Wat gebeurt er indien het gros van de bevolking blanco zou stemmen bij de eerstkomende verkiezingen? Die vraagt stelt José Saramago zich luidop in zijn omstreden roman Stad der Zienden (Uitgeverij Meulenhoff, 2005).
In een niet nader genoemde grootstad draaien de lokale verkiezingen uit op een debacle voor de traditionele partijen: 70% van de stembrieven blijft oningevuld, slechts een kwart van de stemmen gaat naar één van de drie grote politieke machten, geconcentreerd in de rechtse, linkse en middenpartij. De consternatie binnen de formaties is enorm en er wordt stante pede besloten om de verkiezingen een week later over te doen. Wat zij zien als een “herkansing” voor de burger om zijn foutje bij de eerste verkiezingen recht te zetten, blijkt een maat voor niets: de nieuwe resultaten bevestigen het overrompelende succes van de blanco stem. Het ongeloof binnen de politieke sfeer maakt plaats voor paniek, onbegrip en zelfs woede, ontsproten aan de inherente minachting van de politieke klasse voor het “gepeupel” - een constante binnen Saramago’s werk. De staatsveiligheid wordt ingeschakeld om de oorzaak voor het collectieve wantrouwen van de kiezer in de politici te achterhalen, maar de burger die aan de tand gevoeld wordt is zich van geen kwaad bewust en aanwijzingen voor een grootschalige samenzwering van anarchistische groeperingen, of subversieve acties uitgevoerd door buitenlandse extremisten, vindt - alle inspanningen van de radeloze regering ten spijt - de geheime politie niet. “Koppen moeten en zullen er rollen”, is de weinig scrupuleuze premier van oordeel, en de daders worden dan maar uitgevonden. De wanhopige ministers, compleet onbekwaam om de verkiezingsresultaten naar behoren te interpreteren, besluiten uiteindelijk terug te vallen op de methodes die ze wel perfect onder de knie hebben: repressie en censuur. Saramago maakt op een subtiele en tegelijk treffende wijze duidelijk wat de antipode is van de harde lijn die het kabinet wil volgen: enkel de ministers van justitie en cultuur hebben moeite met de aanpak van de regering en nemen dan ook kort daarop ontslag. Politiediensten en leger, die intussen, net als de nationale politici, de stad en masse verlaten hebben - een situatie die herinnert aan die van de Parijse Commune in 1871 - om te ontsnappen aan het witte virus worden ingeschakeld om de stad te belegeren. Niemand mag de metropool in of uit, het besmettingsgevaar is simpelweg te groot. Intussen doen de media, louter spreekbuizen van de officiële belangen, een beroep op het patriottisme van de burger om uit de impasse te geraken: de staat van beleg is het gevolg van het ondoordachte kiesgedrag van een onverantwoordelijk deel van de bevolking, zo luidt het, en werd afgekondigd in het belang van de gehele natie. Helicopters strooien naarstig propagandabriefjes met subliminale boodschappen uit boven de stad, eveneens een frequent toegepaste tactiek van het Amerikaanse leger in oorlogsgebieden als Vietnam, Afganistan en Irak, in de hoop de “dwalende burgers” terug op het goede spoor te zetten en de inspanningen van de regering in die richting te verheerlijken. Nog in het belang van het vaderland, en teneinde de wankelende democratie te redden, sterven tientallen mensen na explosie van een bom in de metro. Met deze en soortgelijke provocaties probeert de regering tegelijk de stedelingen angst in te boezemen en de stille rebellie van de blanco stemmers te brandmerken als de wandaad van gewetenloze terroristen. Het discours van menig parlementslid doet dan ook steevast denken aan dat van de Amerikaanse president Bush, bijbelse verwijzingen incluis: de epische strijd van Goed tegen Kwaad waarin geen ruimte is voor toegevingen, de verlichting van de democratische waarden tegenover de duisternis van het extremisme, enzovoort. In tegenstelling tot de brutaliteit van de politieke bonzen reageert de bevolking te allen tijde ingetogen en die lovenswaardige sereniteit zal uiteindelijk het vaccin blijken dat de stedelingen beschermt tegen de steeds aggressievere maatregelen van de overheid. Het is geen antiserum tegen het zogenaamde witte virus, maar tegen het totale gemis aan respect voor de kiezer die politici en media tentoon spreiden, en dat nog versterkt wordt door de steeds uitdijende crisis.
