Meertaligheid maakt meer en meer deel uit van het dagelijkse leven en wordt algemeen als belangrijk beschouwd, door migratie, globalisering, internet, enzovoort. Verschillende talen leren is iets waar we in het Vlaamse onderwijs al jaren ernstig werk van maken. Ook in de Europese richtlijn en het actieplan stelt men voor dat iedere Europeaan naast de moedertaal nog minstens twee andere Europese talen kent.1 De meertaligheid komt duidelijk op de voorgrond, maar toch…
Het decreet van 2005 verplicht het basisonderwijs om Frans als vreemdetalenonderwijs in te richten vanaf het 5de leerjaar in Vlaanderen en vanaf het 3de leerjaar in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en de faciliteitengemeenten. Verschillende groepen ijveren ervoor om het vreemde taalleren nóg eerder in het basisonderwijs te starten. Zij kregen al een beetje hun zin door de mogelijkheid die basisscholen nu hebben om met taalinitiatie Frans van in de derde kleuterklas te beginnen. Zo kunnen kleuterleidsters vanaf de 3de kleuterklas taalinitiatie Frans geven, waarbij dagelijks gebruikte woordenschat speels of muzisch wordt aangeleerd, zoals bonjour, un deux trois, bon appétit!, etc. Ook in de leerjaren voorafgaand aan het 5de richten reeds heel wat leerkrachten taalinitiatie in. Toch blijft het voor veel leerkrachten opnieuw weer iets ‘bovenop’ en bannen zij de taalinitiatie uit hun klas met de eeuwige dooddoener: ‘geen tijd!’.
Daarnaast proberen (nog veel minder) leerkrachten aan talensensibilisering te doen. De bedoeling hierbij is dat de leerkracht, al of niet gebruik makend van de aanwezige taaldiversiteit in de klas, alle kinderen kennis laat maken met vreemde talen. Leerlingen met een andere thuistaal dan het Nederlands kunnen bepaalde woorden inbrengen, naargelang het lopend thema: bijvoorbeeld de dagen van de week, goede morgen, aanspreektitels, e.d. Daartoe ondersteunt de Foyer met een inspirerende tentoonstelling en een publicatie Talen op een kier het onderwijsveld. Het blijft weliswaar niet alleen bij het vermelden van woorden in een vreemde taal, maar de leerkracht doelt op taalbeschouwende vaststellingen die kinderen intuïtief maken of leren maken. Op die manier ontwikkelen kinderen niet alleen een metalinguïstisch bewustzijn, maar leren zij ook al strategieën zoals bijvoorbeeld woorden afleiden uit verschillende talen, voortbouwen op reeds verworven kennis, e.d. Daarnaast wordt de meertalige realiteit op school erkend en leidt het bij anderstalige leerlingen tot een groter zelfrespect en een betere leermotivatie.
Daarnaast is het Nederlands leren, zowel voor autochtone als voor allochtone leerlingen nagenoeg de kern geworden van ons Vlaams onderwijs. Het congres van het steunpunt Taal en Migratie De lat hoog voor taal was daar niet vreemd aan. Dit zijn allemaal lovenswaardige initiatieven, maar we missen nog een beleid dat een talenbeleid op schoolniveau afdwingt.
De talenbeleidsnota De lat hoog voor talen in iedere school van voormalig minister Frank Vandenbroucke draagt een hoopvolle titel. Toch worden twee van de drie kernbegrippen talen en iedere school nog te weinig uitgespit.
Scholen ‘mogen’ of ‘kunnen’ aan taalinitiatie en talensensibilisering doen. Hopelijk was dit een strategische aanzet om het dan later toch te verplichten, want nu lijkt het wel alsof alleen voor het Nederlands de lat hoog moet liggen en dat je als school helemaal niet moet wakker liggen van al die vreemde talen. De klemtoon ligt vooral op de visie dat ‘taal een zaak is van alle vakken’, op zich lovenswaardig, maar nog niet elke school moet daarmee een zinvol talenbeleid voeren. Scholen hebben wel recht op ondersteuning via GOK-uren, taaltoetsen, kleuterparticipatie, nascholen, talenwebsite, e.d.
