‘Ziehier ziedaar, leven is heel gevaarlijk’. João Guimarães Rosa, Diepe wildernis: de wegen (Grande sertão: veredas)
Aangezien er tijdens de verkiezingsdag van 18 mei 2003 geen verklarende exit-poll georganiseerd werd, is de wetenschappelijke (empirische) duiding van de verkiezingen van 18 mei 2003 aanzienlijk beperkt. We zijn terug bij ‘ieder z’n waarheid’. Om uitspraken, die gebaseerd zijn op betrouwbare onderzoeksgegevens, te kunnen doen over de stemverschuivingen moet gewacht worden op de eerste resultaten van het postelectoraal verkiezingsonderzoek van het Instituut voor Sociaal en Politiek Opinieonderzoek (ISPO-KULeuven). Het zal derhalve nog een hele poos duren vooraleer wetenschappelijk verantwoorde gegevens beschikbaar zullen zijn. In afwachting kunnen evenwel aan de hand van zogenaamde educated guesses een aantal plausibele hypothesen geformuleerd worden over het forse stemmenverlies van de groene partij Agalev.
De verkiezingsuitslag
Laten we vooraleer hiertoe over te gaan, nog eens het algemene beeld van de verkiezingsuitslag in herinnering brengen. Voor de Kamer in het Vlaams Gewest, gaat het kartel sp.a-spirit er met 8,4 procentpunten (een groei van z’n electoraat met meer dan 55%) fors op vooruit en verliest Agalev met 6,6 procentpunten zwaar (Agalev houdt nog 37% van zijn electoraat van 1999). Het Vlaams Blok wint er 2,5 procentpunt bij in vergelijking met 1999 (een toename van 16%) en CD&V boet 1,4 procentpunt in. De VLD wint 1,5 procentpunt, terwijl de N-VA een score van 4,8% weet te behalen. Als we deze resultaten bekijken in het licht van voorgaande verkiezingsuitslagen, dan kan geconstateerd worden dat de structurele afkalving van het CD&V-electoraat zich blijft voortzetten en de opmars van het extreemrechtse Vlaams Blok gestaag is blijven doorgaan. Een andere punt van continuïteit is de (lichte) groei van de VLD. Een duidelijke breuk wordt evenwel gevormd door de duik die de groenen nemen en de heropleving van de socialisten in de kartelformule met Spirit. Waar een correctie op de verkiezingsuitslag van 1999 kon verwacht worden - Agalev had omwille van de dioxinecrisis een uitermate hoge score en SP een uitermate lage - had niemand (ook niet de ‘peilende VRT’) deze breuk met het verleden verwacht.
Uit winst voor de een en verlies voor de ander, kan niet zomaar geconcludeerd worden dat de een verliest aan de ander. Stabiliteit en verschuivingen in verkiezingsuitslagen mogen niet zomaar op face value beoordeeld worden. Zo bevestigde de verkiezingsuitslag van 1995 weliswaar de politieke krachtsverhoudingen van 1991, maar traden er belangrijke stemmenverschuivingen op die in de uitslag onzichtbaar bleven door elkaar opheffende tendensen in het gehele electoraat. Het is dus ook wachten geblazen op de resultaten van het ISPO post-electoraal verkiezingsonderzoek om op correcte wijze zicht te krijgen op alle stemverschuivingen die zich op 18 mei 2003 hebben gemanifesteerd.
Het belang van de nieuwe breuklijnen
In zowat alle onderzoeken gedurende de jaren negentig is gebleken dat op tal van waarden (etnocentrisme, autoritarisme, (post)materialisme, enz.) de electoraten van Agalev en het Vlaams Blok diametraal tegenover elkaar staan. Deze tegenstelling kwam voornamelijk tot uiting in het hoger scholingsniveau van de Agalev-kiezer en het laag scholingsniveau van de Vlaams-Blokkiezer. De groei van beide electoraten doorheen de jaren tachtig en negentig moet gezien worden in het kader van de opkomst van nieuwe politieke breuklijnen, mogelijk gemaakt door het afnemende belang van meer traditionele politieke breuklijnen. In het naoorlogse België waren er drie overheersende politieke tegenstellingen: de klassieke links/rechts (of arbeiders/werkgeversbreuklijn), de levensbeschouwelijke breuklijn tussen katholieken en vrijzinnigen en de taalkundige breuklijn tussen Franstaligen en Vlamingen. Met uitzondering van Brussel en zijn periferie heeft de taalkundige breuklijn veel aan belang ingeboet als gevolg van de staatshervormingen. De levensbeschouwelijke breuklijn heeft eveneens aan betekenis verloren als gevolg van diverse institutionele compromissen (vooral ten aanzien van het onderwijsbeleid) en de snelle secularisering. En ten slotte is met de komst van de verzorgingsstaat, de veralgemeende welvaart, de val van het ijzeren gordijn en de opkomst van het op de ‘derde weg’ gebaseerde politieke discours ook de traditionele breuklijn tussen werknemers en werkgevers vervaagd.
