In tijden van instabiliteit op wereldniveau, klimaatverandering en ecologische crisis, is er meer dan ooit behoefte aan het herdenken van de ideologische en programmatorische basis van de linkerzijde in het algemeen en van de socialistische beweging in het bijzonder. Er is nood aan een nieuw ‘groot verhaal’, dat mobiliserend werkt en tegelijkertijd een beeld schetst van een nieuwe post-kapitalistische economie en samenleving. Dat groot verhaal moet eco-socialistisch zijn door het streven naar een meer rechtvaardige samenleving te verbinden aan een duurzame economie. Vanuit enkele duidelijk omschreven basisdoelstellingen kan er dan worden gewerkt aan een krachtig links politiek programma. We proberen hier enkele krachtlijnen voor een dergelijk eco-socialistisch alternatief te schetsen.
DE NASLEEP VAN 25 MEI
De verkiezingen van mei 2014 vonden voor de sp.a plaats in een sfeer van inhoudelijke en organisatorische crisis, waardoor het voeren van een goede verkiezingscampagne erg moeilijk was. Inhoudelijke crisis? We hadden toch een vernieuwingscongres achter de rug, met een ‘sterk’ nieuw programma als resultaat? Dat viel dan toch niet op tijdens een campagne, die zwalpte en allerminst radicaal was in het afwijzen van het te verwachten rechtse beleid. Achteraf was er wel grote opluchting dat de partij, niettegenstaande die crisis, toch niet volledig ten onder was gegaan. Het resultaat in de provincie West-Vlaanderen gaf bovendien aan dat electorale afkalving voor de partij geen onvermijdelijk proces voor was.
Daarna kwamen er de eerste aarzelende stappen in een politieke omgeving die ons al lang niet meer bekend was: een rechts beleid op alle niveaus, afscheid van 25 jaar ononderbroken regeringsdeelname en de gedwongen catacomben van de oppositie, waarin we ons niet onmiddellijk konden oriënteren. De moeilijke aanpassing aan dat nieuwe gegeven heeft de crisis van de partij verder uitgediept. Daar zijn verschillende redenen voor: een oppositierol die niet uit de verf komt, stuurloosheid door een gebrek aan leiding, partijstructuren die voor een groot stuk disfunctioneel zijn geworden. Als je niet wint, heb je bovendien weinig vrienden. Ook dat hebben we gevoeld: mensen gaven er de brui aan en we hadden weinig te bieden om nieuwe mensen aan te trekken. We leven bovendien in een politiek klimaat van verrechtsing, wat overigens een uitdaging voor de gehele politieke en maatschappelijke linkerzijde zou moeten betekenen.
Om uit die organisatorische en inhoudelijke crisis te geraken zijn er geen kant en klare oplossingen. Veel denkwerk is nodig. Bovendien is het duidelijk dat een vernieuwing van de sp.a tegelijkertijd moet sporen met een vernieuwing van de volledige linkerzijde in Vlaanderen. Daarvoor is de ontwikkeling van ideeën nodig, die niet worden voortgejaagd door de waan van de dag. Dat is ook de bedoeling van deze tekst: enkele ideeën meegeven, die hopelijk iets bijdragen aan het debat. Er moet daarbij buiten de traditionele lijntjes worden gekleurd. Oude vormen en gedachten zijn gelukkig sterfelijk.
VOORBEREID ZIJN OP EEN LANGDURIGE SYSTEEMCRISIS
Immanuel Wallerstein, de grondlegger van de wereld-systeemtheorie, heeft er al op gewezen dat het mondiale kapitalistische systeem niet noodzakelijk het eeuwige leven heeft. Als historisch wereldsysteem, ontstaan in de 15de-16de eeuw, loopt het volgens hem zelfs op haar laatste benen en zal het vervangen worden door ‘iets anders’ waarvan we nog niet weten wat dat precies zal inhouden. In elk geval staan we daardoor voor een chaotische historische periode die enkele tientallen jaren kan duren en die niet echt aangenaam zal zijn voor de mensheid en waarvan de afloop niet te voorspellen valt.1 Wallerstein heeft het dus niet over een socialistische revolutie of het ontstaan van een socialistisch systeem, maar over een lange periode van mondiale instabiliteit. Enkele tendensen zijn nu al duidelijk. Zo verliezen natiestaten hun regulerende impact. De ‘staat’ zelf wordt minder en minder relevant in het sturen van de maatschappij. In zijn uiterste consequentie leidt dat tot ‘mislukte staten’, met alle rampzalige maatschappelijke gevolgen vandien. Een tweede tendens is de uitputting van de aarde en de klimaatcrisis, die de toekomst van de gehele mensheid bedreigt en die in feite ook het gevolg is van de degeneratie van het mondiale kapitalistische systeem.