Enkele lerarenopleidingen maken werk van taalinitiatie en talensensibilisering. Op de Arteveldehogeschool2 is het een verplichte stageopdracht. Zowel voor de studenten, de mentoren en vooral voor de kinderen is dit niet alleen een leerrijke, maar ook een plezante ervaring. Toch botsen menig studenten op een ‘njet’ van hun mentor. ‘Tijdnood’ of ‘ze moeten Nederlands leren’ zijn dan de meest aangehaalde redenen. Misschien zijn dit de klassieke perikelen van vernieuwing die steeds met weerstanden gepaard gaan, maar hier en daar wringt het schoentje nog en niet op één plaats… Op het eerste zicht zou je kunnen stellen dat de initiatieven zoals taalinitiatie, talensensibilisering in strijd zijn met de taalwetgeving. De eentalige norm van het Vlaamse onderwijs is heel duidelijk aanwezig, maar we merken toch een dualiteit. Als het gaat om Frans, Engels, Duits voor (hoofdzakelijk) middenklasse leerlingen, kan de taalwetgeving met een handigheidje omzeild worden (moderne vreemde talen). Er zijn zelfs proeftuinen om Content and Language Integrated Learning (CLIL) in deze moderne talen op hun haalbaarheid te testen. Op die manier leren jongeren uit het S.O. een bepaald leergebied in een andere taal (bijvoorbeeld Frans). In echt immersie onderwijs, waarbij de helft of meer van de lessen in een andere taal dan het Nederlands wordt gegeven, ziet onze huidige onderwijsminister Pascal Smet geen heil. De allochtone leerlingen zouden daar geen baat bij hebben, zo stelt hij.
Indien we het taalleren opentrekken naar het al of niet benutten van de moedertalen van onze allochtone leerlingen i.p.v. alleen de moderne vreemde talen, sluiten de rangen. We komen als vanzelf in een andere discussie terecht: Nederlands wordt dan opeens het belangrijkste onderwijsdoel…
De verwerving van het Nederlands is een hele belangrijke doelstelling. Uiteraard is dit van groot belang, want Nederlands is nu eenmaal de (enige) instructietaal in ons Vlaams onderwijs (dankzij de taalwetgeving). Willen ook allochtone leerlingen slagen, moeten zij - net als de autochtone leerlingen - de Nederlandse taal voldoende beheersen.
Het hele discours van meertaligheid wordt met het voorwaardelijk stellen van de kennis van het Nederlands van de tafel geveegd. Toch gaat het enkel om de vraag naar hoe moet worden omgegaan met meertaligheid op school opdat alle leerlingen daar beter van worden, zowel de allochtone als de autochtone leerlingen. Deze hele discussie wordt gevoed door de huidige discrepantie tussen 1) de bezorgdheid over ons vreemdetalenonderwijs, 2) het eentalige karakter van het officiële onderwijscurriculum, waarin het Nederlands als dominante instructietaal en als dominante doeltaal geldt (zie ook Bezemer, 2003) én 3) de diversiteit aan talen die leerlingen van huis uit spreken.
Deze discrepantie wordt helemaal toegedekt door de aanname dat het leren van Nederlands de enige oplossing zou zijn voor de bestrijding van onderwijsachterstanden bij allochtone leerlingen. Meertalig onderwijs is bijgevolg regelmatig kop van Jut. En thuis een andere taal dan het Nederlands spreken, is per definitie een bron van leerproblemen. Heyerick (2008) onderzoekt de vraag of een andere manier van omgaan met de thuistalen van anderstalige leerlingen een opportuniteit zou kunnen zijn in het creëren van meer gelijke onderwijskansen.