Na een periode van voortvarend, maar electoraal weinig succesvol, neoliberalisme in de jaren tachtig en begin jaren negentig hebben de Belgische liberale partijen aan het begin van het nieuwe millennium geprobeerd zichzelf te herpositioneren in de richting van het centrum van het politieke spectrum en ondersteunen zij opnieuw een door de staat gereguleerd kapitalisme. De Vlaamse socialistische partij heeft met de ‘actieve welvaartstaat’ deels het ‘derde weg’-discours overgenomen en daarbij een aantal meer dogmatische linkse visies op het kapitalistische systeem laten vallen ten gunste van meer gematigde, door de staat gecontroleerde marktregulering. Er treedt met andere woorden een convergentie in de sociale en economische programma’s van de traditionele partijen op. Empirisch onderzoek laat zien dat het belang van traditionele politieke breuklijnen afzwakt, terwijl twee nieuwe, aan elkaar gerelateerde breuklijnen in het politieke landschap zichtbaar worden. Dit betreft enerzijds de materialistische/postmaterialistische breuklijn en anderzijds de particularisme/universalisme breuklijn waarin bij deze laatste de tegenstelling etnocentrisme/multiculturalisme centraal staat. Langs deze breuklijnen zijn twee nieuwe politieke actoren op het toneel verschenen die aandacht schenken aan kwesties die binnen het oude, op drie dominante breuklijnen gebaseerde landschap marginaal waren: de groene partijen, die sinds de jaren tachtig steeds meer stemmen naar zich toe hebben getrokken door zich te richten op het milieu en postmaterialistische visies, en de extreemrechtse partijen met ondubbelzinnige ideeën tegen migranten. In reactie hierop hebben de groene partijen een duidelijke pro-migranten positie gekozen, terwijl de traditionele politieke partijen ten aanzien van beide domeinen aarzelend zijn gebleven.
De laatste jaren zijn thema’s als ecologie, multiculturalisme, (verkeers)veiligheid, orde en gezag, zelfbeschikkingsrecht (euthanasie, homo-emancipatie, enz.) de meest in het oog springende kwesties waarbij politiek debat bijdraagt tot de (her)structurering van het politieke landschap. De politiek-discursieve veranderingen en stijlwijzigingen aan het einde van de jaren negentig en het begin van het nieuwe millennium kunnen geïnterpreteerd worden als een herpositionering van de politieke partijen met betrekking tot de twee hiervoor genoemde breuklijnen. Het gaat om een reactie op enerzijds het afnemend belang van verschillen tussen partijen op het gebied van sociaaleconomische en levensbeschouwelijke kwesties en anderzijds het toenemende belang van kwesties die te maken hebben met migrantenbeleid en de ontwikkeling van postmaterialistische waarden.
Er is geen reden om aan te nemen dat in de Vlaams-Belgische samenleving anno 2003 het belang van de twee nieuwe breuklijnen zou zijn afgenomen in vergelijking met het laatste decennium van vorige eeuw. Integendeel zelfs, men zou kunnen aanvoeren dat er een (groeiende) structurele voedingsbodem voor deze maatschappelijke tegenstellingen bestaat. Het forse verlies van Agalev en Ecolo in 2003 kan allerminst toegeschreven worden aan een ‘normalisatie’ (dat wil zeggen het terugkeren van de oude breuklijnen en verdwijnen van de nieuwe breuklijnen) binnen het electoraat. Noch de post-electorale studie 1999 van het ISPO-KULeuven, noch het wetenschappelijke survey 2002 van de Administratie Planning en Statistiek van de Vlaamse Gemeenschap geven aanleiding tot een vermoeden van een structurele wijziging in de essentiële maatschappelijke tegenstellingen. Als we deze fundamentele wijzigingen in de essentiële maatschappelijke tegenstellingen uitsluiten, aan wat is het forse verlies van Agalev dan te danken? Om dit te beantwoorden moeten we eerst een hypothetisch antwoord op de volgende vraag formuleren.
Wat is er met het Agalev-electoraat gebeurd?
