Een analyse van de federale begroting voor 2023 en 2024, vanuit het perspectief van de koopkrachtcrisis, levert een gemengd beeld op: met socialistische accenten en liberale toetsen. De ideologische strijd binnen Vivaldi is tot op de laatste dag aanwezig.
© ID/Tim Dirven
De federale regering heeft net haar begroting voor de komende twee jaar afgerond. Volgens politieke commentatoren is dit de laatste grote beleidsdaad van de Vivaldi-coalitie. Tot op zekere hoogte is dit een juiste inschatting, want de begrotingsopmaak legt het beleidskader vast voor de komende beleidsperiode en deze keer gaat het om de nog resterende twee jaren van de legislatuur. Wat nu niet is begroot, maakt weinig kans om te worden omgezet in concreet beleid tegen de volgende verkiezingen in 2024.
Volgens diezelfde commentatoren oogt de begroting nogal bleekjes en getuigt ze van weinig daadkracht. De Vivaldi-coalitie zou te weinig fundamentele hervormingen in gang zetten en zodoende het land onvoldoende klaar zetten voor de vele uitdagingen die er aankomen. Wat die grote hervormingen precies moeten inhouden, is meestal minder duidelijk en bij gebrek aan een meer inhoudelijke analyse blijven we op onze honger. Daarom loont het de moeite om de begroting te belichten vanuit één belangrijke maatschappelijke uitdaging waarmee we vandaag worden geconfronteerd, met name de koopkrachtcrisis. Dan blijkt dat er wel degelijk ideologische keuzes in het geding zijn.
De koopkrachtcrisis heeft meerdere kanten. De galopperende inflatie tast de koopkracht van de gezinnen aan, in het bijzonder van de lage inkomens en de alleenstaanden. De hoge energieprijzen treffen hen nu het meest. Het aantal gezinnen dat bij het OCMW moet aankloppen om basisbehoeften als voeding of medicijnen te kunnen kopen, stijgt sterk. De stijgende levensduurte komt bovendien na een coronacrisis die veel werknemers heeft getroffen, zeker diegenen die op een tijdelijke werkloosheid moesten terugvallen. Als ze al wat buffers hadden, dan moesten ze die aanspreken om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. En dan zijn er de structurele tendensen die de koopkracht van de werknemers en de gezinnen de afgelopen decennia hebben uitgehold: de lonen die achterblijven op de economische groei (en productiviteit) door een loonmatigingsbeleid verankerd in de loonwet van '96 (verstrengd in 2017). En de scheve herverdeling door een fiscaliteit die te weinig progressief is en vooral de arbeidsinkomens belast.
De federale begroting is niet blind voor deze problemen en bevat meerdere maatregelen om daar iets aan te doen. Ze is tot stand gekomen midden in de grootste energiecisis die dit land en de andere Europese landen hebben meegemaakt sedert de jaren 1970. Met deze begroting pakt de regering de energiefacturen aan. Dat is wellicht de grootste verdienste van deze begrotingsoefening. De sociale energietarieven die al eerder tot een veel grotere groep werden verruimd, worden verlengd. Voor wie niet van een sociaal tarief geniet wordt een basispakket gegarandeerd aan een lagere prijs dan de marktprijs. Dit via een korting op de factuur voor een hoeveelheid energie waar iedereen direct van geniet (via zijn of haar energieleverancier). De hogere inkomens betalen de subsidie geheel of gedeeltelijk terug via hun belastingaangifte. De BTW op energie, zowel elektriciteit als gas, wordt op 6% gehouden en in de toekomst wordt die aangepast via het meer flexibele instrument van de accijnzen. Deze subsidies – samen met de energiekortingen voor de bedrijven – zullen onder meer worden gefinancierd via een nieuwe belasting op de overwinsten van de energiesector. Op zich zit dit model goed in elkaar. De korting op de energiefactuur wordt voor een stuk selectief toegekend en de kost wordt verhaald op diegenen die van de energiecrisis profiteren.