Le capital au XXIeme siècle van Thomas Piketty geeft een cijfermatige bevestiging van de Catch22 waarin het mondiale kapitalisme zich bevindt. De lange kapitalistische bloeiperiode na de Tweede Wereldoorlog gaf aanleiding tot een ongebreideld geloof in het systeem, omdat de welvaart blijkbaar steeds verder toenam en verdeeld werd. Ondertussen toont het kapitalisme weer duidelijk zijn ware aard: de kloof tussen een steeds kleinere groep rijke kapitalisten en de rest van de wereldbevolking wordt almaar groter doordat het kapitaal meer en meer geconcentreerd wordt in de handen van een steeds kleinere groep. De conclusie van Piketty is dat die extreme kapitaals-concentratie de houdbaarheid van het systeem sterk ondermijnt. Ook dat is een illustratie van de systeemcrisis waarin we ons bevinden.
Het uitzichtloze Palestijns-Israëlisch conflict, Syrië, de afloop van de aanvankelijk zo bejubelde Arabische Lente, de massa-emigratie uit Afrika en andere gedestabiliseerde regio’s, de oorlog in Oekraïne,… het zijn tekenen aan de wand dat we op wereldvlak in een bijzonder onstabiele periode zijn gekomen. Het is geen ver-van-ons-bed-show meer. De gevolgen van de mondiale instabiliteit zijn tot in de kern van onze eigen samenleving voelbaar. We kunnen hier maar beter op voorbereid zijn.
DE VERWORVENHEDEN VAN DE EUROPESE DEMOCRATIE
De vraag is dus: hoe kunnen we ons daar het best op voorbereiden en wat zijn de politieke consequenties die we daaruit moeten trekken?
We hebben er alle belang bij dat we de systeemcrisis met zo weinig mogelijk collateral damage kunnen overwinnen om tot een nieuw evenwicht te komen, maar dan in een duidelijk beter sociaaleconomisch en politiek (wereld)systeem dan dat wat we nu kennen. Met andere woorden: het resultaat van een maatschappelijke vernieuwing moet zijn dat we in een beter functionerend systeem terechtkomen, dat democratischer, eerlijker en ook veel duurzamer is. Een systeem waarbinnen het mogelijk moet zijn het leefmilieu te redden, de klimaatopwarming terug te draaien en armoede uit de wereld te helpen. We moeten vooruit denken over een ‘post-kapitalistisch’ systeem. De 20ste eeuw heeft ons wel geleerd dat het opbouwen van een nieuwe samenleving, na een revolutionaire omwenteling, niet tot het paradijs op aarde leidt. Het geloof in de maakbaarheid van de mens is meer een filosofische contructie, dan een basis voor een haalbaar politiek alternatief.
Het enige valabele en werkzame politieke alternatief op de korte termijn is het bewaren en versterken van de democratische verworvenheden. Want die hebben ons behoed voor onmenselijke dictaturen en voor heel wat conflicten, die in het verleden op een oorlog zouden zijn uitgedraaid. De democratie, waarvoor zovele generaties hebben gevochten, staat door de systeemcrisis onder zware druk. Het geloof in politieke partijen, en in via verkiezingen tot stand gekomen beleid, is snel aan het tanen. Ook de opkomst van ondemocratische uiterst-rechtse stromingen is symptoom en gevolg van die systeemcrisis: bange mensen zullen zich nog liever afzetten tegen zondebokken dan op zoek te gaan naar solidariteitsmechanismen.
Een belangrijk onderdeel van de verbreding en de uitdieping van de politieke democratie is het verder bouwen aan een democratisch en eengemaakt Europa. Wat voor een vorige generatie, die de Tweede Wereldoorlog en de naweeën ervan heeft meegemaakt, een vanzelfsprekendheid was, wordt nu immers meer dan ooit in vraag gesteld.