De grote verdienste van Nobelprijswinnaar Saramago is dat hij erin slaagt om vanuit een eenvoudige, alledaagse situatie te vertrekken en via perfect logische stappen een afloop weet te creëren die vaak onthutst en altijd boeit. Zo is Stad der Zienden een boek dat een uitermate interessant licht werpt op de kwestie van de democratische participatie, en in het bijzonder de blanco stem als kieswapen om het wangedrag van de politieke vertegenwoordiging aan de kaak te stellen.
“We leven in tijden waarin alles in onze wereld in vraag gesteld wordt”, zo stelde Saramago in zijn slotrede - getiteld “Het geglobaliseerde Onrecht” - op het tweede Wereld Sociaal Forum in Porto Alegre (Brazilië) in 2002, “[…] behalve het democratische systeem, alsof het een definitief verworven gegeven betreft, onaantastbaar tot het einde der tijden”. De schrijver-moralist, die zijn afkeer voor het aftandse mechanisme van de politieke partijen niet onder stoelen of banken steekt - roept in hetzelfde discours op tot een mondiaal debat over de decadentie van de hedendaagse democratie, de tussenkomst van de burger in het politieke verloop en de verhouding tussen de staat en de financiële en economische machten. De ongerustheid die de toespraak uitstraalt weerspiegelt zich andermaal in het boek dat de Portugees twee jaar later zou uitbrengen. In Stad der Zienden is de blanco stembrief de lont die het broodnodige debat kan aansteken.
De blanco stem wordt in politieke middens vaak geïnterpreteerd als een apolitieke geste: de kiezer onthoudt zich uit gebrek aan belangstelling voor de programma’s die de verschillende politieke partijen hem aanbieden. Vooral in landen met kiesplicht is het verleidelijk om het blanco kiesgedrag te reduceren tot een kwestie van politieke apathie.
Maar wat dan met de landen waar deelname aan verkiezingen een vrije keuze is van iedere burger? In landen als Spanje en Frankrijk vertrouwen telkens honderdduizenden kiezers hun kiesbrief oningevuld de urne toe, zelfs de meest kwalijke klimatologische omstandigheden waarbij de verkiezingen plaatsvinden weerhouden hen er niet van om de knusse zetel tijdelijk in te ruilen voor het stemhokje. Bij de algemene verkiezingen van 2004 verenigden de “blanqueros” zich in Spanje zelfs in een eigen partij die openstaat voor iedereen, ongeacht de politieke ervaring en de specifieke beweegreden voor de onthouding. De Ciudadanos en Blanco ijveren voor het meerekenen van de blanco stemmen, wat zich dan zou laten vertalen door het onbezet laten van het evenredige aantal zetels in het parlement. In de periode van 1977, toen het enthousiasme voor de recent ingestelde democratie nog ongekend was na de dood van dictator Franco twee jaar tevoren, tot 2004 is het aantal blanco stemmen in dat land trouwens vernegenvoudigd, een duidelijk signaal dat de democratische desillusie van de Spaanse bevolking in de loop der jaren aantoont. Ook in Frankrijk vonden initiatieven plaats om de blanco stemmen te kanaliseren in een verkiesbare partij.
Het verschil met de thuisblijvers is duidelijk: wie blanco stemt verwerpt het gehele aanbod dat het politieke systeem hem eens per zoveel jaar voorlegt. Het is een actieve, kritische en strijdvaardige houding van een sector van de bevolking die zich niet, of onvoldoende, vertegenwoordigd voelt door de staatslui van dienst. De blanco stem is een proteststem van de burger die zich niet kan vinden met de schaarse opties die hem aangeboden worden in een democratie die enkel dienst doet als waterdrager voor de grote economische mogendheden en enkel de consumptieve belangen van de bevolking behartigt.