Het moet gezegd dat met dit pakket aan steunmaatregelen (nog samen te leggen met de subsidies van de regio's) ons land geen slecht figuur slaat als we de vergelijking maken met de buurlanden. Maar het is verre van perfect. Want in vergelijking met de buurlanden betalen de consumenten een hoge prijs voor energie. In ons land is die immers gekoppeld aan de groothandelsprijzen. Andere landen, zoals Frankrijk, hebben veel drastischer gehandeld door prijzen te plafonneren. Het sociaal tarief vertoont nog te veel gaten en te weinig rechthebbenden vragen het aan. Bovendien, wie een laag inkomen heeft maar toch (net) uit de boot valt, betaalt gewoon de hoge marktprijzen, al biedt de korting voor het basispakket energie enig soelaas. De geplande hervorming van de energiefiscaliteit (accijnzen) roept nog veel vragen op: zal die rekening houden met het verbruik en de grootverbruikers meer laten betalen, zonder grote gezinnen bovenmatig te belasten? Critici stellen de aanpak zelf in vraag omdat het een subsidie zou zijn voor de energiesector die haar prijzen kunstmatig hoog kan houden. Door precies de producenten meer te belasten wordt dit euvel deels vermeden, maar het klopt natuurlijk dat we de energiecrisis vooral te lijf moeten gaan via energiebesparende maatregelen en via het versterken van de koopkracht in brede zin.
De regering liet de automatische indexatie gelukkig ongemoeid. Ondanks de aanvallen van de MR, ondanks de smeekbede van de verenigde werkgeversorganisaties, ondanks de opmerkelijke interventie van de gouverneur van onze Nationale Bank die geacht wordt boven de politieke mêlee te staan maar daarentegen midden in de begrotingsdiscussie de aanval inzet op het indexatiesysteem. Nochtans doet de indexatie precies wat ze moet doen: de koopkracht van de gezinnen beschermen op een ogenblik dat de prijsstijgingen de koopkracht eroderen. Goed voor de burger, maar ook goed voor de economie en de bedrijven die alle belang hebben bij een stabiele koopkracht om zo hun producten en diensten te kunnen verkopen. Een bescherming die trouwens verre van perfect is, want gebaseerd op een uitgezuiverde gezondheidsindex en met vertraging toegepast. Doordat de indexatie soms op jaarbasis wordt toegepast moeten zo een 40% van de werknemers nog op een aanpassing wachten tot januari. Dat die indexatie meteen 10% zal bedragen zorgde voor paniekgedrag bij de werkgeversorganisaties en bracht de discussie rond de houdbaarheid van dit systeem opnieuw aan het rollen, want al te snel wordt de link gemaakt tussen loonindexatie en oplopende inflatie. Nochtans liggen de oorzaken van die inflatie elders: bij de moeilijke heropstart van de economie na corona, bij de bevoorradingsproblemen (in Europa) van gas, bij de organisatie van de elektriciteitsmarkt en speculatie op de energiemarkten, maar ook bij het gedrag van de ondernemingen zelf. Heel wat bedrijven rekenen de energie-inflatie gewoon door in hun prijzen in plaats van hun buffers aan te spreken omdat ze hun winstmarges op peil willen houden. Toegegeven: niet alle bedrijven zitten in een gunstige startpositie en kunnen de inflatie zomaar doorrekenen aan de consumenten. Maar van een algemeen liquiditeitsprobleem, laat staan solvabiliteitsprobleem is lang geen sprake.
De werkgeversorganisaties haalden hun slag gedeeltelijk thuis. De regering besliste om alle bedrijven gedeeltelijk te compenseren voor de indexatiekost.
De werkgeversorganisaties haalden hun slag gedeeltelijk thuis. De regering besliste om alle bedrijven gedeeltelijk te compenseren voor de indexatiekost door de werkgevers een vermindering (7%) van hun bijdrage aan de Sociale Zekerheid toe te kennen voor het eerste semester van 2023 en een uitstel van betaling van die bijdragen voor het tweede semester. Resultaat: 1 miljard euro subsidie en 1 miljard uitstel van betaling, op kosten van de Sociale Zekerheid. Finaal zal het budget van de sociale zekerheid wel worden aangevuld via de structurele evenwichtsdotatie, maar dat zal de kritiek vanuit conservatieve hoek op de deficitaire Sociale Zekerheid alleen maar vergroten, net als de druk vanuit de Europese Commissie om pensioenen en de Sociale Zekerheid grondig te hervormen. Steun toekennen aan bedrijven die het echt moeilijk hebben via afbetalingsplannen, zou een veel verstandiger keuze zijn geweest. Maar wederom wordt gekozen voor algemeen steunbeleid. Net als het nieuw regime in de tijdelijke werkloosheid dat zeer breed wordt open gesteld. Daarmee herhaalt de regering de fout uit het verleden om bedrijfssteun breed toe te kennen en niet selectief. Er zijn weinig landen die een automatische loonindexatie kennen (noteer dat de interesse bij vakbonden in de buurlanden zoals het FNV hand over hand toeneemt), maar er zijn ook weinig landen met een vergelijkbaar niveau aan bedrijfssubsidies zoals in België.
