Van Karel De Gucht (VLD), minister van Buitenlandse Zaken in de federale regering, is de uitspraak: ‘De pers is een politieke actor geworden. Sommige journalisten zijn er zeer trots op dat ze aan politiek doen. Ik vind dat allemaal schitterend hoor, maar dat ze zich dan op een lijst laten zetten.’1
De Gucht doet niet altijd zulke wenkbrauwenfronsende uitspraken, maar dit had je toch eerder van sommige niet nader te noemen partijgenoten van hem verwacht. Want wat bedoelt de minister dan? Dat het de pers niet toekomt haar steun uit te spreken voor politicus X of tekeer te gaan tegen partij Y? Dat de pers zich niet langer heeft uit te spreken over zoiets als het cordon sanitaire rond het Vlaams Belang? Of dat Vanderkelen, Sturtewagen en Desmet zelfs moeten zwijgen over de snelheidsbeperkingen voor vrachtwagens? Als ze dat willen, moeten die journalisten zich maar laten verkiezen, zegt De Gucht. De minister van Buitenlandse Zaken moet dringend zijn vaderlandse geschiedenis eens opnieuw doornemen. Om vast te stellen dat zonder de politieke activiteit van journalisten anno 1830 hij nooit een land zou hebben gehad om de buitenlandse zaken van te behartigen.
Een belangrijk gevolg van de Belgische revolutie was trouwens dat de vrijheden van meningsuiting en pers stevig in de Grondwet werden verankerd. Voorlopers van De Gucht gooiden in het buitenland hoge ogen met die Grondwet, want ze gold als een van meest progressieve uit die tijd. De beweging was hoe dan ook onomkeerbaar: aan burgers, net zoals aan de uitgevers en journalisten van persorganen, moet een maximale vrijheid van expressie worden gegund. Enkel in welomschreven gevallen kan de wetgever beperkingen op deze communicatievrijheid voorzien.2 Rechtspraak, bijvoorbeeld van het Europese Hof voor de Mensenrechten in Straatsburg, voegt daar nog aan toe dat de expressievrijheid zo mogelijk nog meer geldt als het over politieke aangelegenheden gaat. Uiteindelijk is dat niets minder dan een kwestie van democratie.
Ontzuiling
Over pers en politiek wordt wel meer in slogans gesproken. Dat journalisten zich moeten onthouden van politiek, is er maar een, zij het een zeer ongelukkige. Toch is de frustratie van Karel De Gucht enigszins te begrijpen, omdat de wijze waarop de pers dezer dagen aan politiek doet fundamenteel is gewijzigd. Liep een krant of omroepjournalist tot een paar decennia geleden nog vrij mooi in de pas van de toenmalige partijhoofdkwartieren, dan bewandelen ze vandaag een veel grilliger parcours. Communiqués van een partijvoorzitter, vakbond of andere drukkingsgroep geraken niet automatisch meer in de zuilverwante krant. En of een partijcongres of actie van de Boerenbond het televisienieuws haalt, zal op het gepaste moment wel door de eindredacteur worden uitgemaakt. Niet zozeer op basis van een insteek van Somers, Leterme of Vande Lanotte, dan wel op grond van de intrinsieke nieuwswaarde en het aanbod van ander nieuws.
De oorzaak van dat alles is welbekend: in de crisisjaren zeventig bleek het uitgeven van media een veel te dure aangelegenheid voor politieke partijen en hun aangelanden. De ene na de andere particuliere ondernemer nam dan maar het heft in handen. Parallel daarmee werd ook op de nieuwsredacties van de openbare omroep een depolitiseringsproces in gang gezet. Die ontzuiling van de media, in het verlengde van de ontzuiling van de maatschappij in haar geheel, heeft geleid tot een veel onafhankelijker en daardoor voor de politiek ongemakkelijker nieuws dan weleer.
Pas op, Het Laatste Nieuws blijft rechtsliberale klemtonen leggen die je niet in De Morgen zal vinden. En daar vind je soms progressistische toetsen waarvoor de VUM- en de Concentra-kranten nog altijd passen. Vooral in verkiezingsperiodes vallen de maskers soms wat af, en besef je weer dat kranten toch nog dat eigen ideologisch profieltje hebben. Maar het nettoresultaat is zonder omwegen toch een vergrijzing van het nieuws. Veel meer dan vroeger stel je vast dat redacties dezelfde nieuwsitems behandelen, en dat ze ook in hun opiniëring erover dezelfde toetsen bespelen.
