Voor een echt doortastend en inclusief klimaatbeleid, heb je meer proactieve lokale besturen nodig met een collectieve aanpak. Antwerpen toont de weg.
Antwerps zuidelijk warmtenet © Bart Leonard
Op de VN-duurzaamheidsconferentie van Rio De Janeiro in 1992 beviel de wereld niet alleen van haar eerste Klimaat- en Biodiversiteitsverdrag, ook de fameuze Agenda 21 zag er het levenslicht. Agenda 21 was een actieprogramma om de principes van duurzame ontwikkeling op alle bestuursniveaus en met alle actoren in de praktijk om te zetten en de wereld klaar te maken voor de 21ste eeuw. Onder het motto ‘think globally, act locally’ ontstonden er in heel de wereld ‘lokale agenda’s 21’ waarin lokale besturen beleid en acties ontwikkelden rond duurzaamheid.
Eind jaren 1990 konden steden en gemeenten met het Vlaams Gewest ook een gemeentelijk milieuconvenant afsluiten, waarin ze zich onder meer engageerden voor de opmaak van een lokaal milieubeleidsplan en de oprichting van een lokale milieuadviesraad. Dit alles in ruil voor Vlaamse middelen. De gemeentelijke milieuconvenant werd in 2013 door toenmalig minister van Milieu, Joke Schauvliege (CD&V), ten grave gedragen. Maar kijk, tijdens de vorige Vlaamse legislatuur, deed minister van Binnenlandse Zaken, Bart Somers (Open VLD), de convenantaanpak herrijzen onder de vorm van een Lokaal Energie- en Klimaatpact (LEKP) dat steden en gemeenten konden afsluiten met de Vlaamse overheid. Ditmaal, de naam zegt het zelf, met een veel grotere focus op het energie-en klimaatbeleid, en met doelstellingen en acties inzake vergroening (bomen, hagen), collectieve renovaties en participatieve hernieuwbare energie, mobiliteit (fietspaden en laadpalen) en regenwater.
Vele van die steden en gemeenten hadden dan al het ‘burgemeestersconvenant’ ondertekend, een Europees initiatief dat in 2008 werd opgestart met als doel steden en gemeenten te engageren tot de opmaak van klimaatbeleidsplannen gericht op 20% broeikasgasreductie tegen 2020. Later werden hier reductiedoelen voor 2030, klimaatneutraliteit tegen 2050 en een pijler rond klimaatadaptatie aan toegevoegd.
HET BELANG VAN STEDEN EN GEMEENTEN IN HET KLIMAATBELEID
Het belang van steden en gemeenten in het klimaatbeleid kan moeilijk worden overschat. Als we de industrie die onder het Europees emissiehandelssysteem valt uitzonderen (die vormen als het ware een 28ste lidstaat met eigen reductiedoelen en -mechanismes), blijven twee grootste bronnen van broeikasgasemissies in het Vlaams Gewest transport (36%) en gebouwenverwarming (29%). Samen met de afvalemissies (5%) zijn dit ook de bronnen waar lokale besturen het sterkst op kunnen ingrijpen.
Het zijn de steden en gemeenten die via hun ruimtelijke ordening, de aanleg van fietsinfrastructuur, deelsystemen, de organisatie van het openbaar vervoer (binnen hun vertegenwoordiging in de vervoersregio’s), autovrije of -luwe zones en zones voor nul-uitstootbelevering, laadpalen en laadpleinen, … in belangrijke mate de keuze van vervoerswijzen en vervoersmiddelen bepalen. Het zijn steden en gemeenten waar ook de investeringen moeten landen om het gebouwenbestand energiezuinig en fossielvrij te maken. Naast het terugdringen van de broeikasgasuitstoot voor het temperen van verdere klimaatontregeling (de zogenaamde ‘klimaatmitigatie’), moeten steden en gemeenten zich ook aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals hittegolven, overstromingen en droogte (de zogenaamde ‘klimaatadaptatie’).
Lokale overheden kunnen maatregelen nemen, zoals het vergroenen en ontharden van de publieke ruimte. Ze kunnen ruimte creëren voor water, zodat wadi’s en rivier- en beekvalleien overstromen in plaats van huizen en straten. Ze kunnen bemalingswater, hemelwater en effluentwater recycleren voor het voeden van vijvers, plantsoenen en waterpartijen, en zo met ‘natuurlijke airco’s’ het hitte-eilandeffect bestrijden.
