Het glipte in de berichtgeving wat door de mazen van het net, maar bij de verkiezingen van 25 mei 2014 haalde sp.a zowel op federaal, regionaal als Europees niveau haar slechtste resultaat ooit. Van de federale meerderheidspartijen in Vlaanderen verloor ze het zwaarst. Het is wachten op politicologisch onderzoek om te ontdekken aan wie sp.a kiezers verloor, en waarom, maar in deze bijdrage doen we een eerste poging tot analyse. We stellen dat sp.a in zeven sloten tegelijk loopt.
SLOOT 1: ANGST VERSUS HOOP
Hoog- en laagopgeleiden
De klassieke breuklijnen in Vlaanderen zijn gekend: de sociaaleconomische, de levensbeschouwelijke en de communautaire. CVP slaagde er lange tijd in zich op levensbeschouwelijk vlak te profileren en bij de andere breuklijnen aan beide kanten te appelleren. Vandaag slaagt N-VA er in de sociaaleconomische breuklijn te koppelen aan die van het streven naar Vlaamse zelfstandigheid. Het is geen eenvoudige context voor sp.a om zich te profileren. Daarnaast speelt echter nog een andere breuklijn de sociaaldemocratie parten: die tussen hoog- en laagopgeleiden. De wereld verandert razendsnel en dat wordt door beide groepen anders beleefd: hoogopgeleiden zien in onzekerheid kansen, laagopgeleiden gevaar. Deze breuklijn is niet nieuw - Mark Elchardus sprak er al in 1994 over in Samenleving en politiek - maar ze is nog dominanter geworden dan twintig jaar geleden.
Ze doet vooral sociaaldemocraten pijn. Sp.a is (net als CD&V eigenlijk) erfgenaam van een big tent organisatie die binnen de zuil hoog- en laagopgeleiden probeerde te verbinden. Die bindingsopdracht wordt steeds moeilijker. Het brengt sp.a in een onhoudbare spagaat. Langs twee kanten verliest ze aan politieke concurrenten: Open VLD en Groen halen kiezers binnen die ‘goesting’ hebben in de toekomst. N-VA, en in minder mate PVDA+, is er voor diegenen die er schrik van hebben.
We leven in onzekere tijden: op economisch vlak staan onze jobs onder druk; op sociaal vlak zijn we een superdiverse, minder homogene samenleving geworden. Het zorgt voor een parfum van angst dat alles aantast. Het is een voor Links hoogst ongunstige context: "Socialisme is georganiseerde begeerte, conservatisme georganiseerde angst", luidt een gezegde. Dit klimaat ondermijnt het vertrouwen waarop onze welvaartsstaat is gefundeerd. Gebruik maken van sociale voorzieningen wordt steeds meer gezien in termen van persoonlijk falen. Iemands status wordt afgemeten aan de mate waarin hij economische voor- of tegenspoed kent. Dat maakt mensen bang. Bang om zelf af te glijden naar zulke economische precaire situatie. Bang voor de sociale repercussies die dat onvermijdelijk heeft.
Onze welvaartsstaat, blok per blok opgebouwd, heeft twee zwakke plekken die het zo weer in elkaar kunnen doen storten: krimpende groei en immigratie. In de Europese Unie van vandaag werken beiden op elkaar in. Nu de buikriem wordt aangehaald en groepen mensen van elders hier op zoek gaan naar een betere toekomst, bespeelt Rechts op meesterlijke wijze het individualisme en het egoïsme. Dan wordt de ‘hardwerkende Vlaming’ bedreigd door twee vijanden: het profitariaat, de uitvreters van de sociale zekerheid (werklozen, steunzoekers) enerzijds en de politieke partijen (PS) die hen beschermen anderzijds. Rechts krijgt het beter verkocht dat de Vlaming het slecht heeft omdat armen alles nemen, dan Links dat rijken alles nemen.
De ‘nieuwe onzekeren’ in de ‘5-75-20’-samenleving
De Britse denktank Policy Network spreekt in een recente publicatie over de ‘5-75-20’-samenleving, met 5% rijken, 75% middengroepen, 20% armen. Ook die term is niet nieuw. In 1993 stelde toenmalig Commissievoorzitter Jacques Delors al de retorische vraag: ‘Kan onze samenleving 20% uitgestotenen, een middenklasse van 70% en 10% geprivilegieerden accepteren? Toch is de context, met name voor die middengroepen, veranderd. Daar waar in het model van Delors die 70% middengroepen het goed hadden, veilig tussen de sukkelaars en de rijken, spreekt Policy Network over die 75% als de ‘nieuwe onzekeren’.
