Abonneer Log in

Het federalismedebat: 5 mythes doorprikt

Samenleving & Politiek, Jaargang 30, 2023, nr. 6 (juni), pagina 42 tot 49

In het federalismedebat blijft men fictieve verhalen vertellen om vat te krijgen op het onbegrijpelijke. Schadeloos zijn ze niet. Ze brachten België op een spoor van zichzelf versterkende disintegratie.

In september 2022 nam Jürgen Vanpraet ontslag als adjunct-directeur Institutionele Hervormingen op het kabinet van minister Annelies Verlinden (CD&V). Hij klaagde dat de Franstalige partijen geen ruimte lieten om de volgende staatshervorming voor te bereiden. Andere partijen zetten de staatshervorming niettemin op de politieke agenda. N-VA-voorzitter Bart De Wever riep daartoe zelfs 'extralegale' middelen in.

De axioma's die dat federalismedebat in België al decennia beheersen, zijn nochtans niet houdbaar. In wat volgt noem ik ze mythes: fictieve verhalen die men blijft vertellen om vat te krijgen op het onbegrijpelijke. Schadeloos zijn ze niet. Ze brachten België op een spoor van zichzelf versterkende disintegratie, en houden de discussie weg van haar essentie. Het N-VA-voorstel voor het België van de toekomst trekt dat spoor alleen maar door.

MYTHE 1. FEDERALISME GAAT OVER HOEVEEL BEVOEGDHEDEN DE GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN HEBBEN. OF NOG: BELGIË IS EEN FEDERALE STAAT.

De mythe

België is een federale staat, zo staat het in artikel 1 van de Grondwet. Maar diezelfde grondwet – met de aansluitende (bijzondere) wetgeving – richt België niet zo in.

Over wat een federale staat precies is, bestaat weliswaar veel discussie. Het wordt wel eens vergeleken met Eubulides' dilemma van de kale man: hoeveel haar moet je precies verliezen om als kaal te worden beschouwd?1 Men spreekt dan over een 'glijdende schaal' van minder naar meer autonomie.2 In een eenheidsstaat hebben lokale besturen weinig autonomie. In een federale staat hebben regionale entiteiten veel autonomie. Zolang ze maar niet onafhankelijk zijn, want dan wordt het plots een confederatie. Vaak wordt dit samengevat als een systeem van 'self-rule' en 'shared rule'.3 'Self-rule' is zelfbestuur. 'Shared rule' gaat over de controle die deelgebieden krijgen over centrale beslissingen om hun belangen te beschermen.4 Twee kanten van dezelfde medaille dus: hoe organiseren we autonoom bestuur van territoriale deelgebieden?

Die uni-dimensionele klemtoon op autonomie beheerst ook het Belgische federalismedebat. Zowel in academische als in politieke kringen is de drie-eenheid 'autonomie-exclusiviteit-gelijkheid' uitgegroeid tot een onaantastbare geloofsbelijdenis. Behrendt en Vrancken noemen dat federalisme in haar meest 'zuivere' vorm.5 Hoe federaal het land is, wordt gemeten aan de hand van hoeveel bevoegdheden de gemeenschappen en gewesten hebben, en hoe zwaar die wegen. Een staatshervorming betekent dus dat men bevoegdheden overhevelt. Die bevoegdheden zijn per definitie exclusief: de federale overheid heeft daar dan niets meer in te zeggen.

De mythe doorprikt in theorie

In werkelijkheid gaat federalisme over meer dan dat. In federale theorie is iedereen het erover eens dat samenhang cruciaal is.6 De bekendste vertaling daarvan is 'federale loyauteit'. Tot recent werd dat niet in de definitie van federalisme vertaald. Dat komt door het Amerikaanse overgewicht op de federale theorievorming, en vooral het oorspronkelijke, duale model daarvan. Door samenhang op te nemen in de definitie, vat men beter de essentie, en is ook meer nuance mogelijk. Een federaal systeem is dan een politiek systeem met verschillende territoriale bestuurslagen, op zoek naar een steeds wijzigend evenwicht tussen samenhang en autonomie.7 Autonomie gaat over de mogelijkheid voor deelgebieden om zichzelf te organiseren, zelf beleid te voeren en hun belangen te beschermen in centrale besluitvorming. Samenhang gaat over de integriteit van het systeem, dat rekening houdt met zowel de belangen van de deelgebieden als een overkoepelend belang, op basis van solidariteit en wederzijds respect. De mate waarin autonomie en samenhang in de instellingen gegoten wordt, is de federale balans. Dat is een politieke keuze: elke combinatie is mogelijk. FIGUUR 1 toont dat die combinatie bepaalt om wat voor type van federaal systeem het gaat.

