Abonneer Log in

Illusie van belastingverlaging wordt best opgeborgen

Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 3 (maart), pagina 37 tot 44

Als we dezelfde collectieve voorzieningen en sociale bescherming willen behouden, zullen hervormingen nodig zijn. Maar moeten wij ons geen illusie maken dat dit belastingverlagingen zullen zijn.

België heeft een hoge belastingdruk in ongeveer alle belastingcategorieën. Daartegenover staat een goed uitgebouwde verzorgingsstaat voor de bevolking en krijgen meer rechtstreekse subsidies dan belastingen voor de ondernemingen. De belastingdruk is echter niet gelijk voor iedereen. Men blijft voorbarig belastingverlagingen invoeren voor enen, die hogere belastingen voor anderen impliceren. Ook drastische verschuivingen van de ene naar de andere inkomensbron zijn niet realistisch. In het licht van nieuwe uitdagingen voor de overheidsuitgaven (onder meer de vergrijzingskosten), zal men de illusie van belastingverlaging moeten opbergen. Ook in de strijd tegen belastingontwijking en -ontduiking moet men zich realiseren dat het pad niet kan lopen over nieuwe subsidies of nieuwe fiscale vrijstellingen.

Tien jaar geleden publiceerden we in Samenleving & Politiek een samenvatting van onze studie over de wenselijkheid van een meerwaardebelasting in België onder de titel ‘De ondraaglijke lichtheid van het niet-belasten’. De titel riskeert ons op een verkeerd been te zetten. Want tien jaar later moeten wij vooral de ondraaglijke traagheid van verandering in de fiscale realiteit en mentaliteit vaststellen. Het artikel destijds bevatte een aantal empirische vaststellingen over onze fiscaliteit die nog altijd gelden. Een gelegenheid om ook in de fiscaliteit een aantal mythes in het debat te relativeren.

MYTHE 1. ‘ONZE BELASTINGDRUK IS TE HOOG EN MOET NAAR BENEDEN’

België wordt gekenmerkt door een hoge belastingdruk. Daartegenover staat ook een hoog niveau van sociale bescherming en sociale voorzieningen. Tegelijk werd regelmatig, en voorbarig, de belastingdruk ook verlaagd. Zodanig dat elders nieuwe inkomsten moesten worden gezocht, de uitgaven onder druk kwamen, of de overheidsschuld weer toenam. Tegelijk durfden wij in het verleden België voor sommigen ook een fiscaal paradijs te noemen. Dat maakt dat voor anderen de belastingdruk nog zwaarder wordt.

Ook in andere landen is de bijdragedruk aanzienlijk.

Berucht is onze eerste plaats in de OESO-rangschikking van de loonwig. Dat is het aandeel van het brutoloonkost dat naar de overheid gaat onder de vorm van belastingen en sociale bijdragen. België bezet in deze rangschikking al jaren de eerste plaats, in 2022 met 53%. Deze rangschikking is berekend voor de standaard werknemer, maar dat blijkt dan wel een alleenstaande te zijn, zonder kinderen… maar inderdaad met een gemiddeld standaard inkomen. Als we naar de loonwig voor het koppel met één inkomen en twee kinderen kijken, is dit ‘maar’ 37,8%. Daar wordt de lijst aangevoerd door Frankrijk (39,2%) en Finland (39,2%); wij worden gevolgd door Zweden (37,5%), Italië (34,9%), Spanje (34,4%) en Duitsland (32,9%). België is wel één van de landen met een grote kloof tussen de twee categorieën (15,5 percentpunt). België is met 45%, ten slotte, opnieuw de aanvoerder van de belastingwig voor het koppel met twee inkomens en twee kinderen. Daar worden wij enkel door Frankrijk en Finland gevolgd, met respectievelijk 40,8% en 40,7%. Een benijdenswaardige uitzondering in deze rangschikking is Nederland. Dat heeft voor een single een loonwig van 35,5% en voor een koppel met één inkomen en twee kinderen een loonwig van 29,6%. Een recente studie van de OESO corrigeert de loonwig evenwel voor de ‘non tax compulsory contributions’. Dit zijn premiebetalingen in private stelsels die niet als ‘belasting’ worden gedefinieerd maar wel de kloof tussen de bruto loonkost en het nettoloon vergroten. Nederland heeft die toevallig zowel voor het pensioenstelsel als voor de gezondheidszorgkosten. Als je die correctie doorvoert, brengt het de werkelijke loonwig voor Nederland voor de single op 49,7%, exact op de tweede plaats na België, en op 46,5% voor het koppel met één inkomen, wat hoger ligt dan in België. Ook in andere landen is de bijdragedruk dus aanzienlijk.

