Jonas Kooyman noemt de nieuwe yup zonder voorbehoud een ‘elite’. Maar het roept de vraag op hoe deze groep nu echt macht heeft.

De havermelkelite
Met de ‘havermelkelite’ muntte journalist en ‘influencer’ Jonas Kooyman een aantal jaren geleden een term die trefzeker de recente culturele veranderingen in gentrificerende steden capteert. Hij doet dit voor zijn eigen woonplaats Amsterdam, maar de tendensen die hij bespreekt zijn zo universeel dat dit boek in gelijk welke andere grootstad gesitueerd zou kunnen zijn. In zijn boek verweeft Kooyman vlot en levendig geschreven journalistieke reportages over de leefstijl en leefwereld van nieuwe, jonge stedelijke middenklassers met autobiografische reflecties over zijn eigen traject van precair tewerkgestelde journalist naar succesvolle influencer op de sociale media.
In zijn reportages neemt hij ons mee naar de meest betekenisvolle plaatsen waar de nieuwe stedelijke middenklasse haar leven doorbrengt. Althans het leven buiten de arbeidstijd, want alhoewel Kooyman de economische ratrace in de grootstedelijke creatieve economie en de existentiële angsten die deze met zich meebrengt regelmatig voor het voetlicht brengt, krijgen we de ‘arbeidsvloer’ in dit boek niet echt te zien. Wat de lezer wel in geuren en kleuren beschreven krijgt, zijn de plaatsen waar en de objecten die de nieuwe stedelijke middenklasser in de vrije tijd consumeert.
Kooyman neemt de lezer mee naar de kleedkamers van de luxe gym, alwaar in volstrekte individualiteit aan het perfecte lichaam gewerkt wordt. Hij staat met de lezer in de wachtrij bij de zuurdesembakker en betrekt ons in blasé gesprekken over natuurwijn in ‘small plate’ restaurants. Hij laat de lezer ook mee beleven hoe het eraan toe gaat in exclusieve ledenclubs met ijsbaden, tijdens met drugs overgoten feesten in Amsterdam-Noord en op de Van Moof e-bike op weg naar alweer een lunchafspraak.
Kooyman staat met de lezer in de wachtrij bij de zuurdesembakker en betrekt ons in blasé gesprekken over natuurwijn in ‘small plate’ restaurants.
Kooymans trefzekere documentaire schets van de havermelkelite en de nieuwe ‘young urban professional’ is niet bedoeld als een doorwrochte wetenschappelijke studie. Wat hij schrijft sluit wel aan bij hedendaagse cultuursociologische analyses over de nieuwe stedelijke middenklasse. Zijn interesse ligt in hoe jonge twintigers en dertigers in de Nederlandse Randstad ‘wiens jobs een paar jaar geleden nog niet bestonden’ zich via een eigen smaak (havermelk, natuurwijn, zuurdesembrood, Van Moof e-bike, sportklassen) van anderen onderscheiden en sociale status claimen. De Franse socioloog Bourdieu is hier niet ver weg. Kooyman toont aan hoe op culturele gronden, door een eigen, voor zichzelf en de buitenwereld herkenbare leefstijl te ontwikkelen, in grootsteden aan sociale klassenvorming gedaan wordt en hoe dit ‘de stad onherkenbaar verandert’.
Toch is een meer diepgaande analyse van het economisch en cultureel kapitaal van deze groep en hun verhouding tot andere sociale groepen in de stad nodig om ze effectief als ‘sociale klasse’ te identificeren. Kooyman focust in zijn boek sterk op stijlverschillen, die ook telkens vernieuwd moeten worden om andere sociale groepen voor te blijven, maar blijft eerder aan de oppervlakte over het samenspel met het economisch kapitaal van deze sociale groep en hoe ze haar cultureel en economisch kapitaal inzet om sociale ongelijkheid te versterken.
