De ideologie van het socialisme staat weer in de belangstelling. Niet enkel omdat de sp.a volgend jaar een ideologisch congres organiseert waarop een nieuwe beginselverklaring goedgekeurd zal worden. Niet enkel omdat na de spanningen in het socialistisch huishouden n.a.v. het Generatiepact, na tegenvallende peilingen of na het vertrek van Stevaert in de media vragen worden gesteld over de inhoud of gezelligheid van het Vlaams socialisme. Maar ook en vooral omdat partijen zich vandaag moeten buigen over een reeks fundamentele vragen over ons sociaal en samenlevingsmodel.
Bevrijdingsideologie
Het socialisme is een bevrijdingsideologie met een moeilijke boodschap die vandaag heel wat tegenwind ondervindt. De uitdagingen zijn gekend. Zoals andere ideologieën moet het socialisme reageren op en vorm geven aan grote maatschappelijke veranderingen. Zo is de bevolking de afgelopen decennia - mede dankzij het socialisme - sterk veranderd. Denk o.a. aan de feminisering van de arbeidsmarkt, dualisering, globalisering, individualisering, multiculturalisme, detraditionalisering, secularisering, vergrijzing, flexibilisering, digitalisering, hoger gemiddeld opleidingsniveau, nieuwe sociale kwesties, het vervlakken van sommige oude klassenverschillen, tertialisering van de economie, of de boom van de middenklasse. ‘Het welbegrepen eigenbelang’ volstaat voor velen niet langer als motief voor een socialistische partijkeuze of houding. Herverdeling en collectieve voorzieningen staan onder druk. Niet enkel economisch-budgettair, ook de legitimiteit ervan wordt aangetast. De aanval op de welvaartsvoorzieningen en solidariteitsmechanismen is sinds de jaren 1980 weer in alle hevigheid voelbaar. De naoorlogse consensus erodeert. Er zijn naast oude ook nieuwe vormen van uitsluiting en armoede. Die blijven onaanvaardbaar hoog.
Het socialisme zal een stevig verweer moeten organiseren om welvaarts- en herverdelingsmechanismen en voorzieningen, gelet op de budgettaire en electorale beperkingen en sociaaleconomische evoluties, in stand te houden en te versterken. Sommigen pleiten vandaag voor de versterking van het marktmechanisme en de status quo of de terugdringing van de verzorgingsstaat en de aanvaarding van maatschappelijke ongelijkheid en anderzijds ook voor een sterker overheidsingrijpen inzake maatschappelijke normen en fatsoen en multicultureel samenleven. Voor de verwerving van economische welvaart gelden individuele vrijheid en verantwoordelijkheid maar het eigen cultureel samenlevingsmodel en de geldende waarden en normen worden als dominant voorgesteld.
Onderstaande bijdrage is niet meer dan een zeer bescheiden, hoogst persoonlijke bijdrage in de discussie over het socialisme. Deze wordt vandaag onder socialisten te weinig gevoerd. Het zou helpen mochten socialisten, oude en nieuwe, duidelijk aangeven wat ze met socialisme eigenlijk bedoelen. In eenvoudige, expliciete bewoordingen. Dat zou het vernieuwingsdebat al heel wat makkelijker maken, misschien zelfs minder hoogdravend, minder fundamenteel. Zoals zal blijken streeft deze bijdrage geen originaliteit na. Het socialisme kan immers niet worden heruitgevonden. Het is dan ook zinloos om een nieuw socialisme te willen formuleren. Het kan hoogstens gaan om een actuele vertaling van socialistische principes. Wat zegt het socialisme over hedendaagse en toekomstige problemen en uitdagingen? Waar is het het socialisme vandaag en morgen om te doen? Wat onderscheidt het socialisme van andere benaderingen? Hoe kan de ideologie van het socialisme in veranderde omstandigheden worden aangewend? Wat zijn de wezenskenmerken - in een andere taal de unique selling proposition - van het socialisme vandaag en de komende decennia? Deze vragen worden hierna niet beantwoord. Niet zozeer omdat ideologie niet over alles een uitgewerkt standpunt kan of moet hebben. Een ideologie is geen dogma of fundamentalistische geloofsleer.