De regering raakt niet aan de index, maar inmiddels is duidelijk geworden dat ze ook niet zal raken aan de loonmatigingswet van de vorige regering-Michel.
De regering raakt niet aan de index, maar inmiddels is duidelijk geworden dat ze ook niet zal raken aan de loonmatigingswet van de vorige regering-Michel. De liberalen waren erin geslaagd om dat 'evenwicht' in het regeerakkoord te laten opnemen. Ondanks vakbondsacties, betogingen, een petitie met 90.000 handtekeningen, een hoorzitting in het parlement, is daar geen enkele beweging in gekomen. De strijd voor betaalbare energiefacturen en voor het behoud van de index heeft inmiddels de bovenhand gehaald, maar zonder aanpassing van de wet van '96 zullen de werknemers het slachtoffer blijven van een scheve verdeling van de toegevoegde waarde en zullen (productiviteits)winsten en lonen verder uiteen groeien. Vooral de lage lonen dreigen het grootste slachtoffer te worden waardoor de trendmatige verwijdering ten opzichte van de mediaanlonen nog zal worden versterkt (zie de bijdrage van Matthias Somers in dit nummer).
Het onmiddellijke gevolg is dat het loonoverleg tussen sociale partners geblokkeerd blijft en dat de politiek de regie over lonen en arbeidsvoorwaarden meer en meer overneemt. Dat was de vorige keer al het geval toen er geen akkoord tot stand kwam over een marge van amper 0,4% die door de CRB werd berekend op basis van de wet van '96. De regering heeft die norm dan zelf vastgelegd bij KB. De socialisten konden een extraatje afdwingen onder de vorm van een eenmalige consumptiecheque van maximum 500 euro netto in bedrijven die goed presteerden. Eenzelfde scenario dient zich aan. Fernand Huts gaf al een voorzet met zijn brief die hij liet adverteren in een aantal kranten, waarin hij pleit voor energiecheques naar het model van de vorige consumptiecheques. Eenmalige nettovoordelen, en als het van patroon Huts afhangt: enkel op initiatief van de werkgever. De regering kwam in elk geval de loonafspraken niet na die haar ministers met de eigen federale ambtenaren en politiemensen had afgesproken, want niet voldoende geld. Proper is anders. In het kader van deze begroting moeit de regering zich ook expliciet in de arbeidsvoorwaarden. Dat wordt stilaan een gewoonte. Zo wordt op voorstel van de liberalen het stelsel van de flexi-jobs (bruto is netto) dat al bestaat in de horeca en de distributie verruimd naar de zorgsector, de evenementensector en de landbouw. Pikant detail: nog tijdens de begrotingsonderhandelingen kwam vanuit het paritair comité landbouw het signaal dat de sector, werknemers én werkgevers, geen vragende partij is. Wat meteen aantoont dat het om een liberaal dogma gaat waarop ze wilden scoren, wars van sociaal-economische behoeften.
De sociale uitkeringen dan: die komen op het eerste gezicht ongeschonden uit dit conclaaf. De regering had al beloofd dat ze de welvaartsenveloppe voor 100% zou toekennen. De vakbonden hadden aangedrongen op een snelle uitvoering om de werknemers die van een uitkering leven snel te ondersteunen in deze uiterst moeilijke tijden. Maar de uitvoering is nog niet rond door de obstructie van de werkgevers die dit overleg – zoals steeds – willen koppelen aan de loononderhandelingen, als drukkingsmiddel om de eisen van de vakbonden af te zwakken. Terwijl ze weigerden om samen met de vakbonden tijdig een advies uit te brengen over de wenselijke verdeling van de enveloppe, schreven ze de regering aan om de enveloppe niet volledig toe te kennen en gedeeltelijk om te zetten in energiesteun. Het ziet ernaar uit dat ze op dit punt geen gehoor hebben gevonden bij de regering.
