Zowat vijftien jaar na de eerste echte doorbraak van het Vlaams Blok blijft het zoeken naar verklaringen voor zijn electorale succes. Eerst stelden sociologen zich de vraag ‘Wie stemt op het Vlaams Blok?’ Zij die behoren tot wat we gemakshalve de katholieke school noemen (Billiet & De Witte 2000; Swyngedouw 1990) identificeren de Blokker als de ‘kleine man’ die in een verwaarloosde stadsbuurt woont en lijdt aan anomie. Hun ‘socialistische’ tegenhangers (Elchardus & Smits 2002; Pelleriaux 2001) situeren de doorbraak op de nieuwe breuklijn tussen hoog- en laaggeschoolden. Vandaag is er echter niemand die durft beweren dat de één miljoen Vlamingen die op 13 juni 2004 voor het Vlaams Blok stemden te vatten zijn in eenvoudige sociale categorieën. Rijk én arm, jong én oud, stedeling én plattelandsbewoner, ex-socialist en ex-liberaal, katholiek én vrijzinnig, allemaal durven ze Filip Dewinter diep in de ogen kijken.
Terwijl het alsmaar onduidelijker wordt wie op het Vlaams Blok stemt, duikt steeds meer de vraag op ‘Waarom stemt iemand op het Vlaams Blok?’ De antwoorden zijn even veelsoortig als gewaagd. Eeuwen van bezetting door vreemden, gevolgd door jaren van arbeidsemigratie en overheersing door een verfranste elite, zouden maken dat Vlamingen vijandig staan tegenover vreemdelingen (Burggraeve et al. 2000). Hun welvaart zou hen egoïstisch en racistisch maken (Claeys 2001). Vlamingen zouden kiezen voor het Vlaams Blok uit een soort veralgemeende angst (Yves Desmet, De Morgen 14/06/04) of omdat ze een uitgesproken sympathie voor de underdog paren aan een afkeer voor het feit dat politiek correct Vlaanderen die partij met de nek aankijkt (Derk Jan Eppink, De Standaard 17/06/04). Zij die hun aandacht verleggen van de kiezers naar wat hen beïnvloedt, wijzen vaak de Vlaamse media met de vinger (Luc Huyse, De Standaard 15/06/04). Anderen zoals Johan Vande Lanotte leggen de schuld voor de laatste overwinning van het Vlaams Blok exclusief bij de Blok-kiezers, terwijl nog anderen allochtonen met de vinger wijzen omdat het koppig vasthouden aan hun cultuur racisme oproept (Robert Voorhamme, De Standaard 28/09/02; Billiet & De Witte 2001).
Of het aan de foute vragen ligt dan wel aan de schrale antwoorden, de mate waarin het succes van het Vlaams Blok een soort intellectuele paniek inspireert blijkt mogelijk nog het duidelijkst uit de reactie van Etienne Vermeersch die tijdens de Verkiezingsshow op de VRT het Blok-succes kortweg onbegrijpelijk noemde. Dat is een vreemde houding van een vrijzinnig en rationalistisch denker zoals Vermeersch die zo de indruk wekt dat het Vlaams Blok wetenschappelijk ondoorgrondelijk is en nog het meest weg heeft van een religieus mysterie.
Laten we wel wezen. Mits onderzoek en een onderzoekskader zijn vrijwel alle maatschappelijke fenomenen verklaarbaar. In dit geval is er nood aan degelijk, doorgedreven onderzoek dat afstapt van de beproefde sociologische modellen die ontoereikend zijn gebleken, en dat niet alleen poogt te duiden wie voor het Blok stemt en waarom, maar ook hoe de wereld van Blok-sympathisanten in elkaar steekt en hoe zij denken dat de partij daar in positieve zin zal op ingrijpen. We roepen collega’s sociale wetenschappers op om dit onderzoeksdeficit aan te pakken.1 Zelf willen we hier een aanzet geven voor een onderzoekskader dat moet toelaten de onderzoeksresultaten te plaatsen in een bredere historische en geografische (internationale, nationale en regionale) context.