Deze ontwikkeling heeft fatale gevolgen voor sociaaldemocratische partijen. Die steunden traditioneel op twee belangrijke principes: de mogelijkheid van sociale stijging voor mensen aan de onderkant en het bieden van comfort aan de middengroepen. Deze afruil was lange tijd electoraal lonend. De situatie is vandaag anders: armen zijn er nog steeds, maar ook de middengroepen krijgen het lastig. Hun banen komen onder druk. Technopessimisten spreken van een robotisering van de arbeidsmarkt. We zien een trend dat vooral low service jobs aan de onderkant en hoge, symbolische banen aan de bovenkant overblijven. De squeezed middle class zijn de nieuwe onzekeren. In die middengroep van 75% loopt een scherpe scheidingslijn tussen de winnaars en de verliezers van de globalisering, tussen de mensen die zich prettig en zij die zich ongemakkelijk voelen bij de huidige ‘high risk, high opportunity’-samenleving. Die laatsten hebben geen zin meer die 20% onderaan te verheffen; ze willen niet horen van een gedeeld belang en stemmen steeds meer met de buik.
De sociaaldemocratie functioneert enkel met een perspectief van hoop. Dat wordt stilaan problematisch. Daar waar de babyboomers nog een pak meer terug krijgen van de welvaartsstaat dan ze erin hebben gestoken, krijgen de digital natives elke dag te horen dat zo’n deal er voor hen niet in zit: minder pensioen, minder lang werkloosheidsuitkering, minder genereuze zorg, minder, minder, minder,... Naarmate de begunstigden van de welvaartsstaat ouder worden en de netto-bijdragers jonger (en angstiger), wordt het samenlevingscontract minder waterdicht. Prioriteit nummer 1 voor de sociaaldemocratie is daarom het bieden van een hoopvol politiek project voor jongeren. "Het verleden is een ander land waar we niet naar terug kunnen", omschrijft Tony Judt het mooi. Blijf er dan ook van weg - zonder de strijd en de verwezenlijkingen te vergeten - en investeer al de intellectuele capaciteit in het opbouwen van de welvaartsstaat van de toekomst.
Van defensief naar offensief
Een ‘verdedigende’ sociaaldemocratie putte in het verleden al meermaals haar motivatie uit een gevoel van verlies. Maar in de 21ste eeuw werkt een louter defensieve campagne, zoals die van Tobback Sr. in 1995, niet meer. Daarvoor is de economische context onvergelijkbaar en staat de sociaaldemocratie minder sterk dan toen. Ga het rijtje af - Groot-Brittannië, Duitsland, Spanje, Nederland, Griekenland - overal in Europa heeft het geloof van de kiezer in sociaaldemocratische partijen als behoeders van onze economie forse klappen gekregen. Er is dus iets nieuws nodig.
Een hoopvol project kan worden gebouwd rond twee pijlers. Ten eerste, een radicale rood-groene New Deal met aandacht voor duurzame transitie en nadruk op lokale jobcreatie. Ten tweede, de strijd tegen ongelijkheid: zowel op het niveau van inkomens, vermogens en kansen. Elk politiek vraagstuk moet worden bekeken door de bril die ongelijkheid ziet. Om onze beperkte inkomensongelijkheid te beschermen, is inderdaad soms een defensieve aanpak nodig. Maar voor het aanpakken van onze grote vermogensongelijkheid mag het gerust wat flinker. Ook een fellere aanpak van kansenongelijkheid - discriminatie, armoede, onderwijs, enzovoort - opent deuren. Sp.a kan enkel nog verkiezingen winnen als het een defensieve aan een offensieve boodschap verbindt.
SLOOT 2: ‘RESPONSIBLE’ VERSUS ‘RESPONSIVE’
Er is nog een breuklijn ontstaan die een slechte zaak is voor sp.a. Die tussen de traditionele partijen die de moed opbrengen te regeren en daarvoor keer op keer afgestraft worden, en de partijen die hen daar genadeloos op aanvallen en daarmee verkiezingen winnen, maar vervolgens zelf liever niet mee aan het stuur zitten. Dat is relatief nieuw: vroeger was de inzet van alle partijen deelname aan de macht. Iers politicoloog Peter Mair was de eerste die sprak over een tegenstelling tussen ‘responsible’ en ‘responsive’: de ‘oudere’, verantwoordelijke bestuurderspartijen en de ‘jongere’ onderbuikpartijen die daartegen ageren.