Een vaak geciteerd voorbeeld om de stelling kracht bij te zetten dat de blanco stem een uitgesproken geëngageerde optie is om het heersende systeem in vraag te stellen is dat van de Argentijnse verkiezingen in 1957. Bij de militaire coup van 1955 werd de toenmalige president, de vroegere officier Juan Domingo Perón, afgezet en zijn populistische partij buiten de wet gesteld. De peronistische grondwet van 1949 werd vervangen door die van 1853 en alle verwijzingen naar de voormalige regeringspartij werden bij wet verboden. Toen in 1957 algemene verkiezingen afgekondigd werden riep Perón vanuit zijn langdurige ballingschap de kiezers op om blanco te stemmen. Uiteindelijk kozen meer dan 2 miljoen Argentijnen voor het blanco alternatief en daarmee haalde de blanco stem een overtuigende en opmerkelijke verkiezingsoverwinning. De overeenkomst met de situatie die Saramago in Stad der Zienden neerzet is treffend, al is er een duidelijk verschil: de blanco stem in het Argentinië van 1957 is een stem voor Perón.
In de meeste moderne, westerse kiessystemen wordt de blanco stem getolereerd, genegeerd of, in het beste geval, terloops vernoemd in de analyses waarmee experten daags na de verkiezingen de kranten vullen. Zo werden in Nederland de blanco stemmen volkomen over het hoofd gezien bij het referendum dat moest beslissen over de Europese grondwet; de stemmen werden wel bij de opkomstpercentages gerekend, maar verschenen niet in de verkiezingsuitslagen. In deze context is de blanco stem duidelijk een proteststem van de burger die geen heil ziet in de Europese constitutie zoals die hem aangeboden wordt, maar die evenmin een antwoord vindt in de protestpartijen, doorgaans gedreven door electoraal opportunisme maar zonder valabel alternatief. Het argument van menig blanco stemmer bij recente verkiezingen is dat de democratie, die zich beweert te rechtvaardigen door het fundamentele recht op een vrije keuze tussen de verschillende partijen van het politieke spectrum, gegijzeld wordt door volstrekt ondemocratische actoren als de multinationale ondernemingen en hun financiële waakhonden zoals de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF), intergouvernementele en supranationale instituties als de Europese Unie. De burger leeft in een “democratische luchtbel”, de verkiezingen zijn esthetische ingrepen die een beperkte politieke verandering kunnen teweegbrengen maar geenszins een ommekeer van de positie van de dominante, feitelijke gezaghebbers: de economische grootmachten.
Maar wat indien het aantal blanco stemmen niet meer te verwaarlozen valt? Saramago lijkt te suggereren dat de politici allerminst gediend zouden zijn met een dergelijke verkiezingsuitslag, niet omwille van de diepe bezorgdheid die de burger kenbaar lijkt te maken op deze manier, wel omdat de machtsstructuur, die te allen prijze bestendigd dient te worden, in het gedrang komt. Het consolideren van de machtsverhoudingen in de maatschappij is de voornaamste, en in se de enige echte ambitie van de politieke actoren in de representatieve democratie. Doembeeld van die strategie is dat van de denkende burger. Wanneer kan vermeden worden dat de burger nadenkt, redeneert, kritiseert, dan wordt een status-quo verwezenlijkt dat het systeem doorlopend in stand houdt - dan is het einde van de geschiedenis een feit, zoals de neoliberale goeroe Francis Fukuyama het omschrijft. De blanco stem is één van de uitingen van de denkende burger.