Wat volgt is een persoonlijke invulling van de essentie van het socialisme. Vooraleer nagedacht kan worden over hoe het socialisme moet reageren op bestaande en toekomstige veranderingen, wat een actuele - moderne, zo u wil - socialistische houding is moet er eerst duidelijkheid zijn over de kern, de essentie van het socialisme. Waar gaat die ideologie eigenlijk over? Daarover is al vreselijk veel geschreven en bestaan er veel meningsverschillen. De kameraden hebben in naam van de zuivere leer en het grote gelijk de bloedige afrekeningen niet geschuwd. Toch bevat ook het socialisme, zoals andere ideologieën, een essentie waarover inderdaad, tenminste binnen zekere grenzen, discussie mogelijk is. Het gaat hierna niet om een grondige wetenschappelijke analyse, met verwijzingen naar de honderdduizenden auteurs die langsheen verschillende scholen in de voorbije decennia en eeuwen daarover hun gedachten formuleerden, maar om een aanzet om de discussie - wat is socialisme, dus ook het actuele, moderne - aan te zwengelen en tot de essentie te reduceren.
Gelijke vrijheid voor iedereen
Het socialisme vertrekt uit en streeft naar de absolute gelijkwaardigheid van alle mensen. Het onderscheidend kenmerk van het socialisme is het streven naar gelijkheid. Via dit streven moet de waardigheid en ontplooiing van elk individu gerealiseerd of gevrijwaard worden. Het ultieme doel van het socialisme is gelijke vrijheid voor iedereen. Gelijkheid is de voornaamste hoeksteen van rechtvaardigheid.
Het socialisme wil iedereen gelijke toegang verschaffen tot de noodzakelijke middelen en hulpbronnen (onderwijs, werk, inkomen, gezondheidszorg, huisvesting, cultuurparticipatie, mobiliteit …) die nodig en nuttig zijn om zich als mens volwaardig te ontplooien. Daarvoor is, gelet op de grote zichzelf bestendigende maatschappelijke ongelijkheid, een herverdeling van deze middelen en hulpbronnen noodzakelijk. De belangrijkste waarden waarop het socialisme zich baseert zijn gelijkheid en solidariteit. Het eerste impliceert dat gezien de absolute gelijkwaardigheid van mensen, niemand meer of minder vrijheid dan de ander kan hebben. Ongelijke vrijheid is onrechtvaardig. Vrijheid is een onlosmakelijk mensenrecht en het product van een eeuwenlange collectieve inzet. Individuele vrijheid is dus collectieve vrijheid in bruikleen.
Het streven naar gelijkheid vereist onderlinge solidariteit onder gelijkwaardigen, m.a.w. de herverdeling van de voorwaarden die mensen toelaten om vrij te zijn en de herverdeling van de effecten van die vrijheid. De herverdeling van de effecten van de vrijheid is rechtvaardig gezien vrijheid een collectief goed is. Geen individu is vrij zonder de inzet en voorzieningen van de hele samenleving. Dat impliceert geen radicaal egalitarisme, wel dat politieke acties expliciet gericht zijn op het verkleinen van welvaartsverschillen via collectieve herverdelingsmechanismen die afdwingbare rechten en geen gunsten inhouden. Absoluut egalitarisme staat de gelijke vrijheid van iedereen en de welvaartsproductie in de weg. De gelijkheid dient gerealiseerd te worden in het kader van een gecorrigeerde markteconomie.
Gelijkheid en solidariteit zijn de socialistische kernwaarden van rechtvaardigheid. Ze impliceren wederkerigheid en dus verantwoordelijkheid van iedereen die tot de gemeenschap van vrije mensen behoort. Ook vrijheid bestaat uit rechten en plichten. Zo kan universele solidariteit niet zonder universele verantwoordelijkheid.
