Op het vlak van stedenbouw, ruimtelijke ordening en mobiliteit zit Brussel duidelijk in een transitie. Moeilijker gesteld is het met de post-corona relance en het gezondheidsbeleid.
De begrippen 'lokaal' en 'Brussel' samenbrengen is geen sinecure. We hebben het in deze kolommen al uiteengezet: Brussel is een bijproduct van de zes Belgische staatshervormingen. Die steunden niet op een zoektocht naar samenhangende territoria, maar op een machtsverdeling tussen taalgemeenschappen. En net die nationalistische uitgangspunten werken niet voor een grote multiculturele stad. Zo besloten de etnocentrische politici de sociale reproductie in Brussel voor zichzelf te houden en alle persoonsgebonden materies in handen van (slechts) twee taalgemeenschappen te geven. Het centrale stadsbestuur kreeg alleen territoriale bevoegdheden. Dat leverde in 1989 een gebied op met 19 gemeenten, die jammer genoeg noch in 1977, noch in 1983, noch bij de gewestvorming werden gefuseerd. Met twee gemeenschappen gestuurd vanuit het ommeland en een 'lokale' bevoegdheid die alleen over hardware en infrastructuur ging werd het een institutioneel wangedrocht. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de Belgische particratie die liever taalhomogeniteit heeft dan ideologische coherentie. Ook in Brussel zijn de lokale partijen (met uitzondering van PVDA-PTB) niet eengemaakt! En daardoor ook heeft het Brussels Gewest nagelaten om haar bevoegdheid te gebruiken om een institutionele vereenvoudiging door te voeren. Jazeker, opnieuw de particratie.
EEN STADSGEWEST
Brussel is daardoor ook een erg gesegmenteerde en verdeelde stad waarin het zeer moeilijk is een samenhangend stadsproject te ontwikkelen. En toch is daar de laatste jaren een gevoelige vooruitgang te merken. De realiteiten van de stedelijke morfologie en van de sociale geografie krijgen stilaan de bovenhand op de totaal onaangepaste institutionele ordening. Dat heeft drie oorzaken. Allereerst is er de demografische ontwikkeling die nu een stad oplevert van ruim 1,2 miljoen inwoners waarvan twee derde een migratieachtergrond heeft, met meer dan 60% taalgemengde gezinnen. De Belgische 'principes' zijn daarop al lang niet meer van toepassing. Dat heeft de Brusselse politiek 'gedecommunautariseerd', deels ontvoogd van de Waalse en Vlaamse betutteling, en gericht op de gewestelijke grootstedelijke uitdagingen. Ten slotte heeft dat aanleiding gegeven tot de huidige coalitie rond de rood-groene as samen met DéFI en Open VLD. En die wordt verlengd in de gemeenten met 12 burgemeesters uit die meerderheid. Er wordt gewerkt aan de eenmaking van de stad.
RUIMTELIJKE ORDENING
De meest zichtbare veranderingen zijn voelbaar in de ruimtelijke ordening. Brussel beschikt nu over een (derde) gewestelijk ontwikkelingsplan dat vertrekt van een ecosystemische analyse (met inbegrip van de metropolitane rand!), een mobiliteitsstructuur en een sociaalgeografische analyse die de verdere ontwikkeling uittekent op verschillende schalen (van de 118 wijken tot de 19 gemeenten, van gewest tot metropool) en vanuit verschillende polen. Binnen die ruimtelijke orde werden verschillende deelplannen uitgewerkt: Good Move, Good Food, Natuurplan, enzovoort.
Dat ruimtelijk beleid heeft een zichtbare dynamiek gekend, erg geholpen door de lockdown en pandemiemaatregelen. Er is gewerkt aan een ware omslag in het mobiliteitsbeleid om het beslag van de auto drastisch te verminderen ten voordele van de fiets en het openbaar vervoer. Van het stilvallen van de pendel naar Brussel is gebruik gemaakt om een veralgemeende zone 30 in te voeren, 40 km tijdelijke fietspaden aan te leggen, die de nieuwe fietsinfrastructuur aangeven en het fietsgebruik in de stad zichtbaar hebben opgevoerd. Er is een drastische verhoging van de investering in openbaar vervoer beslist, gericht op uitbreiding en intensifiëring van de metro, maar ook op nieuwe trams en bussen. Verder wordt alles in gereedheid gebracht voor de invoering van een stadstol van zodra het suburbaan verzet wegvalt. Die ingezette 'modal shift' is al zeer voelbaar in de stad en is ook internationaal opgemerkt. De coronamaatregelen hebben er overigens voor gezorgd dat de horeca terrasuitbreiding kreeg op de parkeerplaatsen voor de deur. Dat heeft gezorgd voor een voelbare omslag in het straatbeeld en de animatie van de stad.
