Dat betekent concreet dat er dagelijks ongeveer 270 gebouwen bij komen. Iets meer dan de helft daarvan is bedoeld voor wonen, een kwart voor industrie en landbouw. De helft van de bebouwde oppervlakte is minder dan 50 jaar oud en is ontstaan vanaf de jaren 1970-80. Ook de grote groei van lintbebouwing dateert uit die periode. De groei van de bebouwde oppervlakte is nog altijd groter dan de groei van de bevolking: zo neemt elke bijkomende inwoner vier keer meer bebouwde oppervlakte in dan 100 jaar geleden.
Urban sprawl, of het verder verspreiden van stedelijke ontwikkeling, is in België – samen met Nederland – het meest uitgesproken in Europa. De kernen groeien in Vlaanderen en de verspreide bebouwing blijft toenemen. Verspreide gebouwen evolueren naar linten, linten evolueren naar kernen.
In 2019 telde Vlaanderen circa 12.100 kilometer lintbebouwing, goed voor 21% van de bevolking of zo'n 1,4 miljoen mensen. Meer dan één op de vijf gebouwen bevindt zich in lintbebouwing. 12% van alle bebouwing (580.000) is verspreid en huisvest ongeveer 350.000 inwoners.(1)
De gevolgen van urban sprawl zijn niet gering. In 2019 werd becijferd dat de kosten per gebouw voor infrastructuur (wegenis en nutsvoorzieningen) zeven keer hoger liggen voor verspreide bebouwing in vergelijking met een stadkern. De kosten voor mobiliteit zijn dubbel zo hoog. Een huishouden dat verspreid woont, bezit meer voertuigen en doet 77% van zijn verplaatsingen met de wagen, terwijl dit in een stadskern 49% bedraagt. Per gebouw ligt er vijf keer meer oppervlakte verharding in verspreide bebouwing in vergelijking met een stadskern. Versnippering van onze open ruimte maakt het moeilijker voor onze natuur en landbouw, maar ook de aanleg van grootschalige infrastructuurprojecten is niet evident hierdoor.(2)
NOG WEINIG PLAATS OM WATER VAST TE HOUDEN
De link tussen ruimtegebruik, droogte en waterschaarste is iets minder expliciet dan deze tussen ruimtegebruik en wateroverlast. Toch heeft ons ruimtegebruik ook een impact op droogte en waterschaarste.
Omdat we geconfronteerd worden met veranderende neerslagpatronen, waarbij er meer neerslag valt op korte tijd en we te maken hebben met drogere zomers, wordt het zoveel mogelijk infiltreren en zo lang mogelijk vasthouden van water een belangrijk leidend principe om de gevolgen van droogte te verminderen.
Meer ruimte geven aan rivieren en beken is een van de belangrijkste instrumenten die we hebben om waterschaarste aan te pakken.
Meer ruimte geven aan rivieren en beken is een van de belangrijkste instrumenten die we hebben om waterschaarste aan te pakken. Door opstuwing van het water in deze waterlopen, bijvoorbeeld door her-meandering of door het plaatsen van stuwen, verlaagt de drainerende werking van de waterloop, waardoor het grondwaterpeil verhoogt. Dit grondwater is onze belangrijkste waterbuffer om ook tijdens droogte water beschikbaar te hebben. Omdat vele natuurlijke valleisystemen nu bebouwd zijn, is het niet vanzelfsprekend om meer ruimte te geven aan onze waterlopen. Vlaanderen verloor in de afgelopen 50 tot 60 jaar 75% van zijn natuurlijke wetlands. Van de 244.000 hectare wetland die er rond de jaren 1950 nog waren, blijven nu maar 68.000 hectare over. 85% werd landbouwgebied, de overige 15% werd verstedelijkt.
Daarnaast is er zeker ook een link tussen de hoge drainage van de bodem in Vlaanderen en het ruimtegebruik. Een dens netwerk van grachtenstelsels langs wegen en in landbouwgebieden zorgen ervoor dat het water minder tijd krijgt om te infiltreren waardoor het sneller wegstroomt via het oppervlaktewater en het grondwatersysteem minder wordt aangevuld. In veel natuurgebieden zijn nattere condities echter wel wenselijk. Omdat de drainage een zekere ruimtelijke verspreiding heeft, is het in Vlaanderen omwille van de ruimtelijke versnippering erg moeilijk om gebieden te vernatten zonder dat er ergens bebouwde of landbouwpercelen daar negatieve gevolgen van ondervinden. Het systeem met regelbare stuwtjes in de grachten – waar nu voornamelijk in landelijke gebieden mee geëxperimenteerd wordt – kan potentieel deze ongewenste drainage voor een stuk tegen gaan.
VERHARDING VERMINDERT ONS VERMOGEN OM TE INFILTREREN
Naast drainage heeft ook verharding een belangrijke impact op de infiltratie. Recente studies schatten dat ongeveer 15% van de oppervlakte in Vlaanderen bestaat uit waterondoorlatende verharding.(3)
Veel van de neerslag die op deze verharding valt, zal afstromen naar grachten of riolen waardoor opnieuw minder water kan infiltreren. Via afleiding van het regenwater dat op deze verharding valt naar infiltratievoorzieningen, kan een groot deel van het water toch geïnfiltreerd worden. Ontharden gaat nog een stap verder. Naast een verhoogde infiltratie, bevordert ontharden ook de biodiversiteit, en is het een belangrijk instrument in het tegengaan van hittestress. Toch biedt de hoge verhardingsgraad in Vlaanderen ook andere mogelijkheden om waterschaarste tegen te gaan. Regenwater kan via deze verharde oppervlakten opgevangen worden en als secundaire waterbron ingezet worden. Denken we maar aan het doorspoelen van onze toiletten of als waterbron voor de wasmachine. Ook voor vele bedrijven kan het opgevangen regenwater een erg waardevolle bron van water zijn.
