Abonneer Log in

Van Damascus tot Gent: een reis van vlucht, hoop en heropbouw

Samenleving & Politiek, Jaargang 32, 2025, nr. 7 (september), pagina 4 tot 10

Dit is het waargebeurde verhaal van een jonge Palestijn, geboren in Syrië, wiens leven door oorlog werd verscheurd. Een reis langs angstige nachten, verlies en gevaar, maar ook langs veerkracht, muziek en nieuwe kansen – en de blijvende droom van een vrij en rechtvaardig Syrië.

Beeld uit de documentaire 'Van Gent tot Damascus', © Fabian De Wilde

Niemand kiest waar hij geboren wordt. Niemand bepaalt in welk land hij voor het eerst het licht ziet, of in welke tijd zijn kindertijd en dromen zullen wortelen. Een mens wordt geboren op een plek en in een tijd die de contouren van zijn begin bepalen, maar wat daarna volgt, is een strijd tussen wat hem is opgelegd en wat hij zelf voor ogen heeft.

Mijn grootvader vluchtte in 1948 uit Palestina naar Syrië, op de vlucht voor de Israëlische bezetting van Palestina. Hij was toen twintig jaar oud. In Syrië trouwde hij en kreeg negen kinderen, onder wie mijn vader. Ook ik werd in Syrië geboren, maar als Palestijnse vluchteling. Toch voelde Syrië als thuis: de straten waar ik speelde, de school waar ik mijn eerste letters leerde, de geur van jasmijn in de zwoele zomernachten. Ik dacht altijd dat dit land onveranderlijk zou blijven zoals ik het kende, maar het lot had voor ons een heel andere weg uitgestippeld.

Ik kom uit een gezin van gemiddelde komaf. Mijn vader was liefdevol en toegewijd, mijn moeder zorgzaam en opofferend – iemand bij wie je de betekenis van tederheid kon aflezen uit haar daden. Zij was de bron van liefde in mijn wereld. Ik ben de oudste van de kinderen. Mijn ouders voedden me op met waarden en fatsoen, leerden me beleefd te zijn en iedereen te respecteren. Beiden waren goed opgeleid en cultureel ontwikkeld. Ze leerden ons alles … behalve politiek.

Ik kan me niet herinneren ooit met hen over politiek te hebben gesproken – behalve over de Palestijnse kwestie. Politiek bespreken, of vragen stellen over Bashar Al-Assad (president van 17 juli 2000 tot 8 december 2024), of iets dergelijks, was simpelweg taboe. De president was overal: zijn portret hing boven het schoolbord in de klas, elke dag; hij keek op ons neer vanaf billboards langs de straten; hij stond op overheidsgebouwen, in auto’s, zelfs op sommige schriften die we kochten voor school. Zijn gezicht was alomtegenwoordig, maar nooit durfden we te vragen waarom híj de president was, hoe hij dat geworden was, of zelfs maar wat het woord ‘president’ betekende.

In 2011 was ik zestien jaar oud en net overgestapt van de middelbare naar de hogere school in Damascus. Het was een tijd vol enthousiasme, waarin ik vrienden leerde kennen uit allerlei verschillende milieus en droomde van een toekomst die verder reikte dan de grenzen van mijn buurt.

ANGST IN DAMASCUS

Toen kwamen de berichten: eerst uit Tunesië, daarna uit Egypte, en vervolgens uit Daraa, in Syrië. Nog voordat ik begreep wat er werkelijk gebeurde, zag ik de angst in de ogen van de volwassenen om me heen. In Syrië was angst geen voorbijgaand gevoel; het was een manier van opvoeden, een metgezel die je vanaf je vroegste jeugd volgde.

In Syrië was angst geen voorbijgaand gevoel; het was een manier van opvoeden, een metgezel die je vanaf je vroegste jeugd volgde.

Maar het echte keerpunt kwam toen de eerste grote demonstratie onder mijn raam in Harasta voorbijtrok in 2011. De leuzen ‘Eén, één, één – het Syrische volk is één’ en ‘het volk eist de val van het regime’ klonken luid, tot de veiligheidsdiensten ingrepen. Eerst met knalgranaten, daarna met scherpe munitie. Ik zag twee mannen vlak voor mijn ogen neervallen, badend in hun eigen bloed. Op dat moment voelde ik dat ik in één klap tien jaar ouder was geworden.