Electorale winst of verlies van Agalev hing in het verleden in belangrijke mate samen met de score van de socialisten. In 1991 haalde Agalev 8% van de stemmen voor de kamer in het Vlaamse Gewest, in 1995 was dat 7,2% en in 1999 11% van de stemmen. De SP haalde in 1991 19,9% van de stemmen, 20,7% in 1995 en 15% in 1999. Op basis van de resultaten van de verklarende VRT-TIJD-ISPO-exit-poll van 1999 (Swyngedouw & Beerten, 1999), weten we dat in 1999 zowat 58.000 kiezers de overstap maakten van SP (in 1995) naar Agalev (in 1999), terwijl er omgekeerd zo’n 9.000 mensen van Agalev naar SP overstapten. Agalev won echter niet alleen van de socialisten, maar ook van de christendemocraten. De nettowinst (=’winst van’ min ‘verlies aan’) van Agalev op SP bedroeg 47.000 kiezers, terwijl de nettowinst van Agalev tegenover CVP 40.000 kiezers bedroeg. In 1995 verloor Agalev nog 16.000 kiezers aan de CVP en 25.000 kiezers aan de SP. Terwijl de SP in 1995 haar groei bijna uitsluitend te danken had aan voormalige Agalev-kiezers, zijn deze kiezers in 1999 teruggekeerd naar Agalev. In 1995 betaalde Agalev - zoals bleek uit studies naar stemmotieven - cynisch genoeg de prijs voor Agusta omdat vele kiezers de SP niet wilden zien verdwijnen gegeven het feit dat de inzet van de verkiezingen toen over sociale zekerheid en werkgelegenheid ging. Door de dioxinecrisis en de ‘nieuwe flinksheid’ van de SP (harde ‘illegalen’-standpunt en de affaire Samira Adamu), heroverde Agalev als ‘links-libertair’ alternatief deze kiezers in 1999. In 1999 haalde Agalev verder nog 21.000 kiezers binnen die voorheen blanco/ongeldig stemden, boekte het 15.000 stemmen winst van de VU en 7.000 stemmen winst van de VLD.
Waar de kiezers van Agalev in 2003 naartoe gingen, kunnen we (nog) niet met zekerheid zeggen, hoewel voor de hand ligt (wat een hypothese is) dat het overgrote deel naar sp.a-spirit overgestapt is. Het is goed mogelijk dat ook een deel naar CD&V is (terug)gegaan, maar dat dit zich niet in winst voor de christendemocratische partij vertaald heeft omdat ze tegelijkertijd christelijk linkse kiezers aan het kartel sp.a-spirit verloren is. Vermoedelijk verliest Agalev ook kiezers aan het Vlaams Blok - de hardcore protestkiezer. Dit zal uit later onderzoek moeten blijken.
Hypothetische verklaringen
Het partijaanbod of de herpositionering van sp.a-spirit op de nieuwe breuklijnen.
Met de aanduiding van Patrick Janssens als nieuwe SP-voorzitter, zijn zeer duidelijke optie pro lokaal migrantenstemrecht was het duidelijk dat de SP o.a. een verruiming van zijn electoraat nastreefde binnen het progressieve kamp. Men kan gerust stellen dat de sp.a zich nu tracht te (her)profileren op de multiculturele en postmaterialistische kant van het spectrum om met de groenen te kunnen concurreren. De veranderende houding in het dossier van het stemrecht voor migranten is hiertoe een schoolvoorbeeld. De desastreuze verkiezingsuitslag van 1999 duidde niet alleen richting kwaliteit voedsel maar meer algemeen postmateriële waarden. Met Janssens en de teletubbies werd een poging ondernomen om aan de traditionele SP-waarden van werkgelegenheid, sociale zekerheid (pensioen en gezondheidszorg) meer aan jongeren en hooggeschoolden appellerende waarden toe te voegen.
Agalev is vermoedelijk een belangrijk deel van haar kiezers verloren omdat de SP sinds haar omvorming tot sp.a-spirit weer kan appelleren aan het sociaaleconomisch en cultureel (postmaterieel en universalistisch) progressief gedeelte van het electoraat. Agalev is er in 2003 niet langer in geslaagd zich in voldoende mate op te stellen als de incarnatie van de progressieve positie op de nieuwe breuklijnen. Het kartel sp.a-spirit is er van zijn kant dan weer wel in geslaagd Agalev op deze positie sterk te beconcurreren. Agalev is met andere woorden opnieuw dat zwevend deel van het electoraat kwijtgespeeld aan sp.a-spirit, dat ze ook al in 1995 aan de socialisten verloren zag gaan. De reden is beide keren gelijkaardig. De (relatieve) verkiezingsinzet wordt gevormd door de verdediging van sociale zekerheid en pensioenen. Voor het electoraat dat een permanente twijfel vertoont tussen socialisten en groenen, is in 2003 de balans opnieuw naar de socialisten doorgeslagen. De restyling van de partij, onder aanvoering van voormalig voorzitter Patrick Janssens, die ook leidde tot de naamsverandering, heeft hier vruchten afgeworpen. Een belangrijk bijkomend element is wellicht dat sp.a-boegbeelden als Frank Vandenbroucke, Steve Stevaert, Patrick Janssens, Johan Vandelanotte en Freya Vandenbossche als figuren evenzeer appelleren aan het potentiële Agalev-electoraat.
