Uit de naoorlogse assen zagen we de welvaartsstaat oprijzen. Morgen, in het post-coronatijdperk, moeten progressieve politici voorop te lopen in de uitbouw van de splinternieuwe klimaatstaat en een eigen type van beleid en besluitvorming ontwikkelen waarbij de vervuiler ondubbelzinnig betaalt en de opbrengsten gericht terugvloeien naar wie het echt nodig heeft.
In december 2020 komt Antwerpen met het meest ambitieuze klimaatplan van het land naar buiten. Onze stad aan de stroom stelt haar ambities scherp: tegen 2030 ambieert ze een CO₂-reductie met minstens 50% in vergelijking met 2005. Antwerpen is de eerste stad die zich zo spiegelt aan de Europese Green Deal. Het is tijd voor collectieve oplossingen zoals de aanleg van warmtenetten of gezamenlijke renovatie van appartementsgebouwen. Het plan is realistisch, stevig doorgerekend en financieel onderbouwd.
Antwerpen loopt een goede tussentijd: de stad haalde haar reductiedoelen tot dusver, in tegenstelling tot de hogere overheden. Maar het laaghangend fruit is geplukt, het gemakkelijke stuk van de klimaattrip ligt achter ons. We staan voor een steile investeringsklim richting klimaatneutraliteit. Onderweg stelde Antwerpen ook een klimaatregisseur aan die een routekaart mee uittekent. We hebben een strategische warmtevisie. De investeringsplannen voor hernieuwbare energie liggen er – wind voorop. Met de Oosterweelwerken en het Toekomstverbond mikken we op een meer duurzame mobiliteit.
POLITIEKE WEERSTAND
Helaas staat dit enthousiasme van ons klimaatplan in contrast met de bovenlokale politieke weerstand om iets belangrijks te doen: een prijs kleven op koolstof en de opbrengsten ervan te investeren in collectieve infrastructuur en de bescherming van de laagste inkomens. De onjuiste prijsverhoudingen tussen koolstofrijke en koolstofarme technologieën verhinderen klimaatvooruitgang. Een systeemfout in een brede set van fiscale en parafiscale overheidsmaatregelen ligt aan de oorsprong, van de scheve situatie tussen gas- en elektriciteitsfactuur tot de fiscale behandeling van salariswagens. Om van de oversubsidiëring van fossiel brandstofgebruik nog te zwijgen.
Alleen al het energieluik van ons klimaatplan in Antwerpen vergt een investering van 2,6 miljard euro publieke en private middelen, tussen nu en 2030. Een greep uit het lijstje: isolatiewerken aan de buitenschil van gebouwen, aanleg en aansluiting van warmtenetten, aanschaf van warmtepompen en de verdere uitbouw van ons windpark en grote zonnedaken. Velen zijn enthousiast maar de hoop op een goede afloop staat onder druk. Reden is de politieke pathologische angst om een prijs te kleven op milieu- en opruimkosten. Panisch was de vorige minister van Mobiliteit, Ben Weyts (N-VA), toen hij als voorstander van rekeningrijden een morrend volkje aan de horizon ontwaarde. Bevend als riet stopte de vorige minister van Leefmilieu, Joke Schauvliege (CD&V), het statiegeldsysteem op drankverpakkingen in de laagste schuif. En van geen kleintje vervaard, zet de huidige Vlaamse Klimaatminister, Zuhal Demir (N-VA), de voorstellen rond een koolstoftaks weg als waanzin. De consensus negerend dat, economisch bekeken en abstractie makend van regulering, duidelijke prijssignalen veruit het meest doeltreffend werkt. Ook het devies van de Nationale Bank uit 2020 spreekt boekdelen: 'Door de maatschappelijk relevante prijs voor de uitstoot van CO₂ vast te stellen en tevens een pad aan te kondigen voor de toekomstige verhogingen ervan, geeft de overheid bedrijven en gezinnen immers een duidelijk signaal dat ze hun keuzes moeten aanpassen.'
NAAR ANALOGIE MET DE WINDTURBINE
Dit is mijn diepe overtuiging: milieufiscaliteit dient ingebed in een nieuw type van welvaartsindeling die mens én milieu ten goede komt. Tijd voor een ongenuanceerd pleidooi voor belastingen op milieuschade als deel van een koolstofdeal die een rechtvaardige herverdeling garandeert en regressieve effecten uitsluit. Uit de naoorlogse assen zagen we de welvaartsstaat oprijzen. Tijd voor progressieve politici om in het post-coronatijdperk voorop te lopen in de uitbouw van de splinternieuwe klimaatstaat. Een eigen type van beleid en besluitvorming waarbij de vervuiler ondubbelzinnig betaalt en de opbrengsten gericht terugvloeien naar wie het echt nodig heeft. Een ecologische hervorming van het belastingsysteem boezemt conservatieven ongetwijfeld angst in, retorisch verpakt in 'gebrek aan draagvlak'. De klimaatstaat verdient beter. Voor de architectuur ervan laat ik me verleiden tot de analogie van de windturbine, geheel in lijn met tijdsgeest en onderwerp. De windturbine telt drie basisonderdelen: mast, gondel en rotor. Maar de onderdelen ten spijt kan de turbine, net als de klimaatstaat, niet overleven zonder stevig fundament. Laten we het daar eerst over hebben.