Ons uitgangspunt is dat het Blok een voorbeeld is van de nieuwe identitaire bewegingen die we kennen in Afrika (Arnaut) en Europa (Ceuppens).2 Voor de invulling van zijn identitaire categorieën kapitaliseert het Blok op de beproefde tegenstelling tussen Nederlands- en Franstaligen zoals die zich sinds de creatie van België heeft ontwikkeld, door de Vlaamse Beweging als basis is genomen voor haar emancipatiestrijd en haar beslag heeft gekregen/krijgt in de staatshervorming en het aanhoudende Belgische communautaire debat. Het ‘nieuwe’ van de beweging is dat ze lokaal inspeelt op de ontzuiling en internationaal op de verdergaande mondialisering, door rond de beproefde identitaire tegenstelling andere tegenstellingen te bouwen op verschillende schaalniveaus: tussen Belgen en niet-Belgen, Europeanen en niet-Europeanen, ingezetenen en migranten, autochtonen en allochtonen, christenen en moslims. Door systematische en strategische schaalverwarring, legt het Vlaams Blok verbanden tussen een hele reeks ‘anderen’, te beginnen met Franstaligen en Walen en uitwaaierend naar Eurocraten en arbeidsmigranten, tot asielzoekers en moslims, die allen gepositioneerd worden in contrast tot de autochtone Vlaming.
De wonderlijke wereld van de autochtoon
Het Vlaams Blok is gegroeid vanuit een extreemrechtse Vlaams-nationalistische traditie, maar begint slechts te scoren op het moment dat het zich bekeert tot de ideeën van het Franse Nouvelle droite. Dat verving in de loop van de jaren tachtig de oude rechtse ideologie van raciale ongelijkheid met die van culturele onverenigbaarheid. Het is minder begaan met ‘mensenrassen’ dan met specifieke culturele identiteiten. Op die manier spreekt Nieuw Rechts de taal van zijn meest gehate tegenstanders, de multiculturalisten die ‘culturen’ zien als bron van zelfrealisatie en ontvoogding.3 De grote verschillen tussen beide bestaan erin dat Nieuw Rechts het verband tussen cultuur en territorium benadrukt vanuit de sedentaristische visie dat een cultuur geworteld is in een bepaalde bodem en dat alle andere culturen die zich daar (‘later’) installeren er eigenlijk ‘niet op hun plaats’ zijn (Malkki 1992). Culturen zijn geografisch begrensd en zó verschillend dat interculturele relaties inherent vijandig zijn. Dit cultuur-territorium denken kan, maar hoeft niet voort te borduren op oudere etnisch-regionale tegenstellingen, zoals het voorbeeld van de Lega Nord aantoont. Het kan een deterministische visie op biologische rasverschillen vervangen door een deterministische visie op culturele verschillen of een racistisch discours maskeren als een vertoog van culturele onverenigbaarheid (Stolcke 1999).