Het knelpunt blijft dus nog steeds de taalwetgeving in Vlaanderen. In Vlaanderen mag enkel het Nederlands als onderwijstaal benut worden, behalve in het vak moderne vreemde talen. Niemand durft zijn nek uit te steken om de taalwetgeving even in vraag te stellen. Is dit nog juist en relevant anno 2009? Uiteraard hebben de taalwetten uit de jaren 1960 hun nut meer dan eens bewezen, zeker in de democratisering van het (Hoger) onderwijs, maar de samenleving evolueert en Vlaanderen wordt steeds multi- en intercultureler en het beleid hinkt achterop. Jurgen Jaspers kaart in zijn boek De klank van de stad dit probleem ook aan. Hij pleit om het beleid meer af te stemmen op de meertalige realiteit en niet omgekeerd, waar het rechts stemgedrag op doelt. De aanwezigheid van meertalige en multiculturele groepen leerlingen staat eigenlijk haaks op de uitgangspunten en doelstellingen van het onderwijs in Vlaanderen, dat eentaligheid en de vorming van een Vlaamse identiteit vooropstelt (Verlot & Delrue, 2003). Al ruim veertig jaar mogen we allochtone kinderen op onze schoolbanken verwelkomen en nog steeds is OETC (Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur) als sinds zijn bestaan, eind jaren 1970, een experiment. Dit betekent evenwel niet dat gepleit moet worden om OETC te organiseren op alle scholen met anderstaligen, maar wel voor verscheidene initiatieven waarbij de moedertaal niet als minderwaardig wordt afgedaan en waarbij submersie voor allochtone leerlingen niet steeds de beste oplossing lijkt.
Meertaligheid op school kan vele gezichten hebben en moet vooral doelgericht worden ingezet. De keuze voor bepaalde (didactische) initiatieven moet ingegeven zijn door de aanwezige diversiteit op school. Het steunpunt Gelijke Onderwijskansen heeft al een bruikbaar instrument ontwikkeld om schoolteams te ondersteunen bij het nadenken over hun talenbeleid.3
Alleen met een onderwijsbeleid dat scholen doet denken over het eigen talenbeleid kan het verschil gemaakt worden. In ons Vlaams onderwijs houden we zo vast aan bestaande perspectieven en institutionele gewoontes waardoor o.a. de multilinguale en multiculturele realiteit wordt genegeerd. De groeiende kloof tussen het perspectief van beleidmakers enerzijds en de sociale realiteit anderzijds vormt een bedreiging voor de democratische samenleving. Het negeren van het multiculturele en multilinguale karakter van een veranderende samenleving, zoals o.a. Vlaanderen, maakt dat leerkrachten en vooral veel kinderen in de kou blijven staan. Zoals in de meeste Europese landen zijn Vlaamse leerkrachten opgeleid om hun leerlingen te onderwijzen met behulp van monolinguale en monoculturele curricula en didactische materialen. Omdat ze afwijken van de norm, worden meertalige leerlingen gepercipieerd als ‘probleemgevallen’.
Het Steunpunt GOK stelt dat om een goede aanpak te garanderen we moeten stoppen meertaligheid te situeren in de probleemsfeer. Kris Van den Branden (directeur Steunpunt GOK) vertelt in een interview aan De Morgen (1 september 2009) dat de tijd rijp is om in Vlaanderen de meertaligheid van leerlingen sterker aan te boren en positief in te schakelen in de verwerving van het Nederlands.
Indien we meertaligheid of een ‘méér talig onderwijs’ als doel stellen, bekomen we een totaal andere dynamiek. Er is echter geen pasklaar antwoord op deze hoe-vragen die voor alle scholen zouden opgaan. Toch kunnen we een aantal suggesties doen die zowel voor de allochtone leerlingen als voor de autochtone leerlingen een winst zouden kunnen betekenen.
Om de bestaande discrepantie tussen de ééntaligheid van het curriculum en de taaldiversiteit bij de schoolpopulatie enigszins op te heffen, stellen we een continuüm voor van maatregelen op schoolniveau dat het omgaan met meertaligheid op school bewuster en doelgerichter zal laten verlopen. Het continuüm kan gaan van het toelaten van thuistalen op de speelplaats, tijdens groepswerk, thuistaal pro-actief tijdens groepswerk inbrengen door teksten aan te bieden in de eigen taal, taalinitiatie, talensensibilisering, CLIL, tot het organiseren van immersie, etc. Om een dergelijk continuüm te operationaliseren, zijn duidelijke doelstellingen nodig, een conceptueel beleidskader, een verplicht taalbeleid op school, waarbij de keuze aan talen moet vervat zitten, maar vooral een duidelijke centrale regie vanuit de overheid.