Een ecologische hervorming van het belastingsysteem boezemt conservatieven ongetwijfeld angst in.
Het fundament
Hoe nobel de fundamenten van de welvaartsstaat historisch ook kunnen worden geduid, de basisideeën van Herman Deleeck verdienen enige aanscherping. In 2016 formuleert Bea Cantillon een inzicht dat belangrijk is voor de uitbouw van de klimaatstaat. Ze benadrukt in haar klepperDe staat van de welvaartsstaat (2016, p. 35 e.v.) de dialectiek tussen het kapitalisme en de welvaartsstaat, als met elkaar verweven in contradictorische, zeer spanningsvolle en voortdurende wisselende verhoudingen. In de welvaartsstaat dragen de werking van de vrije marktconcurrentie en de ondernemingen in eerste instantie de welvaartsverdeling. De overheid treedt corrigerend op maar kiest er ook voor ondernemingen te ondersteunen. Het sociale en het economische gaan dus hand in hand. De klimaatstaat voegt daar een derde ecologische dimensie aan dat stelsel toe. Ecologisten die dromen van een postindustriële samenleving zonder fabrieken, sluiten zichzelf bij voorbaat uit van zo'n progressieve klimaatstaatcoalitie. Maar hetzelfde geldt voor eenieder die in het ontwerp van een milieubeleidsmaatregelenmix weigert milieubeprijzing mee te nemen, ook vanuit een – in dit geval foutieve – sociale reflex. De doorrekening van koolstof zal wegen op de portemonnee van velen. Het is echter de kunst van progressieve politici om dat nadien recht te zetten. Met een boutade: de energiefacturen zijn niet te hoog, de inkomens en uitkeringen zijn te laag – al zijn foute energiefacturen wél te hoog. Maar goed, tijd nu om in drie stappen de turbine van onze klimaatstaat op te tuigen.
De mast
We beginnen met de mast: het rechttrekken van de scheve prijsverhoudingen tussen grotendeels fossielvrije maar overbelaste elektriciteit enerzijds en fossiele maar onderbelaste aardgas en stookolie anderzijds. Zonder die mast gaat de molen niet draaien en blijven de noodzakelijke investeringen in buitengevelisolatie, warmtepompen en warmtenetten uit. De verdere elektrificatie van transport en verwarming zijn een absolute must om gebouwen en voertuigen van het fossiele infuus te halen. Die omwenteling gaat tergend traag wegens de doorrekening van alle energietransitiekosten in de elektriciteitsfactuur. Net zoals alle klimaatkosten van fossiel gas en stookoliegebruik worden afgewenteld op de samenleving. Ruben Baeten van 3E zette op zijn LinkedIn-profiel alle kosten van heffingen en taksen om in een bijdrage per ton CO₂. Zo blijkt dat we op elektriciteit 286€/ton CO₂ betalen en op aardgas en stookolie 12 en 6€/ton. Iemand die vandaag zijn dieselwagen en aardgasketel vervangt door een elektrische wagen en warmtepomp, betaalt jaarlijks 400€ extra belastingen. Waanzin. Door het wegvallen van de terugdraaiende teller betaal je zelfs met een gratis warmtepomp meer voor duurzame warmte dan met een aardgas of stookolieketel. Nergens in de EU ligt de verhouding elektriciteitsprijs/aardgasprijs zo hoog als in België. Een warmtepomp haalt dan wel 3 tot 4 eenheden warmte uit 1 eenheid elektriciteit, maar zolang door foute beleidskeuzes elektriciteit 5 tot 6 keer duurder is dan gas, komt die pomp er niet. In Antwerpen mikken we met ons klimaatplan op 76.000 woningen met een warmtepomp tegen 2030. In 2019 gaf de netbeheerder in Antwerpen twaalf premies voor een warmtepomp. Twaalf! Zo halen we onze klimaatdoelen nooit.
De gondel
Tijd om als tweede stap de gondel te hijsen. In een windturbine zet de generator in de gondel energie uit wind om in elektriciteit. In de klimaatstaat is de gondel het symbool van de progressief herverdelende besteding van de netto opbrengsten van de klimaattaxshift.Op een gondel staat een anemometer die de windkracht en windrichting meet. Op basis van die informatie draait de windturbine zich steeds met de neus in de wind. Ook in de klimaatstaat zetten we gezinnen met de laagste inkomens op eenzelfde, zeer gerichte manier uit de wind. Bij de uitkering van het klimaatdividend vermijden we radicaal de systeemfouten die in onze sociale zekerheid geslopen zijn: meer selectiviteit, minder Mattheüseffecten, zoals hernieuwbare energiesubsidies die bij de hoogste inkomensgroepen terechtkomen, of meeneemeffecten, zoals subsidies aan gezinnen en bedrijven voor al reeds geplande investeringen. Op die manier financieren we een klimaatkrediet dat kan werken als een negatief belastingskrediet of een eco-fiscale rugzakje voor elke burger.