MYTHE 2. ‘ONZE BELASTINGDRUK OP ARBEID MOET NAAR BENEDEN’

Recent nog illustreerde de FOD Sociale zekerheid dat onze sociale uitgaven in lijn evolueren met onze voornaamste buurlanden. Ze evolueerden tussen 2012 en 2022 van 28,4% van het bbp in 2012 naar zelfs iets lager, 27,9% in 2022. Ze zijn ook niet van de hoogste. In 2022 waren ze in Frankrijk 32% van het bbp en in Duitsland 29%. Wel is er een verdere daling van het aandeel van sociale bijdragen in de financiering, die evenwel moeten worden gecompenseerd door overige fiscale ontvangsten (uit de personenbelasting of uit andere ontvangsten). Zo daalden de werkgeversbijdragen tussen 2012 en 2021 van 40% naar 35,8%. De bijdragen ten laste van de beschermde personen daalden van 19,9% naar 18,5%, maar de overheidstussenkomst moest toenemen van 37% naar 43,7%.

Er is macro-economisch geen opmerkelijke daling van het arbeidsinkomen in het totale inkomen. Het aandeel van inkomen uit lonen, en sociale bijdragen daarop, daalde tussen 1995 en 2021 van 50,6% naar 48% van het bbp. Echter, 1 percentpunt van de daling is het gevolg van de daling van de werkgeversbijdragen van 13,2 naar 12,2% van het bbp. De toename van het bruto-exploitatieoverschot voor ondernemingen en het gemengde inkomen van de zelfstandigen van 38,8 naar 42,7%, is effectief een toegenomen basis voor mogelijke belastingen. De toename reflecteert voor een deel ook de verschuiving van gesalarieerde arbeid naar zelfstandige arbeid, juist op zoek naar lagere belastingen.

Ondanks het licht dalend aandeel van arbeidsinkomen in de toegevoegde waarde, blijft het de belangrijkste component van ons nationaal inkomen. We hebben deze inkomensbasis nodig om ofwel de algemene overheid te financieren, ofwel als belangrijke financieringsbron van de sociale zekerheid, met werkgevers- en werknemersbijdragen. De verleiding om ze te reduceren, door bijdrageverminderingen of uitzonderingen en vrijstellingen, riskeert rechtstreeks ook de sociale zekerheid te verminderen. De verminderingen blijken ook niet steeds efficiënt. Als zij indirect tot verhogingen leiden, blijven ze wegen op de loonkost. De sociale zekerheidsbijdragen van werknemers zijn evenwel vlakke tarieven, in tegenstelling tot de progressieve personenbelasting. Het meer progressief maken van de sociale zekerheidsbijdragen kan dit verhelpen. Ook de vlucht vooruit naar verzelfstandiging, door de lage bijdragen daar, dient afgeremd door alvast de bijdragen voor zelfstandigen te harmoniseren met die van de werknemers. Want bij de zelfstandigen is de bijdrageregeling zelfs degressief, om nul te worden vanaf een bepaald inkomensniveau. Recent werd het pensioen voor zelfstandigen verbeterd. Het overbruggingsrecht zou moeten worden uitgebouwd tot een volwaardige werkloosheidsverzekering voor zelfstandigen. Maar dan dienen de bijdragen ook geharmoniseerd te worden met de werknemers.

