Op 11 november 2011 zullen 1000 vrije burgers op een openhartige manier beraadslagen over wat echt belangrijk is. Zij worden gekozen door een instelling die gespecialiseerd is in de selectie van burgers. Dit lees je op een website www.G1000.org. Ook dat dit initiatief niet gericht is tegen de politici, maar een plaats wil innemen naast de politiek. Ik denk dat we hier met de grootste belangstelling moeten naar kijken. Iedere poging tot verbetering of aanvulling van de politiek moet alle kansen krijgen. En ook als dit niet tot de perfectie leidt kan het waardevol zijn. Dat belet me echter niet om met enkele fundamentele vragen te zitten.
Representatieve democratie wil zeggen dat ik iemand aanduid die voor mij specifieke problemen oplost. Ik kies hem op basis van het verhaal dat hij doet of ook wel omdat ik hem sympathiek vind. Heel vaak ken ik dat verhaal maar van op verre afstand. Ik kan echter ook deelnemen aan voorlichtingsvergaderingen of debatten of wat dan ook. Of ik kan binnen een partij proberen mee te schrijven aan een verhaal. Maar de idee is dat ik voor iemand kies die een programma probeert te realiseren waar ik achter sta. In de opvatting van G1000 kies ik niemand. Een bureau maakt een keuze. Het zorgt voor een representatieve groep, een staalkaart van de bevolking. Goed kan ik mij dit niet voorstellen: zoveel met blauwe ogen, zoveel van 1meter75, zoveel met een heel laag IQ? Enfin representatief. En die groep discussieert over de onderwerpen waar het moet over gaan. Daarna werken kleinere groepen voorstellen uit. Ik heb geen inspraak in de samenstelling, want dat doet een bureau op wetenschappelijke basis. En ik heb geen inspraak in de uitwerking. Dat doet een beperkte groep, waar ik op dit ogenblik de samenstelling niet van zie.
Geef mij maar de gewone democratie. Ik heb het niet zo voor die wetenschappelijke methode. Dit soort wetenschap, van de reclamebureaus, zit toch wel dikwijls fout. Maar ik hou er vooral niet van dat een wetenschappelijk samengestelde groep, waar ik verder niets mee te maken heb, bepaalt waar er mag over gesproken worden. Waarom zou dat een betere oplossing zijn dan wanneer ik kan kiezen op basis van een uitgeschreven verhaal? En wat doet men eigenlijk met diegenen die niet mee werken? Ze worden gecontacteerd en antwoorden dat het voor hen niet hoeft? Wringt er niet iets? Zij worden uitgekozen omdat ze beantwoorden aan criteria van representativiteit en op het moment dat ze niet meedoen vraagt men het aan een ander. Wetenschappelijk zal dat wel ok zijn, maar wat als - ik zeg maar wat - een stille persoon vervangen wordt door een heel actieve persoon? Krijg je dan geen ander eindresultaat?
De representatieve groep bepaalt in eerste instantie waarover gesproken moet worden. En als dat eens de foute zaken zijn? Dat kan niet, want zij discussiëren er toch uitgebreid en onder begeleiding van een facilitator over? En dan? Stel dat die groep beslist dat BHV geen issue is. Dat is in zekere zin nog waar ook. Ze spreekt er dus niet verder over en geeft er ook geen oplossing aan. Je zult er over blijven struikelen! Of stel dat die groep beslist dat armoede geen prioriteit is. Per slot van rekening zitten in zo’n groep niet zoveel armen. Het zou wel eens kunnen dat hun stem niet gehoord wordt. Tja, niets doen aan armoede? En dan komt het ook voor dat een partij of wat voor instantie dan ook een voorstel doet dat ingaat tegen de zogenaamde achterban. Het scenario van G1000 heeft daar geen last van, want er is geen achterban. Maar is dat in het geval van de representatieve democratie uit te sluiten? Moet men ervan uitgaan dat die achterban het wel altijd zo goed weet? Denk eens aan het Generatiepact. Vandaag hoor ik de vakbonden zeggen dat het Generatiepact een positief effect gehad heeft. Wie had op het moment kunnen voorspellen dat de vakbonden er zich nog zouden op beroepen? En toch heeft dat Generatiepact enorme weerstanden opgeroepen. Men moet ook aanvaarden dat in bepaalde gevallen het hoger belang opgedrongen wordt. En men moet daar ook de prijs voor durven betalen, ook al kan dat een verkiezingsnederlaag zijn.