Fundamentele rechten en plichten
Het socialisme is een bevrijdingsideologie die strijdt tegen de afhankelijkheid van de mens van zijn omgeving, achtergrond en kenmerken, ongeacht zijn omgeving, achtergrond of kenmerken. Dat betekent dat het socialisme strijdt tegen de ongelijke vrijheidsbeperking door de economie, de technologie, het winstmechanisme, een vervuilde en onveilige omgeving, de inkomens- of bezitsverhoudingen, …
Deze bevrijdingsstrijd zal o.a. via collectieve gemeenschapsvoorzieningen en fundamentele rechten en plichten worden gevoerd. Dat impliceert een krachtige overheid die in staat is om te reageren op uitdagingen en krachten die de vrijheid en gelijkheid bedreigen, een overheid die in staat is om de collectief geformuleerde doelstellingen te realiseren. De staat voorziet of doet voorzien in publieke goederen en diensten, in alle maatschappelijke domeinen, die kansen en uitkomsten herverdelen en zodoende iedereen een waardig en vrij bestaan kunnen garanderen.
In deze bevrijdingsstrijd staat niet het primaat van de vrijheid centraal, wel de weg die naar vrijheid leidt en de invulling die vrijheid voor iedereen krijgt. Tot die socialistische invulling van vrijheid behoort een gelijke toegang tot een gezond en aangenaam milieu. Milieuverbruik en -vervuiling is niet enkel een inbreuk op de intergenerationele solidariteit, ze leiden ook tot een ongelijke vrijheid: sommigen kunnen zich een gezonde omgeving permitteren, anderen zijn ook hier kansarm.
Socialisme is geen materialisme of productivisme. Die botsen immers met het streven naar de bevrijding van het individu. De huidige opgedreven productiviteits- en prestatiedruk leidt vaak tot mentale, spirituele, culturele of morele armoede en onvrijheid, tot angst, gespannen maatschappelijke verhoudingen en onverdraagzaamheid. Arbeid moet bevrijdend en niet vernietigend zijn. Levenskwaliteit tijdens de arbeid, ongeacht diploma’s en weddeschalen, is een belangrijk streefdoel. Het socialisme streeft naar een verdraagzame, ontspannen, warme samenleving met hoge levenskwaliteit, waarin wederzijds begrip en respect, bijv. via een actieve kunst- en cultuurpolitiek, centraal staan. De strijd voor een ontspannen, comfortabel en mensvriendelijk leven is een cruciaal onderdeel van de moderne socialistische strijd.
Het socialisme ontleent zijn identiteit aan een aantal beginselen en principes, opvattingen en waarden, niet aan sociaaleconomische, -demografische, etnische of andere kenmerken of groepsbelangen. Die beginselen worden ingevuld vanuit het centraal concept gelijkheid. Het socialisme is ook een moreel project en verzet zich tegen de algemene verzakelijking van de politiek. De strijd voor materiële verbeteringen kan dus niet zonder morele, ethische onderbouw.
Socialisme is gericht op empowerment
Het socialisme wil zijn waarden en doelstellingen realiseren via een sociaal en democratisch gecorrigeerd kapitalisme, dat middel en geen doel is. Het socialisme wil dat de mens meester blijft van de krachten die door het kapitalisme - een instrument voor de maatschappelijke vooruitgang - ontwikkeld worden. Dat betekent dat de kapitalistische processen ten behoeve en ten dienste van de mens moeten staan en dat deze daarop de controle moet kunnen uitoefenen. De productiekrachten en economische machten moeten daarom onderwerp zijn van democratische besluitvorming. Het streven naar economische democratie, gezien de politieke controle in het licht van globalisering achterblijft, is daarbij een cruciaal instrument.
Het socialisme kan niet anders dan democratisch zijn. Democratie is geen objectief criterium, en socialisten geven zoals anderen met respect voor fundamentele rechten, vrijheden en principes hun invulling aan democratie. Socialisme is gericht op empowerment. De strijd voor gelijkheid en vrijheid kan niet anders verlopen dan via een spreiding van macht en de uitbouw van tegenmacht en verantwoordingsplicht. Het socialisme is beducht voor machtsconcentratie en pleit voor een democratisering in alle maatschappelijke sectoren, voor een actieve, open en brede civiele samenleving en voor de vitaliteit en centrale positie van de vertegenwoordigende democratie die niet zonder levendig en vrij middenveld kan. Het streven naar meer inspraak en democratische controle richt zich niet louter op de politieke instellingen maar op alle actieterreinen. De zorg voor democratie is een aandachtspunt in alle beleidsdomeinen. Het socialisme streeft naar een actief pluralisme, die de passieve tolerantie overstijgt. Actief pluralisme impliceert een duidelijke omschrijving van de eigenheid, respect voor alle verschillen en een actieve zoektocht naar de ontmoeting tussen en samenleving van deze verschillen.