Na zes maanden vreedzame demonstraties, waren er meer dan 4.000 onschuldige slachtoffers neergeschoten. De demonstraties veranderden in een gewapend conflict, en dat groeide uit tot een volledige oorlog. Onze stad kwam onder belegering te liggen; granaten regenden neer, en elektriciteit en water werden afgesloten. In 2013 werden in Oost-Ghouta chemische wapens ingezet. Angst was intussen de lucht die we dagelijks inademden.

MIJN VLUCHT UIT SYRIË

Eind 2014 werd mijn leven bedreigd als nooit tevoren. De inlichtingendiensten arresteerden jongeren zoals ik, vooral uit gebieden die in opstand waren gekomen. Mijn grootste vrees was gevangenschap of gedwongen dienstplicht. Mijn familie besloot dat ik moest vluchten, voordat het te laat zou zijn.

Met een kleine rugzak, wat papieren en een bescheiden bedrag aan geld begon ik samen met mijn moeder en grootmoeder aan een gevaarlijke reis richting het noorden. De weg van Damascus naar Idlib was bezaaid met militaire controleposten. Het plan was dat mijn moeder en grootmoeder me zouden begeleiden tot aan de grenzen van de stad Idlib en daarna terugkeren naar Damascus – zodat ze zeker wisten dat ik de gebieden onder controle van het Syrische regime veilig was gepasseerd.

Bij elke controlepost kropen de minuten tergend langzaam voorbij. De bevelende stemmen, de priemende blikken van de soldaten, het fouilleren van tassen, de kille vragen waarin een dreigende ondertoon meeklonk. Steeds opnieuw werd ik uit de bus gehaald, werden mijn papieren doorzocht en mijn uitstel van militaire dienst nauwkeurig gecontroleerd. We gaven geld als smeergeld om door te mogen. Ik voelde me alsof al het bloed uit mijn lichaam was weggetrokken, alsof de tijd zelf had stilgestaan.

Meer dan twaalf uur van onafgebroken spanning gingen voorbij, tot we eindelijk de gebieden van het regime achter ons lieten en Idlib bereikten. De nacht was al begonnen haar sluier te laten zakken, maar het moeilijkste deel van de weg lag nog altijd voor ons.

Vanuit Idlib was er geen enkele veilige weg naar de Turkse grens. Ik sloot me aan bij een groep Syriërs die aan het vluchten waren. We moesten ’s nachts op pad, door regen en kou. We renden tussen olijf- en dennenbomen, struikelend in de modder, onze voeten wegzakkend in de natte aarde, onze kleren klevend aan ons lichaam van het water. Soms stonden we even stil om op adem te komen, maar de angst voor de verre lichtstralen dreef ons telkens weer vooruit.

Toen we uiteindelijk de Turkse kant bereikten, stond er niemand om ons op te wachten.

Toen we uiteindelijk de Turkse kant bereikten, stond er niemand om ons op te wachten. We waren slechts een onbekende groep in een vreemd land, met niets anders bij ons dan angst, kou en een vleugje hoop.

De eerste nacht heb ik op straat in een busstation doorgebracht. Ik sliep op de grond in een temperatuur rond de 2 graden wachtend op de volgende dag om een bus te kunnen nemen naar Istanbul. Twee dagen na mijn vertrek uit de Syrische grenzen bereikte ik Istanbul. Ik begon de zoektocht naar werk, maar de taalbarrière en de economische situatie maakten het bijna onmogelijk. Mijn dagen herhaalden zich zonder verandering, tot mijn familie me mijn viool opstuurde – het instrument dat ik sinds mijn kindertijd bespeelde.

Drie maanden lang speelde ik viool op straat, de voorbijgangers gaven wat ze konden missen aan mij. Met dat geld kon ik overleven in de eerste drie maanden in Istanbul. Na drie maanden vond ik een job als verkoper in een Turkse schoenenwinkel.