Het succes van N-VA bestaat er in dat ze als een dief in de nacht ermee wegkomt zich met beiden te vereenzelvigen: lokaal en Vlaams aan de macht, maar in de perceptie een oppositionele, anti-establishmentpartij. Tegenover het moeizame gemanoeuvreer van de bestuurderspartijen stelt ze de belofte van een democratie zonder teleurstelling in het vooruitzicht. Dat is natuurlijk een zeer aantrekkelijke gedachte, maar ook een even grote leugen: alsof in het onafhankelijke Vlaanderen van morgen de grote links-rechtstegenstellingen zouden verdwijnen (kijk naar de onderwijs- en andere debatten binnen de Vlaamse regering).
De breuklijn ‘responsible versus responsive’ is, om nog een reden, slecht nieuws voor de sociaaldemocratie: het zorgt ervoor dat de links-rechtstegenstelling vervaagt. Daardoor komt het speelveld vrij te liggen voor diegenen die doelbewust de politieke arena vervuilen. Politiek wordt entertainment, een soap als het ware, met steken onder de gordel, misleiding en bedrog. ‘Responsieve’ partijen voeden het wantrouwen tegen de ‘verantwoordelijke’ politieke elite, waar sociaaldemocraten onmiskenbaar deel van uitmaken. De democratische malaise spoort daarom met de sociaaldemocratische.
SLOOT 3: DROOM VERSUS DAAD
Met deze analyse van Peter Mair in het achterhoofd lijkt de oplossing simpel: sociaaldemocraten moeten wat meer ‘responsief’ worden; meer onderbuik en minder bestuurder. Dat is echter eenvoudiger gezegd dan gedaan. Sociaaldemocraten hebben altijd al de wereld beter willen maken door middel van beleid. Het zit in hun DNA. Vandaag staat sp.a echter op een kantelpunt: ze is zo klein geworden dat het haar aan daadkracht ontbreekt om de droom te verwezenlijken. Waarom dan nog deelnemen aan het bestuur?
Bestuurlijke elite
De sociaaldemocratie is altijd een hybride vorm van politiek geweest. Het combineerde de socialistische droom van een post-kapitalistisch Utopia met de praktische erkenning van de behoefte om in een kapitalistische wereld te wonen en werken. De nadruk lag sterk op de bescherming van de burger tegen de verwoestingen van de markteconomie. Rijkdom en goederen mochten niet in buitenproportionele mate in handen van een geprivilegieerde elite belanden. Als we kijken naar hoe de economie vandaag is gestructureerd, moeten we toegeven dat dit streven heeft gefaald. Meer zelfs, sociaaldemocraten zaten zelf mee aan de knoppen van het gevoerde beleid; in sommige gevallen waren zij zelfs diegenen die de winstaccumulatie mogelijk maakten en de besparingen uitvoerden.
Op zich is er niets mis mee dat er wordt gevijld aan een ideale maatschappij via compromis en pragmatisme. Recent duiken echter twee hordes op die dat bemoeilijken. Een. Een onderscheiden nationaal (Links) beleid wordt steeds moeilijker door het internationaal (Rechts) keurslijf. We moeten de volgende bestuursperiode sí o sí 12 miljard besparen. Twee. Door de vermarkting van de democratie zien we een uitholling van de politiek. Beide elementen zorgen ervoor dat de marges van de politiek wel erg smal zijn geworden. Voor een partij als sp.a is dat problematisch: haar vooruitgangsideaal hangt immers exclusief en uitsluitend op aan het beleid. Opnieuw: de crisis van de democratie treft vooral sociaaldemocraten extra hard.
Volgens het ‘Van Waarde’-project van de Nederlandse linkse denktank Wiardi Beckman Stichting ‘moet de sociaaldemocratie loskomen van haar intuïtieve neiging zich eerder te identificeren met de overheid dan met de mensen’. Tony Judt beschreef dit mooi in zijn Het land is moe: ‘Voor links viel er bij het historisch wegvallen van een verhaal (na de val van de Muur, cfr) een gat en bleef slechts politiek over: de politiek van de belangen, de politiek van de afgunst en de politiek van de herverkiezing. Zonder idealisme wordt de politiek teruggebracht tot een soort sociaal boekhouden, resteert slechts het dagelijkse besturen van mensen en dingen. Een conservatief zal dat zo nodig best overleven. Voor links is dit een catastrofe.’
Ook sp.a heeft sterk de neiging onze samenleving te zien als een machine die door de politiek met de inzet van een breed beleidsrepertoire fijner kan worden afgesteld. Maar politiek is meer dan beleid. De partij moet opnieuw haar voelhorens uitsteken, zich engageren om het maatschappelijke veld te betrekken bij de politiek én het beleid. Te weinig heeft sp.a de voorbije jaren geïnvesteerd in het herpolitiseren van het politieke debat. Typische sociaaldemocratische thema’s (wonen, werk, economie) zijn gedepolitiseerd geraakt. Daardoor wordt het voor de partij verschrikkelijk moeilijk om een eigen geluid te laten horen. N-VA toont evenwel dat het kan. Ze is net als sp.a een beleidspartij - niets uitdager, ze is even establishment - maar ze slaagde er wel in om een discours op te bouwen los van haar parcours aan de macht.