Dat welvaartskoppeling nooit volledig verworven is, bewijst de begrotingsdiscussie over de perequatie van de ambtenarenpensioenen (het aanpassen van de pensioenen aan de gestegen ambtenarenlonen). De liberalen wilden die voor volgend jaar simpelweg afschaffen. Naast het besparingsargument werd ingebracht dat de voorziene aanpassing nu enkel in het voordeel was van het Vlaamse onderwijs en dat de regio's best zelf zouden opdraaien voor die meer- uitgaven van hun loonakkoorden. Het voorstel van De Croo heeft de eindmeet niet gehaald, maar het toont aan dat het systeem van welvaartskoppeling kwetsbaar blijft. Wat de liberalen wel binnenhaalden, zijn de besparingen in het tijdskrediet. De duurtijd wordt afgetopt en de toegangsvoorwaarden wat strenger gemaakt. Op een ogenblik dat werkenden worstelen met een tekort aan goede kinderopvang, kan dat tellen.
Wat de liberalen wel binnenhaalden, zijn de besparingen in het tijdskrediet.
Tot slot: de belastingen. Tegen de verwachting in, zijn de socialisten erin geslaagd om een aantal belastingen op kapitaal door te drukken. Zoals de overwinstbelasting op de energiesector, maar ook de minimumbelasting op bedrijven die eenmalig wordt ingeschreven in afwachting van internationale afspraken die nog in discussie zijn. Noteer dat het om tijdelijke of voorlopige maatregelen gaat en dat de verhoging van de effectentaks niet doorgaat. Ook de door minister Van Peteghem aangekondigde grote belastinghervorming gaat niet door. Of nog niet, want hij krijgt een herkansing in december om een eerste fase voor te leggen 'met de bedoeling om te beginnen met de invoering van deze hervorming tijdens deze legislatuur'. We schrijven dit zonder leedvermaak, want een fiscale hervorming is meer dan nodig. Op voorwaarde dat het om een rechtvaardige herverdeling gaat waarbij de lagere inkomens minder en de vermogens meer bijdragen. Een taks shift, geen taks cut. Anders zijn de werknemers en de lage inkomens de dupe, want minder inkomsten voor de overheid gaan vroeg of laat ten koste van sociale transfers en dienstverlening. Kans op slagen: miniem zolang Georges-Louis Bouchez de toon aangeeft. Het zou al een eerste verdienstelijke stap zijn mocht de regering erin slagen om iets te doen voor de lage lonen. Bijvoorbeeld via een verhoging van de werkbonus waardoor lage lonen minder bijdragen betalen, liefst beter uitgesmeerd om geen abrupte inkomensval te genereren voor wie net iets meer verdient. Er zijn kritische bedenkingen te plaatsen bij de piste die op tafel lag/ligt om de lage lonen wat te ontlasten via het optrekken van de belastingvrije som. Want dat is een voordeel voor alle inkomens van hoog tot laag en dus minder herverdelend en bijzonder duur. Tenzij de progressiviteit in dat geval wordt hersteld via het optrekken van de tarieven op de hoogste inkomens en er ook echt wordt gesnoeid in loonsubsidies aan bedrijven (zoals het niet moeten doorstorten van de bedrijfsvoorheffing).
Een analyse van het begrotingsakkoord vanuit het perspectief van de koopkrachtcrisis, levert een gemengd beeld op: met socialistische accenten en liberale toetsen. Sommige commentatoren concluderen dan dat de partijen niet in staat zijn om boven zichzelf uit te stijgen en er daardoor niet in slagen gedurfde en noodzakelijke hervormingen door te voeren. Een andere lezing is er een waarbij wordt vastgesteld dat er sprake is van een botsing van maatschappelijke belangen. Dat er blijvend sprake is van een ideologische strijd tussen conservatieven en progressieven. Dat je zoiets best niet oplost door technocratische oplossingen. Het komt er op aan om de progressieve krachten te versterken. Niet alleen politiek maar ook op het middenveld. Wie zich soms vragen stelt bij stakingen, moet dat indachtig blijven. Wat de socialisten konden binnenhalen (verlichten van de energiefactuur, belastingen op kapitaal) of verijdelen (indexsprong, afschaffen welvaartsaanpassingen ambtenaren), zou er niet gekomen zijn zonder strijd van vakbonden. Die strijd blijft hoognodig voor een begroting met minder grijstinten en meer rode schakeringen.
Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 9 (november), pagina 57 tot 61
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.