In de klimaatstaat zetten we gezinnen met de laagste inkomens op zeer gerichte manier uit de wind.
De rotor
Dat brengt ons bij de laatste stap: de rotor zelf, de hub met drie wieken oftewel de klimaatinvesteringen waarbij overheid, bedrijven en burgers elk hun deel moeten doen. Met de eerste twee onderdelen, mast en gondel, maken we noodzakelijke investeringen in het besparen en fossielvrij maken van energie rendabel en waken we rigoureus over een rechtvaardige transitie. Maar rendabele investeringen laten zich daarom nog niet automatisch uitvoeren, zelfs indien ze zich terugverdienen op langere termijn. In een stad met veel huurwoningen en gemiddeld lagere inkomens, ontbreekt het vele gezinnen aan de nodige middelen, voorkennis en eigenaarschap – letterlijk en figuurlijk – om de noodzakelijke investeringen rond te krijgen. Daarom moeten we de wieken draaiende krijgen. Zo kan de klimaatstaat bijvoorbeeld inzetten op collectieve renovaties van de grote appartementsblokken gebouwd voor 1980. Naar analogie van sociale bijstand als sluitstuk van de sociale zekerheid moet ook de klimaatstaat een maximaal ontzorgende klimaatbijstand leveren. Denk aan gesubsidieerde masterplanning, coaching, begeleiding van syndici en verenigingen van mede-eigenaars (VME's). Of goedkope en renteloze leningen voorzien via publieke energiebesparingsfondsen. Telkens voor een bredere doelgroep, met hogere ontleningsbedragen en langere looptijden.
De klimaatstaat kan inzetten op collectieve renovaties van de grote appartementsblokken gebouwd voor 1980.
Bij huurders neemt echte klimaatbijstand de vorm aan van een systeem van derdepartijfinanciering met terugbetaling via de meter. Coöperaties prefinancieren zonnepaneleninstallaties of warmtepompen in verhuurd patrimonium. De terugbetaling wordt gekoppeld aan het gebouw (geïnstalleerde meter) in plaats van aan de huurder of eigenaar. De huurder betaalt af zolang hij ervan geniet. De energiefactuur hoeft niet te stijgen zolang de baat van de uitgespaarde energie de kost van de afbetaling overtreft. Vandaag blijven zo'n investeringen uit wegens een gebrek aan kapitaal of omdat de kosten enkel voor de verhuurder zijn en de opbrengsten ervan voor de huurder. Zes op de tien Antwerpenaren huurt zijn of haar woning, met het doorbreken van deze investeringsdrempels saneren we het hele woonpatrimonium.
FORSE KLIMAATWINST ZONDER VERHOGING ENERGIEARMOEDE
Ondertussen heeft Zweden zijn klimaatstaat reeds op poten gezet. Klimaatgeoriënteerde fiscaliteit en collectieve investeringen zorgen er voor forse klimaatwinst zonder verhoging van de energiearmoede. Verhoogde belastingopbrengsten op fossiele brandstoffen vloeien terug dankzij loonlastverlagingen en investeringen. Het motto: tax what we burn, not what we earn. Dit pact heeft Zweden geen windeieren gelegd. De aardgasprijs is dubbel zo hoog dan bij ons en de alternatieven zijn breed voorradig. Ter vergelijking: in ons land zorgen stookolie en aardgas nog voor 85% van de gebouwenverwarming, terwijl vandaag minder dan 5% van de Zweden nog fossiel stookt. De Zweedse aardgasprijzen zijn dubbel zo hoog maar het aandeel gezinnen dat zich onvoldoende kan verwarmen of kampt met betalingsachterstand bij de energiefactuur ligt op minder dan de helft, vergeleken met ons land.
Herman Deleeck beschouwde de welvaartsstaat als een historische doorbraak van de moderniteit in de maatschappij. Waarden van vrijheid, rechtvaardigheid en naastenliefde werden structureel verankerd. Hij zag er een ethische oproep in om ook ten aanzien van toekomstige generaties de welvaartsstaat blijvend te ontwikkelen, gesteund op rechten en plichten. Hij was in het volle besef van de persoonlijke en collectieve verantwoordelijkheid om het systeem overeind te houden. Nu liggen op ieder beleidsniveau – niet in het minst het lokale – plannen klaar met duidelijke doelen. Het is opnieuw aan progressieve politici om de klimaatstaat te ontwerpen. Met een transformator die progressieve belastingideeën injecteert in de samenleving, samen met een op en top herverdelende milieubeprijzingspolitiek. En laat u niet vangen: draagvlak is maakbaar. Dooddoeners sterven ten langen leste ook.
Samenleving & Politiek, Jaargang 28, 2021, nr. 4 (april), pagina 49 tot 53
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.