Maar om ook dit kortetermijnperspectief waar te kunnen maken, hebben we een mobiliserend politiek project nodig dat de harten en de hoofden van de mensen verovert. Daarmee komen we tot de kern van ons betoog: wat moet er op dit ogenblik aan de linkerzijde gebeuren?
HET STRATEGISCHE PROJECT VAN LINKS
Een strategisch project moet de vorm aannemen van een realistische utopie. Realistisch, omdat het een geheel van strijdpunten moet bevatten die haalbaar zijn, als er een draagvlak voor wordt gevonden. Utopisch, omdat het in het perspectief wordt geplaatst van een betere samenleving, die niet alleen het dagelijkse leven van de mensen ten goede komt, maar ook zorgt voor een duurzaam omgaan met de wereld, het leefmilieu, het klimaat en de natuurlijke rijkdommen. Je kan dat een eco-socialistisch project noemen.
De aanzet van een dergelijk eco-socialistisch project kan vertrekken vanuit drie essentiële principes, die de basis kunnen vormen voor een eigentijds politiek programma, dat uiteindelijk geen optelling van allerhande maatregelen is, maar een visie geeft op een toekomstige betere samenleving. We geven hier een onvolledige werkhypothese. Er ontbreken elementen, zoals welke rol we aan de overheid toekennen in het verankeren van solidariteitsmechanismen.
Waar we vooral voor pleiten is dat een partij, die de ambitie heeft een betere wereld mogelijk te maken, een nieuw groot verhaal moet kunnen vertellen. Dat kan het best gebeuren door zich te profileren rond enkele zeer duidelijke kernwaarden, van waaruit de rest van het programma kan volgen. Het is met die zeer duidelijk en radicaal te formuleren kernwaarden dat een partij, of een bredere linkse politieke stroming, een herkenbare smoel krijgt.
DE DRIE ASSEN VAN EEN ECO-SOCIALISTISCH PROJECT
De eerste as: ‘Stedelijkheid’
Onder andere Benjamin Barber2 wijst op het grote belang van steden voor onze toekomstige samenlevingsvormen. Dat is een wereldfenomeen, dat in landen in ontwikkeling nog veel pregnanter is dan in Europa. Maar ook in Vlaanderen wordt er onder andere door de Vooruitgroep3 en de denktank Oikos4 nagedacht over wat stedelijkheid hier kan betekenen.
Vlaanderen is op zich al een sterk verstedelijkt gebied. Dat zal in de nabije toekomst alleen maar duidelijker worden. De prognoses van de bevolkingsaangroei van bijvoorbeeld Antwerpen spreken daarover boekdelen. De Vlaamse grondstroom is echter historisch doordrongen van een ver doorgeschoten aandacht voor het platteland en het verspreid wonen in dorpskernen. Er heerst nog altijd een diepgaande heimwee naar dat vroegere dorpsleven. Dat is een van de illusies waarop de sterkte van de ‘plattelandspartij’ bij uitstek, de christendemocratie, gestoeld was. Het huidige succes van de N-VA kan ook voor een groot stuk daaraan worden toegeschreven. Tekenend daarbij is het verzet tegen tramlijnen die de rand met de stad verbinden: ze zouden stedelijke problemen naar de rustige verkavelingsdorpen kunnen exporteren.
De praktijk toont aan dat de verknochtheid van de Vlaming aan zijn dorp tot heel wat problemen leidt: een chaotische ruimtelijke ordening, quasi onoplosbare mobiliteitsproblemen, verdwijnen van natuur, onbetaalbaarheid van wonen op het platteland, enzovoort. Dat is voor veel mensen, en niet noodzakelijk degenen die onderaan de sociale ladder staan, een belangrijke aansporing om toch in de stad te gaan wonen. Ook in Vlaanderen heeft de stad dus de toekomst, ook al is er op dat vlak nog geen echte mentale omslag.
Een eco-socialistisch project zet volop in op maatregelen die tot leefbare steden leiden. Dat gaat van betaalbare woningen, over het bestrijden van luchtvervuiling en fijn stof tot het stimuleren van ‘stadslandbouw’. In elk geval is er daarover voor een sociale en ecologische linkerzijde een aantrekkelijk politiek programma te schrijven.