Hoogstwaarschijnlijk heeft de kartelformule van sp.a-spirit een belangrijke bijkomende troef gevormd. Onderzoek naar de waardeoriëntaties van de verschillende kiezerskorpsen van 1999 geven hiertoe een sterk vermoeden. Het VU-ID-electoraat leunde in 1999 qua waardeoriëntaties (anti-autoritarisme, genderopvattingen, vertrouwen, milieubewustzijn, postmaterialisme, multiculturalisme, etc.) vrij dicht aan bij het Agalev-electoraat. Ethisch conservatisme en Vlaamse autonomie vormen de uitzonderingen. Het kan gerust gesteld worden dat met name de progressieve vleugel van VU-ID, die later Spirit is gaan vormen, gesteund werd door een jong electoraat met zeer uitgesproken postmaterialistische waardeoriëntaties. Zonder de kiezers die naar de N-VA gegaan zijn (de ethisch conservatieven (?) en Vlaams nationalisten), valt wellicht zelfs hoegenaamd geen onderscheid te maken tussen het gemiddelde waardeprofiel van de voormalige VU-ID-kiezers en Agalev-kiezers. Naar ons aanvoelen is er met het samengaan van een gerestylde sp.a en Spirit een voor de potentiële Agalev-kiezer zeer aantrekkelijk links-progressief alternatief ontstaan. Redenen voor ‘groene’ kiezers om in het verleden niet voor SP of VU te stemmen, konden verdwijnen door de kartelformule. Zo konden kiezers die zich voorheen lieten afschrikken door het Vlaams nationalistisch profiel van de VU of door het cultureel-conservatief profiel van de SP zich ditmaal toch terugvinden in het kartel door de ‘compenserende’ krachten van de kartelpartners. Doordat sp.a en Spirit aparte en soms tegenstrijdige partijprogramma’s behielden, konden beide partners in het kartel evenwel eigen klemtonen blijven leggen en hun kernelectoraat aan zich blijven binden. De politieke keuze om sp.a en Spirit als aparte entiteiten te beschouwen in de fameuze VRT stemtest leverde Spirit volgens Bart Eeckhout in De Morgen een turbomotor op (‘een overwaardering van Spirit ten nadele van… Agalev’). De kans was uitermate groot dat de lichtgroene potentiële Agalev-kiezers die aan deze test deelnamen bij een van de partners van het kartel uitkwamen. Het is op dit moment onduidelijk in welke mate dit een rol gespeeld heeft. Maar de massaliteit van het gebeuren en de tijdelijke hype rondom de test laat vermoeden dat hier winnaars en verliezers geweest zijn.
Maar niet alles is nieuw. In tijden met minder gunstige economische vooruitzichten en tijden met snelle verandering en veel onzekerheden hebben mensen concrete - zeg maar traditionele - bekommernissen. Werk, gezondheidszorg en pensioenen zijn de bekommernissen waar de modale Vlaming mee in z’n hoofd zit (APS-survey 2002). Voor vele progressieve kiezers wordt de urgentie van werk en (de verdediging van de) sociale zekerheid tijdelijk groter dan de urgentie van de postmateriële waarden. Ook in 1995 is dit gebleken. Toen was het economisch klimaat wel beter dan nu, maar de neoliberale agenda van de VLD liet SP toe de verdediging van de sociale zekerheid als campagnethema te definiëren. Hoewel geen echt campagnethema in 2003 kon de sp.a door op deze algemene bekommernissen in te spelen zijn eigen traditionele achterban tegemoet komen (en aldus trouw aan de partij maken) en ook meer materialistisch georiënteerde kiezers naar zich toetrekken. Ze kon dit des te geloofwaardiger doen aangezien het algemeen aanvaard was dat de socialistische ministers hun huiswerk uitermate goed hadden gedaan tijdens de aflopende legislatuur en dat zij belangrijke verwezenlijkingen in deze domeinen konden voorleggen (zilverfonds, maximumfactuur,…). sp.a-spirit kon zich zo tegelijk sterk en geloofwaardig positioneren op de traditionele sociaaleconomische links-rechtsbreuklijn én op de nieuwe breuklijnen.