Hoeveel autonomie en samenhang in de instellingen wordt gegoten, kan je meten met indicatoren die alle dimensies van de staatsinrichting doortrekken: statuut, bevoegdheden en financiering.8 Een individueel vetorecht biedt veel autonomie aan deelgebieden, maar weinig samenhang. Bijvoorbeeld als het Waals Gewest zonder overleg een handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Canada kan tegenhouden. Ook grondwetgevende bevoegdheid biedt deelgebieden autonomie. Centraal toezicht daarop om het behoud van gemeenschappelijke waarden te verzekeren, kan samenhang verzekeren. Denk aan instrumenten die voorkomen dat de democratische terugval in Polen en Hongarije de Europese Unie zelf aantast. Of nog: een federale kieskring is meer cohesief dan een kiessysteem waarin elke partij enkel verantwoording verschuldigd is aan de eigen taalgemeenschap.

De mythe doorprikt in de praktijk

Toegepast op België, blijkt dat ons systeem veel autonomie geeft aan de (grootste) gemeenschappen, maar slechts matige samenhang inbouwt. Een confederatie dus.

Dat voelen academici ook wel aan. België wordt dan een federale staat met 'confederale trekken' genoemd. Dat brengt sommigen tot een pijnlijke spreidstand: België zou dan in een juridisch-institutionele benadering federaal zijn, maar de politieke besluitvorming is in een politicologische benadering confederaal.9 Alsof die confederale werkwijze niet in de (grond)wetgeving zelf is gegoten. En alsof de Belgische federatie niet rond de taalgroepen is gebouwd, als een vorm van multinationaal conflictmanagement.

Ook de drie-eenheid 'autonomie-exclusiviteit-gelijkheid' houdt geen stand. De gemeenschappen en gewesten zijn qua statuut en bevoegdheden asymmetrisch, dus allerminst gelijk. In de praktijk behoren bevoegdheden evenmin steeds enkel en alleen tot de bevoegdheid van de gemeenschappen, de gewesten of de federale overheid. Het Grondwettelijk Hof komt geregeld tot de vaststelling dat een materie tegelijk tot de bevoegdheid van verschillende overheden behoort.10 Zo kon bijvoorbeeld de zorgverzekering, een Vlaams paradepaardje, standhouden.

Waarom een nieuw axioma nodig is

De axioma's die het federalismedebat in België beheersen, zijn aan vernieuwing toe.

Een eerste reden is dat instellingen ertoe doen. België is gebouwd op het wantrouwen dat heerst tussen politieke elites. Dat verbetert niet wanneer de instellingen zo worden ingericht dat partijen steeds meer belang hebben bij polarisatie, en minder bij het zoeken naar consensus over de taalgrenzen heen. Die politieke communicatie beïnvloedt ook hun kiezers, en breekt zo sociale samenhang af. Het debat moet dus essentieel ook over samenhang gaan, hoe je dat in de instellingen inbouwt, en waarom dat wel of niet wenselijk wordt geacht.

Met elke staatshervorming wordt steeds meer op autonomie ingezet, en nauwelijks op samenhang.

Bovendien verhult de botte definitie van federalisme een zichzelf versterkend proces van disintegratie. Met elke staatshervorming wordt steeds meer op autonomie ingezet, en nauwelijks op samenhang. Daarmee verschuift de federale balans, en dus de fundamentele parameters die de werking van de Belgische staat bepalen. Het voorstel van de N-VA is daarvan een uitloper, maar zorgt voor een transformatie: van een confederatie naar een politieke associatie, het meest losse staatsverband. Politiek en academisch blijft het debat hangen bij de vraag of een confederatie separatisme impliceert. Volgens klassieke theorie is een confederatie een verbond van soevereine staten, die bij verdrag beslissen om enkele beleidsdomeinen samen te regelen, met unanimiteit, zonder burgers te binden, en met de mogelijkheid om op elk moment uit de confederatie te stappen. Met andere woorden: een confederatie is een klassieke internationale organisatie – daar hebben we geen andere term voor nodig. De ene verwijt N-VA dan dat ze confederalisme zegt, maar separatisme bedoelt. De andere is niet onder de indruk: omdat de Belgische staat in het N-VA-voorstel formeel blijft bestaan – handig om ons binnen de Europese Unie te houden – blijft hij gewoon een federatie.11 Dat alles houdt ons weg van waar het debat in werkelijkheid over moet gaan: hoeveel samenhang willen we nog behouden in onze instellingen?

