Een gecoördineerd beleid voor de afbouw van de veestapel is noodzakelijk en dringend. Voor het klimaat, voor het milieu, voor de biodiversiteit en voor onze gezondheid.
De Vlaamse veeteelt is een economisch belangrijke sector maar ook de voornaamste bron van broeikasgasemissie, ammoniakemissie en dus van stikstofdepositie op het land. Dat veroorzaakt verzuring en bedreigt onze natuurgebieden. De veeteelt neemt het overgrote deel van de landbouwoppervlakte in beslag, zodat er onvoldoende oppervlakte overblijft om de natuurdoelstellingen en biodiversiteitsdoelstellingen te halen. We consumeren te veel dierlijke eiwitten. Bovendien zorgt onze te grote veestapel voor overbemesting en verontreiniging van oppervlakte- en grondwater.
En toch vinden we in de Vlaamse beleidsdocumenten weinig expliciete plannen om de veestapel af te bouwen, tenzij het aantal varkens met 30%. Het probleem is dat het Vlaamse beleid in de landbouw geen globale visie heeft op de vermelde problemen, te weinig concrete maatregelen voorziet om de door Europa opgelegde doelstellingen te bereiken, dat er een ontoereikend budget is, dat er geen opvolging is van de impact van de maatregelen, dat er ook geen remediëring is bij het niet bereiken van de doelstellingen, laat staan een sanctiebeleid (behalve voor bemesting).
DE VLAAMSE VEESTAPEL ZORGT VOOR VEEL PROBLEMEN
Hieronder bekijken we meer concreet enkele problemen die de Vlaamse veestapel veroorzaakt.
Een. De klimaatproblematiek in Vlaanderen is sterk veeteelt-gebonden. Meer dan 75% van de broeikasgasuitstoot wordt veroorzaakt voor de veeteelt, voornamelijk de teelt van runderen. Toch worden er in het Vlaamse klimaatplan weinig maatregelen voorzien om de uitstoot in de veeteelt te verminderen. Tenzij een aanpassing van het krachtvoeder, waarmee men hoopt de reductie van de methaanuitstoot te verminderen met 20% in de melkveeteelt – veel te weinig om de opgelegde 40% van de broeikasgassen te halen! Een afbouw van de veestapel zou een veel doeltreffender maatregel zijn. Eigen berekeningen leren dat een vermindering van de veestapel met 25% (bij pluimvee 10%) de broeikasgasemissie van vee-productie met ongeveer 1.300 kton zou verminderen, 18% van de uitstoot van de totale landbouw.
Meer dan 75% van de broeikasgasuitstoot wordt veroorzaakt voor de veeteelt, voornamelijk de teelt van runderen.
Twee. Als we de veeteelt afbouwen, heeft dit een positief gevolg op het landgebruik en biodiversiteit. De veeteelt neemt 466.000 ha in beslag in Vlaanderen, 75% van het totaal van de landbouwgrond. Daarnaast is er nog 780.000 ha in het buitenland, voornamelijk voor de teelt van soja in Brazilië en Argentinië; in Brazilië ten koste van regenwoud met een zeer negatieve impact op het klimaat en de biodiversiteit. De bovenvermelde reductie van onze veestapel zou in het buitenland ongeveer 175.000 ha vrijmaken die kan worden teruggegeven aan natuur. Een verandering in landgebruik heeft trouwens ook een zeer groot effect op biodiversiteit. De achteruitgang van de biodiversiteit heeft voornamelijk te maken met verandering in landgebruik: natuur omzetten in landbouwland doet de biodiversiteit op die oppervlakte met ongeveer 80% dalen. Voor Vlaanderen betekent de voorgestelde afbouw van de veestapel dat er 85.000 ha kan worden vrijgemaakt voor natuurdoelstellingen, ongeveer de bijkomende oppervlakte die Europa vraagt in het kader van de natuurherstelwetten én met meer biodiversiteit. Bovendien kan op de oppervlakte ongeveer 10-15% van de broeikasgasuitstoot verminderen via verhoogde CO₂-opslag. In totaal zou de broeikasgasuitstoot van de landbouw dan met minimaal 30% kunnen worden gereduceerd.
De ammoniakuitstoot zal ook drastisch verminderen door de vernoemde afbouw van de veestapel met 25%. Het huidige voorstel om de varkenssector met 30% te verminderen, is al een stap in de goede richting, maar de reductie van ammoniakuitstoot met 5.000 ton bedraagt slechts 14% van de totale uitstoot van onze veestapel.