Kaat Delrue
Lector Pedagogische Wetenschappen, Arteveldehogeschool Gent
Literatuurlijst
- Bezemer J. (2003), Dealing with Multilingualism in Education. A case study of a Dutch Primary School Classroom, Amsterdam, Aksant Academic Publishers.
- Delrue K. & Hillewaere K. (1999), Het OETC in intercultureel perspectief, in: Leman J. (red.), Moedertaalonderwijs bij allochtonen, Leuven & Amersfoort, Acco, pp. 73-88.
- Delrue K. & Verhelst M. (2004), Meertaligheid vanuit het perspectief van het Steunpunt GOK, onuitgegeven tekst voor het congres Gelijke Onderwijskansen, oktober 2004.
- Departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (1998), Nota aan de minister inzake het onderwijs in eigen taal en cultuur, Brussel: intern document.
- De Smedt H. & Top L. (red.) (2005), Zin voor Talen. Talensensibilisering en de taalportfolio in een meer talig onderwijs, Antwerpen, Garant-Uitgevers n.v.
- Extra G., Aarts R., Van der Avoird T., Broeder P. & Yağmur K. (2001), Meertaligheid in Den Haag: de status van allochtone talen thuis en op school, Amsterdam, European Cultural Foundation.
- Extra G. & Yağmur K. (eds.) (2004), Urban Multilingualism in Europe. Immigrant Minority Languages at Home and School, Clevedon, Multilingual Matters Ltd.
- Heyerick L. (2008), De thuistaal van allochtone leerlingen als hefboom voor gelijke onderwijskansen, Departementshoofd Onderwijs en Opvoeding van Stad Gent, oktober 2008.
- Jaspers J. (red.) (2009), De klank van de stad. Stedelijke meertaligheid en interculturele communicatie, Acco, 219 p.
- Jonckheere S., De Doncker H., De Smedt H. (2008), Talen op een kier. Talensensibilisering voor het basisonderwijs, Plantyn.
- Spoelders M., Jaspaert K., Delrue K. e.a. (1996), Optimaliseringsmodellen van onderwijs in eigen taal en cultuur (eindrapport), Gent & Leuven, Universiteit Gent & K.U.Leuven.
- Sierens S. (1993), Het onderwijs in eigen taal en cultuur, een omstreden onderwijsvorm, in: Ramakers J. (red.), Migranten en onderwijs. Leuven, K.U.Leuven, HIVA, pp. 77-110 (Steunpunt Migranten-Cahiers, 4).
- Sierens S., Van Houtte M., Loobuyck P., Delrue K. en Pelleriaux K. (red.) (2006), Onderwijs onderweg in de immigratiesamenleving, Stichting Gerrit Kreveld, Gent, Academia Press, 252 p.
- Stad Gent (2005), Het Gentse beleid ten aanzien van etnisch-culturele diversiteit. Minderhedenbeleidsplan 2006-2008. Goedgekeurd door de gemeenteraad 27.09.2005. Gent, Stad Gent.
- Verlot M., Delrue K., Extra G. & Yağmur K. (2003), Meertaligheid in Brussel. De status van allochtone talen thuis en op school, Amsterdam, European Cultural Foundation.
Noten
1/ Promoting language learning and linguistic diversity: an action plan 2004-2006
2/ In de opleiding: Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs: Delrue K., Lammertyn K. en Missinne J. (2008) in het opleidingsonderdeel didactische thema’s 4: ‘meer’taligheid op school.
3/ Steunpunt GOK: Taalbeleid op school. Instrument voor een analyse van de beginsituatie.
onderwijs - scholing - meertaligheid
Samenleving & Politiek, Jaargang 16, 2009, nr. 7 (september), pagina 54 tot 58
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.