Ten slotte leggen de oude axioma's niet bloot waarover de strijd werkelijk gaat. Waar bijvoorbeeld de afbouw van de Senaat werkelijk op inzet. Individueel een veto stellen biedt meer autonomie maar minder samenhang dan collectieve veto's, waarover de deelgebieden overleggen. De Senaat is het forum voor zo'n collectief veto. Of nog, wanneer het over bevoegdheden gaat. Oorspronkelijk kregen gemeenschappen en gewesten bevoegdheden die verband hielden met de redenen waarvoor ze werden opgericht: de bescherming van taal en cultuur (gemeenschappen) en economisch zelfbestuur (gewesten). Dat punt zijn we al lang voorbij. Vandaag wordt ingezet op bevoegdheden die de federale overheid in staat stellen om solidariteit te organiseren over het gehele grondgebied. De sociale zekerheid is bij uitstek zo'n bevoegdheidspakket. Samenhang gaat niet verloren als de deelgebieden een bijkomende kring van solidariteit opbouwen. Maar wel als de federale overheid op haar beurt die bevoegdheid verliest.

De oude axioma's maken ons blind voor oplossingen die een meer rationele bevoegdheidsverdeling mogelijk maken. De existentiële huiver voor gedeelde in plaats van exclusieve bevoegdheden vergroot de problemen die men juist probeert op te lossen. Daarover meer bij mythe 3.

MYTHE 2. DE BESLUITVORMING OP FEDERAAL NIVEAU IS VERLAMD, EN DAT LOS JE OP DOOR NOG MEER BEVOEGDHEDEN OVER TE HEVELEN NAAR DE GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN.

De mythe

Een nieuwe staatshervorming is nodig, zo klinkt het, want op federaal niveau slagen we er niet meer in om te beslissen. In het regeerakkoord wordt dat vertaald als 'slagkracht van de federale overheid'. In de rechtsleer lezen we dat de federale politieke besluitvorming 'gevangen' zit in een 'joint-decision trap zonder weerga'.12 Bij elke staatshervorming zoekt men daarvoor dezelfde oplossing: door bevoegdheden exclusief naar de gemeenschappen en gewesten te brengen. Recent onderzoek bevestigt ook dat de overdracht van bevoegdheden naar de deelgebieden voor pacificatie heeft gezorgd.13

De mythe doorprikt

Datzelfde onderzoek wijst tegelijk uit dat het probleem zelf opgeblazen wordt. Federale kabinetten krijgen nog steeds (maar steeds minder) te maken met communautair getinte conflicten. Maar Vlamingen en Franstaligen staan zelden als twee blokken tegenover mekaar.

Op een bepaald moment heeft decentralisatie dus haar doel bereikt. Verder decentraliseren kan vanaf dan juist tot verlamming leiden, bij gebrek aan consensusbevorderende instrumenten. Elk deelgebied heeft immers een vetorecht, zonder de politieke gevolgen van een niet-akkoord te dragen. Het falend klimaatbeleid is daarvan een voorbeeld. Als men federaal besturen dan nog steeds problematisch acht, wordt het tijd om zich op het besluitvormingsproces te richten.

Het doel van ons federaal systeem is multinationaal conflictmanagement. Daarom is het een onderdeel van een meer uitgebreid systeem van power-sharing. Daarover bestaan twee strekkingen. Volgens consociationalisten wordt het systeem best zo ingericht dat de belangrijkste groepen – bij ons: de Franse en Nederlandse taalgemeenschappen – de macht verdelen en ze uitoefenen op een manier die hun belangen beschermt. Het nadeel daarvan is dat het die machtsposities consolideert, moeilijk te wijzigen is, en regionale identiteit en dus mogelijke conflicten versterkt.14 Volgens integrationisten richt je het systeem best zo in dat elke groep gerespecteerd wordt, maar tegelijk wordt aangezet om zich te richten op een meer algemeen belang. Daarvan vreest men dan weer dat het te optimistisch is, voorbijgaat aan de realiteit, en een minderheidsgroep permanent uit de besluitvorming houdt.

