De visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, in de volksmond 'de betonstop' genoemd, botst met de realiteit van het platteland. Uit onze analyse blijkt dat het beleidsplan een sterke stedelijke bias heeft die weinig aansluit bij, in dit geval, de Westhoek.
'Westhoek, ze kome'n e kèèr hore'n, die here'n van tsiek parlement.
En altsan zi'n ze over under toern' ,van ulder bezoekjse content.
Westhoek, ge sta g'lijk ne tsjeuten, te kludder'n, t'verschot in je broek.
Moar Westhoek, ten is maar voor te leuten… want morgen sta je weer in den hoek!
Westhoek, vergeethoek …laat ze us vergeten, het scheelt us geen zier!
Westhoek, een speelhoek, voor een schamel, voor een schamel dagjse plezier' (Ode aan de Westhoek, Willem Vermandere, 1970)
Sinds enkele jaren werkt de Vlaamse overheid aan een vernieuwde visie op de ruimtelijke ordening. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen uit 1997 was inderdaad aan revisie toe. Het speelde onder meer onvoldoende in op belangrijke maatschappelijke thema's zoals de gevolgen van klimaatverandering. In 2012 werd het groenboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) goedgekeurd, met daarin een aantal centrale uitdagingen en thema's voor het nieuwe beleid.
Uit de voorbereidende nota's en de goedgekeurde documenten spreekt een uitdrukkelijke stedelijke agenda. Het groenboek heeft het over 'de metropool Vlaanderen', volgens toenmalig minister Philippe Muyters (N-VA) een 'veelzijdige levensruimte van wereldklasse, waarin mensen kunnen wonen en werken, zich kunnen ontspannen en elkaar ontmoeten.' De 'metropolisering' van Vlaanderen heeft een uitgesproken economisch doel. In de kenniseconomie is de concurrentiekracht van regio's immers vooral afhankelijk van de stedelijke schaal. Vlaanderen moet zich volgens het BRV kunnen meten met metropolen zoals Parijs en Londen. 'Vlaanderen moet daarvoor aantrekkelijker worden voor bekwame professionals, bezoekers en buitenlandse investeerders. We zien vandaag dat vooral grotere wereldsteden vooruitgang boeken.' Daarmee omarmt het beleidsplan de doctrine van de nieuwe economische geografie, die de schaal- en agglomeratievoordelen van stedelijke regio's als grote troeven in de wereldeconomie ziet.
De stedelijke agenda werd in het witboek uit 2016 verder uitgewerkt. De Vlaamse overheid wil de verdere verstedelijking vooral concentreren in vervoerscorridors en in regio's met een stedelijk karakter. Vlaanderen hoopt daarmee de auto-afhankelijkheid te verkleinen en het gebruik van openbaar vervoer te stimuleren. Binnen de stedelijke regio's moet worden geïnvesteerd in een betere 'verknoping' en in 'metropolitane hefboomplekken' met een 'grote aantrekkingskracht' op (internationale) bezoekers en investeerders. Het witboek ziet die hefboomplekken als 'sterk dynamische en de klok rond levendige plekken'. Bij de voorbereiding van het witboek tekende de Vlaamse instelling voor technologisch onderzoek (VITO) een kaart met de gebieden met veel en weinig potentie (Afbeelding 1).
In het BRV is open ruimte vooral een contramal van de stedelijke ruimte. In het voorwoord op het groenboek schrijft minister Muyters: 'Een netwerk van groene verbindingen en waterlopen die borg staan voor wateropvang en biodiversiteit.Grote open ruimten dienen voor voedselproductie, grondstoffen, planten en dieren'. Merk op dat de minister het niet over mensen heeft. Open ruimten zijn er vooral om te 'recreëren' en te 'genieten van natuur en parkachtige omgevingen'. De essentiële functies van het platteland zijn 'natuur, landbouw, biodiversiteit en water'. In het witboek vertaalt zich dat in een opgave van vrijwaring, 'ontsnippering' en verbinding van open ruimte, en in het vergroenen van landbouwgebied. In de strategische visie staat het zo: 'De ontwikkeling van dorpen in landelijke gebieden vraagt kleinschalige rendementsverhoging die erop gericht is om ruimtelijke uitbreiding te vermijden. Primair wordt ingezet op de transformatie van het bestaande ruimtebeslag om een kwalitatief en divers aanbod te kunnen aanbieden (kleine gezinnen, seniorenwoningen, samenhuizen…).'
Voor de totstandkoming van deze visie maakte de Vlaamse overheid een opmerkelijke keuze. In 2017 verving ze de methodiek van structuurplanning door beleidsplanning. Structuurplanning zou te hiërarchisch, onvoldoende flexibel en te top-down zijn. De nieuwe beleidsplanning zou staan voor een model van partnerschappen en overleg, waar via consensus en gezamenlijke projecten de centrale visie wordt gerealiseerd. Het enigszins bindende karakter van strategische plannen werd daarmee verlaten. De daadwerkelijke realisatie moest voortaan vertrekken van vrijwilligheid van de verschillende bestuursniveaus. Via sensibilisering en bewustmaking zouden die tot een consensus over de ruimtelijke visie moeten komen.