Niet alleen de mobiliteitsomslag is zichtbaar. Ook de publieke ruimte wordt grondig aangepakt. Zo is het stadscentrum grondig hertekend door de grote voetgangerszone die in de plaats kwam van de centrale boulevards. Nieuwe pleinen en voetgangerszones kwamen er ook in de hoogstad en in vele gemeenten. Er wordt gewerkt aan nieuwe parken en aan een groen en blauw netwerk dat vooral in het centrum moet worden aangevuld. De lockdown heeft immers de nood aan kwaliteitsvolle publieke ruimte in de armere buurten onderstreept. Verder zijn er vele werven in de herontwikkeling van de 14 kilometer lange kanaalzone en 13 gewestelijke richtplannen van aanleg voor grote complexe werven. Die verwekken natuurlijk veel maatschappelijke discussie want Brussel is ook de stad van veel openbaar onderzoek, vele wijkcomités en adviesraden en een zeer alert middenveld.
SOCIALE KLOOF BLIJFT GROOT
Op het vlak van stedenbouw, ruimtelijke ordening en mobiliteit zit Brussel duidelijk in een transitie, die tot voorbeeld kan strekken voor vele andere steden. Het is moeilijker gesteld met de post-corona relance. De Brusselse economie heeft een erg scheve structuur. Globaal genomen gaat het vrij goed met een grotendeels tertiaire economie (+90% van de tewerkstelling) die zorgt voor meer dan 700.000 werkplaatsen. Maar de industrie is grotendeels uit de stad verdwenen. Brussel is op zoek naar nieuwe vormen van maakeconomie, naar de verloren productieve stad. De huidige economie komt vooral ten goede aan een hoogopgeleide middenklasse die voor de helft buiten het gewest woont. Anderzijds blijft de werkloosheid, vooral in de migrantenbuurten en onder jongeren hoog. Een derde van de bevolking leeft op of onder de armoedegrens! Voor die bevolkingsgroepen is er decennialang geen perspectief geboden noch op de arbeidsmarkt, noch in de huisvesting, noch in het onderwijs. Dat verklaart de sterke communautarisering met eigen solidariteitsmechanismen en de grote grijze of zwarte sector in de stad. Een diepe sociale en culturele kloof.
Vrij vroeg al in de crisis heeft de Brusselse regering gewerkt aan een postcorona relanceplan. Dat zou op twee benen steunen. Enerzijds zorgen voor een heropleving van de bestaande economie. Anderzijds de relance aanwenden om ook een economische transitie in te zetten. Hoe het economisch weefsel uit de crisis zal komen is nog onduidelijk. Uitgebreide steunmaatregelen zorgden voor het overleven van vele ondernemingen. Maar de onzekerheid blijft over de nieuwe arbeidsorganisatie en of de pendel zal hernemen, of het toerisme uit het dal zal kruipen, of de immobiliën en de horeca het zullen houden, of de expats terug zullen komen, of de soms voorspelde stadsvlucht zal plaatsvinden… Hoe dan ook zal de economie moeten worden aangevuld met een meer lokale en circulaire bedrijvigheid, met korte ketens gebaseerd op lokale grondstoffen, met een essentiële economie die kan instaan voor de basisbehoeften, met een meer plaatsgebonden 15 minutenstad. Op dat vlak worden er veel principes en onderzoeken gelanceerd, maar kan men niet spreken van een concreet en erg doortastend transitiebeleid. Want dat vergt openbaar economisch initiatief en een meer transversale samenwerking tussen de nog erg verkokerde administraties en diensten.