Emotie - niet kennis - is macht
De legendarische speech ‘I have a dream’ van Martin Luther King wordt door vrijwel iedereen gezien als de beste politieke rede ooit. Geen kat die echter weet welke informatie die speech bevatte. Dat is veelzeggend. De Amerikaanse zwarte dominee riep niet voor niets ‘I have a dream’, niet ‘I have a report’.
De sociaaldemocratie maakt een rationele maatschappijanalyse. Ze brengt het verhaal van een sociaal gecorrigeerde markteconomie, waarbij economische groei en welvaart gecombineerd worden met herverdeling en sociale rechtvaardigheid. Het is geen begeesterend verhaal. Het lijkt meer op een defensieve politiek van redden wat er te redden valt. Helaas wenden diegenen die het wenst te beschermen zich vandaag in het stemhokje zonder scrupules tot andere partijen. De droom van een betere wereld vindt de kiezer steeds minder bij de sociaaldemocraten. Logisch, die zijn het verleerd om te dromen. Sp.a miskende de voorbije jaren het onderscheid tussen politiek en beleid, tussen de brug en de machinekamer. De sp.a-ministers functioneren goed in het geraas van de machinekamer. Draaitje hier, tikje daar. Maar over het roer en de koers hoor je ze zelden. Natuurlijk moeten deze ministers-monteurs wakker blijven, maar als niemand droomt dan doolt het schip maar wat rond.
Politiek is emotie; ze gaat over identiteit, angst en hoop. Met cijfers valt het gevecht met rechtsconservatieven niet te winnen. Dat heeft deze campagne nogmaals duidelijk gemaakt. Rekening 14 legde naadloos bloot hoeveel N-VA wilde besparingen en wie het zou voelen. Maar het interesseerde blijkbaar enkel de politieke incrowd; de meerderheid van de bevolking zei het niets. Voor hen verlopen verkiezingen via frames, niet via concrete voorstellen. Het onderbuikdiscours van De Wever valt niet te counteren met het opsommen van de realisaties van Di Rupo I. Daarmee komen we bij de sp.a- campagne.
SLOOT 4: VERHAAL VERSUS BESTUUR
Verkeerde campagnestrategie
Behoudens een aantal jaren op het federale niveau, is sp.a sinds 1988 overal onderbroken aan de macht. Het spreekt voor zich dat dit het campagnevoeren moeilijk maakt. Het is niet eenvoudig fris en aantrekkelijk te zijn. Jouw profiel vervaagt door de compromissen van de macht. Voor alles wat fout loopt, krijg je de schuld. Deze campagne leken sp.a’ers bij momenten aangeschoten wild; de pers keek met hongerige ogen naar de partij als een roofvogel boven een gewond dier. Een campagne onder een moeilijk gesternte dus; toch zat ook de strategie fout.
Sp.a werkte met haar nieuwe beginselverklaring van juni 2013 ‘Het Vlaanderen van Morgen’ aan een sterk verhaal, maar ging er niet mee aan de slag. In de eerste fase van de campagne profileerde de partij zich als de enige overgebleven verdediger van de regering-Di Rupo I. Bruno Tobback leek wel de hoofdrolspeler van de Deel Maar Uit Goed Nieuws Show als hij sprak over ‘John’, ‘Johan’ en ‘Monica’ in de ‘beste regering van Europa’. Maar daarmee win je geen verkiezingen. Een appellerend verhaal over waarden is vele malen sterker dan uitpakken met een gerealiseerde wet. In de laatste weken van de campagne vervelde sp.a tot de antipode van N-VA. Dat gebeurde noodgedwongen - het geopenbaarde V-plan was aanstootgevend. Maar het is een louter defensieve aanpak die niet enthousiasmeert en enkel de harde kern van uw eigen kiezers radicaliseert.
Behoefte aan narratief
We leven in een ontzuilde en onttoverde maatschappij. Mensen snakken naar een ‘groot verhaal’. N-VA had dat voor de ‘onder druk staande hardwerkende Vlaming en ondernemer’; Groen voor de hoogopgeleide kosmopoliet die zich steeds minder kan vinden in onze liberale vrijemarkteconomie; Open VLD voor de burger met ‘goesting in de toekomst’; en PVDA+ in mindere mate voor ‘de onder druk staande arbeider’.