De mislukte electorale uitbreiding naar de ACW-kiezer
In de recente politieke geschiedenis van België is het niet de eerste keer dat de progressieve vleugel van het politiek landschap een poging onderneemt om de ACW-kiezer los te weken van de CVP/CD&V. Tot nu toe hadden deze pogingen als gemeenschappelijk kenmerk dat ze allen mislukt waren. De poging van de VLD naar de verkiezingen van 1995 toe om de sociaaleconomisch liberale rechtsgeoriënteerde kiezer bij de CVP weg te halen, werden gehonoreerd in de telefonische peiling, maar niet op verkiezingsdag. Nochtans was er door het eerst sinds mensenheugenis verdwijnen van de CVP uit de regering een kwalitatief andere politieke situatie ontstaan. De goede verhouding tussen Agalev en het ACW (midden)kader liet vermoeden dat de afstand ACW’er - Agalev makkelijker te overbruggen zou zijn, dan ten tijde van de ‘progressieve frontvorming’ en ‘doorbraak’-acties vanuit socialistische (antiklerikale) hoek. Dit vermoeden werd nog gevoed daar binnen de christen-democratische partij de vakbondstak zowat dezelfde heroriënteringoefening trachtte te doen als de sp.a.
Terwijl Agalev vermoedelijk een flink deel van haar electoraat aan sp.a-spirit verloren is, is de groene partij er, ondanks herhaalde steunbetuigingen vanuit ACW-hoek en pogingen tot verdere verruiming naar christelijk links, duidelijk niet in geslaagd het ACW-electoraat van de CD&V los te weken. Men kan speculeren dat dit enerzijds te maken heeft met een gedeelte van de ACW-top die de CD&V blijft aanzien als de enige mogelijke politieke vertegenwoordiger. Van belang lijkt ons ook de gemiddelde oudere leeftijdsstructuur van de ACW-kiezer. Wat maakt dat hij/zij politiek gesocialiseerd is in de hoogdagen van de verzuiling. Dat laat z’n sporen na en zorgt voor een merkwaardige partijtrouw bij de oudere bevolkingsgroepen.
De verloren onschuld.
Regeringsdeelname heeft Agalev wellicht enkele procentpunten verlies opgeleverd omdat zij de proteststemmers hierdoor niet meer kon bekoren, maar verklaart zeker niet de grote klap die de partij te verduren heeft gekregen. Overigens is er ook de vaststelling dat de groene partij de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2000, na een goed jaar regeringsdeelname, goed overleefd heeft. Al moet achteraf gezegd dat zelfs toen al, de sp.a met de figuur van Patrick Janssens succes boekte in Antwerpen stad en Agalev daar de gemeenteraadsverkiezingen verloor.
Ondanks een succesvolle regeringsdeelname (voedselagentschap, drugwet, homohuwelijk, wetgeving op euthanasie, de wijziging van de nationaliteitswetgeving, uitstap uit de kernenergie…) kan men zich niet van de indruk ontdoen dat de kiezer de geloofwaardigheid van de slagkracht van Agalev als regeringspartij betwijfelt. Dit lijkt te verklaren door een enerzijds het ‘verliezen’ van teveel dossiers. Hierbij denken we aan voor Agalev symbooldossiers: het lokaal stemrecht voor migranten en de wapenexport naar Nepal. Het niet ‘volledig binnenhalen’ van andere dossiers. Denk aan ‘hangende zaken’ zoals de luchthaven van Deurne en de de facto leegloop van de bevolking van Doel. En anderzijds het niet of niet voldoende sterk verdedigen van z’n successen. De vergelijking van de lauwe verdedigingsreactie van Agalev op de aanvallen van de CD&V en VLD (kernenergie, drugwet, nationaliteitswetgeving) met de combatieve verdedigende en uitlegverschaffende reactie van sp.a en Vandelanotte op de aanval van Vivant op het Zilverfonds, spreekt boekdelen. Daarnaast is er misschien wel een waarheid in de bewering van sommigen dat cynisch genoeg Agalev wellicht de prijs betaalt van een succesvolle regeringsdeelname doordat verdiensten mede op het conto van concurrent sp.a geschreven worden, terwijl fouten (zoals de Nepal-crisis) Agalev dubbel en dik aangerekend worden, terwijl sp.a hiervoor buiten schot blijft (communicatiestrategie). Maar dit is dan ook mede de verantwoordelijkheid van Agalev.