Toch bleef het nieuws uit Syrië me achtervolgen. De inlichtingendiensten begonnen naar mij te vragen bij ons huis, en het werd duidelijk dat een verblijf in Turkije geen blijvende oplossing zou zijn. Ik vreesde dat de inlichtingdiensten mijn vader of andere broers zouden arresteren om mij te dwingen terug naar Syrië te komen. Toen besloot mijn moeder naar mij toe te komen, zodat we samen naar Europa konden vluchten met de hoop dat wij een land bereiken waarin mijn moeder een familiehereniging kon doen om de rest van het gezin te redden. Mijn vader bleef bij mijn kleine broers en zus, omdat hij de enigste was die kon werken om geld te verdienen en voor hen zorgen.

De nacht op zee was donker en onheilspellend. We zaten met tientallen mensen in een kleine rubberboot, terwijl de golven ons heen en weer slingerden. Kinderen huilden, moeders probeerden hen te troosten en de mannen hielden de boot in evenwicht.

Mijn moeder zat naast me en hield mijn hand stevig vast. De golven tilden ons telkens op en sloegen ons weer neer. Elke keer dacht ik dat het water ons zou meesleuren.

De golven tilden ons telkens op en sloegen ons weer neer. Elke keer dacht ik dat het water ons zou meesleuren.

Urenlang voeren we voort, tot eindelijk de lichten van een Grieks eiland aan de horizon verschenen. Toen we aankwamen, waren we doorweekt, rillend en uitgeput – maar we leefden. We droegen allemaal hetzelfde verhaal met ons mee: we hadden het gered, althans deze keer.

ZIJN NAAM WAS AYLAN, UIT SYRIË

Kort na onze gevaarlijke tocht van Turkije naar Europa kwamen we in België terecht. Ik probeerde te bevatten dat ik de overtocht had overleefd en dat ik nu nieuwe lucht inademde op nieuwe grond. Dat wij als gezin allemaal herboren waren.

Maar dat gevoel van opluchting duurde niet lang. Het werd overschaduwd door één beeld dat de wereld rondging en iets diep vanbinnen in mij omverwierp: het beeld van een peuter, niet ouder dan drie jaar, aangespoeld op een Turks strand. Hij lag met zijn gezicht naar het zand, zijn kleine armpjes naast zijn lichaam, zijn schoentjes nog aan zijn voeten.

Zijn naam was Aylan, uit Syrië. Voor mij was hij geen anonieme foto in een nieuwsbericht, maar een pijnlijk spiegelbeeld van alles wat ik had meegemaakt. Toen ik zijn foto zag, was het alsof ik naar mijn eigen kleine broertje keek: dezelfde lichaamsvorm, dezelfde kleuren van kleren, dezelfde onschuld die nog niets wist van de wreedheid van deze wereld. Ik verstijfde, terwijl ik me voorstelde dat híj daar lag, in plaats van dat jongetje. Ik zag voor me hoe onze boot die nacht was omgeslagen, hoe mijn moeder mijn naam riep, en hoe het geluid van de golven alles overstemde.

De foto van Aylan herinnerde me er genadeloos aan dat mijn overleving geen vanzelfsprekendheid was, maar toeval – toeval dat in één ogenblik anders had kunnen uitpakken. Wij staken de zee over in bijna identieke omstandigheden: dezelfde zee, dezelfde soort boot. Het enige verschil was dat het lot ons liet aankomen, terwijl Aylan en de anderen werden meegenomen door de zee.

Die foto raakte niet alleen mijn hart, maar dat van de hele wereld. Binnen enkele uren verspreidde het beeld zich via kranten, televisie en sociale media. Het dwong miljoenen mensen anders naar vluchtelingen te kijken. Plots was een vluchteling geen getal meer in een statistiek, maar een kind met een gezicht, een naam, een rood shirt, een blauwe broek – en een leven dat abrupt was gestopt.

In Europa bracht deze foto teweeg wat geen enkel rapport of politieke toespraak had bereikt. Ik zag met eigen ogen hoe de toon in de media veranderde, en hoe sommige landen tijdelijk hun deuren openden voor vluchtelingen. Het was een golf van oprechte empathie, maar helaas van korte duur. Al snel keerden de strenge maatregelen terug. Toch bleef het beeld van Aylan in ons collectieve geheugen, als een luid klinkende waarschuwing dat achter elke migratiereis een menselijk verhaal schuilgaat dat niet minder tragisch is dan het zijne.