Maar wat dan met de rand van de stad, waar toch een belangrijk deel van de werkende bevolking woont? We kunnen het ons toch niet permitteren om ons politiek terug te trekken in de stad, en tegelijkertijd het platteland als politiek wingewest aan de rechterzijde overlaten?
De enorme scores van de N-VA op 25 mei 2014, bijvoorbeeld in de Antwerpse rand, kunnen voor een groot deel worden toegeschreven aan het zich afsluiten van de stad, althans voor wat de woonfunctie betreft. Het heeft te maken met angst voor sociale achteruitgang. Die angst is een belangrijke verklaringsgrond voor de keuze voor een conservatief politiek project.
Het komt er dus op aan het gezamenlijke belang tussen werkmensen in de stad en op het platteland duidelijk te maken. Een van de sleutels daartoe is dat een leefbare stad een groene rand veronderstelt. Een stad die zich ongeordend als een olievlek uitbreidt en het laatste groen opslorpt, is niet het toekomstbeeld van de stad als samenlevingsvorm dat we voor ogen moeten hebben. Het in stand houden van die groene rand vereist dus evengoed politieke actie.
Een leefbare stad én een leefbaar platteland veronderstelt bijvoorbeeld goede verbindingen, met voorstadsnetten, die een antwoord bieden op de mobiliteitsproblemen. Een leefbare stad zal ook de bewoningsdruk op het platteland verminderen, omdat meer mensen geneigd zullen zijn in de stad te gaan wonen.
Inzetten op stedelijkheid is geen vanzelfsprekendheid, maar het kan worden vertaald in aansprekende politieke eisen, die ook in de rand als muziek in de oren van de mensen moeten klinken. Voor links ligt hier een heel terrein braak.
De tweede as: Zelforganisatie en het belang van het publieke domein
Een eco-socialistisch project maakt werk van zelforganisatie van de 99%. Het gaat daarbij om politieke zelforganisatie, economische zelforganisatie en het heroveren van het geprivatiseerde publieke domein.
Politieke zelforganisatie moet een onderdeel zijn van het herstellen van het vertrouwen in democratische processen. Het verzet tegen de Oosterweelverbinding in Antwerpen is op dat vlak exemplarisch: het toont aan dat bewuste burgers, die in staat zijn zich stevig te organiseren en te verankeren, een reële impact op belangrijke politieke beslissingen kunnen hebben. Even belangrijk is de vaststelling dat een dergelijke beweging ook in staat is om werkbare alternatieven te formuleren, die gestoeld zijn op een sterke inhoudelijke basis. De toekomst van de democratie ligt in het versterken van dergelijke politieke zelforganisatie: het maakt duidelijk dat mensen in staat zijn hun lot in eigen handen te nemen, wat het vertrouwen in democratische processen zal doen toenemen.
Economische zelforganisatie in al zijn mogelijke verschijningsvormen zal steeds belangrijker worden in het bestrijden van de gevolgen van de kapitalistische economische crisis. Door ook daar het lot in eigen handen te nemen, kan worden duidelijk gemaakt dat die crisis door solidair samenwerken kan worden gekeerd.
Coöperatieve banken en verzekeringsmaatschappijen, aankoopcoöperaties en productiecoöperaties grijpen terug naar de roots van de socialistische beweging. Een moderne coöperatieve gedachte kan zeer mobiliserend werken, omdat dat ook het zelfvertrouwen van de mensen zal ten goede komen. Coöperaties zorgen ook voor samenlevingsopbouw, integratie en emancipatie. Ook voor andere niet-economische knelpunten, zoals bijvoorbeeld wachtlijsten in de zorg, kan de coöperatieve gedachte oplossingen aanbieden.
In die moderne coöperatieve gedachte kunnen ook de mogelijkheden van Peer-to-Peer alternatieven worden verwerkt.5 Belangrijk element in het Peer-to-Peer denken is dat het grote mogelijkheden biedt voor innovatie: productinnovatie, procesinnovatie en zeker ook maatschappelijke innovatie. Een post-kapitalistische, duurzame samenleving staat of valt met haar mogelijkheid voortdurend te vernieuwen en met betere, meer duurzaam geproduceerde producten te komen.