Verder schuilt wellicht een probleem in het feit dat Agalev niet alleen het profiel van vernieuwende en meest vooruitstrevende partij is kwijtgeraakt, maar ook de aura van zuivere partij verloren is. Ook dit zal bevestigd (of gelogenstraft) moeten worden in verder onderzoek naar stemmotivaties, maar het lijkt ons meer dan plausibel dat het Visa-debacle te Antwerpen en het heraanstellen van exact dezelfde Agalev-schepenen, het beeld van Agalev als meest integere partij volkomen vernietigd heeft over geheel Vlaanderen. Het zware verlies is dan ook hoogstwaarschijnlijk niet zozeer te wijten aan het falen van de groenen in één of meerdere concrete dossiers (zoals bijvoorbeeld nachtvluchten), maar eerder het gevolg van een algemeen imagoprobleem waarbij men het profiel van vernieuwende, meest vooruitstrevende (en programmarealiserende) partij is kwijtgespeeld. Deze hypothese zal wellicht bevestigd worden als blijken zou uit het verkiezingsonderzoek dat de kartelformule sp.a-spirit, die zichzelf een hip imago heeft weten aan te meten, de groenen met lengtes geklopt heeft bij de nieuwe (eerste) kiezers.
In het licht van het haperende groene partij-imago heeft het fenomeen van het zogeheten ‘Agalev-bashing’ in de aanloop naar de verkiezingen, met sterke afwijzende stellingnames van CD&V en VLD richting Agalev, wellicht minder effect geressorteerd dan vaak gesteld wordt. Het conservatieve segment van het electoraat was wellicht wel gevoelig voor een sterke antigroene houding, maar het is weinig waarschijnlijk dat grote groepen potentiële groene kiezers zich vooral hierdoor hebben laten afschrikken. De antigroene houding van andere partijen liet integendeel de campagne base-line ‘Agalev maakt het verschil’ en ‘groen is van doen’ tot hun recht komen. De verkiezingscampagne heeft het imagoprobleem van de partij evenwel niet kunnen verhelpen.
Een (on)betrouwbare partner of het Durant-effect
Door zich zo openlijk en herhaaldelijk te koppelen aan Ecolo waren de groenen in de ogen van vele Vlaamse kiezers Agalev én Ecolo. Agalev maximaliseerde op die wijze niet alleen z’n potentiële deelname aan de volgende regering (de ‘samen uit, samen thuis’-politiek). Ze koppelde op die wijze ook de beoordeling van het optreden van zijn eigen ministers aan die van Ecolo. Dit had z’n positieve kanten voor Agalev waarbij men dadelijk denkt aan verschillende dossiers van de staatssecretaris Deleuze. Maar het had in de persoon van Ecolo-minister Isabelle Durant ook belangrijke nadelen. De groenen kregen zowat een diploma van onbekwaamheid van de gehele publieke opinie in het NMBS-dossier rond de benoeming en het dadelijk daaropvolgend ontslag van topman Heinzmann. Het getreuzel van de minister in een aantal verkeersveiligheiddossiers, creëerde voor Steve Stevaert de strafschopconditie dat enkel onder druk van sp.a, de groenen werk maakten van verkeersveiligheid. Daarenboven kregen ze met het niet uitvoeren van het afgesproken akkoord over de nachtvluchten en de daaropvolgende uitstap van Ecolo uit de regering, het etiket van onbetrouwbare regeringspartner opgespeld.
Over het issue-eigenaarschap en het ‘natuurlijk’ middenveld van Agalev
Onderzoek naar motieven in het stemgedrag maakt sinds 1995 duidelijk dat ecologisch gedachtegoed in brede zin en milieu in specifieke zin issues zijn van Agalev. In 1999 werd daaraan door de kiezer ook de voedselveiligheid en de dioxinecrisis gekoppeld. De vraag is of dit anno 2003 nog steeds het geval is. Sinds haar ontstaan is Agalev de katalysator geweest van een aantal thema’s en beleidslijnen die vervolgens gemeengoed zijn geworden van alle Vlaamse partijen. Zo is er vermoedelijk geen gemeentebestuur van om het even welke kleur te vinden dat geen werk maakt van fietsen, fietspaden, groen, bomen en bossen. Deze thema’s zijn overgenomen door alle partijen. Natuurlijk is er een verschil in de haast en het doorzettingsvermogen waarmee de verschillende partijen deze zaken willen realiseren. Evenals in de voorrang die men wil verlenen aan de zwakke weggebruiker ten aanzien van de auto en aan de natuur ten opzichte van industrieterreinen. Zoals reeds boven aangegeven is door het beleid van sp.a-boegbeeld Stevaert een aantal concrete milieuthema’s niet langer de unieke eigendom van Agalev. Meer bepaald verkeersveiligheid - met dank aan Durant - maar ook mobiliteit en openbaar vervoer. Critici kunnen dan terecht wijzen op het niet gratis zijn van het ‘gratisverhaal’ van Stevaert. Feit blijft dat het ‘kosteloos’ maken van het openbaar vervoer voor bejaarden en jongeren, de (gedeeltelijke) terugbetaling van openbaar vervoerkosten door werkgever en de voorstellen om dit verder uit te breiden naar ‘kosteloos’ vervoer voor de familie, ervoor gezorgd hebben dat sp.a-spirit als de verdedigers van het openbaar vervoer naar voor komen.