DE REALITEIT VAN HET PLATTELAND
De Westhoek is een perifeer gelegen gebied met de stadskernen Poperinge, Ieper, Diksmuide en Veurne. Het is een landbouwstreek met veel open ruimte. Toch is het aandeel van de landbouw in de economie van de Westhoek veeleer beperkt: 3,7% in 2015. Het aandeel van de industrie ligt vijf keer hoger (18,7% in 2015). Die industriegebieden zijn her en der verspreid en sluiten doorgaans aan op de E17 of de E40. Prognoses geven aan dat de steden in de Westhoek demografisch zowel licht kunnen groeien als krimpen. Maar de vlucht van jonge mensen uit de regio blijft overal een constante. Veel 18- tot 25-jarigen keren na hun studies niet meer weer. Sommigen spreken over de braindrain van de regio.
In de Westhoek is er nauwelijks performant openbaar vervoer. Treinverbindingen zijn er alleen tussen de stedelijke knooppunten en de frequentie ervan is erg laag. Ook busvervoer is door de verspreide bebouwing moeilijk te organiseren. Toch zijn de pendelafstanden in de streek korter dan in de rest van Vlaanderen: de woon- en werkgebieden liggen weliswaar verspreid, maar doorgaans dicht bij elkaar. Door de dominantie van de grootschalige landbouw zijn er nauwelijks groenblauwe netwerken.
Volgens het BRV heeft de Westhoek weinig potentie voor verdere verstedelijking. De VITO-kaart kleurt nagenoeg helemaal blanco, op de kernen van Diksmuide, Ieper, Veurne en Poperinge na. Maar geen enkel gebied wordt goed ontsloten met openbaar vervoer of beschikt over voldoende voorzieningen.
UITGESTOKEN MIDDENVINGER
De Westhoek reageerde – voorspelbaar – weinig enthousiast op de plannen. Al in 2014 stelde het Westhoekoverleg dat het beleidsplan de verdere ontwikkeling van de streek in de weg stond. Het streekpact van de sociaaleconomische partners (RESOC) lustte de nieuwe principes evenmin. Het herhaalde in 2014 dat het BRV de ontwikkelingskansen van de Westhoek hypothekeerde en dat op openbaar vervoer gerichte ontwikkeling in de Westhoek niet haalbaar was. Tegelijk lanceerde het RESOC twee ideeën, die regelrecht tegen het beleidsplan ingingen.
Om de vlucht van jongeren te keren, moest de Westhoek volop zijn troef als aangenaam woonklimaat uitspelen. De droom van de vrijstaande woning in het groen mag onbetaalbaar zijn in de Vlaamse Ruit en de steden, maar is vanwege de lagere grondprijs in de Westhoek nog wel realiseerbaar. RESOC zette ook een offensief in voor meer bedrijventerreinen nabij de op- en afritten van autosnelwegen. Het Vlaamse beleidsplan bleef bijzonder vaag over de planning van bedrijventerreinen. Maar het aansnijden van nieuwe terreinen staat haaks op de tegen 2040 te realiseren betonstop.
Najaar 2016 werd het charter ruimtelijk-economische assen ondertekend. Onder impuls van werkgeversorganisatie VOKA engageerden de burgemeesters van Menen, Wervik, Zonnebeke, Ieper en Poperinge zich om samen met de landbouworganisaties en de bedrijfswereld 150 hectare extra bedrijfsruimte te realiseren. Die moet er komen naast de E19 Ieper-Poperinge-Frankrijk en de E40 Brugge-Veurne-Duinkerke. En ze moet in het BRV worden opgenomen.
Met de imagocampagne 'De nieuwe Wereld' wil de regio het woningaanbod promoten: met een 'optimale prijs-kwaliteit verhouding, een keuze voor ruimte, ontspanning en sociale samenhang. In deze streek woont elk in zijn eigen stijl: hip, modern, stedelijk of traditioneel, rustiek en landelijk. Keuze te over!' In verschillende adviezen bleef de regio hameren op meer bedrijventerreinen en woonkavels.
Begin 2017 stuurde het Westhoekoverleg een persbericht uit dat meer had van een opgeheven middenvinger dan van een naar de Vlaamse planners uitgestoken hand. 'Dat Vlaanderen (…) inwoners van regio's met een geconcentreerde grote woonkwaliteit en goede werkgelegenheid op termijn wil deporteren naar de Vlaamse Ruit (…) is niet te begrijpen. We kunnen hier alleen bij vaststellen dat sommigen blijkbaar 60 jaar terug in de tijd willen om van Limburg en West-Vlaanderen weer 'achtergebleven gebieden' te maken.' (7 februari 2017). Een jaar later lanceerden de burgemeesters van de vier steden en de sociale partners hun streekvisie 'Ode aan de groei'. De boodschap was duidelijk: 'De Westhoek is vitaal en blijft groeien!' Waarbij er prompt subsidies aan de Vlaamse overheid werden gevraagd om die groei te realiseren.