In FIGUUR 1 komt het model van de consocianionalisten uit op een systeem met matige cohesie, dat van de integrationisten op een met hoge cohesie. In werkelijkheid moeten we niet kiezen voor het een of het ander. We kunnen consociationalistische instrumenten combineren met integrationistische. Het eerste model is in België al uitgeprobeerd. Overlegverplichtingen, bijzondere meerderheden en veto's werken echter vooral verlammend, als men niet tegelijk werkt aan een omgeving waarin partijen worden aangezet om tot een consensus te komen. Zodat in plaats daarvan partijen steeds meer van elkaar vervreemden. Misschien is het tijd om wat meer van het tweede model toe te voegen. Overigens is politieke verlamming mogelijk een probleem van politieke cultuur, eerder dan van staatsstructuur. Polarisatie en moeizame besluitvorming zijn immers ook de Vlaamse regering niet vreemd…

Politieke verlamming is mogelijk een probleem van politieke cultuur, eerder dan van staatsstructuur.

MYTHE 3. BELEIDSDOMEINEN IN HET FEDERALE BELGIË KUNNEN (EN MOETEN) TEGELIJK EXCLUSIEF EN HOMOGEEN ZIJN

De mythe

In het regeerakkoord staat dat de regering wil zorgen voor meer homogene bevoegdheden, minstens in het domein van gezondheidszorg. Een veelgehoorde klacht is dat onze bevoegdheden zo versnipperd zijn, dat Vlaanderen geen coherent beleid kan voeren. De voor de hand liggende oplossing is dan: meer bevoegdheden overhevelen, om het pakket homogeen te maken. Vanzelfsprekend moet dat op exclusieve basis. Men ziet niet hoe men anders de autonomie van de gemeenschappen en gewesten kan waarborgen.

De mythe doorprikt

Nochtans zorgt exclusiviteit juist voor fragmentatie. Als de centrale overheid een volledig bevoegdheidsdomein overhevelt op exclusieve wijze, kan ze niet meer tussenkomen in het algemeen belang, bijvoorbeeld om interregionale solidariteit te verzekeren. Daarom worden specifieke onderdelen uitgezonderd, wat resulteert in fragmentatie en een overmaat aan detail. Als gevolg daarvan kan de centrale noch de regionale overheid op haar eentje een coherent beleid voeren. Samenwerking is daarom nodig.15 Maar die wordt bemoeilijkt, omdat de duale inrichting van het Belgisch federalisme het vertrouwen tussen de politieke partijen niet bevordert. En omdat elke overheid op gelijke voet staat, en dus een veto kan stellen. Het falende klimaatbeleid is daarvan een voorbeeld.

Ook de federale fragmenten zijn overigens exclusief. Dat betekent dat de gemeenschappen en gewesten daar niet aan kunnen, ook als de federale overheid geen reden zou gehad hebben om tussen te komen bij concurrerende bevoegdheden.

Aangezien maatschappelijke problemen zich niet laten opdelen in bevoegdheidscategorieën, kan men nooit volledig homogene bevoegdheden toebedelen aan één enkel overheidsniveau.

Ten gronde is de essentie van een federaal systeem juist dat bevoegdheden verdeeld zijn. Aangezien maatschappelijke problemen zich niet laten opdelen in bevoegdheidscategorieën, kan men nooit volledig homogene bevoegdheden toebedelen aan één enkel overheidsniveau. Concurrerende bevoegdheden bieden dan meer mogelijkheden. Het uitgangspunt is dat gemeenschap of gewest bevoegd is voor het gehele beleidsdomein. Waar nodig kan de centrale overheid tussenkomen, op het gehele terrein of een deel daarvan. In andere landen werkt dat centraliserend. In België is de situatie anders, gezien het confederaal karakter van de besluitvorming. Men klaagt immers dat de federale overheid niet kan beslissen, niet dat die te vlotjes beslist. Bovendien kan men steeds bijkomende politieke, institutionele en juridische garanties inbouwen om ervoor te zorgen dat de federale overheid enkel tussenkomt als en voor zover dat nodig is.

MYTHE 4. EEN 'EXTRALEGALE' STAATSHERVORMING IS EEN GEOORLOOFDE EN WENSELIJKE TRADITIE

De mythe

Als we geen akkoord vinden voor een staatshervorming, dan moet het maar 'extralegaal', zo stelde Bart De Wever nogal provocerend. Ook vorige staatshervormingen kleurden immers buiten de lijntjes. Wat telt is politiek voluntarisme. Met juridische obstakels wordt later wel afgerekend.

