Er is bij mensen die extreemrechts stemmen meer openheid tot gesprek dan we doorgaans denken. Het levert misschien geen evidente conversaties op, maar wel meer dialoog dan je zou verwachten.
Hoe de extreme verrechtsing stoppen? Laat ons eerst zelf stoppen. Stoppen met zielig te zuchten als die vraag op tafel komt. Stoppen met ze als een vervelende mug weg te wuiven door nog maar eens te gaan gesticuleren over angst, vervreemding, populisme, kunsthaat… Stoppen met weeklagen. Stoppen met die verrechtsing te benaderen als een hogere natuurwet waar niets tegen te beginnen valt.
STILZWIJGEN
Zo zie ik het in het culturele veld nog altijd vaak gebeuren: we staan erbij en we kijken ernaar. In aanloop naar de verkiezingen waren er wel Vrij op 8 Mei en de 505-concerten voor menselijkheid, maar die zetten net extra in de verf hoe weinig culturele instellingen zich blijkbaar echt betrokken voelden. We wéten wel dat verrechtsing de donkere schaduw is van deze tijd, maar stilletjes bidden we om een deus-ex-machina en vervolgen we waarmee we bezig zijn. Alsof anderen het wel zullen oplossen. Alsof je van de olifant in de kamer een mug kan maken. Vroeg of laat slaat ons dat allemaal als een natte dweil in het gezicht.
Dus hoe de extreme verrechtsing stoppen? Nogmaals: laat ons eerst zelf even stilhouden. Laat ons beginnen met die vraag open en bloot op de agenda te zetten, al was het maar om voor elkaar te bekennen dat we er geen weg mee weten. Tegenwoordig organiseren cultuurhuizen met de regelmaat van de klok publieke debatten om hun maatschappelijke belang kracht bij te zetten, maar over verrechtsing blijft het al bij al verrassend stil – zeker tegenover alle aandacht voor het woke-spook. Gek hoe hard we de verkeerde richting uitkijken, als het gaat om wat de kunsten en zoveel andere sectoren écht bedreigt.
Over verrechtsing blijft het al bij al verrassend stil – zeker tegenover alle aandacht voor het woke-spook.
Over de redenen van dat stilzwijgen kunnen we lang uitweiden. De voornaamste is wellicht een heilige schrik om ‘onze subsidies’ in gevaar te brengen door politieke partijen voor het hoofd te stoten die er meer en meer over te zeggen (zouden kunnen) krijgen. Theaters en musea, en zeker hun besturen, houden zich liever gedeisd. Want wie wel publiek positie kiest in hete politieke kwesties, krijgt algauw parlementaire vragen of een ministeriële controle aan de broek – denk aan Gaza. Dat alleen al zou genoeg reden moeten zijn voor honderd gesprekken over verrechtsing, maar het zorgt net voor minder en minder debat. Kreten en gefluister blijven in de coulissen. Gaan we echt pas weer in actie schieten als ‘onze subsidies’ daadwerkelijk op de schop gaan? Laat ons daarmee stoppen.
WAAR BEGINNEN?
Waar beginnen? Hilke Wagner, directeur van het Albertinum Museum in Dresden, begon in 2017 met haar deuren te openen. Ze was door extreemrechtse aanhangers van Pegida en AfD hard aangevallen voor hoe ze als West-Duitse curator (te weinig) omging met de artistieke erfenis van Oost-Duitsland, maar ging niet mee in die haat en polarisering. Ze belde haar criticasters persoonlijk op en nodigde ze uit voor publieke dialogen in het museum. Op die avonden – getiteld ‘We Need to Talk’ – tekenden soms tot 600 mensen present, waaronder ook de haters. ‘We vonden niet noodzakelijk eensgezindheid, maar we klaarden wel misverstanden op’, getuigde Wagner aan The Guardian. ‘Ik begon sommige grieven beter te begrijpen. We leerden heel wat van elkaar.’ Het Albertinum liet zich bij zijn volgende expo’s mee inspireren door die gesprekken, zonder daarom de eigen artistieke en ideologische overtuigingen aan de kant te schuiven. De haatmails stopten.
Helpt dialoog? Minstens voor onszelf, geloof ik.
Helpt dialoog? Minstens voor onszelf, geloof ik. In eigen land hebben we de voorbeelden van ‘Niet alles maar veel begint bij luisteren’, het boek van Dominique Willaert na zijn intensieve ronde gesprekken in de Denderstreek, of de ‘koffie met Kenny’ van Martha Balthazar. Net als Wagner viel het hen op dat er bij mensen die (extreem)rechts stemmen, meer openheid is tot gesprek dan we doorgaans denken. Het leverde zeker geen evidente conversaties op, maar wel meer dialoog dan je zou verwachten.
DOOR TO DOOR
Dat was ook onze ervaring bij Door to Door, een onderzoek van een groepje geëngageerde kunstenaars en burgers (van State of the Arts en Hart boven Hard) naar creatieve methodieken voor één-op-één-gesprekken over onze samenleving, gewoon op straat. Het idee rijpte na de vorige verkiezingsuitslag in 2019, toen N-VA en Vlaams Belang samen ook al 42% scoorden, en VB uit het niets van 6 naar 23 Vlaamse zetels sprong. Het begon bij onze persoonlijke consternatie, zelfreflectie en ook wel nieuwsgierigheid. En bij de vaststelling dat velen van ons slechts bij uitzondering conversaties hebben met andersdenkenden. Wat weten wij eigenlijk over hoe mensen kijken naar onze gedeelde werkelijkheid, over hoe Vlaanderen denkt buiten onze eigen bubbel? We wilden eruit. Minstens voor onszelf vonden we dat zinvoller dan steeds weer onder gelijkgestemden te gaan betogen tegen besparingen of racisme.