BALANS GEZONDHEIDSBELEID BLIJFT UIT
Dat deficit is zeker tot uiting gekomen in de afhandeling van het gezondheidsbeleid. Gaat het om de kwaliteit van de vele ziekenhuizen en hun intensieve zorgen of om de organisatie van de eerste grootschalige vaccinatiecampagnes dan heeft Brussel niet alleen de eigen bevolking maar ook een groot ommeland bediend. Maar nu de minder bereikbare of de sceptische delen van de bevolking moeten worden aangesproken komt het deficit in deze multiculturele stad duidelijk naar voren. Er is veel te weinig 'overheid' dicht bij de mensen, in de wijken, in de diverse gemeenschappen. Zolang het gaat om grote instellingen, om gecentraliseerde media, om communicatie naar een geschoolde middenklasse werken de instellingen. Het gemis ligt in de eerste lijn, in ingeplant wijkgezondheidsbeleid, in het aantal huisdokters en lokale zorginstellingen, in vertrouwen bij en communicatie met anderstalige gemeenschappen.
Het beleid kan nog niet goed omgaan met de stedelijke diversiteit.
Kortom, het beleid kan nog niet goed omgaan met de stedelijke diversiteit. En dat leidt tot erg versnipperde groepen met elk hun eigen opvattingen, moraliteit en gedragsregels en veelal ook een groot, niet altijd onterecht, scepticisme tegenover de overheid. En tussen die groepen ontbreekt het maatschappelijk debat, ontbreekt de samenlevingsopbouw. Vandaar ook de immense achterstand inzake vaccinatiegraad in Brussel.
EEN GEDEELDE STADSVISIE
Dat Brussel nood heeft aan een gezamenlijke verbeelding en aan enkele enthousiasmerende projecten is het bestuur duidelijk. Daarvoor zorgen noch de twee gemeenschappen, noch de gemeenten. Elk doet ongetwijfeld zijn best, maar tekens weer op te kleine schaal zodat het resultaat alleen bijdraagt tot de caleidoscoop. Daarenboven heeft de zeer dynamische kunsten- en cultuursector erg geleden onder corona en het misprijzend beleid. Dat zag cultuur vooral als een evenementensector, als een economie voor bezoekers en toeristen. Nooit is het belang van kunst en cultuur voor het samenleven zelf erkend. Daartegen is op verschillende momenten door Still Standing for Culture geprotesteerd.
Begin februari 2021 bracht de Brusselse regering een belangrijk punt uit het regeerakkoord ten uitvoer. Jan Goosens en Hadja Lahbib werden belast met de voorbereiding van de kandidatuur van Brussel als Culturele Hoofdstad van Europa in 2030. Zij beschouwen de missie niet alleen als papierwerk (een dossier uitwerken), maar ook als een opstart van een stedelijk draagvlak voor een eigen Brusselse verbeelding, intercultureel en op de toekomst gericht. Ze werken met een reflectiekamer van ruim twintig vertegenwoordigers van de civiele maatschappij en willen vanaf de zomer 2022 al programmatie opzetten. Die experimenten worden deel van het kandidaatsdossier dat in 2024 moet worden ingediend. Er wordt ook rekening gehouden met het feit dat 2030 ook de tweehonderdste verjaardag van het land is en ook dat zal een programmatie vragen.
DE DEMOCRATIE UITGEDAAGD
2024 wordt vast een sleuteljaar. Iedereen bereidt zich nu al voor op de verkiezingen voor alle bevoegdheidsniveaus. Het debat is vanaf nu al gedomineerd door de plannen van staatshervorming die in het noorden en het zuiden van het land worden ontwikkeld. Als men de media mag geloven, zal het afhangen van een akkoord tussen die twee Gewesten en hun grootste partijen. Twee onbekenden blijven in de schaduw: het effect van de groei van uiterst rechts in Vlaanderen en … de dynamiek in Brussel die elke betutteling of bevoogding zal afwijzen. 2024 wordt dus ook een test voor de democratie, niet alleen in de overheersende vorm van de particratie, maar ook voor de vormen van participatie en coproductie die ingang zouden kunnen vinden. En ook daar beweegt er wat in het Brusselse, zij het zeer schoorvoetend.
Brussel zal in 2024 elke betutteling of bevoogding afwijzen.
Het Brusselse stadsgewest heeft als knooppunt in het land uiterst interessante beleidslijnen uitgetekend. De 'midterm' laat nog niet zien of ze voldoende doortastend zullen worden uitgevoerd.
Samenleving & Politiek, Jaargang 28, 2021, nr. 8 (oktober), pagina 28 tot 31
HALVERWEGE DE LOKALE LEGISLATUUR (2018-2024)
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.