Als een specifieke vorm van nieuwe identitaire bewegingen, stellen autochtoniebewegingen dat groepen hun eigenheid ontlenen aan het territorium waarin ze zijn geboren en getogen. Dit houdt een soort eerstgeboorterecht in voor autochtonen, met implicaties voor burgerschap, politieke participatie en economische herverdeling (Bayart et al. 2001). Recente antropologische studies tonen aan dat een dergelijke visie niet nieuw is, maar wordt aangevuurd door de gestage mondialisering die ertoe leidt dat mensen zich sterker gaan terugplooien op territoriaal begrensde identiteiten (wijk, gehucht, dorp, stad, regio, natie). Van daaruit maakt men meer of minder discriminerende constructies rond ‘allochtonen’ die zich zowel binnen de grenzen van de polis (immigranten) als daarbuiten (op het niveau van de staat of hoger) kunnen bevinden. Het Blok is daarvan een typische exponent. De partij ziet overal vijanden opduiken van het ‘eigen volk’, dat ze gemeenzaam benoemt als ‘de Vlamingen’. Uit wat volgt blijkt echter dat ze, afhankelijk van de lokale, regionale, nationale, Europese of globale schaalniveaus die ze hanteert, zowel aan dat eigen volk als aan de vreemdelingen die het bedreigen een andere invulling kan geven.4
Zoals de Lega Nord (Agnew 1997), combineert het Blok een regionale, electorale en ideologische uitvalsbasis met uitgesproken nationale ambities. Om deze laatste te realiseren gaat de partij in Brussel op zoek naar stemmen van Franstaligen. Daar schuift ze de tegenstelling tussen Nederlands- en Franstaligen opzij ten koste van de tegenstelling tussen autochtonen en allochtonen. Na haar recente veroordeling wegens racisme en xenofobie kiest ze dan weer vaker voor de tegenstelling tussen Belgen en niet-Belgen, termen die neutraler lijken dan ‘vreemdeling’, met zijn sterke culturele en/of raciale connotaties. In zijn ‘nationale’ discours gaat het Blok zelfs zo ver zich desgevallend op te werpen als verdediger van de Belgische staat. Wanneer het Blok spreekt over vreemdelingen die parasiteren op ‘onze’ sociale zekerheid, dan verwijst het naar de federale verzorgingsstaat die gefinancierd wordt door Vlamingen én Franstaligen. Maar op regionaal vlak kan de uitdrukking ‘onze sociale zekerheid’ dan weer gelezen worden als de federale voorraadkamer die Vlamingen spijzen en Walen leegvreten.5 Internationaal identificeert de pluralistische partij zich met een Europees christendom dat bedreigd zou zijn door niet-Europese ‘moslimhordes’.
Samengevat, als een nieuwe identitaire beweging mobiliseert het Vlaams Blok op grond van een dubbele strategische verwarring: een ‘conceptuele’ verwarring tussen ‘ras’ en cultuur en een schaalverwarring tussen categorieën van ‘anderen’ van intranationale tot supranationale niveaus. Het effect is een soort implosie waaruit een nieuwe, wondere wereld te voorschijn komt: een wereld waarin de Vlaamse autochtoon zich gesteld ziet tegenover Engelstaligen, Eurocraten en asielzoekers, niet-Europese immigranten en Oost-Europese dievenbendes, Franstaligen en Walen, moslims en ‘negers’, die allen het volkseigen karakter van Vlaanderen, België, Brussel, de Brusselse rand, de Vlaamse gemeenten en wijken, kortom ‘de Vlamingen’ in al hun spatiale niches, bedreigen. Omgekeerd bieden beide verwarringen ook een flink stuk zekerheid en versterking (empowerment) omdat schaalverwarringen de illusie creëren dat men greep heeft op alle ‘anderen’ met wie men van dichtbij en veraf geconfronteerd wordt.
Dergelijke autochtoniebewegingen zijn een mondiaal fenomeen (zie Arnaut 2004 over Ivoorkust), maar lokaal ontlenen ze hun plausibiliteit aan het gebruik van specifieke identiteitscategorieën. In het geval van Vlaanderen is dit de taalkundig-culturele tegenstelling tussen Nederlands- en Franstaligen.
De Belgische en Vlaamse context
Naarmate de ideologische breuklijnen, die lange tijd verankerd zaten in de Belgische verzuiling aan een snel tempo afbrokkelen, klampt het Blok zich vast aan die ene breuklijn tussen Nederlands- en Franstaligen, die uiteraard schatplichtig is aan het ideeëngoed van de Vlaamse Beweging, maar die sinds de federalisering het nieuwe België in stand houdt en waaraan dit land zijn institutionele lot heeft verbonden.
