Het gaat allemaal veel te traag, maar toch is Jos Delbeke, directeur-generaal Klimaatactie van de Europese Commissie minder pessimistisch dan de meeste klimaatexperts. “We komen van ver. Vandaag is investeren in windenergie geen marginaal verschijnsel meer en zelfs mijn ouders erkennen de nood aan energiebesparingen. De geesten zijn gerijpt, ook in grote delen van het bedrijfsleven. Ik maak me vooral grote zorgen over het toenemende transport. De winst die geboekt is in de verwerkende nijverheid is voor een groot stuk geneutraliseerd door een hogere consumptie en vooral door transport.”
Over de Europese Commissie kan veel gezegd worden, maar niet dat het uitvoerende orgaan van de Europese Unie niet begaan is met de milieu- en klimaatproblematiek. Alles kan beter, maar de Unie is het afgelopen decennium wel de voortrekker geweest van het wereldwijde klimaatbeleid. Dat is mede de verdienste van de Belg Jos Delbeke (1954), econoom van opleiding, directeur-generaal van het Directoraat-generaal voor Klimaatactie en voormalig adjunct directeur-generaal van het Directoraat-generaal Milieu. Delbeke leidde voor de Commissie de onderhandelingen over de Europese maatregelen inzake klimaatverandering en energie met de Europese Ministerraad en het Europees Parlement en was een van de leidinggevende figuren in de ontwikkeling van de Europese internationale klimaatstrategie, de Europese wetgeving inzake brandstofgebruik, luchtkwaliteit en de uitstoot door de Europese industrie. De EU streeft er naar om tegen 2020 de uitstoot van broeikassen met 20 procent te verminderen, de energie-efficiëntie met 20 procent te verbeteren en het aandeel hernieuwbare energie in de energiemix te verhogen tot 20 procent. Op dit moment ligt de EU‑uitstoot meer dan 17 procent onder het niveau van 1990.
De inspanningen van Europa mogen dan al lovenswaardig zijn in vergelijking met het oogkleppenbeleid dat de rest van de wereld koppig volhoudt, voldoende is het lang niet. Het is niet vijf voor twaalf, maar al lang vijf over twaalf. De klimaatopwarming is niet tegen te houden, ze kan ten hoogste op een aanvaardbaar niveau worden gehouden. Maar zelfs dat is uiterst onzeker. In een recent rapport waarschuwden de Verenigde Naties dat, als er niet dringend actie ondernomen wordt, we er nooit in zullen slagen de voorziene stijging van 2 graden Celsius te halen. Tegen het einde van de eeuw zal de aarde opwarmen met 3 tot 5 graden Celsius, als alle regeringen doen wat ze in Kopenhagen hebben beloofd.“Bij ongewijzigd beleid gaan we zelfs naar een stijging van 6 graden Celsius,” zegt Delbeke aan de vooravond van de Klimaattop van Doha. “Dat betekent dat het ijs van de Noordpool en Groenland zal smelten. Bij ons zal de zeespiegel stijgen met een halve tot vier/vijf meter, afhankelijk van de voorspellingen. Als de zeespiegel in Oostende nog maar met een meter zou stijgen, vereist dat al een forse aanpassing van de infrastructuur. Dan spreken we nog niet over laaggelegen gebieden, zoals grote stukken van Nederland en Denemarken die terug door de zee zullen worden ingepalmd. Maar er zijn andere, meer angstaanjagende evoluties. Verschillende wereldsteden zoals New York liggen dicht bij de zee. In Europa zullen er geen gletsjers meer zijn binnen 30 à 50 jaar. De gletsjers in de Himalaya zijn een bron van drinkwatervoorziening voor miljoenen mensen in China en India. Als die verdwijnen, krijgen we een veel scherper milieuprobleem: drinkwatervoorziening, verdroging, minder productieve landbouw, enzovoort. Dat gebeurt terwijl ook het bevolkingscijfer groeit. We zijn nu met zeven miljard op de planeet; we gaan naar negen miljard. Toen ik geboren werd, waren er maar drie miljard mensen en een goede honderd jaar geleden maar 1 miljard. Die stijging is gigantisch. Leven met zoveel mensen op aarde in combinatie met dit klimaatprobleem is een contradictio in terminis, met andere woorden een gigantische uitdaging.”