Burgers zijn meer dan kiezers
Het socialisme respecteert de individuele autonomie maar is niet blind voor de ongelijkheid om deze autonomie te bereiken en te beleven. Het aanvaardt daarom niet de individuele en dus ongelijke burgerdemocratie. In de socialistische opvatting van democratie is de gelijke vrijheid en dus rechtvaardige herverdeling van levenskansen het ultieme criterium. Dat veronderstelt ook dat politieke partijen hun inhoudelijk-programmatorische, onderscheidende rol vervullen. De partij is een instrument van het socialisme, ze vertegenwoordigt én leidt, ze luistert en praat terug. Burgers zijn meer dan kiezers. De politieke communicatie, op grote en kleine schaal, is niet het alleenrecht van media maar een opdracht van de partij.
De partij is geen uitvoeringsorgaan van wisselende kiezersvoorkeuren. De partij stelt bij al haar handelen haar eigen ideeën en doelstellingen voorop. Concurrentie tussen visies op de samenleving is de beste waarborg voor een levendige democratie. Het socialisme erkent als geen ander het belang en nut van maatschappelijke conflicten maar wil deze via samenwerking en overleg oplossen. In de samenwerkingsverbanden van de partij staan socialistische doelstellingen voorop. Steeds moet duidelijk zijn dat ze noodzakelijk of nuttig zijn. Uit haar interne werking en allianties moet het socialistisch karakter onmiskenbaar blijken.
Belang versus beginsel
De welvaartstoename en het succes van de strijd tegen ongelijkheid heeft ertoe geleid dat belang en beginsel niet langer samenvallen. Vroeger hadden alle rechtelozen uit de arbeidersklasse direct belang bij de uitvoering van socialistische beginselen. Ook delen van de middenklasse liepen een groot welvaartsrisico bij het ongebreideld kapitalisme en steunden vanuit eigenbelang socialistische beginselen. Vandaag groeien belang en beginsel uit elkaar. De materiële welvaartspositie en vrijheid waarvan velen vandaag genieten zorgt ervoor dat zij het status quo eerder dan de herverdeling verdedigen. In hun visie is meer te verliezen dan te winnen bij herverdeling. Socialistische beginselen zouden niet langer in hun eigenbelang zijn.
Nochtans is de welvaartspositie van velen die hun arbeid te koop moeten aanbieden doorgaans heel voorwaardelijk en onzeker en hebben ook vele van de middengroepen te winnen bij hoogstaande welvaartsvoorzieningen. Niet enkel om tegenslagen op te vangen, maar ook om het leven mensvriendelijker te maken. Herverdeling is ook in het belang van grote delen van de middenklasse. Een socialistische partij mag zich m.a.w. niet enkel richten op verliezers, armen, steunafhankelijken en behoeftigen, maar anderzijds is en blijft dit de eerste focusgroep van het socialisme. De strijd tegen armoede is een socialistische prioriteit. Die strijd kan niet gebeuren zonder steun van grotere delen van de samenleving. De socialistische partij probeert zoveel mogelijk delen van de samenleving te overtuigen van de noodzaak en rechtvaardigheid van de strijd tegen de armoede.
Bovendien is ongebreidelde materiële welvaartsgroei om verschillende redenen (globalisering, milieu) in de toekomst minder zeker. Een herverdeling waarbij iedereen er op vooruit gaat is minder zeker, een herverdeling waarbij sterken moeten inleveren ten behoeve van de zwakkeren is waarschijnlijker. Ook deze evolutie versterkt het belang van de morele dimensie van het socialisme.