Hij verwijst wel naar de financieel-economische economische crisis van 2008 als het (langzame) startpunt voor de massale veryupping van de stad, maakt een eerder vaag onderscheid met de ‘ietwat groezelige hipsters’ van weleer, onderscheidt de rijke ‘Zuidas-types’ van de ‘streefklassers’ waarbij vooral die laatste voortdurend problemen ervaren om hun leefstijl gefinancierd te krijgen en beschrijft hoe de nieuwe yuppen lagere inkomensgroepen sociaal verdringen en hun ruimtes (bijvoorbeeld volkscafés) overnemen.
Ondanks de eerder fragmentarische verwijzingen naar de sociaaleconomische positie van de nieuwe yup, noemt Kooyman hen zonder voorbehoud een ‘elite’. Dat bekt mooi in tijden van onophoudelijke cultuuroorlogjes, zeker in combinatie met havermelk, één van de troetelproducten van de ecologisch bewuste middenklasse. Maar het roept onvermijdelijk de vraag op hoe deze groep nu echt macht heeft en uitoefent, behalve dan in het etaleren van een bepaalde smaak en het innemen van stedelijke ruimte. Bovendien, hoe verhoudt deze nieuwe stedelijke middenklasse zich tot de economische elite? Ik denk in het bijzonder aan de projectontwikkelaars die met hun ijzeren greep over grond en woningen de grote begunstigden zijn van de gentrificatie van de stad en de horecaondernemers die fortuin maken door de door Kooyman zo scherp beschreven ‘horecahausse’? Ook de andere kant van de stedelijke klassenstructuur, met name de kortgeschoolde en slecht betaalde arbeiders die de nieuwe stedelijke middenklasse op hun wenken bedienen en de materiële infrastructuur van de stad bouwen en onderhouden, komt nauwelijks in beeld in het boek.
Hoe verhoudt deze nieuwe stedelijke middenklasse zich tot de economische elite? Ik denk in het bijzonder aan de projectontwikkelaars.
Het hiaat in de analyse dat zo ontstaat komt het sterkst tot uiting in de ‘ode aan de stad’, waarmee Kooyman zijn boek afsluit. Hij stelt daar terecht dat de “havermelkelitelevenstijl evolueerde van een creatieve, geëngageerde houding naar een door status geobsedeerde, uitsluitende variant, een die een monocultuur produceerde en propageerde” (p.167) en ziet een stad die “ten onder gaat aan haar eigen succes” (p. 169). Kooyman komt daar ook – rijkelijk laat op de laatste pagina’s van zijn boek – tot de conclusie dat de havermelkelite niet de echte elite is, maar de “voetsoldaten van de gentrificatie” zijn en “een makkelijke zondebok” (p.170). De echte elite die de stad maken zijn de “politici, projectontwikkelaars en grote bedrijven”.
Helaas komt deze gedachte te laat om nog van veel betekenis te zijn. Kooyman concludeert eerder slap dat de havermelkelite moet nadenken over ‘waar ze het geld laat heenvloeien’. Misschien eens gaan eten in een plek die niet in handen is van een keten? Af en toe eens een ongeplande stadswandeling, niet geleid door wat ‘instammagrable’ is of influencers aanprijzen? Je eigen stijl ontwikkelen, los van de laatste microtrend?
Het komt allemaal niet echt in de buurt van wat er toe doet, behalve dan Kooymans suggestie om op een politieke partij te stemmen die opkomt voor betaalbare huisvesting voor lage en middeninkomens. Want, als gentrificatie de klassentransformatie van wijken is, dan kan het ook alleen maar bestreden worden door klassenstrijd. Als de nieuwe stedelijke middenklasse wiens leven Kooyman zo treffend beschrijft daarbij echt van betekenis wil zijn, dan moet ze zich sociaal en politiek aligneren met de lagere en middeninkomens wiens arbeid hun leefstijl mogelijk maakt. Hoe dat dan precies moet zou alvast voldoende stof opleveren voor een volgend boek.
Stijn Oosterlynck
Samenleving & Politiek, Jaargang 32, 2025, nr. 1 (januari), pagina 60 tot 62
Abonneer je op Samenleving & Politiek

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.