De effecten van de klimaatverandering zien we vandaag vooral ver van onze deur: overstromingen in Bangladesh, eilandjes in de Indische Oceaan die dreigen te overstromen, stormen en droogte in de Verenigde Staten. Welke invloed zal het in Europa hebben?
“Wij hebben altijd een gematigd klimaat gehad, wat ons een historisch voordeel heeft gegeven. Als je in meer extreme klimaatzones leeft zoals aan de Noordpool, zijn de verschillen bruusker. Toch voorzien we grote veranderingen, vooral in de waterhuishouding: een gestegen zeespiegel, verdroging, het opdrogen van de gletsjers. Maar als door de klimaatopwarming de Golfstroom, die ons gematigde temperaturen levert, van omslag verandert, zouden we evengoed een scherpe verkoeling kunnen krijgen. Vanaf een bepaalde temperatuur kan het klimaat radicaal omslaan. Er is ook een aantal andere evoluties waar we slechts het begin van zien. We kunnen nu wel blij zijn dat we, zoals duizend jaar geleden, wijn kunnen kweken in België, maar met het een komt het ander. Er duiken reeds bepaalde insecten op uit warmere gebieden. De gezondheidseffecten zullen significant zijn. Ook landbouwtechnieken zullen moeten wijzigen. Zulke veranderingen kunnen we nog wel hanteren, maar het zijn de radicale wijzigingen - de Golfstroom, de migratiestroom - waar we echt voor moeten opletten. Dat zijn evoluties die het functioneren van onze maatschappij op de helling kunnen zetten.”
Een aantal voortrekkers in het bedrijfsleven is radicaal een omslag aan het maken. Een groep investeerders, samen goed voor 22 triljoen dollar, riep onlangs de regeringen op om nu echt actie te ondernemen. Ze doen dat niet omdat ze van de natuur houden, maar omdat hun eigen overleving er van af hangt. Nochtans is er een merkwaardige tegenstelling tussen de klassieke bedrijfscultuur die op de rem staat en de vernieuwers in de sector.
“De industrie is gespleten. De verwerkende industrieën, de traditionele sectoren, zijn sectoren waar de technologische innovatie de laatste jaren eerder beperkt is geweest en waar de globalisering heel snel is gegaan. Die sectoren staan onder druk. Grote delen van de staalproductie is uit Europa verdwenen. We voeren afgewerkte producten uit China in. Deze traditionele sectoren staan nu op de rem. Technologie-intensieve sectoren daarentegen, ondernemingen à la Siemens, Umicore, Philips, hebben de omslag voor de volgende vijftig jaar gemaakt en zijn helemaal mee. Daarnaast hebben we de sectoren in het midden, zoals de auto-industrie, die de Commissie een handje moest toesteken. Daar hebben we forse reglementeringen ingevoerd. Op tien jaar tijd zal de CO2-uitstoot van een gemiddelde nieuwe auto per kilometer gehalveerd zijn. We zijn met de auto-industrie een forse discussie aangegaan, en ze hebben de omslag gemaakt. Ander voorbeeld is de elektriciteitsopwekking. Waar hernieuwbare energie tien jaar geleden een curiosum was, is dat vandaag een ‘normaal’ investeringsproject. De grote industriespelers laten nu windmolens zetten. Onze reglementering heeft daarbij geholpen, en iedereen is het er over eens dat we op de ingeslagen weg moeten verder gaan.”
We beseffen het misschien onvoldoende, maar het bedrijfsleven doet wellicht meer tegen de klimaatopwarming dan de brede maatschappij.