MYTHE 3. ‘ONDERNEMINGEN BETALEN AL VEEL BELASTINGEN’

Soms horen wij vanuit ondernemingskant dat bedrijven niet alleen vennootschapsbelasting betalen, maar ook werkgeversbijdragen, en uiteindelijk ook de werknemersbijdragen en de bedrijfsvoorheffing doorstorten. Dit is begrijpelijk, maar niet correct. Uiteindelijk wordt toegevoegde waarde en inkomen in ondernemingen gecreëerd (of door de tewerkstelling bij de overheid), maar de productiefactoren zijn het kapitaal én de arbeid. Beiden dragen bij tot deze waardecreatie, en kunnen dus worden belast. Het is natuurlijk niet correct om te schermen met alle andere belastingen die via ondernemingen passeren, zoals bedrijfsvoorheffing, werkgeversbijdragen of zelfs btw, want dat zijn belastingen die ook door de factor arbeid wordt gedragen, of door de volledige toegevoegde waarde. De belasting op de ondernemingen dient dan ook beperkt tot de vennootschapsbelasting.

In 2022 stonden tegenover 21 miljard belastingen op ondernemingswinsten ook 22,5 miljard ondernemingssubsidies.

Wij verantwoorden hierboven hoge belastingen en sociale bijdragen door een hoog niveau van sociale bescherming, waar men de prijs voor moet betalen. Maar in de ondernemingsfiscaliteit is het zelfs meer opvallend dat er, naast fiscale uitgaven en minderontvangsten, tegenover de belastingen die ze betalen ook een aanzienlijke som aan directe ondernemingssubsidies staat. In het meest recente jaar 2022 stonden tegenover 21 miljard belastingen op ondernemingswinsten ook 22,5 miljard ondernemingssubsidies. En in het dramatische Covid-jaar 2020 stonden tegenover 14,9 miljard belastingen op ondernemingswinsten ook 22,8 miljard subsidies (NBB, Jaarverslag, Tabel 20). De Keynesiaanse bufferfunctie van de overheid speelt ook voor de ondernemingen, getroffen door een economische crisis. Elk speelt zijn rol, elk krijgt zijn deel (Joost van den Vondel).

MYTHE 4. ‘VERMOGENSBELASTINGEN BRENGEN WEINIG OP’

Enerzijds zijn de ontvangsten uit belastingen op kapitaal of kapitaalinkomen in internationaal perspectief niet onaanzienlijk, maar tegelijk is ook het aangehouden netto vermogen van particulieren en bedrijven aanzienlijk.

In onze studie van de wenselijkheid voor een meerwaardebelasting toonden wij reeds aan dat de belastingen op vermogensinkomsten, vermogenstransacties (zoals registratierechten), en vermogensoverdrachten (erfenis en schenkingsrechten) reeds 18,7 miljard bedroeg, of 4,9% van het bbp in 2013. In de recente studie van de VUB worden gelijkaardige cijfers in beeld gebracht, maar dan enkel voor de huishoudens en wordt dat cijfer wel gecorrigeerd voor ook minderontvangsten in de personenbelasting. Zij komen op 13,5 miljard netto of 15,5 miljard bruto (zonder de minderontvangst in de personenbelasting), respectievelijk 2,9% of 3,4% van het bbp in 2020. Een uitzondering is het ontbreken van de meerwaardebelasting voor particulieren.

Recent maakte de NBB een betere raming van de vermogensverdeling in België via de zogenaamde ‘distributional wealth account’. Hieruit bleek dat de 10% rijksten in 2023 55% van het vermogen hebben, terwijl de armste 50% slechts 8% van het vermogen bezitten. Dat aandeel is hoger dan doorgaans werd aangenomen op basis van enkel surveygegevens, maar is de laatste jaren wel gedaald van 59% in 2010 naar 55% nu. De 10% rijkste huishoudens bezitten 1.570 miljard van in totaal 2.852 miljard netto vermogen van de huishoudens. Het aandeel van de armste 50% is in België wel hoger dan in een aantal vergelijkbare rijke landen zoals Duitsland (2%), Frankrijk (5%), Nederland (5%) en Oostenrijk (4%).