Dat alles wordt in de hand gewerkt door de onvermijdelijke keerzijde van de depolitisering van de media, en dat is hun voortschrijdende commercialisering. Steeds meer zoeken directies en hoofdredacties de grote middenmoot op, de gemiddelde Vlaming. Kranten gaan daardoor steeds meer op elkaar lijken. Zelfs het onderscheid tussen ‘kwaliteitsbladen’ en ‘populaire titels’ vervaagt soms. Die evolutie is onlangs nog pijnlijk duidelijk bevestigd voor de VS3: hoewel het aantal nieuwsmedia er nog steeds toeneemt, vermindert het aantal gecoverde nieuwsitems. Tegelijk vermindert de variëteit van het nieuwsaanbod: de focus ligt steeds sterker op misdaad, ongelukken, weer, verkeer en sport.
Infotainment
De commercialisering heeft er ontegensprekelijk ook toe geleid dat het politieke nieuws ‘persoonlijker’ werd, minder ‘institutioneel’. Wellicht wordt er niet minder over politiek bericht, het gebeurt tegenwoordig wel veel meer bottom-up dan omgekeerd. Via anecdotes en incidenten worden zaken op de politieke agenda gezet. De federale parlementsverkiezingen van 18 mei 2003 bijvoorbeeld waren de meest gemediatiseerde ooit, maar meer dan tevoren werd er ook plaats ingeruimd voor de verzuchtingen van de burger. Stemtesten en spelletjes met politici incluis. Daar is nadien enorm veel over te doen geweest. Van Johan Van de Lanotte is de vaststelling: ‘De media stellen nogal makkelijk elke Vlaming voor als slachtoffer: van de Walen, van de overheid, van de vreemdelingen, van de werklozen, van de politiek. Blijkbaar bulkt dit land van de zwaar getormenteerde mensen. Ik vind dat de media de ‘klagende burger’ bijzonder goed soigneren.’4
Luc Huyse zei over het opkomende infotainment het volgende: ‘Door al dat politieke infotainment valt er volop licht op de persoon achter de politicus, maar straks moeten we wel nog op zoek naar de politicus achter de persoon.’5 In dezelfde lijn ligt de vaststelling van velen dat een journalist als Sigfried Bracke een Freya Van den Bossche als nationale politica heeft ‘gemaakt’. Een fenomeen dat sommigen ronduit aan de alarmbel doet trekken. ‘Als de selectie van nationale politici afhankelijk wordt van al dan niet gsm-gestuurde populariteitstests’, aldus politicoloog Marc Hooghe6, ‘voorspelt dit weinig goeds voor het niveau van onze politici. Het eindresultaat is dan een politieke klasse die onderlegd is in communicatietraining, maar die niet eens meer begrotingsdocumenten kan lezen.’ Voor Hooghe, zelf een gewezen VRT-radiojournalist, staat niets minder dan de democratie op het spel. Niet dat die kritiek nieuw is. Ook na de eerste ‘zwarte zondag’ in 1991, schreeuwden politici dat de media een belangrijke verantwoordelijkheid torsten. Door hun koers van popularisering en banalisering, baanden ze alleen maar de weg voor extreemrechts en de antipolitiek.
Democratisch surplus
De kritieken zijn te belangrijk om zomaar te negeren. Maar dat het allemaal zo erg is, is daarom ook niet het geval. Tot nog niet zo lang geleden werd dit land geregeerd door premiers die op elke vervelende vraag van een journalist antwoordden met ‘geen commentaar’. Problemen zouden slechts dan worden aangepakt wanneer ze zich stelden. Dan wordt er door de hedendaagse bewindslui toch al wat meer gecommuniceerd. Politiek nieuws vindt overigens nog altijd loyaal zijn weg naar de massamedia en op die manier naar het grote publiek. OK, meer dan vroeger gebeurt dat in de vorm van infotainment, maar dit heeft daarom het ernstige nieuws niet noodzakelijk verdrongen. Mogelijk moet je er een beetje meer naar zoeken omdat het niet automatisch meer de ‘één’ van de krant of de opening van het radionieuws haalt, maar het is er nog wel. In de aanloop naar de parlementsverkiezingen van 18 mei 2003 keek zeker 1 Vlaming op 2 naar een of ander verkiezingsprogramma op tv.7 Van politieke participatie gesproken.
Politici beseffen nog te weinig hoe moeilijk hun talloze boodschappen eigenlijk te verkopen zijn aan een groot publiek. Vooral beleidsmensen op het Vlaamse bestuursniveau lijden aan dat onbegrip. Het begint er al mee dat het gros van de Vlamingen maar geen klaar zicht krijgt op de diverse parlementen en regeringen die dit land rijk is. Leg maar eens uit hoe Vervotte niet vooruit kan omdat Onkelinx blokkeert, of hoe het komt dat vliegtuigen de Noordrand over moeten omdat Brussel andere geluidsnormen heeft. Popularisering en personalisering van het politieke gebeuren vormen dan het noodzakelijke glijmiddel om het publiek alsnog duidelijk te maken waarrond iets draait. We willen niet heroïsch doen, maar in afwachting van klaar wetenschappelijk onderzoek durven we er een bak Duvel op verwedden dat het politieke bewustzijn van de gemiddelde burger nooit groter was dan vandaag. En dat niettegenstaande de tomeloos complexer wordende maatschappelijke context.