Meritocratie en ongelijkheid van kansen
Solidariteit is er steeds minder een tussen gelijken, steeds meer een tussen ongelijken. Bovendien is de verdeling van welvaart, ondanks de welvaartstaat, nog steeds voorspelbaar. De sociale, economische, etnische en culturele achtergrond bepaalt nog altijd in hoge mate de verdeling van kansen en middelen. Vanuit een individualistische, meritocratische instelling wordt falen of tegenslag nog steeds vaak als ‘eigen verantwoordelijkheid’ omschreven. Het socialisme streeft naar de bevrijding van de mens van zijn omgeving, tradities, gewoonten en achtergrond en naar de toename van de individuele vrijheid en dus verantwoordelijkheid, maar erkent de huidige onvrijheid van velen.
Een onlosmakelijk gevolg van het socialistisch mensbeeld is de herverdeling van rijk naar arm, van machtigen naar machtelozen, van gezonden naar zieken, … Deze herverdeling heeft betrekking op alle vormen van kansongelijkheid, van inkomens- en menselijke vermogensongelijkheid. Dat betekent dat ook nieuwere vormen van ongelijkheid, zoals deze inzake kennis en informatie, toegang tot cultuur en voortgezette opleidingen - ongelijkheid waarin de nieuwe klassenmaatschappij tot uiting komt - door het socialisme worden bestreden.
Het socialisme verwerpt de meritocratie. Een gelijkekansenbeleid volstaat niet. Volgens deze meritocratie, waarin oude en nieuwe ongelijkheden gelegitimeerd worden, zijn mensen in toenemende mate verantwoordelijk voor het eigen succes en falen. Het falen van anderen lijkt steeds minder het resultaat van structurele factoren of van omstandigheden of kenmerken buiten ‘de vrije wil’, maar een kwestie van persoonlijke keuze. Het socialisme zet zich af tegen overdreven personalisering in de samenleving en dus ook in de politiek en richt zich op structurele uitsluitingsmechanismen. Mensen zijn onvrij en het onderwerp van talrijke bepalende invloeden, het socialisme strijdt immers precies voor de bevrijding ervan. Mensen zijn veelal niet in staat door hun afhankelijkheid van afkomst, opleiding, welvaart, sociaal milieu, … om een vrije wil te ontwikkelen. Ook deze (on)mogelijkheid is sterk ongelijk verdeeld. De onmogelijkheid en onvrijheid van velen, vooral de kansarmen en afhankelijken, om in vrije wil beslissingen te nemen mag niet tegen hen worden gebruikt. Individuele keuzes blijken nog steeds sterk voorgestructureerd en gestandaardiseerd te zijn, ondanks alle bevrijdende voorzieningen die de welvaartsstaat biedt. Vrije wil is een illusie.
Herverdeling van uitkomsten
Socialisme is meer dan het streven naar kansen voor de onderkant van de samenleving, voor de zorg voor afhankelijken en kansarmen. Socialisme richt zich ook op de bovenkant van de samenleving en strijdt tegen de onrechtvaardige accumulatie van rijkdom. Het eenzijdig benadrukken van gelijke kansen voor de onderkant leidt vaak tot het verwaarlozen van de socialistische strijd tegen onrechtvaardige accumulatie van rijkdom aan de bovenkant. Nochtans is deze strijd vanuit sociaal en democratisch oogpunt onontbeerlijk. Immers, niet enkel de kansen tot maatschappelijke (economische, culturele, enz.) participatie zijn belangrijk, ook de uitkomsten ervan. De herverdeling van uitkomsten is een aanvulling, en vaak compensatie, van gebrekkige herverdeling van kansen.
Het socialisme is goed voor alle mensen, maar zolang de socialistische maatschappij niet bereikt wordt beter voor de een dan voor de ander. De morele basis van het socialisme, solidariteit, is in het voordeel van allen, maar herverdeling leidt niet noodzakelijk tot verbetering voor alle mensen op alle domeinen.
