De samenleving schreeuwt om meer geschoolde technici. Stop de sluipende ASO-isering van technische opleidingen.
Ik heb altijd al een zwak gehad voor het technisch onderwijs. Mijn zoon vond na enige moeizame jaren in het ASO zijn draai in een uitstekende technische school in het Gentse. En één van mijn beste doctoraatstudenten kwam uit het TSO. De voortdurende klaagzang dat de toenemende instroom van TSO’ers in de lerarenopleidingen symptoom zou zijn van dalende kwaliteit, vind ik al te gemakkelijk en zelfs stigmatiserend. Er zijn belangrijker kwaliteitsproblemen in de lerarenopleidingen dan de TSO-instroom.
Vlaanderen heeft een rijke traditie van kwaliteitsvol technisch onderwijs. In hun beste jaren konden de VTI’s, de provinciale en stedelijke technische scholen en de technische athenea de vergelijking met de beste technische scholen in het buitenland zeer goed doorstaan. Emancipatorische onderwijsopvattingen die handenarbeid positief waardeerden, zoals van de Salesianen, hebben sterke wortels geschoten in het Vlaamse onderwijslandschap. De voorbije decennia is aan die kwaliteit langzaam maar zeker afbreuk gedaan. Niet de scholen zelf die moedig voor hun pedagogische projecten bleven strijden, waren daarvoor verantwoordelijk. Maar wel opeenvolgende hervormingsbewegingen, niet in het minst deze geïnspireerd door progressieve ideeën.
Pogingen om de comprehensieve school in te voeren, van het VSO over het eenheidstype tot de meer recente ‘brede eerste graad’, kwamen neer op een soort sluipende ASO-isering van het technisch onderwijs en een miskenning van de eigenheid van technische opleidingen en hun doelpubliek. De leerplichtverlenging van 14 tot ineens 18 jaar (en niet tot 16 zoals in de meeste andere landen), ingevoerd door progressieve katholieken onder minister Daniël Coens, was een vergiftigd geschenk voor het technisch en beroepssecundair onderwijs. Dat kan ook van de opeenvolgende generaties eindtermen gezegd worden, die vooral op maat van het ASO zijn geschreven. En de huidige, met haken en ogen aan elkaar hangende ‘modernisering’ van het secundair onderwijs miskent opnieuw de eigenheid van technische opleidingen. Het gevolg is een steeds verdergaande verzwakking van technische scholen, een dalende aantrekkelijkheid van hun opleidingen en een inkrimpende leerlingeninstroom.
Hervormingen werden doorgevoerd door mensen met nobele intenties maar zonder veel voeling met de werkvloer van het technisch onderwijs.
Een constante doorheen al deze hervormingen is dat ze werden doorgevoerd door mensen met nobele intenties maar zonder veel voeling met de werkvloer van het technisch onderwijs. Meer zelfs, door mensen die er niet aan dachten zelf hun eigen kinderen ooit naar het technisch onderwijs te sturen. Directeurs van technische scholen zijn vrijwel nooit betrokken geweest bij belangrijke beleidsbeslissingen over hun eigen onderwijssector.
Meer fundamenteel zit een zeer eigenaardige maar fundamenteel foute kronkel in de progressieve visie op technisch onderwijs. Zoals bekend, wordt het Vlaamse onderwijs gekenmerkt door een sterke segregatie en een zwaar door sociale achtergrond bepaalde school- en studiekeuze. Om die segregatie tegen te gaan en zogezegd gelijke onderwijskansen te realiseren, moesten – zo luidde de visie – de ‘schotten’ tussen de onderwijsvormen (ASO, TSO, BSO, KSO) worden geslecht. Dit leidde, ongewild maar toch, tot een devaluatie van het technisch onderwijs en het ontwrichten van positieve keuzeprocessen voor technische opleidingen bij een groot deel van de bevolking. Techniek was niet goed genoeg meer en wie daar toch belandde, was het slachtoffer van segregatie en mislukking. In mijn ogen is de devaluatie en het reputatieverlies van technische opleidingen een rechtstreeks gevolg van beleid dat segregatie wou tegengaan.