Het is ook belangrijk dat de publieke ruimte en openbare dienstverlening, die evengoed voor economische ontwikkeling zorgt maar tijdens de neoliberale vloedgolf van het einde van de vorige eeuw is geprivatiseerd, uit de logica van de kapitalistische winstmaximalisatie worden gehaald. Of er moeten nieuwe publieke of coöperatieve structuren worden ontwikkeld, die de geprivatiseerde structuren uit de markt prijzen en overbodig maken.
Een en ander moet ook gezien worden in een niet-aflatende strijd tegen het consumentisme dat niet alleen de aarde uitput, maar ook de samenleving ‘ongelukkiger’ maakt. De treurigheid van de shoppingcentra als het Wijnegem Shopping Center zorgt niet voor een beter leven. Het verzet tegen gedrochten als Uplace is een bij uitstek anti-kapitalistisch verzet tegen dat opgelegde consumentisme. Consumentisme maakt steden onleefbaar, zorgt voor slechte producten, leidt tot slavernij in de landen waar die goedkope producten worden gemaakt. Ook de ideeën van Rutger Bregmanzijn op dat vlak verhelderend.6
Veel initiatieven ontstaan aan de basis. Het is niet aan een politieke partij om die initiatieven te claimen. Wat een linkse politiek wel kan waarmaken, is het terrein effenen om die initiatieven alle mogelijke kansen te geven. Dat zal zich uiteindelijk ook politiek vertalen in een vooruitgang van de progressieve krachten.
De derde as: de eco-socialistische beweging is een cultuurbeweging
Om de hoofden en de harten van de mensen te veroveren moet een eco-socialistisch project bij uitstek ook een cultuurproject zijn. Cultuuruitingen worden steeds meer vermarkt en in commerciële keurslijven gedrukt. Dat zorgt voor verschraling en vervreemding. Een emancipatorische beweging geeft ruimte aan het groeien en bloeien van cultuur in zijn meest brede uitingen. Als men de brede culturele wereld achter een dergelijk project kan scharen, dan heeft dat een ongekende mobiliserende kracht. Daarvan zijn in de geschiedenis genoeg voorbeelden te vinden. De stimulering van die brede cultuur moet dus opnieuw een speerpunt van politieke actie zijn.
Cultuur appeleert ook aan een grote behoefte van mensen om samen te komen, om een gemeenschap te vormen. Ook dat geeft kracht. Tom Lanoye zegt daarover in een recent Humo-interview: ‘Ik vind dat de traditionele linkse partij opnieuw moet worden uitgevonden (…) Onze seculiere kerken, de theaters bieden volgens mij uitkomst: daar kan kunst nog mensen samenbrengen’. 7
Met deze drie principes - duurzame en leefbare samenlevingsvormen, zelforganisatie en cooperatie en een mobiliserende cultuurbeweging - kan men al een heel eind op weg voor het opstellen van een stimulerende toekomstvisie. Dat wil niet zeggen dat men zich tot deze principes moet beperken. Dit is enkel een aanzet.
‘QUE FAIRE?’
De uitslag van de verkiezingen van mei 2014 heeft ondertussen rechtse regeringen aan de macht gebracht. Het gevoerde beleid slaat soms met verstomming, met de onbarmhartigheid waarmee de zwakken in de samenleving worden aangepakt. Ook al zijn er lichtpunten dat het verzet tegen dat beleid snel vorm krijgt, toch zal de oppositieperiode enige tijd duren. Die tijd moet worden gebruikt om een strategie uit te werken en een ruk naar links voor te bereiden.
Voor de sp.a moeten er op korte termijn twee zaken gebeuren:
- het werken aan het grote verhaal: een echt ideologisch manifest met een eco-socialistische toekomstvisie die verder reikt dan de volgende stembusslag;
- het stimuleren van interne diversiteit en politiek debat binnen de partij.
De tweede doelstelling is zelfs noodzakelijk om de eerste te kunnen waarmaken. We zouden kunnen verwijzen naar het Roodboek van de Jongsocialisten in de jaren 1970, dat geleid heeft tot een toentertijd gemoderniseerde socialistische partij, die overtuigd naar links zwenkte en die daardoor sterk kon groeien. Het verdwijnen van een goed georganiseerde linkse stroming, zoals Nieuw Links in de jaren 1980 en begin jaren 1990, heeft ook aanleiding gegeven tot een verschraling van het interne partijdebat en het afkalven van een duidelijke maatschappijvisie. In elk geval kan een stimulerende debatcultuur voor nieuw bloed zorgen. Zo kunnen we opnieuw mensen uit het brede middenveld en uit de culture wereld warm maken voor ons partijproject.