Het socialisme is in het onmiddellijke voordeel van kansarmen, - verliezers en behoeftigen en voor diegenen die het (kunnen) worden. Velen uit wat de middenklasse wordt genoemd leven in angst om te verliezen, leven met onzekerheid, stress en spanning, onder druk van hoge verwachtingen en eisen. Het socialisme moet ook hen zoveel mogelijk zekerheid en welvaartsbehoud via solidaire verzekeringen, gebundeld in de welvaartsstaat, bieden. De hoogkwalitatieve collectieve voorzieningen moeten daartoe voldoende uitgebreid zijn om het verlies van kansen bij problemen of ongeluk grotendeels te compenseren. Daarom is fiscaliteit, in het bijzonder de progressieve en eerlijke inning en herverdeling van inkomsten, een cruciaal actieveld.
Solidariteit is wederkerig
Respect voor zij die solidair zijn impliceert dat deze solidariteit noodzakelijk en doelmatig moet zijn en dat diegenen die uit solidariteit vrijheid en kansen winnen er naar streven om zelf zo snel mogelijk tot die algemene solidariteit bij te dragen. Deze morele verantwoordelijkheid is krachtiger dan economische noodwendigheid. Dat betekent dat solidariteitsmechanismen transparant en eenvoudig moeten zijn, dat controle en eventuele afdwinging van plichten moreel en economisch noodzakelijk zijn. De legitimiteit van solidariteit, kortom de steun van wie solidair wil of moet zijn, is afhankelijk van de manier waarop er gebruik van gemaakt wordt. Daarom streeft het socialisme naar de uitvoering van zowel rechten en plichten van de collectieve solidariteit, voor zij die bijdragen en voor zij die ontvangen.
Sociale gelijkheid als invulling van vrijheid
Socialisten en liberalen streven naar vrijheid. Vrijheid is voor het liberalisme ook een middel, niet voor het socialisme, dat de nadruk legt op sociale gelijkheid als invulling van vrijheid. Formele vrijheid is geen werkelijke vrijheid en kan bedrieglijk zijn. Naarmate socialisten het gelijkheidsbeginsel relativeren verzwakken ze zichzelf in de discussie met liberalen. Dat betekent dat niet de gelijkheid zelf, maar wel de weg naar de gelijkheid de kern van het socialistisch programma uitmaakt. Het socialisme heeft dus een eigen vrijheidsopvatting. Gelijkheid en herverdeling of de maatschappelijke voorwaarden van vrijheid en de invulling ervan zijn de socialistische bijdrage tot ware vrijheid.
Vrijheid is een individueel recht maar het individu kan niet bestaan zonder samenleving, die hem de voorwaarden voor vrijheid moet verschaffen. De mens kan slechts bestaan als onderdeel van een gemeenschap. Samenwerking eerder dan concurrentie is de aangewezen samenlevingsvorm.
Het gelijke recht op vrijheid impliceert dat de samenleving de maatschappelijke voorwaarden en uitkomsten van vrijheid moet bewaken. De toename van de individuele vrijheid, die het socialisme nastreeft, noopt tot de uitbreiding van het overheidsoptreden, zowel omwille van de gevolgen van het gebruik van die individuele vrijheid als omwille van de noodzakelijke garanties om voor iedereen die individuele vrijheid mogelijk te maken.
Vrijheid is voor het socialisme een positieve waarde. Vrijheid maakt mogelijk om het eigen leven in te vullen en gestalte te geven. Vrijheid is meer dan ongehinderd de eigen zin doen, is niet louter de beperking of afwezigheid van belemmeringen van de vrije wil. Deze enge invulling reduceert vrijheid al te vaak tot het recht op keuze tussen een beperkt aantal, sterk gelijkende alternatieven. Vrijheid houdt ook op vrijheid te zijn zodra het een last vormt die de bevrijde mens onder druk zet, hem angstig en onzeker maakt. De plicht tot vrijheid betekent onvrijheid. Voor het socialisme is vrijheid niet enkel keuze uit het aanbod, maar ook het recht om zelf het aanbod mee samen te stellen.