VAN PASSIEF ‘DOORGEEFLUIK’ VOOR ÉÉN-OP-ÉÉN RENOVATIES…
Juist omdat de lokale besturen het dichtst bij de burger staan, maakt ook Vlaanderen er dankbaar gebruik van. Via door Vlaanderen gefinancierde lokale of regionale ‘energiehuizen’ krijgen burgers informatie, advies en begeleiding op vlak van energiebesparing en duurzame energie. De energiehuizen wijzen de burgers de weg naar de gewestelijke MijnVerbouwPremies en MijnVerbouwLeningen. Sommige van die energiehuizen zijn sterk lokaal ingebed, op armslag van het gemeentehuis, en worden ook de gemeente of stad in kwestie gebruikt om eigen aanvullende instrumenten aan de man (m/v/x) te brengen. Andere gemeenten doen dan weer beroep op regionale of intergemeentelijke energiehuizen, die toch op grotere afstand van de burger staan en eerder een ‘doorgeefluik’ zijn van gewestelijke maatregelen.
Het gewestelijk beleid is te vrijblijvend en te sterk gericht op individuele maatregelen door individuele huisje-tuintje eigenaars die op eigen initiatief aan de slag kunnen.
Maar dat gewestelijk beleid is vaak te vrijblijvend en te sterk gericht op individuele maatregelen door individuele huisje-tuintje eigenaars die op eigen initiatief aan de slag kunnen. Die kunnen zelf beslissen om zonnepanelen op het dak te leggen, overschotstroom te gebruiken om de elektrische salariswagen op de oprit op te laden en beschikken over genoeg buitenruimte om warmte voor de warmtepomp uit de bodem te halen of via een buitenunit uit de lucht.
Eerder onderzoek van Itinera wees uit dat dit beleid te weinig impact heeft en het leeuwendeel van de renovatiesteun (65%) doet terechtkomen bij de hogere inkomens die ook zonder de subsidies gerenoveerd zouden hebben (zogenaamde ‘meeneem’ of ‘free rider’ effect). Voor verkopers van slecht geïsoleerde woningen kunnen de subsidies zelfs een stimulans zijn om hun pand aan een hogere prijs te verkopen.
… TOT EEN PROACTIEVE ACTOR MET COLLECTIEVE AANPAK
Minder fortuinrijke gezinnen, die vaker ook een appartement of huurwoning betrekken, blijven vaak (ook letterlijk) in de kou staan. Ze beschikken vaak niet over de kennis (waar beginnen, welke aannemer?), tijd (andere besognes) of middelen om tot renovatie over te gaan. Of ze kunnen de verhuurder of Vereniging van Mede-Eigenaars daar niet van overtuigen. Verhuurders hebben geen zin om de kosten te dragen zonder de baten (de zogenaamde ‘split-incentive’), en ook in een appartementsblok lopen de voorkeuren en voordelen van een renovatie vaak sterk uiteen. Zonder ook deze gezinnen mee te krijgen, blijven de klimaatdoelen buiten bereik. Ook de meest rendabele investeringen in energiebesparing blijven dan uit, en dus blijven de energiezorgen van grote groepen burgers onbeantwoord. In een stad als Antwerpen woont bijvoorbeeld 7 op de 10 gezinnen in een appartement en is 6 op de 10 huurder. Amper 1,1% van de aanvragen voor MijnVerbouwPremies is er afkomstig van verhuurders op de privémarkt, tegenover 83,5% van eigenaar-bewoners.
Voor een echt doortastend en inclusief klimaatbeleid, heb je meer proactieve lokale besturen nodig die juist op deze problematiek inzetten. Met een collectieve, ontzorgende, robuuste en systemische aanpak, in plaats van met vrijblijvende en individuele maatregelen die enkel weggelegd zijn voor de happy few. Tegelijk de klimaatontregeling en de energiearmoede bestrijden, lukt niet met losstaande en vrijblijvende één-op-één renovaties, maar enkel met collectieve transformaties.
ANTWERPEN TOONT DE WEG
Lokale besturen zijn hier ook mee aan de slag gegaan. Zo werkte Antwerpen, Gent en Mechelen binnen het Europese BE-REEL project aan een nieuwe aanpak voor de collectieve renovatie van appartementsblokken, met opmaak van een masterplan voor energiezuinige renovaties, doorgedreven begeleiding, aangepaste financiering, enzovoort.
Antwerpen toont de weg met focus op de grote blokken van voor 1980 met minstens 20 appartementen.