Een ‘dual income tax’ systeem wordt regelmatig naar voor geschoven als een realistische uitweg voor het invoeren van volwaardige belastingen op alle kapitaalinkomsten. Het verbreedt daarmee de belastingbasis, maar is geen antwoord op een belasting naar draagkracht. Deze progressiviteit is aanwezig in de personenbelasting, maar afwezig bij de belasting op het vermogen als men een vlak tarief hanteert. Een recente studie van de OESO illustreert duidelijk dit verschil in progressiviteit tussen de personenbelasting en de (bevrijdende) roerende voorheffing met een vlak tarief (Hourani, D., Millar-Powell, B., Perret S., Ramm A., 2023). De effectieve belastingvoet stijgt in de belasting op arbeid naarmate men een veelvoud heeft van het modaal inkomen, maar dit geldt niet voor dividendinkomen. België zit daar, in vergelijking met de OESO-landen, al met een redelijk groot verschil. Voor de meerwaardebelasting is België de absolute kampioen. Het feit dat (het ontbreken van) meerwaardebelasting in dergelijke internationale studies opnieuw in beeld komt, illustreert dat de afwezigheid van een meerwaardebelasting echt wel een anomalie is in internationaal perspectief.

Al tien jaar geleden berekenden wij wat de mogelijke opbrengst zou kunnen zijn van een meerwaardebelasting. Tegen het toen nog geldende tarief van de roerende voorheffing van 25% kon dat in sommige jaren soms 3% van het bbp opleveren, maar in perioden van minwaarden ook negatieve belastingopbrengsten. Een meer realistische inschatting was door te kijken naar wat het opleverde in andere landen. Daar fluctueerde dat tussen 0,2 en 1% van het bbp. Uiteindelijk is ook in de ‘Blauwdruk voor een bredere fiscale hervorming’ van minister van Financiën, Vincent Van Peteghem, een meerwaardebelasting terug te vinden.

MYTHE 5. ‘BELASTINGONTDUIKING OF -ONTWIJKING IS ENKEL MAAR OP TE LOSSEN DOOR BELASTINGVERLAGING OF SUBSIDIES’

Vaak wordt gesteld dat de hoge belastingdruk leidt tot belastingontduiking of -ontwijking. Internationale evidentie toont evenzeer aan dat belastingmoraliteit en belastingcontrole er kunnen voor zorgen dat het zwartwerk lager uitvalt. Wij zien landen met een hoge fiscale druk en toch lagere niveaus van belastingontduiking. De omvang in België wordt in de Nationale rekeningen geschat rond de 4% van het bbp, maar vaak wordt ook naar internationale ramingen verwezen die hogere percentages aangeven (Pacolet, J., Fernandes, A. 2023). De gerapporteerde bedragen als opbrengst van controle op sociale bijdragen- en uitkeringsfraude leveren bedragen op rond de 334 miljoen in 2021 (SIOD). De opbrengst van grondige controles bij de fiscus leveren zelfs 7,1 miljard meerontvangsten op. In diverse studies over internationale belastingontwijking schat men de gederfde ontvangsten in België op 0,6 tot 0,95% van het bbp.

In diverse studies over internationale belastingontwijking schat men de gederfde ontvangsten in België op 0,6 tot 0,95% van het bbp.

Even belangrijk is echter de omvang van belastingontwijking en niet-belasten, en van allerlei vrijstellingen die de overheid zelf initieert. De fiscale uitgaven en overige minderontvangsten die wij tien jaar geleden in beeld brachten in Samenleving & Politiek (Pacolet, J., De Wispelaere, F. & Vanormelingen, J., 2014) blijven nu nog steeds op een hoog niveau van 6% voor de enge definitie van fiscale uitgaven, en zelfs 15% voor de ruimste inschatting van minderontvangsten. We kunnen het jaar op jaar lezen in de ‘Inventaris van de vrijstellingen, aftrekken en verminderingen die de ontvangsten van de Staat beïnvloeden’, als bijlage bij de Rijksmiddelenbegroting. Daarbovenop kwamen in sommige jaren nog de directe verminderingen in de sociale bijdragen die ook opliepen tot 2% van het bbp (Pacolet, J., Fernandes, A. 2023).

Met deze volumes indachtig is er wel ruimte voor belastingverminderingen als men er in slaagt belastingontduiking en -ontwijking terug te dringen, en als men ook de Belgische ziekte van vrijstellingen en fiscale uitgaven kan terugdringen. Maar de ziekte lijkt wel endemisch. Twee voorbeelden.