Het socialisme is als bevrijdigings- en gelijkheidsideologie antidogmatisch: geen enkel principe heeft een absolute gelding. Vrijheid en gelijkheid moeten dus altijd met elkaar worden verbonden. Dat wil zeggen dat individuele vrijheid het vermogen van de collectiviteit niet mag ondergraven om iedereen een gelijke vrijheid te geven. Dat wil zeggen dat het handelen van de collectiviteit er steeds moet op gericht zijn de gelijke vrijheid van iedereen te realiseren.
Het benadrukken van individuele vrijheid als ‘meester van het eigen lot’ is schadelijk voor de maatschappelijke samenhang. Maatschappelijke samenhang is een essentiële voorwaarde voor de subjectieve lotsverbondenheid, de basis van solidariteit en dus van herverdeling. Dat betekent een actief integratiebeleid, met rechten en plichten, en cultuurbeleid gericht op alle bevolkingsgroepen die onvoldoende aansluiting vinden bij de samenleving. Een actief pluralistische samenleving gesteund op wederzijds respect en begrip, en dus op vertrouwdheid met en kennis van de ander, is daarbij essentieel.
Goed bestuur
Daarbij is ook de economische politiek, en dus de visie op de overheid, van groot belang. Het socialisme zet zich af tegen defaitisme. Het werkt aan een evolutionaire overgang naar een socialistische samenleving. Hoewel het pragmatisme niet uitsluit is dit nooit het eerste handelingsmotief. Socialisten streven naar goed bestuur dat gericht is op de bestuurden maar reduceren politiek niet tot een verzakelijkte bestuurdersstijl. De samenleving kan nog steeds vanuit algemene, ideologisch geïnspireerde programma’s worden bestuurd, politiek overstijgt het effectief en efficiënt management van de samenleving, het bepaalt er de doelstellingen van. Om dit maatschappijprogramma te realiseren is welvaart nodig. Maar ook een overheid die de markt en het kapitalisme welvaart voor iedereen laat voortbrengen. De economie staat ten dienste van socialistische doelstellingen en is o.a. gericht op maximale participatie. Dat veronderstelt een actief werkgelegenheidsbeleid, ontplooiingskansen en medezeggenschap van iedereen. Economische prikkels en wetten zijn niet de enige criteria.
De vijandige houding t.a.v. markteconomie en kapitalisme is ingeruild voor een kritische houding. Deze systemen zijn verzoenbaar met socialisme maar leven op gespannen voet met het streven naar gelijkheid. De markt moet daarom als middel worden gebruikt om socialistische doelstellingen te realiseren, vrijmaking van de marktwerking kan nooit een doel op zichzelf zijn. Een vrije markt leidt niet tot een rechtvaardige verdeling van welvaart. Markt als middel geeft deze geen vrijbrief om alle maatschappelijke domeinen te infiltreren. Commercialisering van bijv. onderwijs, gezondheidszorg, veiligheidsbeleid of andere cruciale welzijnsdomeinen moet beperkt worden afgebakend. De marktwerking moet ook op andere domeinen sociaal en democratisch worden ingeperkt, bijv. via de toekenning van fundamentele sociale rechten. De overheid voorziet, o.a. via overheidsbedrijven waar nodig, of laat voorzien in een reeks onvervreemdbare collectieve goederen en diensten (zoals onderwijs, kennis, informatie, gezondheidzorg, cultuurparticipatie, mobiliteit, energie, gezond milieu, enz.) die voor iedereen toegankelijk zijn.
Economische democratie
Ook de realisatie van economische democratie is een instrument voor een rechtvaardigere marktwerking. Het socialisme streeft naar de inperking van de macht van grote ondernemingen en hanteert het coöperatief medezeggenschap als tegenmacht voor de machtconcentratie van het kapitaal. Syndicale tegenmacht en sociaal overleg zijn cruciale onderdelen van een democratisch gecorrigeerde economie. De uitbreiding van medezeggenschap, gericht op constructieve samenwerking, op de arbeidsvloer en op ondernemingsniveau, is daarbij een eerste stap in de opwaartse opbouw van inspraak. Naast aandeelhouders en het management moeten werknemers inspraak krijgen in de voornaamste economische beslissingen en in de organisatie van arbeid en het productieproces, die naast winst ook hoge levenskwaliteit moet nastreven. Met andere woorden, ook binnen de economie moet iedereen zoveel mogelijk kunnen deelnemen aan de beslissingen over de problemen die hem aanbelangen. Economische decentralisatie gericht op participatie in bedrijfsbeslissingen, m.i.v. bescherming van het klein en middelgroot bedrijf, zijn daartoe essentieel. Het socialisme is gericht op subsidiariteit.
