Abonneer Log in

Ten derden male

Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 9 (november), pagina 85 tot 87

Laat ons duidelijk zijn: om (kinder)armoede te bestrijden, moeten we het warm water niet uitvinden.

Ten derden male

Jos Geysels, Erik Vlaminck
Uitgeverij vrijdag, Antwerpen, 2022

Armoede, en kinderarmoede in het bijzonder, vormt historisch gezien een hardnekkig en complex maatschappelijk probleem. Niettemin is er internationale consensus dat in armoede leven een schending is van mensen- en kinderrechten. Dit strookt met wat Jos Geysels en Erik Vlaminck in hun recent pamflet Ten derden male aan de kaak stellen: armoede is een onwenselijk en onmenselijk onrecht.

Hoewel bijgevolg vaak beloftes worden gemaakt dat (kinder)armoede op termijn 'uitgeroeid' en 'opgelost' zal worden, blijkt dat doorheen de geschiedenis niet te lukken. Integendeel, tijdens het afgelopen decennium blijft, op basis van metingen van het netto beschikbare gezinsinkomen in vergelijking met de Europese armoedegrens, 1 op de 5 kinderen in België in armoede terechtkomen.

(Kinder)armoede is tegelijk een gecontesteerd containerbegrip. Hoe we het definiëren, heeft implicaties voor de strategieën van (kinder)armoedebestrijding.

Waar Geysels en Vlaminck nog verwijzen naar de (intussen reeds herziene) definitie van Jan Vranken die in Vlaanderen populair werd, en waarin armoede gekaderd wordt als een netwerk van sociale uitsluitingen, is het van groot belang om armoede zo te definiëren dat het gebrek aan (gezins)inkomen centraal staat als de kern van het armoedeprobleem. Armoede moet worden begrepen als een cumulatie van het gebrek aan materiële maatschappelijke hulpbronnen (zoals gezinsinkomen, met implicaties voor huisvesting en mobiliteit, enzovoort), en het gebrek aan immateriële of maatschappelijke hulpbronnen en basisvoorzieningen (zoals gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, tewerkstelling, hulp- en dienstverlening, kunst, cultuur, en vrije tijd, enzovoort). De cumulatie van het gebrek aan materiële en immateriële maatschappelijke hulpbronnen leidt bovendien tot machteloosheid en moedeloosheid bij mensen die leven en overleven in armoedesituaties, en bij uitbreiding ook bij actoren in de samenleving die mee de armoede bestrijden.

In die zin zet het begrip Catch-22 situaties voor gezinnen en kinderen die in armoede leven op scherp. Voor hen gaat het in het huidige tijdsgewricht immers over overleven in de absurditeit van onmogelijke, paradoxale situaties. Die absurditeit is vaak in de verknoping van problemen op verschillende levensdomeinen tegelijk aan het werk.

Stel je voor dat je als kind leeft in een situatie waarin het gezinsinkomen al laag is. De veranderende gezinsstructuren zorgen er voor dat ouders er alleen voor staan. Als er dan huur betaald moet worden voor slechte huisvesting, waar de schimmel op de muren staat, er te weinig ruimte is om huiswerk te maken, en de energie langs deuren en ramen naar buiten verdwijnt en de energiekosten de pan uit swingen, is de relatie tussen inkomen en huisvesting vaak een vestzak-broekzakoperatie. Bovendien zorgt leven in dergelijke woonomstandigheden ervoor dat mensen (chronisch) ziek worden of blijven, omdat ze geen beroep kunnen doen op gezondheidszorg. Dat heeft dan weer impact op de manier waarop kinderen al dan niet naar school kunnen gaan, en ouders kunnen werken. Bovendien spelen ook daar structurele sociale ongelijkheden een belangrijke rol. Ons onderwijssysteem reproduceert sociale ongelijkheid, wat leidt tot een watervalsysteem, laaggeschooldheid en ongekwalificeerde uitstroom. Dat heeft op zijn beurt gevolgen voor de mogelijke positie van jongeren en ouders op de arbeidsmarkt, waar precaire arbeidsomstandigheden een stok in de wielen steken van mensen die al in armoede leven: lage lonen, niet-flexibele werkuren en een gebrek aan betekenisvol werk. Of nog: hoe je toch kan werken en in armoede blijft leven en overleven. Als dan ook de kinderopvang niet flexibel werkt en onbetaalbaar wordt, dan maakt dit de combinatie van werk en zorg voor de kinderen moeilijk tot onmogelijk.

In die zin kan (kinder)armoede begrepen worden als een zevenkoppige draak. De dagelijkse strijd tegen deze zevenkoppige draak slorpt energie. Dergelijke wantoestanden leiden tot de ervaring van gevangen zitten in een web van sociale problemen, en tot een vervreemding van wat sociaal rechtvaardig is. Bovendien leidt dit leven tot wantrouwen van mensen in armoede vanwege het stigma dat er mee gepaard gaat in een samenleving die weinig begrip opbrengt. Elke dag ervaren dat alles tegenwerkt leidt ertoe dat gezinnen, en zelfs jonge kinderen, geen open toekomstperspectief meer ontwikkelen. In die zin kan hoe Geysels en Vlaminck focussen op de manier waarop armoede 'geluk' hindert, best worden opengetrokken. Het streven naar sociale rechtvaardigheid en het recht op menselijke waardigheid, als principes die in de mensenrechtenverdragen en in onze OCMW-wetgeving geïnstitutionaliseerd werden, zijn veel uitdagender, en broodnodig. De valkuil van de focus op geluk ligt exact in wat ze zelf stellen: 'Iedereen kent mensen met een bescheiden inkomen die toch gelukkig in de wereld staan'. Is dat aanvaardbaar als mensen en kinderen in miserabele omstandigheden overleven, en ons vertellen dat ze daar geen probleem van maken en gelukkig zijn?