Voor mij persoonlijk werd Aylans foto een belofte: als ik het heb overleefd, moet ik de nagedachtenis eren van iedereen die zijn leven verloor op zee.

Voor mij persoonlijk werd Aylans foto een belofte. Ik zei tegen mezelf: als ik het heb overleefd, moet ik leven op een manier die die overleving rechtvaardigt; ik moet iets bereiken dat het waard is om te worden herinnerd, en de nagedachtenis eren van iedereen die zijn leven verloor op zee of onderweg naar een beter bestaan. Aylan wist niet dat hij een symbool zou worden, maar zijn dood liet de wereld zien wat zij liever niet onder ogen wilde komen: dat achter elke golf vluchtelingen gezichten, harten en dromen schuilgaan – en dat sterven op zee geen ongelukkige samenloop van omstandigheden is, maar het onvermijdelijke gevolg van het ontbreken van rechtvaardigheid en veiligheid in grote delen van deze wereld.

HET SYRIË WAAR IK VAN DROOM

We kwamen in België aan na een lange, gevaarlijke reis, en ik begon er helemaal opnieuw. Stap voor stap leerde ik de taal, en daarna begon ik aan de bachelor in het bedrijfsmanagement. Na mijn afstuderen besloot ik mijn kennis verder te verdiepen en volgde ik een tweede bachelor in boekhouding en fiscaliteit.

Vandaag werk ik als accountant en volg ik daarnaast een postgraduaat in de Fiscale Wetenschappen. De weg hierheen was niet gemakkelijk, maar ik had een duidelijk doel: laten zien dat omstandigheden je lot niet bepalen – dat een mens zijn omstandigheden kan vormen om te bereiken wat hij wil.

Als ik naar Syrië kijk, zie ik een gewond lichaam, getekend door zestig jaar dictatuur en een lange oorlog. Maar ik zie het niet als dood. Ondanks de verwoesting en het voortdurende verlies van mensen en middelen, zie ik nog steeds de zaden van leven die opnieuw kunnen ontkiemen – als ze de juiste bodem en oprechte wil krijgen.

Ik droom van een nieuw Syrië: een democratische, burgerlijke staat waar de wet boven iedereen staat, zonder uitzondering. Een land dat niet draait op angst, sektarische loyaliteiten of partijpolitiek, maar op het principe van gelijke burgerschap. Een Syrië waar mensen in waardigheid kunnen leven en iedere burger volledig zijn rechten krijgt, ongeacht religie, afkomst of sociale achtergrond.

Mijn ervaring in België heeft me geleerd dat de wet de ruggengraat van elke samenleving is.

Mijn ervaring in België heeft me geleerd dat de wet de ruggengraat van elke samenleving is. Hier maakt het niet uit of je Belg bent of vluchteling, rijk of arm – de wet beschermt je en behandelt je volgens dezelfde regels. Er is transparantie in de instellingen en vertrouwen tussen burger en staat.

Maar Syrië herbouwen is meer dan een politieke opgave; het is een beschavingsproject op lange termijn. We moeten de mens opnieuw opbouwen vóór we de stenen herplaatsen. Dat betekent onderwijs hervormen tot een middel voor intellectuele bevrijding, in plaats van hersenspoeling. Het betekent een cultuur van dialoog en acceptatie verspreiden in plaats van uitsluiting en verdachtmaking. Het betekent vertrouwen herstellen – tussen Syriërs onderling en tussen de bevolking en de staat.

Economisch gezien geloof ik dat Syrië’s toekomst in de eerste plaats afhangt van zijn menselijk kapitaal. Syriërs in de diaspora hebben bewezen dat ze zelfs in de moeilijkste omstandigheden kunnen slagen. We moeten in het binnenland een klimaat scheppen waarin ze kunnen terugkeren en bijdragen aan de wederopbouw. We hebben vruchtbare grond, een strategische ligging en natuurlijke rijkdommen, maar het allerbelangrijkste: we hebben een volk dat kán, als het de kans krijgt.