De globalisering, die veel mensen veel voordelen oplevert, heeft de beperking van politieke controle aangetoond. Dit moet worden gecompenseerd via internationale syndicale samenwerking en afspraken. Niet de collectieve eigendom van productiemiddelen is het streefdoel, wel medezeggenschap over de aanwending van private productiemiddelen en herverdeling van de effecten van de aanwending ervan. Zo kunnen deze ook gericht worden op duurzaamheid en algemene toegankelijkheid.
Deze herverdeling van middelen en inspraak moet ook op international niveau worden nagestreefd, via gerichte en structurele ingrepen. Dat betekent o.a. het wegwerken van ongelijke handel en ruilvoeten, het voorwaardelijk openstellen van Westerse markten voor import uit ontwikkelingslanden, het ondersteunen van buitenlandse directe investeringen gericht op de versterking van de lokale economie, de uitbouw en financiering van mondiale publieke goederen, m.i.v. een reeks sociale grondrechten, het versterken van de politieke en democratische controle van internationale financiële en economische instellingen.
Een sterke staat is nodig
De markt en het kapitalisme kunnen niet zonder de staat. Markt en sociale zekerheid zijn geen concurrenten maar onderling afhankelijk. De markt is overvraagd en kan geenszins aan alle maatschappelijke vragen, noden en behoeften voldoen. Vele van die noden en behoeften zijn cruciaal voor het functioneren van de markt. Daarom is een sterke staat nodig. Ook sociale marktwerking vereist een sterke staat die rechten en vrijheden garandeert. Naast maximale zinvolle tewerkstelling is het economisch overheidsoptreden ook gericht op duurzame materiële, sociale, culturele en ecologische behoeftebevrediging en op de organisatie van concurrentie op basis van de kwaliteit en innovatie van producten en productieprocessen.
Het socialisme heeft zich altijd constructief verzet tegen bepaalde effecten van het moderniseringsproces. Overdreven vooruitgangsoptimisme is niet aangewezen: de materiële lotsverbetering die de sociaaldemocratie mee realiseerde leidde niet automatisch tot meer duurzame welvaart, solidariteitsbesef en het verdwijnen van uitsluitingsmechanismen. De vernietiging van het leefmilieu is terzake een cruciale illustratie. Een sterke overheid is nodig om de maatschappelijke vooruitgang constructief te begeleiden, bijv. via een vooruitziend beleid in energiebesparing en ontwikkeling van nieuwe, duurzame energiebronnen. Het socialisme neemt m.a.w. een kritisch-positieve houding aan t.o.v. technologische vooruitgang en wetenschappelijke innovatie. Deze moeten evenwel in het belang van alle mensen en voor iedereen gelijk toegankelijk zijn. De politiek moet ook ethische grenzen kunnen stellen aan de technologische en wetenschappelijke vooruitgang.
Een sterke sp.a is nodig
Voor dit alles is een sterke socialistische partij nodig die, indien mogelijk, alle socialisten verzamelt en zo intens mogelijk samenwerkt met andere progressieven. De sp.a is een open, pluralistische partij die bovenstaande doelstellingen wil realiseren. Ze staat open voor iedereen die deze socialistische doelstellingen wil onderschrijven. In haar optreden zal ze socialistische principes respecteren. In haar samenwerkingsverbanden en dagelijks optreden moeten de socialistische principes en doelstellingen onmiskenbaar primeren.
Carl Devos
Hoofdredacteur en Politicoloog - Universiteit Gent
cartoon: © Arnout Fierens
socialisme - ideologie - ideologisch congres sp.a - generatiepact - sociaaldemocratie
Samenleving & Politiek, Jaargang 12, 2005, nr. 10 (december), pagina 45 tot 53
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.