Zolang de blanco stemmen de bovenhand niet halen is er niets aan de hand, maar gebeurt dat toch dan bedienen de regerende partijen zich van ondemocratische mechanismes om de gevolgen van de stembusuitslag de kop in te drukken. Wat baat het dus om een oningevuld stembiljet een perfect democratische optie te noemen als het enkel druppelsgewijs, in homeopathische doses, toegediend mag worden om het democratische bestel niet op z’n kop te zetten? Stemmen de burgers bij democratische verkiezingen niet “naar behoren”, dan verliest die stem, het elementaire partikel waaruit elke westerse democratie opgetrokken is, plots alle legitimiteit, en de mensenrechten elke relevantie. Plots vervaagt de grens tussen democratie en dictatuur. In het boek van Saramago oordelen de autoriteiten op een bepaald moment: “Rechten zijn geen abstracte zaken, rechten moet je verdienen en op dit moment verdient het volk het recht niet [om blanco te stemmen]”. Dat is precies de retoriek die aangewend werd om verkiezingen te verbieden ten tijde van de militaire dictatuur in Brazilië (1964-1984), enkele schijnverkiezingen niet te na gesproken. Meer voorbeelden van de goochelkunst met het begrip “democratie”, wellicht het meest gemanipuleerde, misbruikte en geperverteerde woord van de 20e eeuw, is te vinden in eender welke analyse van Noam Chomsky. Dat Franco het fascistische regime dat hij installeerde na de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) een “organische democratie” noemde toont nogmaals aan dat democratie en religie één groot kenmerk gemeen hebben: beide begrippen kunnen aangewend worden in situaties die exact het tegenovergestelde inhouden. De uitlatingen van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, en latere Nobelprijswinnaar, Henry Kissinger, na de brutale staatsgreep tegen de democratisch verkozen president Salvador Allende in Chili liggen nog vers in het geheugen. Die fatale 11 september 1971 kwam de opperbevelhebber van het leger, Augusto Pinochet, aan de macht en sprak Kissinger de bekende woorden: “I don’t see why we need to stand by and watch a country go communist due to the irresponsability of its own people”. De ignorante bevolking weet niet wat goed is voor haarzelf, Big Brother weet dat wel. Het geweld waarvan de regering gebruik maakt is geen wanhoopsdaad om het machtsvacuüm dat in een crisissituatie ontstaat op te vullen, maar een voortzetting van de middelen waarvan de regering zich bedient wanneer subtielere methodes, zoals de gigantische kiescampagnes en de manipulatie van de media, niet volstaan om de burger in het gareel te houden. Saramago hekelt de schijndemocratie, waarin de burger wel mag kiezen maar niet mag denken.
Niet toevallig gebruikt Saramago, na zijn vorige roman Stad der Blinden, alweer de metafoor van de blindheid, zij die “ziende niet zien”. Het zijn niet de ogen die niet willen zien, wel de hersenen. “De ergste vorm van bedrog is zelfbedrog”, besloot de veteraan uit Azinhaga zijn discours in Porto Alegre. Maar het kan gebeuren, tegen alle verwachtingen van de politieke machthebbers in, dat de mensen beginnen “zien” en dat leidt onvermijdelijk tot een politieke en sociale aardverschuiving, waarvan de juiste aard aanvankelijk onvoorspelbaar is. De sociale revolutie gebeurt spontaan, zonder voortrekkers, boegbeelden en barricade-helden. De motor van die vreedzame revolutie is het zelfbewustzijn van de mensen, dat op zijn beurt een grondige kentering ondergaat door de ervaring van de solidariteit die de gemeenschappelijke strijd voor dezelfde idealen meebrengt. Die collectieve uiting van solidariteit en onderlinge verbondenheid staat in Stad der Zienden in schril contrast met het primitieve, dierlijke egoïsme van de corrupte politieke klasse.
Stad der Zienden is allerminst een electorale leidraad van de hand van een verstokte communist; het is een moderne fabel die de lezer aan het denken zet en het heilige huisje van de parlementaire democratie in vraag durft te stellen.
Errico
Tommy De Cock
1e laureaat Emile Zola-prijs 2006
Samenleving & Politiek, Jaargang 13, 2006, nr. 3 (maart), pagina 4 tot 9
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.