GROTER WONEN VERGT MEER WATER
Ten slotte heeft de manier waarop we wonen, voornamelijk door het feit dat er in Vlaanderen een aanzienlijk percentage van de oppervlakte wordt ingenomen door tuinen(4), een invloed op de watervraag. Ruim 12,5% van Vlaanderen wordt ingenomen door privétuinen. Vergeleken met de oppervlakte die bos (zo'n 10%) en natuurgebieden (2,9%) innemen, is dit een aanzienlijke oppervlakte. De Vlaamse tuin wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van veel gras. Volgens het Ruimterapport 2021 is in 99% van de tuinen een gazon aanwezig die bovendien een aanzienlijke oppervlakte inneemt. Te veel mensen gebruiken nog grondwater of zelfs leidingwater om hun gazon groen te houden. Dergelijk gebruik van water is in periodes van droogte en waterschaarste niet meer te verantwoorden.
Ruim 12,5% van Vlaanderen wordt ingenomen door privétuinen. Vergeleken met de oppervlakte die bos (zo'n 10%) en natuurgebieden (2,9%) innemen, is dit een aanzienlijke oppervlakte.
VRAAG EN AANBOD BIJ ELKAAR BRENGEN ALS LEIDEND RUIMTELIJK PRINCIPE?
Naarmate klimaatverandering zich verder doorzet, wordt droogte een groter probleem. Waar het nu evident is om overal in Vlaanderen op elk tijdstip voldoende water van de juiste kwaliteit te ontvangen, wordt dit in de toekomst moeilijker. Dit betekent dat waterbeschikbaarheid een mogelijke randvoorwaarde wordt om specifieke ruimtegebruiken te realiseren. In het verleden zagen we dit al wel bij vestigingsplaatsen van zeer grote gebruikers zoals de chemische industrie nabij het Albertkanaal. In de toekomst zal dit principe belangrijker worden, ook in de rest van Vlaanderen.
Bij de inrichting of uitbreiding van industrieterreinen wordt waterbeschikbaarheid mogelijk een belangrijk vestigingscriterium. We moeten het gebruik van grondwater zoveel mogelijk vermijden om zo de grondwaterbuffer maximaal te kunnen inzetten in perioden van droogte wanneer er geen oppervlaktewater en regenwater meer beschikbaar is. Daarnaast moeten we naar synergieën zoeken tussen bedrijven zodat deze elkaars (afval)water maximaal kunnen benutten. Ook het RWZI-effluent (water dat uit een rioolzuiveringsinstallatie komt) kan een interessante bron van water zijn voor veel bedrijven. We moeten wel rekening houden met de mogelijkheid om afvalwater te lozen. Bij hergebruik van een deel van dit gezuiverde water zal in de meeste gevallen bijkomende zuivering nodig zijn en zal de waterstroom die nadien geloosd wordt een lager debiet hebben en meer geconcentreerd zijn met bepaalde contaminanten. Of het waterhergebruik al dan niet kan geïmplementeerd worden binnen een bedrijf is hierdoor afhankelijk van de locatie van dat bedrijf, de bereikbaarheid van de alternatieve waterbronnen en de karakteristieken ervan (debiet, waterkwaliteit...).
Ook in de landbouwsector wordt dit een belangrijk gegeven. De eerste projecten waarbij synergieën ontstaan tussen groentenverwerkende bedrijven en hun leveranciers zijn reeds ontwikkeld. Zo maken landbouwers gebruik van gezuiverd afvalwater dat door Ardo via een 25 kilometer lang leidingennetwerk voor irrigatie ter beschikking wordt gesteld.
BELEID KAN BURGER EN INDUSTRIE STUREN
De laatste decennia zijn verschillende beleidsinstrumenten uitgerold die de negatieve impact van ons ruimtegebruik op het watersysteem moeten tegengaan. Zo moet een watertoets, die de impact van een plan op het watersysteem inschat, uitgevoerd worden voor onder andere het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor nieuwe verkavelingen. Ook zijn overstromingsgebieden afgebakend waarvoor de overheid financiële instrumenten voorziet om de gronden actief in te schakelen in het waterbeheer.
Gemeenten worden ook aangemoedigd om hemelwater- en droogteplannen op te maken die lokaal aangeven waar en hoe hemelwater in het gebied zoveel mogelijk kan infiltreren of kan hergebruikt of gebufferd worden. Bij nieuwbouw of grondige renovatie is de hemelwaterverordering van kracht die regels op legt om regenwater op gebouwen maximaal te gebruiken. Als dat niet mogelijk is, dient het water maximaal geïnfiltreerd of gebufferd te worden. Slechts in laatste instantie kan een beperkte hoeveelheid water met een vertraging afgevoerd worden.
EINDNOTEN
- Ruimterapport Vlaanderen (RURA). Een ruimtelijke analyse van Vlaanderen, Vlaanderen.be.↑
- Maatschappelijke kosten van urban sprawl voor het eerst becijferd, VITO.↑
- https://assets.vlaanderen.be/image/upload/v1650525487/rsvdl_BodembedekkingVlaanderen2018_v1_hh87tv.pdf.↑
- https://omgeving.vlaanderen.be/sites/default/files/2022-05/RURA_H03.pdf.↑
Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 7 (september), pagina 67 tot 71
RUIMTELIJKE ORDENING
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.