Tegelijkertijd moet er onbeschroomd worden gepraat met partijen en stromingen buiten de partij over wat bindt en scheidt en over mogelijke gezamenlijke acties. Met een sterk, mobiliserend eco-socialistisch programma zal de sp.a klaar zijn voor een dergelijk gesprek en zal de partij haar waarde kunnen bewijzen voor de noodzakelijke maatschappelijke modernisering en de aanpak van de diepgaande systeemcrisis.
Voor de middellange termijn moet worden nagedacht over een nieuwsoortige politieke partij of beweging, die aansluit bij een andere, meer participatieve vorm van democratie, die de traditionele representatieve democratie met zijn instellingen (klassieke partijen, gemeentebesturen, parlementen) overstijgt. De toekomst is aan participatie, aan het beleid van betrokken burgers, via nieuwe vormen van politieke actie, zoals blijkt uit de volksbeweging die ontstaan is rond de Antwerpse mobiliteitsproblemen. Georganiseerde en geïnformeerde burgers zijn best in staat alternatieve beleidslijnen uit te stippelen, los van (en desnoods tegen) de bestaande beleidsstructuren. In de toekomst zal beleid meer en meer op die manier tot stand komen: door participatie van burger en samenspraak met degenen die het beleid uitvoeren.8
We moeten er tot slot van doordrongen worden dat een partij een middel is om iets ten goede te veranderen in de samenleving en geen doel op zich. Het in vraag stellen van de eigen partij en van de eigen structuren en (al dan niet persoonlijke) belangen, zal een opdracht zijn voor de gehele linkerzijde. Er zit in een partij als de sp.a heel wat disfunctionaliteit. De structuren zijn niet echt geschikt om mensen samen te brengen. Veel te veel zijn ze vehikels om persoonlijke ambities waar te maken. In een samenleving waarin zelfbeschikking en zelforganisatie steeds belangrijker worden, is het ook noodzakelijk politieke structuren op te zetten die die zelfbeschikking en zelforganisatie een kader geven.
Hiervoor zijn veel ideeën aan te brengen, maar één daarvan is dat de partij in haar basisactiviteiten veel meer moet opgaan in de brede linkse stroming die er in Vlaanderen zeker bestaat. Als we stellen dat de sp.a een kristallisatiepunt van dergelijke linkerzijde moet kunnen zijn, betekent dat niet noodzakelijk het louter versterken van de eigen partij. Het betekent wel: aanwezig zijn daar waar het nodig is, mensen een stem geven, ideeën met elkaar confronteren,…
Dat proces zal niet vanzelf en vlotjes verlopen, maar als we erin geloven, komen we er ooit wel. Venceremos!
Marc Le Bruyn
Voorzitter sp.a Ranst
Noten
1/ Zie hierover onder andere: Marc Vandepitte, De systeemcrisis van het kapitalisme, MO\*-magazine, 17 december 2010.
2/ Benjamin Barber, If Mayors Ruled the World: Dysfunctional Nations, Rising Cities (oktober 2013).
3/ Bruno Meeus, Pascal De Decker, Chris Kesteloot, Densiteit: naar een emancipatorische verstedelijking, In: Vooruitgroep, Wereldvreemd (in) Vlaanderen: bakens voor een progressieve politiek (2014).
4/ Dirk Holemans (red.), Mensen maken de stad: bouwstenen voor een sociaalecologische toekomst (2012).
5/ Zie hierover Michel Bauwens en Jean Lievens, De wereld redden. Met peer-to-peer naar een post-kapitalistische samenleving.
6/ Rutger Bregman, Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers. De Correspondent, 29 oktober 2014.
7/ Interview in Humo van 17 maart 2015.
8/ Over verandering die van beneden naar boven verloopt, zie ook Rik Pinxten, Schoon protest, want er is wel een alternatief (2014).
sp.a - ideologie - eco-socialisme
Samenleving & Politiek, Jaargang 22, 2015, nr. 5 (mei), pagina 15 tot 22
QUO VADIS SP.A?
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.