Verder is het opvallend dat verschillende middenveldorganisaties (bv. Fietsersbond, Gaia) die gerekend werden tot het ‘natuurlijk milieu’ van de groenen zich tijdens deze campagne niet uitsluitend uitgesproken hebben ten voordele van Agalev. Integendeel, sommige kwamen ervoor uit dat ze sp.a-spirit prefereerden boven Agalev. Enkel de Bond Beter Leefmilieu (BBL) sprak zich (naar verluidt) uit in het voordeel van Agalev. Het blijkt voor het groen middenveld goed kersen eten met sp.a-spirit.
Dit werpt een aantal vragen op. Is de verklaring dat kaders van Natuurpunt al SP-kabinetten bevolkten in de voorgaande legislatuur voldoende? Hoe is het mogelijk geweest dat organisaties verbonden met (één van) de kernactiviteiten van Agalev, van haar vervreemden? Hoe komt het dat Agalev niet tijdig de nodige signalen opving om de ontstane situatie te corrigeren? Werden daartoe acties ondernomen en welke? Is Agalev niet te veel een (kader)partij geworden die uitsluitend met zichzelf en het regeren bezig was?
Over de communicatie en campagne van Agalev
Wie de loop van de campagne vanaf september 2002 tot 18 mei 2003 aandachtig heeft gevolgd merkt op dat de thema’s waarvan Agalev als issue-eigenaar wordt beschouwd haast niet in de campagne zijn geweest. Daarenboven zijn er weinig of geen pogingen te signaleren om dat wel te doen. Zo was het sp.a-spirit medewerker Tarik Fraihi die op een debat in Antwerpen de klacht uitte dat hij een partij vertegenwoordigde die meer aandacht had voor dierenrechten dan voor de rechten van migranten. Nochtans zijn er mogelijkheden geweest om (althans te trachten) Agalev-thema’s tot campagne-inzet te maken. Op de persconferentie voor de start van de verkiezingscampagne eind maart 2003, kondigt Agalev aan dat het zonder stemrecht voor migranten niet meer de regering ingaat. VLD reageert afwijzend, sp.a-spirit volgt Agalev. Vervolgens wordt er niets meer van gehoord. Agalev blijft in de periode april-mei slaafs de media-agenda volgen, zonder werkelijke pogingen te ondernemen de inzet van het debat te bepalen.
Om dit te doen zijn er natuurlijk communicatiemiddelen nodig. Een beperkt campagnebudget gebruiken mag dan voor sommigen het summum van Anders Gaan Leven zijn, massacommunicatie kost. Het wettelijk vastgelegde maximaal toegelaten budget van 1 miljoen Euro - dat Agalev op mijlen na niet bereikt - is naar internationale normen reeds een ‘Anders Gaan Leven’-budget. Anders gezegd, het is gewoon reeds een beperkt budget. Agalev heeft voorzeker het minste gespendeerd van alle in het parlement vertegenwoordigde partijen, maar ze heeft dan ook het minst aantal kiezers weten te verleiden. Naast de schaarste is een ander opvallend kenmerk van deze Agalev-campagne haar vriendelijkheid voor de democratische politieke tegenstrevers. We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat de campagne meer gericht was op de kans op regeringsdeelname (office-seeking) te maximaliseren, dan op stemmen maximalisatie (voters-seeking). Met andere woorden, de potentiële deelname aan een toekomstige regering werd gemaximaliseerd door potentiële coalitiepartners niet al te hard aan te pakken. Een perfect te verdedigen strategie in functie van beleidsbeïnvloeding, als men zeker is van z’n basishoeveelheid stemmen. Men kan zich afvragen of dit de relatief zwakke reacties verklaart op de aanvallen van CD&V en VLD. Vermoedelijk had een meer geprofileerde campagne t.a.v. VLD en CD&V, Agalev meer kunnen aftekenen ten opzichte van sp.a-spirit.
De globale communicatie tijdens de regeringsperiode en tijdens de campagne liet o.i. ook te wensen over. Niet alleen was het bijvoorbeeld voor haast niemand duidelijk met wat, met welke concrete programmapunten, Agalev in de volgende regeerperiode het ‘verschil zou maken’. En voor welke concrete programmapunten Agalev nu ‘echt van doen was’. Anders gesteld, er waren in de campagne geen duidelijke strijdpunten naar voren gebracht door Agalev. Daarenboven is het herverdelingsdiscours van Agalev voor de meeste kiezers een ongelofelijk ingewikkeld verhaal. Natuurlijk is de reële politiek geen kwestie van wit of zwart en is ze complex. De taak van een politieke partij bestaat er juist in om deze complexiteit te laten vatten via vereenvoudigde sjablonen. Sjablonen die niet de werkelijkheid verdoezelen, maar de kiezer juist helpen duidelijk te maken waar het om gaat.