De initiatiefnemers lijken een beetje te suggereren dat in de ‘klassieke oplossing’ ideeën alleen maar opgedrongen worden. En natuurlijk zijn daar voorbeelden van, maar meestal gaat dit toch wel wat anders. Bij de socialistische partij zijn in het verleden enorme inspanningen gedaan om zoveel mogelijk mensen bij discussies te betrekken. Het Toekomstcongres (1998) is misschien het meest enthousiaste voorbeeld. Maar er zijn er andere en tegenwoordig probeert de partij dat aan te vullen met websites en twitter. Ik wil dat zeker niet idealiseren, maar er wordt wel degelijk geprobeerd de mensen op een interactieve manier mee te laten denken. De vakbonden hebben trouwens nog veel meer ervaring. Samenkomsten met 1000 man zijn voor een vakbond niet uitzonderlijk. Er wordt vaak gedaan alsof dat alleen showcongressen zijn. De dag zelf is dat voor een heel stuk ook zo, het is gewoon een hoogdag. Maar congressen zijn dikwijls het jaar voordien of in sommige gevallen twee jaar voordien gestart. Er is met duizenden mensen op verschillende niveaus gediscussieerd.
Is het probleem niet dat de deelnemers aan representatieve groepen eigenlijk niet veel met elkaar te maken hebben? Er is geen cement, geen gemeenschappelijke richting, geen ideologie. Ze zitten gewoon kriskras door elkaar. De klassieke democratie heeft de ideologische verschillen voor een groot stuk uitgevlakt en dat is ook een probleem. Maar in G1000 wordt de facto alle ideologie op de achtergrond geduwd. Dan is samenhang niet mogelijk, kom je tot een compromis van allemaal individuele meningen over punctuele problemen. Dat kunnen valabele oplossingen zijn, maar daarmee zet je geen maatschappelijk programma op, komt er geen beweging op gang. Stelt G1000 zichzelf daardoor niet buiten de politiek? Politiek is naar mijn aanvoelen juist het schrijven aan een verhaal. Niet het uitvinden van een totaal nieuw verhaal. Men vindt altijd al grote stukken die geschreven zijn. Politiek moet meer zijn dan punctueel, moet het beter willen doen dan alleen technische oplossingen te geven. Bij dat verhaal hoort dat men het probeert door te vertellen, dat men probeert te overtuigen. Het volstaat niet om met een beperkte groep vast te leggen wat belangrijk is. Men moet de boer opgaan, men moet zijn verhaal durven verkopen, men moet werven. Het gaat met andere woorden niet alleen om communicatie, het gaat ook om opleiding, om volksverheffing misschien. Aan politiek doet men niet omdat een bureau u toevallig uitkiest, aan politiek doet men uit maatschappelijke plicht.
Als dit zo is staat G1000 niet alleen naast de politiek, maar heeft ze er eigenlijk niet veel mee te maken. Ik hoop oprecht dat ik mij vergis. Ik kijk niet naar het experiment in de hoop dat het een sisser wordt, integendeel. Misschien is mijn benadering te filosofisch, ik weet het niet. Maar eigenlijk ben ik vooral benieuwd naar de frisheid van de voorstellen die finaal zullen worden uitgewerkt. Ik weet uit ervaring hoe moeilijk het is met nieuwe oplossingen voor de dag te komen. Als G1000 daarin slaagt, zal ik mijn filosofische rillingen meteen vergeten.
Luc Vanneste
Redactielid Samenleving en politiek
edito - G1000 - politiek - participatie
Samenleving & Politiek, Jaargang 18, 2011, nr. 8 (oktober), pagina 1 tot 3
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.