Doorheen haar geschiedenis heeft de Vlaamse Beweging ‘taal’, ‘cultuur’ en in mindere mate ‘religie’ gezien als centrale dragers van een verschil waaraan het de meest uiteenlopende inhouden van sociale, economische en politieke aard heeft verbonden. De lange Vlaamse strijd heeft in de loop van zijn geschiedenis brede lagen van de bevolking over alle breuklijnen heen beroerd of gemobiliseerd voor verschillende culturele, economische, politieke of sociale doeleinden. Dit resulteerde in de sedimentatie van een ‘Vlaams’ gevoel dat Vlamingen in een ongelijke strijd verwikkeld zijn met hun cultuurbehoud als inzet.6 Het is goed eraan te herinneren dat de trein van de staatshervorming die in 1970 (na de val van de regering Van den Boeynants over de kwestie ‘Leuven Vlaams’) op de rails werd gezet, werd getrokken door een locomotief die bestond in de uitvinding van drie op taal gebaseerde ‘cultuurgemeenschappen’ (Platel 2004, hoofdstuk 3).
Het ideeëngoed van de Vlaamse beweging is niet alleen institutioneel verankerd en populair gesedimenteerd, maar ook geleidelijk aan uitgezwermd naar alle Vlaamse politieke partijen. De meest recente wending in dit proces is de fragmentering van de Volksunie en de migratie van haar mandatarissen naar alle traditionele partijen. Deze diaspora van het Flamingantisme zegt evenveel over de ideologische flexibiliteit van zijn vertegenwoordigers als over de ontvankelijkheid van alle centrumpartijen, inclusief Groen!, voor het Vlaams-nationalistische gedachtegoed. In die diaspora ent het Vlaams-nationalisme zich op alle klassieke politieke thema’s waarmee centrumpartijen zich bij voorkeur inlaten: belastingen, zorg, tewerkstelling, e.d. Daarmee is het cultuurdiscours echter niet uitverteld. Nu cultuur als beleidsdomein geregionaliseerd is, duikt het woord de jongste jaren opnieuw op als centrale term in het argument dat Nederlands- en Franstaligen, vanuit hun verschillende ‘culturen’, anders denken over alle belangrijke politieke materies.
Samengevat, na meer dan honderd jaar Vlaamse strijd en meerdere decennia van staatshervorming behoort het tot de standaardwoordenschat van vele Vlamingen en zowat alle Vlaamse politici dat België een land is van twee talen en twee culturen. Vlaanderen gelooft meer dan ooit in de God van zijn eigen identiteit en belijdt het credo van België als een tweetalig, bicommunautair en bicultureel land. Of liever, België is niet zoweer bicommunautair als wel parallel monocommunautair: twee ‘volken’ leven naast elkaar in twee duidelijk afgebakende territoria - de ultieme ‘grond’ en het tastbare bewijs van hun verschil. In een dergelijk vertoog komt de kleine Duitstalige minderheid er niet aan te pas, terwijl men met de moed der wanhoop poogt om Brussel in dat strakke keurslijf te passen. Het is lang speuren naar Vlamingen die de sociologische leugen durven aanklagen dat Brussel een biculturele stad is, waar Franstaligen en Vlamingen naast elkaar leven en hun culturele identiteit bewaren (maar zie www.manifestobru.be) en die Vlaamse Brusselaars die zich verfransen en voor Franstalige partijen stemmen niét verketteren.
Het Vlaams Blok bezit bijlange niet het monopolie op dit biculturele model maar trekt het wel door tot zijn uiterste consequenties, zowel in de diepte (van cultuur naar ‘ras’) als in de hoogte (van Franstaligen naar andere ‘anderen’). In die logica zijn de bewoners van over de taalgrens even anderstalig en dus volksvreemd als mensen van buitenlandse origine, of het nu gaat om asielzoekers, arbeidsimmigranten of Eurocraten. In Brussel dramatiseert het Blok de mythe van een tweetalig Brussel waarin Vlamingen een ‘minderheid’ uitmaken en activeert zo het gesedimenteerde Vlaamse gevoel dat ‘de Vlaming’ permanent bedreigd wordt door Franstaligen en andere vreemdelingen die én hun cultuur aantasten én parasiteren op hun rijkdom. Kortom, als autochtoniebeweging recupereert het Vlaams Blok een historisch en maatschappelijk ‘verworven’ intranationale, biculturele tegenstelling tussen Nederlands- en Franstaligen om vorm te geven aan de strijd tussen de autochtone Vlaming en andere ‘anderen’.