Het beruchte watervalsysteem was geen direct gevolg van het bestaan van verschillende onderwijsvormen, maar van de wijze waarop het onderwijsestablishment het technisch onderwijs is gaan devalueren. Lagere sociale klassen kregen de boodschap dat sociale vooruitgang er enkel in kon bestaan hun kinderen naar het ASO te sturen. De nobele intentie om het standenonderwijs achter ons te laten en gelijke kansen te bevorderen, had dus als pervers gevolg dat een zeer waardevol onderdeel van dat onderwijs in een pejoratief daglicht onderaan de onderwijsladder kwam te staan.
Door gelijke kansen te identificeren met opwaartse sociale mobiliteit, werd de emancipatorische waarde van goed technisch onderwijs miskend.
Door gelijke kansen te identificeren met opwaartse sociale mobiliteit, werd de emancipatorische waarde van goed technisch onderwijs miskend. Succesvol gelijkekansenbeleid wordt afgemeten aan de aantallen leerlingen die uit lagere sociale afkomst doorstromen naar hoger onderwijs, niet aan de aantallen die een heel degelijke technische opleiding krijgen die aan hun talenten en interesses beantwoordt.
Verschillende Europese landen laten zien dat het anders kan. Landen die grote delen van hun onderwijs ‘comprehensief’ hebben gemaakt, zoals Engeland of Frankrijk, worstelen met de afwezigheid van degelijke technische opleidingen. Aan de andere kant laten Zwitserland, Duitsland, Oostenrijk en Denemarken zien dat heel kwaliteitsvolle technische opleidingen als volwaardig alternatief naast algemeen-vormende kunnen bestaan. Alleen Denemarken slaagt er in dit te doen in een onderwijsbestel dat als ‘comprehensief’ tot de leeftijd van 16 kan worden beschouwd, maar met sterke interne streaming in de voorafgaande jaren. De Duitstalige landen doen dit in een systeem van duidelijke tracking en vroege studiekeuze. Duitsland kent daarbij, net als Nederland, zeker ook de nadelen van segregatie en sociaal bepaalde studiekeuze, maar Zwitserland kent die problemen in veel mindere mate. Het is niet het bestaan zelf van verschillende onderwijsvormen dat tot segregatie leidt, maar wel de wijze waarop die onderwijsvormen in beleid en praktijk worden gewaardeerd. Van de Duitstalige landen heeft Vlaanderen welswaar het duaal leren trachten te kopiëren, maar als een geïsoleerd gegeven, los van de bredere maatschappelijke en economische waardering voor technisch onderwijs.
Het Vlaamse onderwijs heeft de mediocriteit van de middenklasse tot norm verheven. Zowel de eenvoudige technieker als de bolleboos betalen het gelag.
Ondertussen schreeuwt de samenleving ook hier om meer geschoolde technici. De volksmond heeft het over de loodgieter die veel meer verdient dan de psycholoog. Een onderwijsbeleid moet goed zijn over de volle breedte, maar het Vlaamse onderwijs bedient het midden goed, maar niet de onderdelen die wat verder van de mainstream liggen. In zijn streven naar eenheidsworst heeft het Vlaamse onderwijs de mediocriteit van de middenklasse tot norm verheven. Zowel de eenvoudige technieker als de bolleboos betalen het gelag.
Er is dus dringend nood aan een moderne, progressieve visie op goed technisch onderwijs. Een visie die de onderwijspiramide waarin de verticale dimensie (laag versus hoog) primeert, omkantelt naar een horizontaal bouwwerk met meerdere gelijkwaardige liften. Een visie die vertrekt van de eigenheid van technische opleidingen en hen niet herleidt tot afgezwakte ASO-opleidingen. Een visie die positieve keuzes voor technische opleidingen waardeert en deze niet langer reduceert tot de negatieve keuzes in de waterval. Mobiliseer meer directies van technische scholen in het onderwijsbeleid en de intermediaire sectoren. Stop de sluipende ASO-isering in beleid. En zorg eindelijk voor die broodnodige herwaardering in woord en daad.
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.