“Daar heb je ongetwijfeld gelijk in. De verwerkende nijverheid en de elektriciteitssector verminderen hun uitstoot met zo een 15 tot 20 procent maar algemeen brengen we onze uitstoot maar met 3 tot 5 procent terug. Wat stoot nog het grootste deel uit? Transport. Dat blijft angstwekkend stijgen. De auto is per kilometer performanter geworden, maar we rijden zoveel meer. Je merkt het aan de files. Dat vertaalt zich ook in de uitstoot. De winst die geboekt is in de verwerkende nijverheid is voor een groot stuk geneutraliseerd door een hogere consumptie en vooral door transport.”
Het Europees Parlement heeft geprobeerd de taksen op brandstoffen te verhogen. Er zijn geen resultaten geboekt om de eenvoudige reden dat politici vrezen dat ze die maatregelen niet verkocht krijgen aan hun kiezers. De angst voor de kiezer blokkeert noodzakelijke beslissingen.
“Politici moeten meer quid pro quo werken. Als de diesel aan de pomp 5 of 10 cent per liter duurder wordt, zou dat geld geïnvesteerd moeten worden in infrastructuur of in premies voor CO2-arme wagens.”
Bovendien koopt niemand een elektrische wagen omdat je hem nergens kunt opladen.
“Daar blijven de lokale overheden in gebreke. Ik rij ook met een plug-in auto. Ik kan die alleen thuis of op kantoor opladen. Er moeten parkeerplaatsen komen met een systeem waar je niet alleen je ticket betaalt, maar ook je wagen kan opladen. Bovendien moeten we als overheid slimmer zijn en continu het beleid bijsturen. Daar zijn we in België zeer slecht in. Het heeft inderdaad geen zin om voor de helft van de bevolking de aankoop van de auto te subsidiëren. Anderzijds zijn de premies voor lage CO2 auto’s op een veel te bruuske manier afgeschaft. Heel wat autofabrikanten hebben dure nieuwe technologie ontwikkeld en in de showroom gezet, maar niemand kan ze nu nog kopen. Ook met de zonnepanelen hebben we te lang gewacht om de subsidie aan te passen. In een eerste fase moet je een forse incentivering van de sector instellen en eens die aanpakt, moet er bijgestuurd worden. Maar in België wachten we te lang en dan ineens, bij de volgende besparingsronde, is de reactie: alles weg. Dat zigzaggen is contraproductief en ontmoedigt heel wat mensen die in die sectoren werkzaam zijn.”
Als we nu eens_ out of the box_-incentives zouden invoeren waar burgers echt iets aan hebben. Rekeningrijden zal wellicht noodzakelijk worden, maar je kan de weerstand bij de bevolking wegwerken met maatregelen die de portemonnee van grote delen van de bevolking ten goed komt. Stel, je geeft elke burger een gratis kilometerquotum. Wie meer dan dat quotum gebruikt, moet kilometers kopen bij andere burgers. Als je niet of weinig rijdt verdien je geld aan een kilometerheffing.
“Ik ben het met je eens dat we naar rekeningrijden moeten gaan. Het idee dat je oppert is een zeer goed idee. Het vertrekt van de idee van een beperkte ruimte. Wil je meer dan de toegewezen beperkte ruimte consumeren, dan moet je die aankopen bij diegene die vrijwillig minder verbruikt. Je kan het nog verder moduleren. Als je ’s nachts met de auto rijdt, is er geen probleem, maar als je in de spits rijdt, moet je dubbel betalen. Het is vergelijkbaar met de CO2-certificaten, waarbij het recht op uitstoot geveild wordt...”
Precies, maar de opbrengst van die veiling gaat niet rechtstreeks naar de burger. In De mythe van de groene economie pleiten Anneleen Kenis en Matthias Lievens er voor om de opbrengst van de CO2-veilingen rechtstreeks naar de burgers te laten vloeien.