Een steeds weerkerende succesformule van strijd tegen de fraude is de dienstencheque. Steeds wordt geschermd met de strijd tegen het zwartwerk in deze sector. Maar in geen enkele raming in het verleden werd ooit zo een groot volume aan zwartwerk ingeschat, en of men dat dan zou moeten aanvaarden, en of dat enkel geregulariseerd kan worden door directe subsidies te geven aan het stelsel, een fiscale aftrek voor de eigen bijdrage en ook nog een vrijstelling van BTW. Dit brengt ons voor 2020 op een totale kost van 3,2 miljard voor België, of 0,68% van het bbp. Bijna net zo groot als de belasting op vermogensinkomens die de huishoudens betalen (3,1 miljard of 0,68% van het bbp). Met ongeveer 3 miljard creëert men een sector van tewerkstelling van 140.000 personen of 75.000 VTE, zonder de afweging te maken of men het zwartwerk op een andere manier had kunnen vermijden en zonder een alternatieve besteding van de middelen te overwegen. Stel u voor dat men met deze middelen voor deze mensen jobs zou hebben gecreëerd in de groeiende zorgsector.

Een ander voorbeeld hoe de strijd tegen zwartwerk riskeert uit te monden in minder belastingen, is de invoering van de flexi-jobs. Deze werden in 2015 voor het eerst ingevoerd om de witte kassa in de horeca aanvaardbaar te maken voor de sector. Gelukkig werd hier geen subsidie voorzien voor deze flexi-jobs. De enige belasting op deze arbeid was een werkgeversbijdrage van 25% (in 2024 verhoogd tot 28%). Flexi-jobs werden ook vrijgesteld van werknemersbijdragen en personenbelasting. Personen die hun arbeidsaanbod reduceren tot 4/5 om dan elders een 1/5 job op te nemen in een fiscaal gunstregime, dat is geen garantie dat er extra aanbod is. Aan de vraagzijde impliceert het in alle geval ook de vervanging van normaal belaste arbeid door minder belaste arbeid. De overheid organiseert zelf de belastingontwijking, vanuit het argument dat het belastingontduiking afremt. Het is een perfect voorbeeld van wat men met een elegante term omschrijft als ‘tax avoidance by design’. Ondertussen werd het stelsel steeds meer uitgebreid, en wordt het stelsel, dat puur mechanisch verder de financiering van de sociale zekerheid ondermijnt, ook bepleit voor invoering in de gesubsidieerde sector van zorg en onderwijs. Zelfs wanneer men het arbeidsaanbod zou zien toenemen vanuit de groep van gepensioneerden die er een flexi-job bijnemen, dan nog zou deze inschakeling dienen te gebeuren met normale fiscale en sociale bijdragen. Anders organiseert men interne sociale dumping.

MYTHE 6. ‘EUROPA ZAL ONS IN EEN KEURSLIJF DWINGEN VAN UITGAVENVERMINDERING’

Er is sinds 1992 het mantra dat het afsluiten van het Maastricht-akkoord, de invoering van bijkomende stabiliteitsnormen en de toetreding tot de euro leidde tot budgettaire orthodoxie, maar ook tot budgettaire austeriteit in Europa. In werkelijkheid hebben wij een opwaartse sociale convergentie gezien. Die viel soms stil, maar won op andere momenten ook aan kracht. Dat geldt ook voor de nieuwe ‘economic governance’ reglementering. Die heeft het evenwel over een toezicht op ‘net expenditure’ en ‘fiscal-structural measures’. Een budgettair-structureel plan voor wijzigingen in de netto-uitgaven impliceert dan zowel structurele wijzigingen in uitgaven maar ook aanpassingen in de ontvangsten zijn mogelijk. Budgettaire orthodoxie is niet synoniem voor budgettaire austeriteit.