Sp.a voerde campagne rond 'sociale welvaart', maar slaagde er te weinig in haar vernieuwde verhaal over 'Het Vlaanderen van Morgen' te vertellen. Ze beloofde de knoppen wat meer naar links te draaien, een cent meer te herverdelen of een procentpunt beter te beschermen. Maar een verhaal dat mensen warm maakt, was het niet. De focus lag op het ledigen van de noden van de burgers, niet op het ledigen van hun idealen. Logisch gevolg is dat mensen sp.a zien als de verlengsnoer van het apparaat, ingeknoopt in de machinaties van de macht. Ze gaan stemmen op one issue of ‘responsieve’ partijen die wel inspelen op hun behoefte aan een narratief.
SLOOT 5: CENTRUM VERSUS LINKS
Een moeilijke campagne dus voor sp.a. Maar het verklaart slechts in zeer beperkte mate het slechte resultaat van 25 mei. CD&V reed eveneens een makke campagne, ook Open VLD had een slecht verkiezingscongres, en zelfs de winnaar N-VA geleek in deze campagne vaak op een ‘Nogal-Veranderlijke Alliantie’. Het probleem van sp.a gaat dieper dan een gefaalde campagnestrategie. De partij worstelt met haar profiel.
Middenkoers foute keuze
De worsteling met de ideologie is niet nieuw. Onder Steve Stevaert moest de partij weg van het ‘ziek-zwak en misselijk’-socialisme. Door het talent van Stevaert loonde die stellingname in het politieke centrum even, maar ondertussen werd in de maatschappij zelf de ongelijkheid groter en het samenleven minder ‘gezellig’. Er zijn in dit artikel al een aantal nieuwe breuklijnen gepasseerd, maar de meest pregnante blijft misschien nog altijd de links-rechtse. Het blijft immers ontegensprekelijk zo dat rijken niet hetzelfde willen als armen. Wie voor zijn dagelijks eten en drinken afhankelijk is van een baan, wil niet hetzelfde als diegene die leeft van dividenden. Diegenen die privévervoer, -opleiding en -bescherming kunnen betalen, hebben niet dezelfde wensen als mensen die volledig van openbare voorzieningen afhankelijk zijn. Dat hebben sociaaldemocraten het voorbije decennium te weinig onderkend. Sp.a mengde zich in de strijd om de centrumkiezer en liet daarbij de links-rechts tegenstelling onbespeeld. Daardoor werd ze in onze mediacratie de speelbal van de waan van de dag.
Ook deze campagne koos de sp.a voor een middenkoers (met als exponent de weinig linkse voorstellen rond de woonbonus en de kinderbijslag). Vreemd, want de nieuwe beginselverklaring betekende net een verscherping van de linkse waarden. Maar ook fout: voor het eerst sinds lang zagen we opnieuw een tegenstelling tussen arbeid en kapitaal. N-VA verleidde niet alleen grote groepen kiezers (zonder dat die misschien goed beseften dat die ‘Verandering’ een verarming inhoudt voor de middengroepen, aalmoezen voor de laagste groepen en een vrijgeleide voor de rijken), haar programma radicaliseerde ook een heleboel mensen aan de linkerzijde. Die wilden daartegenover een (linkse) ‘Verandering’ zien staan. Dat alternatief werd beter belichaamd door Groen (en ook een beetje door PVDA+). Terwijl sp.a de verderzetting van het regeringscompromis proclameerde, lag de progressieve grondstroom in deze campagne wat linkser. De keuze van sp.a voor het politieke centrum was een misser. De gedwongen bocht in de laatste weken van de campagne om zich als de antipode van N-VA op te stellen, trok dat niet meer recht.
Koorddansen
Bart De Wever stelde de laatste week van de campagne de kwestie van het sp.a-profiel nog eens op scherp: "iedereen behalve Groen en PVDA+ zit in het N-VA-model, ook sp.a". Die uitspraak was natuurlijk bewust: de N-VA-voorzitter wilde het smeulende vuur op Links nog wat oppoken. Maar onbewust legde hij de kern van het existentiële spagaat van sociaaldemocraten bloot. Die zitten van nature geprangd tussen twee kampen: voor de linkerzijde moeten ze zich verexcuseren voor hun eigen beleid en voor de rechterzijde moeten ze zich verdedigen tegen beschuldigingen van te veel overheidsbemoeienissen- en uitgaven.