“De veiling van de certificaten gaat nu voor België een aantal miljoenen opleveren en voor Europa in zijn geheel zo een 30 miljard. Dat is een behoorlijk bedrag. Daarmee kan je een industrieel beleid voeren of fiscale voordelen geven, bijvoorbeeld aan een parkeergarage die een heruitrusting doet naar elektrificatie toe. Je zou die inkomsten als hefboom kunnen gebruiken voor maatregelen waarvan de bevolking voelt dat ze hen ten goede komen. Dat vind ik een efficiëntere inzet dan de opbrengst simpelweg terug naar de burger te sluizen.”
We weten dat we dringend moeten investeren in de transitie naar een duurzame economie. Dat brengt ons bij het huidige Europese besparingsbeleid. Hoe erg weegt de crisis op het klimaatbeleid? Men zegt wel eens: mocht het klimaat een bank zijn, was het al lang gered.
“Er zijn twee effecten. Door de crisis wordt er minder geproduceerd. De staalproductie is met 50 tot 70 procent teruggelopen. Staal is een zeer intensief CO2-uitstotend product. Daar zien we de impact van op de CO2-uitstoot. Dat is natuurlijk niet wat we willen. We kunnen de economie niet on hold zetten om onze CO2-statistieken te redden. We willen economische groei met minder CO2-uitstoot door slimmer te produceren en te consumeren. Een tweede effect van de crisis is dat het ook veel moeilijker is om beleid te voeren waar de kapitaalinsteek hoog is, bijvoorbeeld bij energie-efficiëntie in de bouwsector. De renovatie van gebouwen kost veel geld. Dat moet je op lange termijn afbetalen en daarvoor moet je kunnen lenen. Maar vandaag schroeven banken hun kredieten terug. Alleen de beste kredieten gaan nog door. Energie-efficiëntie slaat helaas te weinig door in de balans voor banken. Hetzelfde geldt voor auto’s. Een hybride plug-in kost zo’n 30 procent meer. Jouw bank zal je snel aanraden een ander, goedkoper model te kopen.”
“Een ander voorbeeld. We hebben een groot programma voor hernieuwbare energie, NER300, de ETS New Entrants’ Reserve, waar we een anderhalf miljard te spenderen hebben. De oogst aan projecten is echter mager uitgevallen. De co-financieringsplicht - 50 procent privé of lokale overheid en 50 procent subsidie - is nog te hoog gegrepen omdat de banken die insteek niet financieren. Dat is een koude douche. Investeringen in schone technologie vereisen daarom een goed werkend financieel systeem. We hopen elke dag dat de eurocrisis zo rap mogelijk voorbij gaat. Dan kunnen we terug klimaatbeleid voeren en investeren in de toekomst.”
Het bizarre aan het Europese beleid is dat alle doelstellingen inzake besparingen afdwingbaar zijn en alle 2020-doelstellingen rond energie vrijblijvend zijn. Dat geeft toch een idee over waar de prioriteiten liggen?
“Dat is wat te kort door de bocht. Onze wetgeving werkt op de lange termijn en doet wel degelijk zijn werk. De 2020-doelstellingen rond energie en klimaat zijn dwingend. In de huidige budgetbesprekingen over de Europese meerjarenbegroting 2014-2020 staat dat 20 procent van alle bestedingen direct of indirect met klimaatproblematiek verbonden moet zijn. Het zou zeer goed zijn mocht de Europese socialistische fractie S&D dat blijven ondersteunen. Het is een hefboom voor investeringen in energie-infrastructuur en hernieuwbare energie waarmee we de regio’s kunnen helpen, waarmee we ook aan de nieuwe lidstaten, via de cohesiefondsen, kunnen zeggen dat 20 procent van de middelen klimaatgebonden moet zijn.”
Dat is nu goedgekeurd in het Europees Parlement, maar het moet nog langs de Europese Raad passeren. De Europese Raad wil besparen en kan er ook niet van verdacht worden veel aandacht te hebben voor de klimaatproblematiek.