Drie politieke scenario’s
Dit onderzoekskader moet aantonen dat de electorale aantrekkingskracht van het Vlaams Blok geen religieus mysterie is, maar een analyseerbaar en onderzoekbaar, historisch fenomeen. Zoals elk interpretatiekader draagt ook het onze een perspectief in zich en dat heeft politieke consequenties. We toetsen het hier aan een tweetal politieke scenario’s die we als halfslachtig afwijzen en formuleren de aanzet tot een mogelijk alternatief scenario.
In de afgelopen maanden is uit verschillende hoeken de idee geopperd om het cordon sanitaire te doorbreken en het Vlaams Blok mee te laten regeren. Volgens onze analyse loopt het Blok dan een grote kans letterlijk ‘zichzelf tegen te komen’ en verstrikt te raken in zijn schaalverwarringen. Bij regeringsdeelname zal het Blok immers zijn prioriteiten moeten leggen bij rijke of arme, hoog- of laaggeschoolde, mannelijke of vrouwelijke, gesyndiceerde of niet gesyndiceerde Vlamingen. Parallel daarmee zal het zijn vijandigheid tegen ‘de anderen’ moeten differentiëren en doseren, door bijvoorbeeld inschikkelijker te zijn tegenover de ene ‘andere’ (Eurocraten) dan tegenover een andere (asielzoekers). Voor een partij die drijft op de mythe van dé (homogene) Vlaming en zijn vele ‘anderen’ is iedere prioriteitsbepaling een verscheurende keuze. Het Vlaams Blok zou dus bezwijken onder de waarheid dat ‘de Vlaming’ en ‘de vreemdeling’ niet bestaan en dat er enkel een hele reeks verschillende Vlamingen en niet-Vlamingen zijn met uiteenlopende, tegengestelde of overlappende belangen. Stelt deze optie de schaalverwarring die het Blok gesticht heeft te kijk, dan toont onze analyse aan dat ze het probleem van de cultuur-rasverwarring ongemoeid laat. Het tweede scenario vermijdt die val, maar trapt in een andere.
Het recente verkiezingsresultaat van het kartel CD&V/N-VA bewijst dat politieke centrumpartijen ‘de Vlaming’ als politieke identiteit terug kunnen claimen en ontdoen van de xenofobische aspecten die het Vlaams Blok eraan geeft. Probleem is echter dat deze remedie de schaalverwarring in stand houdt die het Blok hanteert tussen Franstaligen en andere ‘anderen’. Een blik op de nieuwe Vlaamse regeringsverklaring toont bijzonder scherp aan hoe achter de ene ‘andere’ (Franstaligen) de andere ‘andere’ (migranten, nieuwkomers) schuilgaat. Een aantal argumenten van de pre-electorale retorische krachtpatserij tegen Walen zijn doorgesijpeld in de regeringsverklaring, maar verdoezelen dat het materies betreft die op federaal niveau moeten onderhandeld en opgelost worden. Het taal- en cultuuronderscheid dat deze retoriek oproept (we ‘denken’ anders) vormt echter wel de achtergrond waartegen de Vlaamse regering ‘diversiteit’ problematiseert naar die ‘anderen’ over wie ze wél bevoegd is, m.n. migranten. Die worden geconfronteerd met een reeks repressieve maatregelen zonder dat daar constructieve maatregelen tegenover staan m.b.t. tewerkstelling, huisvesting of onderwijs.7 Zo zien we dat de schaalverwarring die het Blok heeft gecreëerd bepaalde discriminatoire politieke keuzes vergoelijkt en zijn discours legitimeert. Zijn Franstaligen het uitverkoren retorische mikpunt van Vlaamse politici, dan zijn migranten en andere ‘anderen’ de echte slachtoffers. Merken we ook op dat de rechte lijn die loopt van ‘Franse ratten rol uw matten’ naar ‘Pas u aan of verhuis’ in vele gevallen het verschil overbrugt tussen de zogenaamde ‘eerste’ en ‘derde wereld’.