Antwerpen deed dit met focus op de grote blokken van voor 1980 met minstens 20 appartementen. Deze blokken zijn als het ware ‘verticale straten’ die met één grote investeringsbeslissing volledig fossielvrij gerenoveerd kunnen worden. Bovendien is Antwerpen volop bezig met het uitrollen van een stadsbreed warmtenet dat restwarmte uit de haven en warmte onttrokken uit (gezuiverd)afvalwater als een ‘net voor de deur’ oplossing tot bij de gebouwen in de stad brengt zodat deze afscheid kunnen nemen van hun aardgasketels. De warmte die vandaag via koeltorens, schoorstenen of koelwater de atmosfeer verwarmt, verwarmt zo morgen de woningen. Een door de voltallige gemeenteraad goedgekeurde routekaart stippelt uit hoe tegen 2030 niet minder dan 10% van de warmtevraag van de gebouwen in de stad fossielvrij zal worden verwarmd. De blokken van de sociale woonmaatschappij Woonhaven zijn geprefereerde klanten en kunnen dus worden verwarmd aan stabiele tarieven die niet opnieuw de pan uitswingen bij de eerste de beste geopolitiek strubbeling.
Als enige stad in Vlaanderen zette Antwerpen – eveneens onder toenmalig schepen voor Leefmilieu Tom Meeuws (Vooruit) – het instrument van de onroerende voorheffing in om gebouwen te helpen in de keuze voor fossielvrij. Zo krijgen bestaande gebouwen die via warmtepomp of aansluiting op warmtenet volledig afscheid nemen van hun fossiele stookplaats, voor zes jaar lang een volledige vrijstelling van de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing (zo’n 85% van die belasting). De vrijstelling van opcentiemen op de onroerende voorheffing – die voor grote appartementsblokken tot enkele honderdduizenden euro’s kan oplopen – helpt ook om binnen de Vereniging van Mede Eigenaars (VME) de nodige meerderheden te vinden om in het appartementsgebouw, naast doorgedreven isolatie, ook de laatste stap te zetten naar een collectieve warmtepomp of aansluiting op een warmtenet. Het instrument helpt om de ‘split-incentive’ te doorbreken en levert de warmtenetten meteen ook grote klanten op zodat die sneller rendabel worden. Door een volledig geautomatiseerde datadoorstroming tussen enerzijds de gewestelijke databank met premies warmtepompen en klantenbestanden van warmtenetbeheerders en anderzijds de Vlaams Belastingsdienst (VLABEL), blijven de administratie- en transactiekosten van deze regeling uiterst beperkt. De Verenigingen van Mede Eigenaars (VME’s) kunnen in Antwerpen bovendien genieten van bijkomende stedelijke investeringssteun voor gebouwschilrenovatie. Hetzelfde geldt voor verhuurders die investeren in energiebesparende maatregelen en zich daarbij verbinden de huurprijs niet boven vooropgestelde plafonds te laten stijgen.
De laatste emissie-inventaris laat zien dat op het grondgebied van stad Antwerpen de broeikasgasuitstoot sinds 2005 met 32% daalde.
De combinatie van al deze maatregelen (warmtenetten, masterplan-opmaak, VME-begeleiding, vrijstelling opcentiemen onroerende voorheffing en investeringssteun voor VME’s en geconventioneerde verhuurders) zorgt ervoor dat ook de ‘vergeten’ bewoners van appartementen, sociale woningen en bescheiden huurwoningen meegenomen worden in de energietransitie. De resultaten zijn er ook naar. De laatste emissie-inventaris laat zien dat op het grondgebied van stad Antwerpen de broeikasgasuitstoot sinds 2005 met 32% daalde. Bij huishoudens daalde de uitstoot zelfs met 46%, ondanks een toename van de bevolking met 13%.
LOKAAL BESTUUR ALS PROEFTUIN
Ook andere steden en gemeenten wijzen de weg met een collectieve aanpak. In Muide-Meulestede in Gent wordt op de terreinen van een voetbalclub een zogenaamd BEO-veld aangelegd waarop sociale en private woningen errond kunnen aansluiten. In de winter wordt de in de boorgaten opgeslagen energie naar de huizen eromheen gepompt en in de zomer wordt (omgekeerd) warmte aan deze huizen onttrokken zodat deze kunnen afkoelen en de warmte opnieuw onder de bodem wordt opgeslagen. Een ander voorbeeld is Impact us today uit West-Vlaanderen. Ontstaan vanuit sociale economie, ontwikkelde men een digitaal platform dat huiseigenaren koppelt aan een poule geselecteerde aannemers. Het platform werkt erg ontzorgend en neemt inwoners mee van de eerste scan tot en met de eindoplevering. Tot op heden werden 27.000 offertes opgemaakt, die leidden tot 9.000 energetische renovaties.
Vaak met de steun van Vlaanderen experimenteren lokale besturen volop met de inspiratiekaart warmtezonering, lokale warmteplannen of wegwijzers, de checkjehuis-tool en digital twins die zoeken naar de goedkoopste en meest doeltreffende aanpak op wijkniveau.