Politiek zelfonderzoek
In zoverre de zaken hier en daar wat uit de hand zouden lopen, moet de politieke wereld overigens zelf dringend eens aan wat zelfonderzoek doen. Elke dag weer valt het op hoe snel en makkelijk politici zich aan de nieuwe media-omgeving hebben aangepast. Redacties zijn dan wel politiek zelfstandiger geworden, ze volgen niettemin nog altijd een logica, de commerciële dit keer. We zeiden al dat dit tot op zekere hoogte gepaard gaat met een uniformisering in content en vormgeving bij de kranten en televisiejournaals. Dat maakt de media toch weer enigszins voorspelbaar en bovendien manipuleerbaar. Partijhoofdkwartieren, ministers en parlementsleden spelen hier massaal op in door de inzet van woordvoerders, communicatiestrategen en spindoctors - die ze overigens niet zelden uit de journalistieke wereld zelf rekruteren. Het resultaat is een heuse politieke marketingindustrie, die opvallend compatibel blijkt te zijn met de nieuwsbusiness. Obligate fricties - we denken aan een incident zoals dat tussen TerZake-journaliste Phara de Aguirre en Antwerps politicus Hugo Coveliers - niet te na gesproken. Dat gaat zover dat Belgische journalisten bij Nederlandse collega’s de kwalijke reputatie hebben al te nauw verweven te zijn met de machthebbers.8 Toch verschilt de Belgische journalistiek op dit punt niet van de situatie elders. Ook in Nederland, Frankrijk of de VS zitten sommige journalisten allicht te vaak op schoot bij sommige regeringsleiders, zonder dat dit afbreuk doet aan de structurele onafhankelijkheid van het gros van hun collegae.
Ook de personalisering van de politiek hebben de politici voor een goed deel aan zichzelf te wijten. Jean-Luc Dehaene liet camera’s binnen in zijn woonkamer om het publiek te tonen dat hij geen kater had overgehouden aan zijn niet-uitverkiezing tot Europees Commissievoorzitter. Een Rik Daems had niet te veel schroom om voor een magazine languit te poseren op de trappen van zijn luxevilla. En onlangs vielen voorwaar de eerste foto’s van Guy Verhofstadt met gezin te zien in de nationale pers. Telkens gaat het om een bewust gekozen mediastrategie: de politicus tonen als mens van vlees en bloed. Dat moest wel tot incidenten leiden. Want voor de media geldt dat wie zich out in goede dagen, ook verondersteld wordt dat te doen wanneer het tij keert. Terwijl de politici natuurlijk niet thuis geven in dat laatste geval. De Raad voor de Journalistiek is op dit moment aan het bekijken of Dag Allemaal deontologisch mocht berichten over de huwelijksproblemen van VLD-toppoliticus Rik Daems. Een ding staat vast: Dag Allemaal vond die problemen alleszins niet uit.
Het huiswerk van de media
Maar de media moeten hun verantwoordelijkheid zeker niet ontlopen. Een deftige politieke berichtgeving veronderstelt wel degelijk dat aan enkele randvoorwaarden wordt voldaan. Het naleven van de minimumregels uit de journalistieke deontologische codes is er daar een van.9 Meer en meer wordt ook de relevantie van een redactiestatuut duidelijk, dat de verhoudingen tussen directie, hoofdredactie en redactie regelt. Een redactiestatuut fungeert aldus als buffer tegen de ongepaste inmenging van uitgevers en omroepbazen in het journalistieke werk - om het even of die bemoeienis nu commercieel of politiek is van aard. De groeiende concentratie in de mediasector, ook internationaal, maakt redactiestatuten alleen maar nog gewenster. Dan mag Christian Van Thillo nog geen persoonlijke politieke aspiraties hebben - wat hem absoluut positief onderscheidt van een Berlusconi - je weet maar nooit in welke handen de Belgische mediabedrijven straks verzeilen.