FINANCIËLE COMPENSATIE
De regio reageerde als door een wesp gestoken. Begrijpelijk, want de assumpties van het BRV gelden helemaal niet voor de Westhoek. Het streven naar geconcentreerde bebouwing rond knooppunten van openbaar vervoer is zinvol in regio's met een hoge verzadigingsgraad, congestie en een openbaar vervoersnetwerk. Maar in de Westhoek is er geen verkeerscongestie en evenmin openbaar vervoer. Ook het verbinden, vrijwaren en 'ontsnipperen' van open ruimte wordt er niet meteen als een behoefte ervaren.
Een burgemeester verwoordde het als volgt: 'Wij hebben een andere perceptie van de open ruimte dan in de Vlaamse Ruit. We hebben er veel van. Kijk eens hoe groot ons grondgebied is. We kunnen perfect nieuwe terreinen ontwikkelen waar nodig en nog steeds veel open ruimte over hebben. Dat betekent niet dat we ongebreideld alles zullen volbouwen. Ik weet ook wel dat onze landschappen een grote troef zijn voor bezoekers. We gaan dan ook ontwikkelen op plaatsen die geen afbreuk doen op het landschap'. Ook de vraag naar nieuwe woontypes leeft niet volgens de beleidsmakers: 'Daar is in onze streek geen vraag naar, mensen hebben hier de ervaring dat er veel ruimte voorhanden is. De meer gedeelde typologieën ontstaan in contexten van schaarste. Hier is de schaarste er niet en dus vinden mensen het normaal dat ze een huis met tuin kunnen bouwen'.
Beleidsmakers ervaren het BRV als zeer onrechtvaardig. De stedelijke problematiek werd op opportunistische wijze naar de plattelandsregio's geëxporteerd. Het BRV als zelfbediening. 'Voor de steden is dat goed nieuws, want ons financieel systeem is volledig gebaseerd op het aantrekken van inwoners en bedrijven', zegt een beleidsmaker. 'Nu er bij ons opnieuw kansen zijn om jongeren te behouden kondigen ze ineens een betonstop af; wij mogen niet meer ontwikkelen omdat gemeenten in de Vlaamse Ruit de open ruimte jarenlang verkwist hebben en daar nu de vruchten van plukken. Als men streken wil waar sterk ingezet wordt op open ruimte, moet men die open ruimte naar waarde schatten en moeten we een systeem van compensatie uitwerken', zegt een burgemeester.
DE WRAAK VAN HET PLATTELAND
De reactie van de Westhoek op het BRV legt enkele fundamentele problemen in het nieuwe ruimtelijk beleid bloot. Ten eerste is het moeilijk om actoren uit perifere regio's zonder dwingend kader tot ander ruimtelijk gedrag aan te zetten. Het beleidsplan mikt nochtans volop op een 'mentaliteitswijziging' die er moet komen via 'sensibilisering en bewustmaking' en het inbedden van ruimtelijk rendement in de 'bouwcultuur'. Uit de beknopte case van de Westhoek blijkt alvast dat de actoren zich zeer bewust zijn van hun ruimtelijk handelen en dat ook plaatsen binnen een ruimere strategie van economische en demografische groei. Het lijkt dan ook erg naïef om te denken dat met allerhande 'piloot-' en 'voorbeeldprojecten' of met 'proeftuinen' de laatste Galliërs in hun omheinde dorp tot inkeer zouden komen. De overgang van een top-down naar bottom-upplanning kan maar slagen als gemeenten ook zelf van hun verantwoordelijkheid overtuigd zijn. Om dat te doen, moet het Vlaams beleid sterker vanuit de realiteit van die gemeenten vertrekken. Met de voeten in de klei dus.
Ten tweede lijken de opstellers van het BRV zich niet helemaal bewust van hun eigen stedelijke bias en onzekere assumpties. Het beleidsplan volgt de abstracte theorie van de nieuwe economische geografie, maar blijft daardoor in het luchtledige fietsen en negeert de manier waarop problemen regionaal worden geconstrueerd. Tegelijk biedt het BRV geen antwoord op de regionale ongelijkheid tussen de gebieden binnen en buiten de 'metropool Vlaanderen'.
In 2018 publiceerde Andrés Rodriguez-Pose het spraakmakende artikel 'The Revenge of the Places that Don't Matter (and What to Do About it).'De hoogleraar economische geografie aan de London School of Economics legde een verband tussen de opkomst van het globale populisme aan de ene kant en de groeiende geografische ongelijkheid en de tegenstellingen tussen stedelijke en landelijke regio's aan de andere kant. Zeker in landen die in hun beleid de nieuwe economisch geografie achternahollen. De landelijke regio's voelen zich steeds meer in de steek gelaten door de centrale overheid en keren zich af van het politieke systeem. Of de stedelijke agenda van het BRV bijdroeg aan de opkomst van Vlaams Belang in de Westhoek bij de verkiezingen van 2019 kunnen we niet hard maken. Maar de gelijkenissen zijn wel opvallend.
Samenleving & Politiek, Jaargang 26, 2019, nr. 7 (september), pagina 6 tot 11
STAD VERSUS PLATTELAND
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.