Door de ontzuiling en het inperken van de autonomie van lokale en hogere overheden menen vele Vlaamse kiezers dat ze hun greep verloren hebben op hun directe en ruimere leefomgeving (Ceuppens 2003, hoofdstuk 9). Verder onderzoek moet uitwijzen op welke wijze ze denken die greep te herwinnen door te stemmen voor een partij die een nieuw uitsluitingsmodel hanteert, gebaseerd op een identitaire logica die in het beste geval het bestaan van de ‘ander’ op voet van gelijkheid ontkent en hem in het slechtste geval zijn recht op aanwezigheid in Vlaanderen ontzegt.
Ons inziens is de verbeelding van een bicultureel België essentieel in de articulatie van dit uitsluitingsmodel. Ze vindt haar historische ervaringsgrond en haar culturalistische karakter in de Vlaamse strijd, maar krijgt haar ‘uitsluitende’ karakter vooral in de loop van de staatshervorming die aan de twee cultuurgemeenschappen een territorium toewijst. Die geeft, in de recente fase, aanleiding tot de algemeen aanvaarde (Vlaamse) stelling dat Nederlands- en Franstaligen zó verschillend ‘denken’ dat verder samenleven (onder één Belgisch dak) onmogelijk wordt en culmineert in de conclusie dat autochtonen en ‘anderen’ in Vlaanderen om dezelfde reden niet langer kunnen samenleven onder één Vlaams dak.
Ons alternatief politiek scenario vertrekt van de stelling dat we het Vlaams Blok alleen op een radicale manier kunnen bestrijden door het biculturele model te ontkrachten. Dit hoeft helemaal geen terugkeer in te houden naar het unitaire België, maar impliceert wel een nieuwe invulling van de federalisering zoals die totnogtoe heeft plaatsgevonden. Startpunt is de afschaffing van de taalgrens en van de onderverdeling van België in als homogeen verbeelde taal- of cultuurgebaseerde ‘gemeenschappen’. In dit scenario blijven alleen de gewesten overeind, maar dan enkel ‘gedacht’ als territoria die elk (a) op zich worden bevolkt door heel uiteenlopende kleine en grotere ‘gemeenschappen’ die zich voortdurend transformeren en (b) doorsneden worden door ontelbaar vele ‘taalgrenzen’ die niet alleen individuen of groepen van elkaar scheiden maar in de dagelijkse praktijk ook voortdurend worden overschreden en onderhandeld. Die flexibiliteitsidee is essentieel omdat cultuur antropologisch gezien veranderlijk en creatief is, en niet de onveranderlijke ‘grond’ van identiteit en groepsvorming die het negentiende-eeuwse Flamingantisme, Nieuw Rechts en nieuwe autochtoniebewegingen ervan maken en die leidt tot de verwarring tussen cultuur en ‘ras’ als deterministische verklaringsgronden van individueel menselijk gedrag.
Als ‘wij’ en de ‘anderen’ de idee verwerpen dat we fundamenteel verschillen door de institutionele ‘worteling’ van de Belgische taal- en cultuurtegenstelling af te wijzen, kunnen we effectiever overgaan tot het ontmaskeren van de schaalverwarring tussen de vele soorten ‘anderen’ waarmee Vlaanderen volgens het Blok opgezadeld zit. Zaak is scherp te differentiëren tussen de verschillende soorten ‘anderen’ en zover nodig, strategieën en maatregelen te ontwikkelen die doelgroepspecifieke aspecten van samenlevingsproblemen aanpakken en discriminaties tegengaan. Eenmaal we de mythe van de Belgische biculturaliteit hebben doorprikt en de dubbele racistische verwarring en alteriteitsverwarring hebben uitgeklaard, rest de erkenning dat elk gewest een specifieke multiculturele realiteit heeft met talige en andere meerder- en minderheden, economische ongelijkheden en uiteenlopende sociale antagonismen.