“Toch maken we een kans. Jammer genoeg maakt niemand er een prioriteit van, maar het is ook niet uitgesloten dat niemand het ook wenst af te schieten. Dan zeilt die belangrijke beslissing onder de radar mee in het totaalpakket. Ik hoop alvast dat het in de begroting blijft staan. Het Europees Parlement heeft een belangrijke sleutel in handen. De vraag is niet alleen hoeveel middelen er zijn, maar ook hoe we ze gaan inzetten. We kunnen ze gewoon inzetten op het in stand houden van budgetposten uit het verleden, of we kunnen ze inzetten in toekomstgebonden activiteiten.”
De Amerikaanse econoom Jeremy Rifkin zegt dat als we iets willen doen aan het klimaatprobleem we in eerste instantie de bouwsector moeten inschakelen. We moeten een genetwerkte structuur krijgen van gebouwen die zelfs geen passiefbouw meer zijn, maar actiefbouw die energie levert aan de stad.
“Dat is een uitstekende langetermijnvisie. Het zou al heel goed zijn mochten we de gemiddelde energie-efficiëntie kunnen verdubbelen over het komende decennium. Dan spreek ik nog niet over passiefwoningen. Wat ik geleerd heb door in het beleid te zitten, is dat je ‘snel, langzaam’ moet gaan. Je moet veel mensen omturnen: architecten, bouwpromotoren, bouwvakkers, enzovoort. Het is een mentaliteitswijziging op vele echelons, en jammer genoeg werkt zoiets altijd geleidelijk. Sommige steden, zoals Kopenhagen, doen het bijzonder goed. Andere steden doen absoluut niets. Het is moeilijk om energie-efficiëntie voor gebouwen Europees te reglementeren. Zeker voor de privé-huizenbouw. Er is wel een verschuiving aan de gang. Het energieprestatiecoëfficiënt, EPC, werkt, niet voldoende, maar toch. Het reguleren van energie in de privé-huizenmarkt is voor Europa een moeilijk punt. Waarom zou je mensen in Zuid-Europa op kosten jagen door hen passiefhuizen te laten bouwen, terwijl de potentiële opbrengst in energie-efficiëntie tamelijk beperkt is? De privé-huizenmarkt is een sector die absoluut belangrijk is, maar het zijn de nationale en lokale overheden die het voortouw moeten nemen. ”
Tegen 2050 zou Europa voor 100 procent op hernieuwbare energie kunnen draaien. Dat halen we uiteraard niet als we verder doen zoals vandaag. Denemarken is goed op weg, zelfs sneller dan gepland, Duitsland ook, maar daar stopt het.
“We leggen op Europees vlak een aantal dingen op die in de lidstaten moeten worden doorgevoerd. België hinkt achterop. Door een gebrekkig aanduiden van de burden sharing tussen de regio’s zijn we voor de broeikasgassen blijven steken op het niveau van 2005. Inzake hernieuwbare energie hinken we zwaar achterop. België haalt momenteel nog niet de helft van de doelstelling voor 2020. Tegenover de Scandinaviërs lopen we minstens 5 jaar achter. De Centraal-Europeanen komen nog eens 5 tot 10 jaar na ons. Het heeft met kapitaal te maken. Daar is een grote inhaalbeweging nodig en Europees geld kan daar een groot verschil in maken. Vandaar dat die 20 procent in de Europese meerjarenbegroting - symbolisch en politiek - heel belangrijk is. We spreken over zo een 200 miljard euro. Een verviervoudiging tegenover wat we het laatste jaar hebben gedaan.”
Er zijn vele verbanden tussen sociaal- en klimaatbeleid. Het zijn de armsten die de hoogste facturen voor hun stookkosten betalen. Hoe sterk is klimaatbeleid verbonden met sociaal beleid? En hoe werkt de Commissie daar aan?