De mythe doorprikt

In het verleden handelde men inderdaad niet netjes binnen de krijtlijnen van de grondwet. Het grote verschil is dat de juridische obstakels van meer technische aard waren. Vandaag ligt het probleem in het gebrek aan overeenstemming tussen partijen. Een staatshervorming unilateraal doordrukken, is ongezien. Staatshervormingen hebben tot doel de samenleving een gepaste structuur te geven, die politieke stabiliteit en performant bestuur tot gevolg heeft. Daarvoor is een brede consensus – en dus cohesieve besluitvorming – nodig, ook als men uiteindelijk gezamenlijk kiest voor een structuur waarin weinig samenhang wordt ingebouwd. Immers, zelfs secessie verloopt best op onderhandelde en niet op unilaterale wijze.16

Net zo goed moet de keuze om het status quo te behouden óók op een brede consensus bogen. Van alle partners wordt dus verwacht dat ze elkaar tegemoetkomen. Kan men geen consensus vinden, dan zijn er exitopties nodig. Secessie is zo'n optie. Constitutionele asymmetrie is dat ook. Dat betekent dat sommige deelgebieden méér autonomie krijgen (bijvoorbeeld meer inspraak, meer bevoegdheden of fiscale autonomie) dan andere. Iets wat we enkel waarnemen in multinationale systemen zoals België.

Hetzelfde resultaat kan men bereiken wanneer alle deelgebieden dezelfde autonomie krijgen, maar niet iedereen daar gebruik van maakt. In die richting zoekt het regeerakkoord een oplossing: 'Om tegemoet te komen aan de specifieke noden en dynamieken in de verschillende gebieden van het land kan de federale overheid gebruik maken van de mogelijkheid om haar bevoegdheden op asymmetrische wijze uit te oefenen naar gelang het betrokken gewest, de betrokken gemeenschap of subregio waarop het betrekking heeft'. Op die manier kan men incoherenties die voortkomen uit fragmentatie oplossen, bijvoorbeeld doordat de federale overheid een heel ander samenwerkingsakkoord sluit met het Vlaamse dan met het Waalse Gewest voor dezelfde materie. Tot een echte staatshervorming leidt dat niet: dat zou al snel stuiten op grondwettelijke problemen.17 Anders dan vroeger, hebben we nu een Grondwettelijk Hof om daarover te waken.

Anders dan vroeger, hebben we nu een Grondwettelijk Hof om daarover te waken.

Hetzelfde resultaat kan men bereiken met concurrerende bevoegdheden. Of via de 'dubbel-aspectleer' die het Grondwettelijk Hof nu al toepast 18: elke overheid is bevoegd, ieder vanuit haar eigen perspectief. Zo zorgt de federale overheid voor een stelsel van sociale zekerheid voor het hele land, en voegt de Vlaamse Gemeenschap daar een zorgverzekering aan toe, maar de Franse Gemeenschap niet.

MYTHE 5. EEN STAATSHERVORMING KAN STABILITEIT CREËREN ZONDER BURGER DAARIN TE KENNEN

De mythe

In 2022 werd een burgerbevraging gelanceerd om burgers een stem te geven in de staatshervorming. Dat werd op wantrouwen onthaald, in politieke kringen en de media. Critici vonden dat men de politici moet vertrouwen.19 Sceptische media voorspelden dat hervormingen uiteindelijk naar gewoonte door partijen worden beslist.20 Uiteindelijk is die hele staatsstructuur ook veel te complex voor burgers. Overigens, die burgers: they couldn't care less.

De mythe doorprikt

Hoe een staatshervorming er moet uitzien, is een politieke keuze. Maar niet vrijblijvend. Idealiter sluit de staatsstructuur aan bij de samenleving. Als die, zoals in België, bestaat uit groepen met sterk identiteitsgebonden kenmerken, dan ligt een federaal systeem voor de hand. Welk type dat precies wordt, hangt af van de vraag hoe nauw die bevolking nog samenhangt.

Daarover kan men speculeren. Voor N-VA is het duidelijk: we leven in twee democratieën – een boutade die na de verkiezingen van 2019 ook door Franstalige commentatoren werd gedeeld. Peilingen nuanceren dat. Franstalige en Vlaamse burgers leggen andere prioriteiten, maar staan in het politieke centrum als gevraagd wordt welk beleid ze concreet voorstaan. En de enige groep voor wie de regionale identiteit sterker weegt dan de Belgische, zijn niet de Vlamingen, maar de Brusselaars.