Tot besluit
Het hier ontwikkelde perspectief wil slechts de contouren schetsen van de uitdaging waarvoor het Vlaams Blok als nieuwe identitaire beweging ‘ons’ (sociale wetenschappers, Vlaamse politici en inwoners van Vlaanderen in het algemeen) stelt. Aan sociale wetenschappers vragen we de wondere wereld die het Blok ons voorspiegelt niet te bevestigen als een religieus mysterie maar te ontmaskeren als een ingenieuze mythe. De ‘magie’ van die schijnwereld ligt hierin dat ‘de mensen’ onbestaande zekerheden (bv. over de onverwoestbaarheid van cultuurverschillen) krijgen aangediend en (door de schaalverwarring) illusoire impact krijgen op de vele ‘anderen’ die de wereld rijk is en die daarom ook opduiken in de rijke wereld die Vlaanderen is. Vlaamse politici staan voor de loodzware opdracht om niet met halfslachtige remedies als leerling-tovenaars te blijven figureren in de magische wereld van het Blok maar om zijn radicale onttovering te bewerkstellingen. De kloof die politiek en burgers moeten overbruggen is bovenal de kloof tussen mythe en realiteit. Vlamingen nodigen we in een snel veranderende wereld uit om te ontwaken uit de droom van een bicultureel België dat onderdak biedt aan Vlaanderen en Wallonië als homogene, monoculturele regio’s. De Vlaamse ontvoogding lijkt ons meer gediend van de wil om de interculturele realiteit onder ogen te zien dan van nieuwe magische formules waarmee ze meent de mondialisering te kunnen bezweren.
Karel Arnaut en Bambi Ceuppens
Vakgroep Afrikaanse Talen en Culturen - Universiteit Gent
Noten
1/ We verwijzen hier naar onderzoek dat antropologisch is van aard en etnografisch van inslag. De antropologie heeft al lang haar vroegere exotisme afgezworen en omgeruild voor onderzoeksstrategieën die het unieke én het vergelijkbare van sociale en culturele fenomenen duiden. Op die manier heeft de etnografie gedurende de laatste decennia haar deugdelijkheid bewezen voor het aanleveren van onderzoeksgegevens aan andere sociale en humane wetenschappen.
2/ ‘Nieuwe identitaire beweging’ is afgeleid van het begrip ‘nieuwe sociale beweging’ dat sinds de jaren 70 verwijst naar groeperingen die niet mobiliseren rond traditionele klassentegenstellingen, maar rond specifieke identiteiten (studenten, vrouwen…) (Edelman 2001; Tourraine 1985, Laclau & Mouffe 1985). We benadrukken het ‘identitaire’ aspect omdat het Blok een diepgaande culturele (vaak ‘raciale’) invulling geeft aan de (Vlaamse) identiteit die ze beweert te verdedigen (zie verder).
3/ Net zoals er veel schakeringen zijn van oude en nieuwe racismen, zo lopen de ideeën van wat we hier gemakshalve de ‘multiculturalisten’ noemen, behoorlijk uiteen. Beide stromingen liggen soms verbazend dicht in elkaars buurt (Blommaert & Verschueren 1990; Kuper 2003).
4/ De politieke geografie heeft sinds het einde van de jaren 80 het strategische gebruik van ‘schaal’ in politieke en sociale bewegingen aangeduid en uitgewerkt; dat gebruik is daarna uitgezwermd naar andere disciplines binnen de sociale wetenschappen (Swyngedouw 1997; Delaney & Leiter 1997).
5/ Dat dergelijke schaalverandering (scale-jumping) tussen ‘Vlaanderen’ en ‘België’ soms tot interne verwarring en conflicten kan leiden, bewijst een recent voorval in Jette waar een Franstalige Vlaams Blok-verkozene de partij verliet omdat hij niet had begrepen dat ze Brussel als Vlaamse stad wil inlijven bij een onafhankelijk Vlaanderen.