Die machteloosheid en moedeloosheid leeft bij uitbreiding ook bij actoren in de samenleving die al een maatschappelijk engagement hebben om armoede te bestrijden. Ze ervaren vaak een gebrek aan draagvlak bij andere actoren in de samenleving, en een gebrek aan macht om mee te definiëren met welke strategieën we het sociaal probleem kunnen bestrijden. Zo vertelden professionals die met jongeren werken in situaties van dak- en thuisloosheid me laatst tijdens een focusgroep dat ze er vaak even alleen blijven voor staan als ze bij verschillende instanties aan de alarmbel trekken als de jongeren zelf. De deuren blijven gesloten bij de nachtopvang, waar niets minder dan de bed-bad-brood functie wordt waargenomen op voorwaarde dat de jongeren gemotiveerd zijn om zich daar binnen te wringen. Bijgevolg wezen ze de jongeren de weg naar een leegstaande ondergrondse parkeergarage, met een matje en slaapzak, of hielpen ze een tentje opzetten in het stadspark.

Zoals Geysels en Vlaminck stellen, 'er staat een muur tussen wie het goed heeft en wie in armoede leeft, of nauwelijks de eindjes aan elkaar kan knopen'.

Laat ons niettemin duidelijk zijn: om (kinder)armoede te bestrijden, moeten we het warm water niet uitvinden. (Kinder)armoede is immers een vorm van sociale ongelijkheid, met referentie naar de kloof tussen arm en rijk. Zoals Geysels en Vlaminck stellen, 'er staat een muur tussen wie het goed heeft en wie in armoede leeft, of nauwelijks de eindjes aan elkaar kan knopen'. De noodzaak van een duurzame herverdeling van maatschappelijke hulpbronnen en macht wijst op het belang van structurele armoedebestrijding. Dit vraagt politieke keuzes en maatschappelijk engagement van diverse actoren in onze samenleving: de overheid, de markt en het middenveld. En dat is waar het schoentje wringt.

Structurele armoedebestrijding staat de afgelopen tijd niettemin zwaar onder druk. Nu we (bijna) weer adem kunnen halen nu de coronacrisis nog nazindert, dan is er oorlog in Oekraïne en een energiecrisis die iedereen treft, maar vooral zij die het al moeilijk hebben. Momenteel is in die omstandigheden een conservatief paradigma aan een opmars bezig. De onderliggende logica is dat er mensen zijn die maatschappelijke steun verdienen, en zij die dat niet verdienen op basis van een eigen schuld, dikke bult argumentatie. Op sociale media worden uitspraken rondgestrooid, bijvoorbeeld over de aangeleerde hulpeloosheid van ouders met jonge kinderen, alsof die denigrerende uitspraken doen met hetzelfde gemak gebeurt als niezen. Stereotyperende en culpabiliserende uitspraken circuleren gretig in het publiek debat, zoals: waarom kopen ze een dure gsm en geen eten voor de kinderen? Of: ze liggen in de hangmat van de verzorgingsstaat, ze willen niet werken, … Dergelijk oordeel is (veel te snel!) geveld voor mensen die er warmpjes in zitten, nooit honger hebben en niet hoeven wakker te liggen van rondkomen aan het einde van de maand.

Ook de beleidsaccenten van politici die de verantwoordelijkheid en het mandaat hebben om bekommerd te zijn over armoedebestrijding, gaan eerder de richting uit van wat we kunnen benoemen als een nieuwe liefdadigheidseconomie. Lees: er wordt door de minister van Onderwijs ingezet op eerst de taal leren als voorwaarde om in onderwijs en tewerkstelling, en de ruimere samenleving te mogen participeren. Of nog: de minister van Armoedebestrijding zet in op het voorzien van één-euro-maaltijden voor kinderen tot 14 jaar (alsof kinderen vanaf 15 jaar geen maaltijd meer verdienen), of voedselbedeling in voedselbanken en tweedehandskledij. Lege brooddozen, versleten en slecht schoeisel, en onaangepaste kledij op school, waar Geysels en Vlaminck op wijzen, zijn slechts signalen. Maatregelen die enkel die nood verlichten, zijn slechts een druppel op een hete plaat. We blijven blind voor de schrijnende thuissituaties van ouders en kinderen, en laten na om in te zetten op inkomen, tegemoetkoming, en betaalbare en kwaliteitsvolle huisvesting voor gezinnen. Als we middelen willen herverdelen, dat gaat dat altijd via het gezinsinkomen. Kinderen zijn altijd economisch afhankelijk van het gezinsinkomen via de volwassenen in het huishouden waarin ze leven. En dan is één maaltijd per dag 'verdienen' sterk stigmatiserend voor de ouders en kinderen in kwestie.

Het pleidooi zou gemaakt kunnen worden voor rijkdom-bestrijding: actoren in overheid, markt en middenveld overtuigen van de noodzaak om middelen te herverdelen.

Dat leert ons beseffen dat (kinder)armoede een functioneel probleem in onze westerse samenlevingen omhelst. Het toont dat de sociale verhoudingen en ongelijkheden bijzonder hardnekkig zijn. Ze worden in stand gehouden vanwege een gebrek aan cultureel en maatschappelijk draagvlak om maatschappelijke hulpbronnen en macht te herverdelen. België is, in vergelijking met andere landen in Europa, een zeer slechte leerling van de klas in Europa. Het slaagt er niet in de kloof tussen arm en rijk minder groot te maken. Het pleidooi zou in die optiek gemaakt kunnen worden voor rijkdom-bestrijding: actoren in overheid, markt en middenveld overtuigen van de noodzaak om middelen te herverdelen.

Griet Roets

Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 9 (november), pagina 85 tot 87

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.