Burgers zijn dus wel degelijk van belang. Of en hoe men ze in de besluitvorming betrekt, is één zaak. Maar als men iets van hen te weten wil komen – dat viel helaas buiten de opdracht van de burgerbevraging, waaraan ik zelf heb meegewerkt – dan is het dat niet hoe zij de staat nu eigenlijk willen vormgeven. Maar wel hoe nauw zij samenhangen met de andere taalgroepen. Hoeveel vertrouwen zij hebben in die groepen, en in de regionale en de federale overheid. Hoe solidair zij willen zijn met de rest van de bevolking. Welke waarden zij delen.

Het antwoord op die vragen moet de basis vormen voor elk debat over de staatshervorming. De staatsstructuur moet volgen uit de structuur van de samenleving.21 Niet uit het wantrouwen tussen politieke partijen – tenzij die een reflectie blijkt van een kloof binnen de samenleving zelf.

EINDNOTEN

  1. Maxime Vandenberghe, Power-sharing and the paradox of federalism (doctoraal proefschrift Universiteit Gent, 2023).
  2. Francesco Palermo en Karl Kössler, Comparative Federalism (Hart 2017), 3. André Alen, Handboek van het Belgisch Staatsrecht (Kluwer 1995), 319.
  3. Daniel Elazar, Exploring Federalism (University of Alabama Press 1987) 5, 12.
  4. Sean Müller, 'Federalism and the politics of shared rule', in John Kincaid (ed), Research Agenda for Federalism Studies (Edward Elgar 2019), 163.
  5. Christian Behrendt en Martin Vrancken, Principes de Droit constitutionnel belge (la Charte 2019), 387.
  6. Michael Burgess, In Search of the Federal Spirit (Oxford University Press 2012), 322.
  7. Patricia Popelier, Dynamic Federalism. A New Theory for Cohesion and Regional Autonomy (Oxon-New York 2022), 50-87.
  8. Ibid, 87-189.
  9. Jan Velaers, Federalisme/Confederalisme… en de weg ernaar toe, (KVAB Press 2013), 21.
  10. Karel Reybrouck, De bevoegdheidsverdeling in het federale België. Een moderne benadering van de duale fundamenten (doctoraal proefschrift KULeuven, 2022).
  11. Aldus Behrendt en Vrancken, Principes de Droit constitutionnel belge, 17.
  12. Karel Reybrouck en Stefan Sottiaux, 'Nood aan inspiratie voor de staatshervorming?' in Karel Reybrouck, Stefan Sottiaux en Wouter Pas (eds), Inspiratie voor de staatshervorming (Intersentia 2023), 3.
  13. Maxime Vandenberghe, Power-sharing and the paradox of federalism (doctoraal proefschrift Universiteit Gent, 2023).
  14. Allison McCulloch, 'Introduction: Power-Sharing in Europe – From Adoptability to End-Ability', in Soeren Keilen Allison McCulloch (eds), Power-Sharing in Europe. Past Practice, Present Cases, and Future Directions, (Palgrave MacMillan 2021), 2-3.
  15. Sander Happaerts et al. 'Federalism and Intergovernmental Relations: The Multi- Level Politics of Climate Change Policy in Belgium ', Journal of Contemporary European Studies 2012, 444.
  16. Dat riep het Canadese Supreme Court zelfs uit tot een juridische plicht: Re Secession of Quebec, [1998] 2 SCR, 217.
  17. Quinten Jacobs, 'De asymmetrische uitoefening van federale bevoegdheden', in Reybrouck, Sottiaux en Pas, Inspiratie voor de staatshervorming, 59-83.
  18. Jürgen Vanpraet, De latente staatshervorming (die Keure 2011).
  19. Peter De Rover, 'Politieke vernieuwing of vernieling?' De Tijd, 7/6/2022.
  20. Matthias Verbergt, 'Vanaf 25 april kan elke burger zijn zegje doen over de staatsstructuur', De Standaard, 25/3/2022.
  21. William Livingston, Federalism and Constitutional Change (Oxford University Press 1956), 2,4; Jan Erk, Explaining Federalism (Routledge 2010), 1-2.

Samenleving & Politiek, Jaargang 30, 2023, nr. 6 (juni), pagina 42 tot 49

NIEUWE STAATSHERVORMING IN 2024?

Het federalismedebat: 5 mythes doorprikt
Patricia Popelier
Hoe we de Financieringswet kunnen aanpassen
Marc Bourgeois en Benoît Bayenet
De identiteitskloof in onze parlementen verdiept
Jérémy Dodeigne, Christoph Niessen, Min Reuchamps en Dave Sinardet
Decentralisatie van de zorg: waarom en hoe?
Erik Schokkaert
Sociale bescherming rijmt niet op staatshervorming
Raf De Weerdt

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.