No benefits without contributions, no spending without taxation’, dat stelt het rapport van de High-Level Group on the Future of Social Protection and of the Welfare State (2023). ‘Geen uitgaven zonder ontvangsten, geen uitkeringen zonder bijdragen’. Zelfs een nastreven van een budgettair evenwicht kan nog sociale vooruitgang mogelijk maken, als men bereid is meer belastingen te innen. Het risico is wel dat het verkeerd wordt geïnterpreteerd. En dat het laatste dan toch nog een rem riskeert te plaatsen op noodzakelijke publieke investeringen, zoals ten overvloede werd gepleit voor de invoering van een ‘golden rule’ (overheidsinvesteringen wel mogelijk maken met het aangaan van overheidsschuld). Maar dat idee vond geen gehoor in de nieuwe regelgeving van het Europees begrotingstoezicht.

Toch blaast Europa tegelijk warm en koud. Een voorbeeld. Bijna jaarlijks krijgt ons land van Europa de aanbeveling om hervormingen door te voeren in de langdurige zorg, met het oog op het beperken van de toekomstige kosten van de vergrijzing. Tegelijk lanceert Europa in 2022 een aanbeveling om in elke lidstaat net een langdurige zorg van hoog niveau uit te bouwen. Dit kan niet zonder de uitgaven te zien toenemen. Elk land moet daar zijn eigen weg gaan, en bereid zijn de heffingen op te leggen die nodig zijn om dergelijk stelsel te financieren.

MYTHE 7. ‘FISCALE HERVORMINGEN ZIJN ALLEEN AAN DE ORDE OP FEDERAAL NIVEAU’

De voorgestelde belastinghervormingen op federaal niveau kregen al de kritiek dat ze een impact zullen hebben op de financiering van de regio’s. Een land als België, met zijn complexe staatsstructuur, moet deze dimensie steeds in het achterhoofd houden. Men moet de hervormingen niet alleen invoeren in een geest van ‘Bundestreue’, maar men moet de belastinghervormingen op het ene niveau ook afwegen met het andere niveau. In de studie van Bastin, T., Bayenet, B., Tojerow, I., Verdonck, M., (2023) blijkt dat slechts 14,9% van de door hen beschreven vermogensbelastingen voor particulieren in 2020 ging naar de federale overheid. Zo’n 56,6% ging naar de regionale overheden en 28,5% naar de lagere overheden.

Slechts 14,9% van de vermogensbelastingen voor particulieren ging in 2020 naar de federale overheid.

Belastinghervormingen op federaal niveau, zoals die van Delanote (2022), kunnen niet geformuleerd worden onder een federale stolp. Weliswaar wordt door hem verwezen naar de noodzaak van overleg met de deelentiteiten. Maar in feite zouden zij globaal moeten worden afgewogen, in plaats van negatieve aspecten te versterken. Zo haalt Delanote aan dat uitzonderingsregimes die onder meer in de successierechten en de schenkingsrechten al bestaan, voortgezet kunnen worden in de meerwaardebelasting door uitzonderingen te voorzien voor vermogens die in familiale ondernemingen zitten en noodzakelijk zijn voor de continuïteit van de activiteit (Delanote, p. 120). En zo blijven wij onrechtvaardigheden herhalen als erfbelastingen voor een familiebedrijf van 3% (en zelfs 0% in Wallonië) versus de hoogste tarieven voor erfenissen die niet in rechte lijn gaan en oplopen tot 55%, 65%, 70%, zelfs 80% in Wallonië. Bijna confiscatie. Onrechtvaardigheden die misschien zelfs moeilijk recht te trekken zijn op het einde, en die daarom best via een jaarlijkse belasting worden geïnd op vermogensinkomsten en meerwaarden. Dat is ook een afweging die moet worden gemaakt bij de invoering van zuivere vermogensbelastingen.

CONCLUSIES

Belangrijk in de belastinghervormingen die er aan komen, zijn de efficiëntie en de billijkheid. Wij zijn in deze bijdrage niet ingegaan op de efficiëntie, die mede beïnvloed worden door het design van het belastingstelsel. Wij hebben ons laten leiden door de huidige dominante belastingvormen die noodzakelijk zijn om voldoende overheidsontvangsten te garanderen, en een aantal overwegingen van billijkheid. Het zijn echter ook overwegingen van TINA. Gegeven het niveau van collectieve voorzieningen dat wij ambiëren en van sociale bescherming dat wij wensen te genieten, zullen belastinghervormingen nodig blijken, belastingherschikkingen misschien, maar moeten wij ons geen illusie maken dat dit belastingverlagingen zullen zijn. Een illusie die men moedwillig in het verleden heeft gekoesterd. Er zijn immers ‘geen uitgaven zonder belastingen, geen uitkeringen zonder bijdragen’. Er is geen alternatief.