Drie. Vlaanderen kent een ernstig probleem van overbemesting, dat met de vele Mest Actie Plannen (MAP), nog steeds niet is opgelost. Het gebruik van dierlijk mest is de laatste jaren sterk verminderd en blijft binnen de van de maximale bemestingsnormen. Maar er worden te veel kunstmeststoffen gebruikt op basis van stikstof, zodat de maximale bemestingsnorm voor stikstof ruim overschreden wordt. Het nieuwe MAP (het 7de!) brengt wel een verbetering, maar zal de stikstofoverbemesting niet volledig oplossen. Het houdt immers geen rekening met stikstofdepositie door de ammoniakemissie en de stikstofaanrijking in de bodem door de teelt van vlinderbloemigen, bijvoorbeeld luzerne. De stikstof afkomstig van ammoniak bedraagt in Vlaanderen gemiddeld 21 kg stikstof per ha en in gemeenten met intensieve veeteelt loopt dit op tot meer dan 40 kg stikstof (bijna 25% van de maximaal toegelaten hoeveelheid). Uiteraard zal deze stikstofdepositie bijdragen tot overbemesting. Minder veeteelt betekent echter minder dierlijk mest en minder koolstof in de bodem. In Vlaanderen is er bodemdegradatie omwille van te weinig organische stof in de bodem. Dit probleem kan worden opgelost door minder drijfmest en meer vaste mest (stalmest) te gebruiken.
De overconsumptie van dierlijke eiwitten veroorzaakt gezondheidsproblemen, zoals hart- en vaatziekten en verhoogd kankerrisico.
Vier. De overconsumptie van dierlijke eiwitten veroorzaakt gezondheidsproblemen, zoals hart- en vaatziekten en verhoogd kankerrisico. Ook daarom moeten we de veestapel afbouwen, vooral deze van runderen en varkens. Volgens de Hoge Gezondheidsraad moeten we vooral de dierlijke eiwitten in ons dieet afbouwen, zelfs halveren. Als we uitgaan van een gezond dieet produceren we dierlijke eiwitten voor meer dan 30 miljoen mensen; de keerzijde zijn dus klimaatproblemen, milieuproblemen, gronddegradatie, te weinig natuur en biodiversiteit en problemen met de gezondheid. Deze problemen hebben ook een kost, die moeilijk te berekenen is, maar die mogelijk equivalent is aan de productiewaarde van de huidige veeteelt.
EEN GECOÖRDINEERD BELEID IS DRINGEND
Een gecoördineerd beleid voor de afbouw van de veestapel is dus noodzakelijk en dringend. De coördinatie dient te gebeuren tussen de verschillende deeloplossingen, maar ook in overleg met de verschillende beleidsdomeinen: landbouw, milieu, klimaat, ruimtelijke ordening en gezondheid. Bovendien moet er een goede en realistische planning en opvolging voorzien worden op basis van kwantitatieve gegevens. Het is ook noodzakelijk dat de benodigde begeleidende maatregelen worden genomen om de boeren die uitstappen te vergoeden. Wanneer de uitstap doordacht gebeurt, moet de reductie haalbaar zijn: een groot gedeelte van de getroffen boeren is ouder dan 60 jaar en bovendien is de rundveesector zwaar gesubsidieerd (bij vleesrunderen zelfs bijna 80% van het bedrijfsinkomen), ondanks de overproductie.
Wanneer de uitstap doordacht gebeurt, moet de reductie haalbaar zijn.
En toch durft de politiek niet beslissen, ondanks het feit dat de cijfers aangeven dat de veestapel zal moeten worden afgebouwd om alle aangehaalde problemen duurzaam op te lossen. Het is onverantwoord om de veeboeren stap voor stap naar de slachtbank te leiden: eerst de stikstof, daarna het klimaat en nog later de bemesting en de biodiversiteit. Boeren vragen duurzame beslissingen die hen een toekomst geven. Een politieke beslissing kan snel worden genomen, vraagt politieke moed, maar ook onafhankelijkheid van de grote drukkingsgroepen (vooral Boerenbond) en een coherent plan met een toekomstvisie.
Deze bijdrage verscheen in de Zomerreeks 2023: 5 minuten politieke moed van Samenleving & Politiek.
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.