Goede politieke berichtgeving begint overigens bij individuele journalisten die over een minimum aan kennis en ervaring in de materie beschikken. Mensen die Paul-Henri Spaak of Winston Churchill nog kunnen situeren in de tijd. Het personeelsbeleid van alle mediahuizen gaat nochtans tegen die bekommernis in. Steeds vaker moeten oudere en ervaren journalisten de baan ruimen voor jonge turken, van wie het geheugen een heel stuk minder ver reikt. Ook de kwaliteitspers is in dat bedje ziek. De redenen die mediabazen hiervoor hebben zijn velerlei: oudere journalisten zouden niet meer meekunnen, jonge journalisten hebben nog de gave van de verwondering (en verwondering is de brandstof waarop journalistiek draait), en daarbij komt dan nog het prijskaartje van de personeelskost. Hoe dan ook wordt het jeunisme in de vaderlandse pers wel zeer sterk doorgezet. In die mate zelfs dat Guy Verhofstadt vorig jaar een opgemerkte oproep deed.10 ‘Het wordt tijd om te investeren in de nauwkeurigheid en kwaliteit van de informatie’, zei de federale premier aan het adres van de in Brugge verzamelde werelddagbladpers. ‘Dit na het afgelopen decennium waarin kwantiteit en snelheid de boventoon voerden. Het is niet aan mij om te zeggen hoe dat moet gebeuren, al zal journalisten beter betalen wellicht geen slecht voorstel zijn om mee te beginnen.’ Op Vlaams bestuursniveau is de koe trouwens al bij de horens gevat. Daar is de voorbije jaren de steun aan de pers voor een stuk gefocust op het behoud van het ‘collectieve geheugen’ op de redacties. Of dat veel zoden aan de dijk heeft gezet, is een ander paar mouwen.
Niet alle politici denken overigens in die richting. Want laat ons eerlijk blijven: vele politici zien dat jonge journalistieke volkje juist maar al te graag komen. In tegenstelling tot een oude rot beseft een groentje in het vak nu eenmaal vaak niet dat een als nieuw gepresenteerd wetsvoorstel al vele keren is ingediend, of dat een met veel bombarie aangekondigde regeringsmaatregel onuitvoerbaar is wegens gebrek aan budget. Daarmee gaan de belangen van louter op rentabiliteit beluste mediabazen en althans een deel van de politieke klasse gelijk op.
In dienst van de democratie
Menig politicus heeft geen boodschap aan de journalistieke verzuchtingen van een goede verloning en redactiestatuten. Voor hen telt maar één ding: dat (zoveel mogelijk) journalisten in de pas lopen van hun verhaal. In dat verband storen sommigen zich ook nog mateloos aan elke aandacht die de pers opbrengt voor extreemrechts. De media moeten meewerken aan de opbouw van een democratische en rechtvaardige maatschappij, is hun boodschap. Waaraan nog net niet expliciet wordt toegevoegd dat dit feitelijk neerkomt op een pak meer aandacht voor hun eigen persoon.
Journalisten vertrekken van een heel andere premisse, en die is correct en kritisch informeren. En als dat gebeurt met frontale of collaterale schade voor politici, partijen of zelfs instellingen, dan is dat maar zo. Willem van Oranje zei tot 1830 ook dat hij baas was van een democratische rechtsstaat.
Tot nader order blijft een vrije, onafhankelijke pers de enige waarborg voor waarachtige democratie. Nu ze ontzuild zijn, kunnen de media hun rol van kritische waakhond meer dan ooit vervullen. Alle kritiek ten spijt, doen ze dat ook grotendeels. Alleen mogen de mediaverantwoordelijken de nieuwe opportuniteiten nu niet verknallen. Daartoe is het ronduit essentieel dat geïnvesteerd wordt in de kwaliteit, de nauwkeurigheid en het geheugen van de redacties. In de mediasector is geen plaats voor louter op geld beluste managers en beleggers. Aan de politieke verantwoordelijken om daar desnoods een stokje voor te steken.
Pol Deltour
Nationaal secretaris van de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) en de Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten in België (AVBB)
Noten
1/ P-magazine van 21 maart 2006
2/ Artikelen 19 en 25 van de Belgische Grondwet, en in internationaal verband onder meer artikel 10 van het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens.
3/ http://www.stateofthenewsmedia.com
4/ Humo van 6 juli 2004
5/ De Morgen van 3 mei 2003
6/ Hooghe M.(2001) De nachtwacht van de democratie. De Belgische politiek in het televisietijdperk. Ons Erfdeel 44/4 (2001/4), september-oktober.
7/ Pol Van den Driessche (politiek hoofdredacteur VTM) tijdens een debat georganiseerd door Media Academie / De Persgroep op 9 mei 2003
8/ Ene Derk-Jan Eppink, ex-journalist van De Standaard en medewerker van de ultraliberale Europese commissaris Bolkestein, laat geen gelegenheid onbenut om die mythe te voeden.
9/ De Universele Verklaring der Plichten en Rechten van de Journalist (München, 1971) en de Belgische Code van Journalistieke Beginselen (Brussel, 1982)
10/ De Standaard van 29 mei 2005
pers - media en politiek
Samenleving & Politiek, Jaargang 13, 2006, nr. 6 (juni), pagina 25 tot 29
POLITIEK EN MEDIA
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.