In Sloot 1 van deze tekst lazen we over de ‘5-75-20’-samenleving. We betoogden dat een sociaaldemocratische partij geen politieke factor van belang kan zijn als het enkel en alleen aantrekkelijk is voor de onderste 20% en dat ze vandaag vooral aandacht moet tonen voor de ‘nieuwe onzekeren’ in die middengroep van 75%. Het is een aartsmoeilijke evenwichtsoefening die ze gisteren, vandaag en ook morgen moet blijven volbrengen: sp.a moet zowel voldoende links zijn (om zich te onderscheiden van de vele partijen in het midden) als voldoende centrum (want de poel kiezers op uiterst links is te beperkt om droom in daad te kunnen omzetten). Elke verkiezing is het voor sociaaldemocraten schipperen tussen de verheffing van de ondergroepen en het comfort voor de middengroepen. In deze campagne lag de progressieve grondstroom verder op links dan sp.a besefte. De middenkoers knipte haar vleugels af. Ze werd links makkelijk voorbij gestoken.
SLOOT 6: TOP VERSUS BASIS
Voorbij de Brusselse radar
Deze nederlaag moet het afscheid betekenen van een bepaalde manier van aan politiek doen. De sp.a’ers die het temidden de groen-gele tsunami goed deden, doen - opvallend - allemaal min of meer op dezelfde manier aan politiek: heel het jaar door dicht bij de mensen, met respect voor de partijleden en kort op de bal als de actualiteit het vraagt. Ondanks het bestuurlijke karakter van sp.a, blijkt het toch mogelijk om beleid en politiek los te koppelen, om naast regeringsdeelname jouw idealen uit te dragen. Want mensen zijn niet dom. Ze snappen dat compromissen onvermijdelijk zijn. Alleen moet je ze uitleggen, kaderen in jouw verhaal.
Het is dit pad dat sp.a moet inslaan. De partij moet opnieuw de wijken in; zich niet opsluiten in een partijlokaal. Vandaag laat de partij zich nauwelijks voeden door wat er in de maatschappij naar boven borrelt. Er is geen aansluiting met buitenparlementair-links. Middenveldorganisaties worden wel eens uitgenodigd op een Visie-congres, maar dit is een lang proces dat dag in, dag uit moet worden beleden. Ongeacht of oppositie of meerderheid volgt, moet sp.a investeren in haar partijprofiel: dichter bij het middenveld, opener voor de eigen leden, aantrekkelijker voor de andere kiezers. Ze moet een samenlevingspartij worden die verder kijkt dan de ‘Brusselse’ radar en op zoek gaat naar bindingen met de ‘civil society’, met belangen- en actiegroepen en maatschappelijke organisaties. Zo’n hernieuwde toenadering zal de partij automatisch minder bestuurscentristisch, en dus politiek uitgesprokener en electoraal aantrekkelijker maken.
Bovendien, maar daaraan gerelateerd, zit sp.a stilaan met een probleem van politiek personeel. Al decennialang zien we dezelfde familienamen de lijsten trekken. Het zijn steeds dezelfde koppen die het schip moeten rechthouden. Daarachter komt maar weinig nieuw volk door. Op de West-Vlaamse lijsten stonden een hele reeks kandidaten jonger dan 26, maar in andere provincies is het beeld minder rooskleurig. Er stonden overal wel politieke beloften op de lijsten, maar ze wegen nog wat licht. Ook dat is een gevolg van de koers van de partij. Doordat er zo weinig energie is op Links, zal de volgende generatie charismatische figuren onvermijdelijk op Rechts aan de oppervlakte komen. Natuurlijk is er via de kabinetten wel wat instroom van slimme koppen. Maar doordat de partij haar energie haalt van het beleid van bovenaf, en te weinig van de politiek van onderuit, stroomt er vanuit de maatschappij weinig binnen. Er zit zeker nog massaal veel talent op Links. Alleen geraken ze de partijstructuren niet meer binnen, laat staan dat ze doordringen tot de gesloten burcht die de partijtop is. Op een koude steen is er natuurlijk geen kweek.
‘De socialistische ziekte’
Daarbij komen we bij een ander probleem: het team rond de voorzitter functioneert tamelijk onthecht van de rest van de partij. Had de partijtop bijvoorbeeld wat dichter bij de basis gestaan, had ze beseft dat misprijzende uithalen naar de linkse oppositiepartijen voor de media misschien wel een amusementswaarde hebben, maar op het terrein vooral een aantal twijfelende kiezers naar dat kamp heeft geduwd (en als je maar 14% meer haalt, doen die procentpunten overgelopen kiezers pijn). Bovendien staat de partijtop te weinig open voor kritiek van binnen de partij en de beweging. Natuurlijk is een zekere beduchtheid voor verdeeldheid in de campagne normaal, maar zo’n klimaat verstikt en verschraalt toch het denken. De visie op de sociaaldemocratie behoort evenwel niet alleen toe aan de enkelingen aan de top, maar nog veel meer aan de velen aan de basis van de beweging. De Grasmarkt heeft er geen alleenrecht op.