6/ De sedimentatie van ervaring en verbeelding tot een dieperliggend ‘gevoel’ komt grosso modo overeen met Williams’ (1977) structure of feeling en Bourdieus (1980) habitus.
7/ In een interview (Humo van 27 juli 2004, nr. 31/3334) geeft Vlaams minister van Cultuur Bert Anciaux dit volmondig toe.
Bibliografie
- Agnew, John ‘The dramaturgy of horizons: geographical scale in the “Reconstruction of Italy” by the new Italian political parties, 1992-95’. Political Geography, 16/2: 99-121, 1997.
- Arnaut, Karel, ‘Exploring scales in media anthropology: the Ivorian Patriotic Movement and the mediatisation of autochthony’. Lezing voor de EASA conferentie, Wenen, september 2004.
- Bayart, Jean-François, Peter Geschiere & Francis Nyamnjoh, ‘Autochthonie, démocratie et citoyenneté en Afrique’, Critique Internationale, 10: 177-94, 2001.
- Billiet, Jaak & Hans De Witte, ‘Wie stemde in juni 1999 voor het Vlaams Blok en waarom?’ Tijdschrift voor Sociologie, 1: 5-36, 2000.
- Blommaert Jan & Jef Verschueren, Het Belgische migrantendebat. De pragmatiek van het migrantendebat. Antwerpen: IprA Research Center, 1992.
- Bourdieu, Pierre, Le sens pratique. Parijs: Éditions de Minuit, 1980.
- Ceuppens, Bambi, Congo Made in Flanders? Gent: Academia Press, 2003.
- Claeys, Manu, Het Vlaams Blok in elk van ons. Leuven: van Halewyck, 2001.
- Delaney, David & Helga Leiter, ‘The political construction of scale’, Political Geography, 16/2: 93-7, 1997.
- Edelman, Marc, ‘Social movements: changing paradigms and forms of politics’, Annual Review of Anthropology, 20: 285-317, 2001.
- Elchardus Mark en Wendy Smets, Anatomie en oorzaken van het wantrouwen. Brussel: VUBPress, 2002.
- Kuper, Adam, ‘The return of the native’, Current Anthropology 44/3: 389-402, 2003.
- Laclau, Ernesto & Chantal Mouffe, Hegemony and socialist strategy: towards a radical democracy. Londen: Verso, 1985.
- Malkki, Liisa, ‘National geographic: the rooting of peoples and the territorialization of national identity among scholmars and refugees’, Cultural Anthropology, 7/1: 24-44, 1992.
- Pelleriaux, Koen, Demotie en burgerschap: de culturele constructie van ongelijkheid in de kennismaatschappij. Brussel: VUBPress, 2001.
- Platel, Marc, Communautaire geschiedenis van België: van 1830 tot heden. Leuven: Davidsfonds, 2004.
- Stolcke, Verena, ‘Talking Culture: New Boundaries, New Rhetorics of Exclusion in Europe’ Current Anthropology, 36/1: 1-24, 1995.
- Swyngedouw, Erik, ‘Excluding the other: the production of scale and scaled politics’. In Roger Lee & Jane Wills (red.) Geographies of economies: 167-76. Londen: Arnold, 1997.
- Swyngedouw, Marc , ‘Verkiezingen in Antwerpen: het Vlaams Blok, Islamitische minderheden en kansarmoede’ Tijdschrift voor sociologie, 5-6: 401-29, 1990.
- Tourraine, Alain, ‘An introduction to the study of social movements’, Social Research, 52/4: 749-88, 1985.
- Williams, Raymond, Marxism and Literature. Londen: Oxford University Press, 1977.
verkiezingen - Vlaams Blok
Samenleving & Politiek, Jaargang 11, 2004, nr. 7 (september), pagina 38 tot 45
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.