SYRIË STAAT VANDAAG OP KRUISPUNT

Sinds de val van Assad eind 2024 leidt Ahmed Hussain Al-Sharaa een overgangsregering. Hij heeft een interim-grondwet ondertekend, een ‘zeer korte’ nationale dialoog georganiseerd, en probeert de Koerdische SDF te integreren in het nationale leger en bestuur. Het klinkt als vooruitgang – en dat is het – maar de weg ernaartoe is vol gevaren. In het westen van het land laaien de gevechten op met Assad-getrouwe troepen. Aan de kust zijn er verschrikkelijke massa-executies geweest, en een staatscommissie probeert nu de waarheid boven tafel te krijgen.

De obstakels zijn duidelijk. Er zijn: gevechten met Assad-loyalisten in gebieden als Latakia en Homs; geweld dat hele gemeenschappen bedreigt, zoals de recente aanval op de Alawitische en de Druzen bevolking; minderheden zoals Koerden en Druzen die decentralisatie eisen en de nieuwe grondwet niet erkennen en hun hand reiken naar Israël; buitenlandse druk, zoals Turkije dat via een defensiedeal steun verleent, terwijl Israël en andere machten militair ingrijpen of druk uitoefenen; westerse landen die pas steun willen geven als jihadistische milities worden aangepakt; het grote aantal wapens dat verspreid is tussen de gewone mensen in Syrië en de uitdaging om deze wapens te elimineren of te controleren; en de uitdaging om gerechtigheid te garanderen voor miljoenen Syriërs die hun geliefden hebben verloren in de martelgevangenissen van Assad. Dit alles is niet min.

Ik ben optimistisch, maar mijn optimisme is niet naïef. Ik weet dat de weg lang is en dat de wonden van de oorlog niet van de ene op de andere dag zullen helen. Ik weet dat er interne en externe politieke obstakels zijn en dat verstrengelde internationale belangen het proces van verandering complexer zullen maken. Maar ik geloof dat onze generatie – die de oorlog en de ontheemding heeft meegemaakt en de buitenwereld heeft gezien – een unieke kans heeft om dit proces te leiden.

Er moet dringend een open nationale dialoog komen waarin ieder gemeenschap zichzelf kan uitdrukken.

Er moet een echte nationale dialoog georganiseerd worden in Syrië. De Syriërs leiden aan zestig jaar dictatuur waarin de gemeenschap systematisch en structureel vernietigd is. De Syriërs vertrouwen elkaar niet en kennen elkaar niet goed. Er moet dringend een open nationale dialoog komen waarin ieder gemeenschap zichzelf kan uitdrukken.

De nieuwe Syrische overgangsregering en de interim-president, Ahmad Al-sharaa, moeten snel hun wil en intentie verduidelijken en verdedigen door het politieke leven te hervatten in Syrië. Er moet dringend de basis gelegd worden voor de grondwet en de wetten die het politieke leven organiseren. Enkel dan kan er begonnen worden aan politiek, in plaats van aan sektarisme. De mensen in Syrië organiseren zich nu op basis van hun achtergrond, en niet op basis van hun politieke of economische oriëntaties.

EEN IDEE, EEN VISIE

Misschien zal ik het Syrië van mijn dromen niet in mijn eigen leven zien. Maar ik ben er zeker van dat elke stap richting rechtvaardigheid en wet een stap in de juiste richting is.

Elke inspanning, hoe klein ook, legt een steen in het fundament van de toekomst die we verdienen. Ik wil dat Syrië een land wordt waar vluchtelingen vrijwillig naar terugkeren, niet een plaats waar mensen vandaan vluchten op zoek naar een beter leven.

Ik wil dat Syrië een land wordt waar vluchtelingen vrijwillig naar terugkeren, niet een plaats waar mensen vandaan vluchten.

Het Syrië waar ik van droom is niet slechts een grens op de kaart, maar een idee, een visie – een belofte dat waardigheid en vrijheid geen luxe zijn, maar een fundamenteel recht voor elke mens en een plicht van de staat om te beschermen. Misschien is dat wel de ware erfenis die we aan toekomstige generaties kunnen nalaten.

Herbekijk de documentaire ‘Van Gent tot Damascus’, waarin Salah en Turkieh voor het eerst in tien jaar teruggaan naar Syrië, via VRT MAX.

Samenleving & Politiek, Jaargang 32, 2025, nr. 7 (september), pagina 4 tot 10

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.