Van buitenaf leek het niet altijd even gezellig onder de Kameraden. Meer dan in andere partijen geven zeer ergerlijke anonieme getuigenissen in de krant het beeld van een vechtpartij. Voormalig PvdA-voorzitter Wouter Bos noemde zulke onprettige omgangsvormen een typisch ‘socialistische’ ziekte: zo bezig zijn met de mensen veraf dat je de mensen dichtbij vergeet. De zeden leken in de eerste periode van het voorzitterschap van Bruno Tobback nochtans verbeterd (herinner hoe Caroline Gennez als voorzitter werd aangepakt), maar naarmate de zenuwachtigheid in en ontevredenheid over de campagne toenam, borrelden geluiden van onvree op over het parcours van de voorzitter. Van buitenaf gaf het geen aantrekkelijk beeld. Een verdeelde ploeg wint geen wedstrijden.
SLOOT 7: SOCIAALDEMOCRATEN VERSUS SOCIAALDEMOCRATIE
Iedereen sociaaldemocraat
Ons naoorlogs samenlevingsmodel werd door velen samen opgebouwd, maar dé West-Europese verzorgingsstaat is per definitie wel een sociaaldemocratisch model: een maatschappij met grote rol voor staat en publieke sector. Voor de Anglo-Duitse politicoloog Ralf Dahrendorf betekende die ‘sociaaldemocratische consensus’ de belangrijkste vooruitgang die de geschiedenis ooit gekend had. Ook de Vlaming hecht veel waarde aan solidariteit en de sociale zekerheid. Dat blijkt uit o.a. uit het bevolkingsonderzoek ‘Solidariteit’ door Mark Elchardus in opdracht van de socialistische mutualiteiten of het VRT-verkiezingsonderzoek ‘De foto van Vlaanderen’. De waarden die de sociaaldemocratie nauw aan het hart liggen, blijken diep verankerd.
Er moet dus een onderscheid gemaakt worden tussen de sociaaldemocratie en de partijen die de sociaaldemocratische ideologie uitdragen en het electoraal niet goed doen. Net zoals we een onderscheid moeten maken tussen liberale ideologie en de partijen die dat uitdragen. De Nederlandse VVD, de Duitse FDP, onze Open VLD en de Britse Libdems doen het ook verre van uitstekend. Maar horen we iemand spreken over de crisis van het liberalisme? Neen, want de logica van de vrije markt bepaalt sterk hoe onze maatschappij georganiseerd wordt. Dat verandert niet wanneer partijen die zich uitdrukkelijk op de liberale ideologie beroepen electoraal zwakker scoren.
Progressieve frontvorming
Ondertussen lijken we allemaal op een soort van sociaaldemocraat. Dat is tegelijk goed en geen goed nieuws. Geen goed nieuws, aangezien veel partijen de sociaaldemocratische basispremisse hebben overgenomen (zelfs de voor sommigen baarlijke conservatief Angela Merkel won vorig jaar de verkiezingen met een programma dat erg op dat van sociaaldemocraten leek), maar focussen daarnaast op één issue om electoraal te scoren. Eigenlijk geldt het omgekeerde van wat Bart De Wever beweerde: de meeste democraten zitten eerder in het sp.a-model, niet in het N-VA-model. Dat betekent dus ook goed nieuws. Sp.a staat niet alleen in haar strijd. De christendemocratie heeft nog altijd een sterke arbeidersvleugel, Groen ijvert eveneens voor een solidaire maatschappij, er zijn nog de kleinlinkse partijen, de sociaalliberalen en er zijn ongetwijfeld ook N-VA-kiezers die waarde hechten aan een rechtvaardige samenleving, maar momenteel in eerste instantie verleid worden door de behoefte aan Verandering.
Daags na de verkiezingen van 25 mei hoorden we van Bruno Tobback dat hij van zijn partij ‘de motor wil maken van een grote linkse progressieve beweging’. Dat is een nobele gedachte. Alleen: als de sp.a-voorzitter daarmee een opslorping van alles rond zich in gedachte heeft, lijkt dat niet alleen getuigen van een redelijke zelfoverschatting (gezien bovenstaande Sloten zijn de percentages van vroeger definitief verleden tijd), het is ook het verkeerde pad. Ja, sp.a moet inzetten op een hernieuwde toenadering met de civil society (Sloot 6), maar tegelijk is er op partijpolitiek niveau nood aan een progressieve frontvorming. In verspreide slagorde wordt het steeds moeilijker het opgepompte beest op Rechts te lijf te gaan. Op Links moet men komen tot een samenwerking tussen verschillende stromingen, met behoud van ieders eigenheid. Op middellange termijn moeten daartoe stappen worden gezet. Op korte termijn zijn daarvoor nu reeds contacten nodig tussen sp.a en Groen: want als beide partijen worden verdeeld door oppositie en meerderheid, sluit de deur zich opnieuw tot minstens 2019.