“De Commissie gaat niet zo detaillistisch in de uitvoering van dat beleid. We moduleren wel de grote verbanden. Als we onafhankelijk willen zijn van de import van olie - dat nu vier keer duurder is dan zeven jaar terug - moeten we een verlicht beleid hebben om die technologieën en producten ingang te laten vinden. Als we in Europa onze 2 graden Celsius zouden aanleveren, zouden we de kosten die daarmee verbonden zijn volledig terugwinnen door een verlaagde import van olie en gas. Op lange termijn is dat een zeer sociaal beleid. Op korte termijn zitten we altijd met een contraproductieve redenering. Neem de zonnepanelen. Mijn elektriciteit kost vandaag meer omdat mijn buurman zonnepanelen heeft. Als je het op een korte periode vertaalt, hic et nunc, kom je er nooit uit. Je moet een tijdsspanne uitbouwen. Als er velen in de zonne-energie gaan, gaat de kost van die panelen omlaag. Dat is ook gebeurd. Deels door productie in China, maar ook door het schaaleffect. We hebben die zaak kunnen democratiseren. Dat bewerkstelligt een omslag die op lange termijn sociaal te verdedigen is. Tezelfdertijd creëer je ook jobs voor de toekomst. Het is niet met onze lonen maar met slimme producten en diensten dat we moeten concurreren op de wereldmarkt. Daar zijn we traditioneel in Europa heel goed in. Momenteel zitten we op een keerpunt in de hernieuwbare energiesector. We zijn aan het begin van de hernieuwbare energie van de tweede generatie, een interessante technologische revolutie. Als ik zie aan welke doctoraten er wordt gewerkt, welke spin offs er worden gemaakt, dan is het bemoedigend dat zoveel jonge mensen bezig zijn met out of the box-denken.”
Bent u minder pessimistisch dan vele andere klimaatspecialisten?
“Als ik pessimistisch ben, is het over het feit dat het niet snel genoeg gaat. De klimaatwijziging gaat wel snel. Er zijn een paar zaken die me bezorgd maken, zoals transport, maar op het vlak van woningbouw of van huishoudproducten is de bewustwording er. Waar we wel meer aandacht aan moeten besteden, zijn de rebound effecten. Met spaarlampen kan je veel elektriciteit besparen, maar als elektriciteit niet duurder wordt, kan je bij wijze van spreken je zwembad verlichten met spaarlampen. Dat geldt ook voor de auto. Door het gedaalde verbruik, wordt rijden goedkoper. Gevolg: we rijden allemaal meer met de auto. Vandaag rijden er wereldwijd zo’n 750 miljoen auto’s. We schatten dat er tegen 2035 zo’n 3 miljard auto’s op de weg zullen zijn. Dat is vier keer meer dan vandaag. Het ruimtebeslag is gigantisch.”
Na de Amerikaanse verkiezingen heeft Obama zich krachtiger dan ooit uitgesproken over de strijd tegen de klimaatverandering. Daarvoor werd hij bekritiseerd omdat het bij woorden bleef. Hoe schat u de evoluties in de VS in?