Het pleidooi voor voldoende overheidsontvangsten en het waarschuwen voor voorbarige belastingverlagingen, ontheft ons uiteraard niet om te waken over een doelmatige besteding van deze ontvangsten.

REFERENTIES

  • Hoge Raad van Financiën (mei 2020), Advies verlaging van de lastendruk op arbeid en mogelijkheden voor de financiering ervan.
  • Bastin, T., Bayenet, B., Tojerow, I., Verdonck, M., (2023), Studie over de belasting op grote vermogens gerealiseerd in opdracht van het Federaal Planbureau, Dulbea -Solvay Brussels School Economics & Management ULB
  • Council Recommendation on the 2023 National Reform Programme of Belgium and delivering a Council opinion on the 2023 Stability Programme of Belgium
  • Delanote, M. (2022), Algemene visienota met betrekking tot de bredere fiscale hervorming, FOD Financiën, Universiteit Gent, Faculteit Recht en Criminologie
  • European Commission (2022), Proposal for a Council Recommendation on access to affordable high-quality long-term care, COM(2022) 441 final, 7 September 2022.
  • FOD Sociale Zekerheid, Uitgaven voor sociale bescherming: cijfers 2021 en ‘early estimates’ 2022.
  • High-Level Group on the future of social protection and of the welfare state (2023), The future of social protection and of the welfare state in the EU, European Commission, DG EMPL.
  • Hourani, D., Millar-Powell, B., Perret S., Ramm A., (2023), The taxation of labour vs.capital income: A focus on high earners, OECD Taxation Working Papers No. 65
  • NBB, Jaarverslag 2023, Tabel 20 0ntvangsten, uitgaven en financieringssaldo van de overheid
  • OECD, Non-tax compulsory payments as an additional burden on labour income in 2022
  • OECD, Taxing Wages 2023. Indexation of labour Taxation and Benefits in OECD Countries.
  • Pacolet, J., & Strengs, T., (2011), De kost van fiscale en parafiscale uitgaven en ontwijking in België, HIVA, Leuven
  • Pacolet, J., De Wispelaere, F. & Vanormelingen, J., (2014), De ontbrekende schakel: een echte meerwaardebelasting voor België, HIVA, Leuven
  • Pacolet, J., De Wispelaere, F. & Vanormelingen, J., (2014), De ondraaglijke lichtheid van het niet belasten, Samenleving & Politiek, Jaargang 21, 2014, nr. 9 (november), pp. 20-33
  • Pacolet, J., Fernandes, A. (2023), The state of play in estimating the size of the undeclared economy in Belgium. An update in retrospect, in Conference on measuring the size of the undeclared economy and tax evasion and avoidance Leuven, Huis van Chiévres, 27 the March 2023
  • Proposal for a regulation of the European parliament and of the council on the effective coordination of economic policies and multilateral budgetary surveillance and repealing Council Regulation (EC) No 1466/97 - Mandate for negotiations with the European Parliament
  • Van Peteghem, V. (2022), Blauwdruk voor een bredere fiscale hervorming.

Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 3 (maart), pagina 37 tot 44

MYTHES IN DE WETSTRAAT DOORPRIKT

De begroting is niet onhoudbaar als men keuzes durft maken
André Decoster
Het zijn niet enkel de zotten die werken
Olivier Pintelon
Activering is niet louter het draaien aan één knopje
Sarah Vansteenkiste
De perfecte overheid bestaat niet
Bram Verschuere
Snijden in gezondheidszorg is een slecht idee
John Crombez
Illusie van belastingverlaging wordt best opgeborgen
Jozef Pacolet en Alexandra Fernandes
We zijn allemaal migranten
Luce Beeckmans en Karel Arnaut
Technologie zal de klimaatcrisis niet oplossen
Lander Van Tricht

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.