CONCLUSIE
Sp.a staat voor moeilijke tijden. Maar dit is niet nieuw. Eigenlijk hangt er al een jaar of tien, zo sinds 2004, een sfeer van malaise rondom de partij. Velen bezongen reeds de afscheidsrede van de sociaaldemocratie, maar er hoeft niet gewanhoopt: mensen zijn intuïtief en emotioneel betrokken bij thema’s als ongelijkheid, onrechtvaardigheid, oneerlijkheid. De beweging kan niet kapot.
Vandaag loopt sp.a in zeven sloten tegelijk: uit sommige valt moeilijk te klauteren (de maatschappelijke ordening is wat ze is); uit andere wel. Ongeacht het straks meerderheid of oppositie wordt, dringt zich voor de partij evenwel een koerswijziging op. In deze tekst hebben we daartoe een aantal handvaten proberen aan te reiken. Het is aan de partij om te beslissen in welke slagorde ze richting 2019 trekt. Het wordt geen eenvoudige opdracht: én de eigen partij op orde krijgen, én ze openzetten, én nadenken over frontvorming met partners die gesterkt uit deze verkiezingen komen, én klaar zijn voor mogelijke coalitiegesprekken. Veel werk dus voor de Kameraden.
Wim Vermeersch
Hoofdredacteur Samenleving en politiek
Bibliografie
- Coolsaet Rik. Sociaaldemocratische malaise en wereldpolitiek in de 21ste eeuw. in: Vander Vennet Rudi, Devos Carl, Rood zonder roest. Een sociaaldemocratie voor de 21e eeuw. Leuven, Van Halewyck, 2009.
- Cuperus René en Ummelen Bert, Heimwee naar het CDA (van vroeger). Terug naar domineesland, in: Socialisme&Democratie, jg. 71/Nr. 2, april 2014.
- Decreus Thomas, Waarheen met links in Vlaanderen?, DeWereldMorgen, 26 mei 2014.
- Elchardus Mark, Gekaapte deugden. Over de nieuwe politieke breuklijn en de zin van limieten, Samenleving en politiek, jg 1, Nr 1, januari 1994.
- Judt Tony, Het land is moe. Verhandeling over onze ontevredenheid, Uitgeverij Atlas Contact, 2010, Amsterdam/Antwerpen.
- Kalma Paul. Uit de greep van het bestuur. Politiek als bezielde strijd om het algemeen belang. in: Politieke partijen: nodig of overbodig? Den Haag, Raad voor het Openbaar Bestuur, 2014.
- Meyer Henning, Reforming Social Democracy: The Good Society Project, Social Europe Occasional Paper, March 2014.
- Mair Peter. Representative versus Responsive Government, Max Planck Institute for the Study of Societies, MPIfG Working Paper 09/8.
- Niemantsverdriet Thijs. De vechtpartij. De PvdA van Kok tot Samsom. Atlas Contact, 2014, Amsterdam.
- Policy Network, How social democracy can triumph in the 5-75-20 society, in: Making Progressive Politics Work. A Hand Book of Ideas, Progressive Governance Conference, Amsterdam, 22 april 2014.
- Schinkel Willem. De nieuwe democratie. Naar andere vormen van democratie, 2013, De Bezige Bij, Amsterdam/Antwerpen.
- Vandenbroucke Frank. De trein van de sociaaldemocratie, Knack, 2010, pp. 26-28.
- Verhaeghe Pieter-Paul, Pintelon Olivier en Dierckx Sacha, Is sp.a ‘te links’ of Vlaanderen ‘te rechts’?, in: Samenleving en politiek, jg. 17/Nr 7, september 2010, pp. 46-53.
- Vermeersch Wim. De crisis van traditionele partijen (en hoe ze te verhelpen), www.deredactie.be, 25 juli 2012.
- Wiardi Beckman Stichting, Van Waarde. Sociaaldemocratie voor de 21ste eeuw, Amsterdam, 2013.
sp.a - verkiezingen - links
Samenleving & Politiek, Jaargang 21, 2014, nr. 6 (juni), pagina 4 tot 15
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.