“Over de omschakeling naar minder steenkool en meer duurzame energie ben ik eerder hoopvol. Ik ben minder hoopvol over hun betrokkenheid in internationale klimaatakkoorden. Dat is een nachtmerrie. Als ze al een akkoord tekenen, ratificeren ze het zelden of nooit. Hetzelfde geldt voor China. Het multilaterale niveau dat wij in Europa zo gewoon zijn, is in die landen absoluut niet populair. De klimaatonderhandelingen zijn voor mij te veel verzand in praten in plaats van beslissen. Zodra je iets wil vastleggen in een akkoord zijn ze enorm terughoudend. Inzake nationaal beleid werken we vooral met de Chinezen constructief samen. De Chinezen investeren zwaar in hernieuwbare energie. Voor de Amerikanen is the jury still out. Ze hebben nu goedkoop schaliegas, een fossiele brandstof, dat hen de illusie geeft terug een land van onbeperkte grenzen te zijn. De prijzen van energie zijn er enorm gezakt. Bedrijven herlokaliseren hun energie-intensieve activiteiten in Amerika omdat energie er zo goedkoop geworden is. Het is de uitdaging voor Obama om dat schaliegas in te passen in het breder plaatje van een goed doordacht energiebeleid. Een ander groot probleem voor Obama is dat klimaat zo gepolitiseerd is geraakt. Een aantal jaren terug was dat niet zo. De Repubikeinse presidentskandidaat van vier jaar geleden, John Mc Cain, maakte deels zijn reputatie op klimaat. Ik heb nog een getuigenis gedaan in zijn klimaatscommissie, waar hij de lof prees over wat we in Europa deden. Met Romney was klimaat zo overmatig gepolitiseerd dat we het uiteindelijk beter vonden dat het niet te veel aan de orde kwam in de campagne. Obama linkt klimaatbeleid nu aan de jobs van de toekomst. Hij brengt een positief verhaal en dat is voor hem de enige mogelijkheid om iets te bereiken. Een van de dossiers waar ik meer dan de helft van mijn tijd aan spendeer, is de luchtvaart. We hebben getracht de internationale luchtvaart onder de emissiehandel in te brengen. De reactie van Amerika en China was zeer afwijzend. Beiden landen hebben wetgeving aangenomen die ondernemingen verbiedt onze Emission Trading System-wetgeving te respecteren. Dat je een agressieve wetgeving aanneemt tegenover een bevriende partner gaat op diplomatieke vlak erg ver. Zelfs Obama heeft dit niet kunnen tegenhouden. Om maar te zeggen hoe ideologisch beladen het klimaatprobleem is geworden. Amerika moet de omslag maken en dat zal niet op een-twee-drie gebeuren. Daarentegen hebben ze de beste klimaatonderzoeksinstituten. De manier waarop het leger naar klimaat kijkt als een veiligheidskwestie geeft aan dat de geesten aan het rijpen zijn.”
Met rijpende geesten alleen gaan we het niet redden. De vraag is of we nog tijd hebben. Alles ligt klaar, alleen doen we niets.
“We doen het te traag. Maar als we in Europa terugblikken op wat we de laatste tien jaar hebben gedaan, dan moet ik erkennen dat ik dat toen niet voor mogelijk zou hebben geacht. In Europa ratificeerden we Kyoto en nu in 2012 hebben we al onze doelstellingen gehaald. Tien jaar geleden waren we niet zo met de klimaatproblematiek vertrouwd. Het was een minderheid die campagne voerde. Nu niet meer. Mijn ouders zijn 90 jaar en weten dat het zo niet verder kan. Ze zijn geen proactieve barricadespringers, maar schrijven zich helemaal in de logica van energiebesparingen in.”
Er zijn vandaag echter nieuwe kapers op de kust, partijen en politieke bewegingen die het klimaatprobleem doelbewust onderschatten en hopen politieke munt te slaan uit de onvrede die er bij de bevolking kan ontstaan als gevolg van nieuwe maatregelen...
“Ik heb ook schrik voor de nieuwe conservatieve profilering. Daarom hebben we goede feiten en solide wetenschap nodig. Dat is in een democratie het enige werkbare antigif. Ontkenning van het klimaatprobleem is kortzichtig. Gelukkig zijn er heel wat dynamische maatschappelijke krachten aanwezig die de kar vooruit trekken, zowel op lokaal, nationaal en Europees vlak, als in vele bedrijven. Daarom is het ook belangrijk als bijvoorbeeld de CEO’s van Siemens of Philips naar Commissievoorzitter Barroso gaan en zeggen dat we actie moeten ondernemen. Dat is een politiek signaal dat in alle partijen gehoord wordt.”
foto's: Theo Beck
Samenleving & Politiek, Jaargang 19, 2012, nr. 10 (december), pagina 48 tot 57
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.