GEMEENTEN AAN ZET BIJ HET PRODUCEREN EN TRANSPORTEREN VAN GROENE STROOM
Steden en gemeenten zijn ook sterk aanwezig in de uitbouw van hernieuwbare energie. Via bedrijven zoals Aspiravi en Z-kracht hebben gemeentelijke investeringsvehikels (die met geld van de vrijmaking van de energiemarkten werden opgericht) belangrijke posities uitgebouwd in de windsector, zowel op land als op zee. Het totaal gerealiseerd productievermogen bedraagt ondertussen meer dan 3 GW, meer dan de hele nucleaire site van Doel en genoeg om meer dan 2,5 miljoen gezinnen van groene stroom te voorzien. In tegenstelling tot de nucleaire en fossiele centrales, verhuist de winst van deze groene stroomparken niet naar het buitenland, maar wordt ze uitgekeerd aan de gemeenten (en dus aan ons allemaal) of geherinvesteerd in duurzame energie. Via coöperatieven zoals ‘Aspiravi Samen’ of ‘Wind voor A’ laten gemeenten burgers mee participeren in de uitbouw van hun windparken.
Via bedrijven zoals Aspiravi en Z-kracht hebben gemeentelijke investeringsvehikels belangrijke posities uitgebouwd in de windsector.
Ook de energienetten zijn geheel of gedeeltelijk in handen van de gemeenten. Vandaag zorgen enkel de gemeenten van het publiek kapitaal in de distributienetten van Fluvius, het hoogspanningsnet van Elia en het aardgastransportnet van Fluxys. Het zijn in de eerste plaats de gemeenten die de netten transitieklaar moeten maken zodat straks alle voertuigen en warmtepompen groene stroom kunnen tanken op het ritme van zon en wind. Het zijn ook zij die moeten zorgen voor het versneld afschrijven en uitfaseren van de aardgasnetten.
SCHAALSPRONG
De hogere overheid kan niet zonder de gemeenten en de gemeenten niet zonder de hogere overheid. Steden weten perfect aan welke knoppen federaal en Vlaams moet worden gedraaid.
Op federaal niveau moet de wetgeving op de mede-eigendom veranderen zodat investeringsbeslissingen die nodig zijn om minimale energieprestatie-eisen te halen, op een Algemene Vergadering van mede-eigenaars gemakkelijker kunnen worden genomen. Een meerjaren onderhouds- en investeringsplan moet worden verplicht. En ook de bedragen in het verplichte reservefonds moeten worden verhoogd, in functie van de energieprestaties van een gebouw.
Het Vlaams Gewest moet werk maken van een ‘energietaksshift’ die kosten en lasten op elektriciteit verschuift naar aardgas en stookolie, en op die manier elektrisch rijden en verwarmen goedkoper maakt dan het verbranden van fossiel in meer energieverslindende ontploffingsmotoren en verbrandingsketels. Een energietaksshift maakt warmtepompen en -netten ook zonder subsidies rendabel. Het Sociaal Klimaat Fonds, dat straks zal worden gevoed met de opbrengsten van de veiling van CO2-rechten aan leveranciers van fossiele brandstoffen voor verwarming en verkeer, moet prioritair ingezet worden voor stads- en wijkwarmtenetten, voor (ver)nieuwbouw van veel meer sociale spaarwoningen en voor de e-novatie van grote appartementsblokken. Alleen zo kunnen we grote slagen maken. Alleen zo kunnen we de zwaksten in de samenleving sparen, in plaats van hen extra belasten.
De Europese Energie Efficiëntie Richtlijn verplicht steden met meer dan 45.000 inwoners tot de opmaak van verwarmings- en koelingsplannen. Die moeten aangeven welke gebouwen er kunnen worden aangesloten op warmte- en koudenetten en welke gebouwen individueel via warmtepompen fossielvrij moeten worden.
We hebben een planmatige aanpak nodig. En die weg hebben we ooit al eens bewandeld, met de zuivering van ons afvalwater.
Die planmatige aanpak hebben we nu nodig. En die weg hebben we ooit al eens bewandeld. In 2000 werd slechts 65% van het afvalwater van onze gezinnen gezuiverd. Minder dan in Bulgarije of Tsjechië. Gemeenten bleven achter met hun riolering. Tot de Vlaamse overheid via zoneringsplannen (waar wordt collectief afvalwater ingezameld en waar moeten inwoners een Individuele Behandeling van Afvalwater IBA of individuele waterzuiveringsinstallatie plaatsen?) en bindende uitvoeringsplannen (wanneer, hoe en door wie moet die riolering worden aangelegd?) de gemeenten voor hun verantwoordelijkheid plaatsen. Vandaag wordt 98% van ons afvalwater gezuiverd. De warmtenetten zijn de rioleringen van morgen en de warmtepompen de IBA's.
Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 8 (oktober), pagina 70 tot 75
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.