Besluit
‘Kritiek achteraf is gemakkelijk’, zeggen ze. Het falen van Agalev is niet de persoonlijke verantwoordelijkheid van iemand. Het gaat niet om personen, maar om een partijgebeuren. De verantwoordelijkheden zijn dus noodzakelijkerwijze collectief.
We hebben getracht op basis van onze empirische kennis van het electoraal gebeuren in het algemeen en dit in Vlaanderen in het bijzonder sinds 1985 een aantal hypothesen over de neergang van Agalev op 18 mei 2003 te formuleren. Het postelectorale onderzoek van het ISPO-KULeuven zal moeten helpen duidelijk te maken of we het hier bij het rechte einde hebben. In de tussentijd, gezien er geen verklarende exit-poll is, ‘ieder z’n waarheid’.
Marc Swyngedouw & Dirk Jacobs
Instituut voor Sociaal en Politiek Opinieonderzoek (ISPO), K.U.Leuven
Over de auteurs
- Dirk Jacobs (°1971) is doctor in de sociale wetenschappen (Universiteit Utrecht) en postdoctoraal onderzoeker van FWO-Vlaanderen bij het ISPO (Institute for Social and Political Opinion Research, K.U.Leuven). Hij is tevens buitengewoon docent aan de KUBrussel.
- Marc Swyngedouw (°1956) is doctor in de sociale wetenschappen (K.U.Leuven), onderzoeksprofessor aan de K.U.Leuven en buitengewoon hoofddocent aan de KUBrussel. Swyngedouw is directeur van het ISPO (Instituut voor Sociaal en Politiek Opinieonderzoek, K.U.Leuven) en het IPSoM (Instituut voor Politieke Sociologie en Methodologie, KUBrussel).
Referenties
- Billiet, J., Swyngedouw, M., Depickere, A. & Meersseman, E. (2001).Structurele determinanten van het stemgedrag en culturele kenmerken van de kiezerskorpsen in Vlaanderen. Leuven: ISPO-bulletin 2001/41.
- Deschouwer, K. (1993) ‘Nieuwe breuklijnen in de politiek? Herverkavelingen van het partijenlandschap’, Kultuurleven, (3): 66-77.
- Hellemans, S. (1993) ‘De nieuwe sociale bewegingen in de Belgische politiek. Een impressie’, Res Publica, (2) : 197-211.
- Jacobs, D. & Swyngedouw, M. (2002) ‘Extreemrechts en stemrecht voor migranten. Centrale punten van het Belgisch ‘debat’ over integratie’, Migrantenstudies, 18 (4): 211-224.
- Swyngedouw, M. (1992) ‘L’essor d’Agalev et du Vlaams Blok’, Courrier Hebdomadaire, nr. 1362, Bruxelles : Crisp.
- Swyngedouw, M. (1994) ‘De opkomst en doorbraak van Agalev en het Vlaams Blok in de jaren tachtig en negentig’, Acta Politica, 34 (4): 453-476.
- Swyngedouw, M. (1998) ‘Les rapports de force politiques en Belgique’, pp. 45-58 in M. Martiniello & M. Swyngedouw (red.) Où va la Belgique ? Les soubresauts d’une petite démocratie européenne, Paris: l’Harmattan.
- Swyngedouw, M. & Billiet, J. (2002). De kiezer heeft zijn redenen. 13 juni 1999 en de politieke opvattingen van de Vlamingen. Leuven: Acco.
- Swyngedouw, M. & Beerten, R. (1999) De fragmentatie van het kiezerskorps in Vlaanderen. Verschuivingen 1991-1995 en 1995-1999. Leuven: ISPO-bulletin 1999/34.
- Swyngedouw, M., Beerten, R., Carton, A. & Billiet, J. (1996). Subjectieve motieven van partijkeuze bij de nationale verkiezingen van 21 mei 1995. Leuven ISPO-Bulletin 1996/27
- Swyngedouw, M., Beerten, R. & Kampen, J. (1999). De veranderingen in de samenstelling van de kiezerskorpsen 1995-1999. Leuven: ISPO-Bulletin 1999/35.
- Swyngedouw, M., Meersseman, E. & Billiet, J. (2001). Motieven in partijkeuze. De nationale verkiezingen van 13 juni 1999. Leuven: ISPO-Bulletin 2001/42.
verkiezingen - media en politiek - Agalev
Samenleving & Politiek, Jaargang 10, 2003, nr. 7 (september), pagina 30 tot 39
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.