Wat weten wij eigenlijk over hoe mensen kijken naar onze gedeelde werkelijkheid, over hoe Vlaanderen denkt buiten onze eigen bubbel?
Twee jaar lang streken we – ook tijdens corona – af en toe een weekend neer op telkens een andere plek in Vlaanderen, om samen met lokale geïnteresseerde burgers en organisaties het park in te gaan, aan deuren te bellen, mensen creatief aan te spreken en in gesprek te gaan. Van Kortrijk tot Ninove, van Antwerpen-Zuid tot het dorpje Neerrepen bij Tongeren: telkens bleek het helemaal niet zo moeilijk om – naast de nodige bummers – ook boeiende gesprekken te hebben met toevallige voorbijgangers.
Drie grote inzichten hou ik over aan die bescheiden ‘tour de flandre’.
Eén: mensen passen niet in hokjes. Je hebt maar vijf seconden nodig om onbekenden te profilen in je hoofd, maar steevast bleek die mentale framing al te beperkend. Achter een voordeur met een sticker van Forza Ninove bleek een instabiele man te wonen die ook kunstwerkjes maakt en die gratis uitdeelt in zijn straat, ‘omdat ik graag dingen deel’. Zijn overbuur, een alleenstaande bouwvakker van eind de vijftig op permanent ziekteverlof door zijn kapotte rug, vond zwarte mensen per definitie onbetrouwbaar, maar had wel meerdere moslimvrienden aan zijn werk overgehouden. Het meisje dat voor Guy D’haeseleer stemde, was zowat alle sociale miserie doorgekomen die je je maar kan indenken. Eén voor één gingen mijn snelle schematische projecties aan diggelen. Mensen die rechts stemmen, bleken net zo meerstemmig als u en ik.
Twee: de antipolitiek bleek tijdens al die gesprekken nog groter dan ik vreesde – en net zo goed bij hoogopgeleide of welstellende mensen, jong of oud. Als er iets is dat mensen kan verbinden over alle verschillen heen, moet het wel hun scepsis of zelfs weerzin tegenover politici en partijpolitiek zijn… Ze bleek zo algemeen dat je bijna medelijden zou krijgen met iedereen die zich straks engageert om op een kieslijst te gaan staan. Dat is best ontstellend. Wat de oplossing ook is tegen de opmars van extreemrechts, onze particratie lijkt er eerder een obstakel dan een hulpmiddel voor te zijn. Het zal vooral uit de gemeenschap zelf moeten komen, vrees ik. Van burgers, middenveld, cultuursector.
Drie: praten met onbekenden draagt een kracht in zich die minder draait om wát je dan bespreekt dan om dát je spreekt. Praten geeft erkenning aan elkaars bestaan. Het bevestigt het recht om te zijn, om er iets van te mogen vinden en daarin gehoord te worden, al was het maar voor even. Het draait om menselijk contact van mens tot mens. Hoe simpel dat ook klinkt, dat kon me soms echt emotioneren. Praten werkt wederzijds humaniserend. Na een dag gesprekken in je eigen stad zag je ze ook helemaal anders, door zoveel andere brillen. Ik vond dat verrijkend. Niet alleen voor mijn dagelijkse realiteitsbegrip, maar ook voor mijn ideologische overtuigingen.
Laten we stoppen met mensen te kapittelen op basis van het smalle topje dat we ervan lezen op Facebook, zonder ze ooit te spreken of te horen.
Laten we stoppen met mensen te kapittelen op basis van het smalle topje dat we ervan lezen op Facebook, zonder ze ooit te spreken of te horen. Laat ons erkennen dat het allemaal complexer is dan het lijkt in de coulissen. Laat ons gaan praten. En nee, natuurlijk is dat geen walk in the park. Ook wij bij ‘Door to Door' deinsden van nature terug voor het idee om wildvreemden aan te klampen. Maar het gekke is: dat doe je eigenlijk niet. Eén op twee mensen toonde zich net blij verrast, eens je geen verkoper, stemmenronselaar of Jehova-getuige blijkt te zijn. Bovendien zijn er ook nog zoveel andere mogelijke vormen van gesprek dan direct op straat. (Wie benieuwd is naar onze ervaringen of zelf aan de slag wil met onze creatieve methodieken, vindt ze hier.)
En ja, natuurlijk blijven er veel vragen. Hoe luister je – gewoon als een open oor, of ook met je eigen stem? Hoe praat je – begripvol voor andermans mening of stiekem overtuigend? En wie kan en mag er praten? Voor de jongere vrouwen en de mensen van kleur in onze groep bleek het vaak een stuk intensiever dan voor witte mannen als mij. Vanaf welk punt wordt een gesprek kwetsend, eenzijdig doof of gewoon niet langer zinvol, en breek je het beter af?
Om zich direct tot de extreme verrechtsing te verhouden, had ‘Door to Door’ nog twee grote manco’s. Eén: we hebben nog te weinig ingezet op herhaalde dialoog met dezelfde mensen, om het gesprek stelselmatig te verdiepen. Twee: voor dat specifieke doel hadden we ook meer moeten targetten op specifieke contexten waar de gemiddelde gesprekspartner wellicht rechtser zou denken dan ons. In het licht van bovenstaande vraag kon ‘Door to Door’ dus zeker nog beter.
DIRECT CONTACT
Daarom blijf ik benieuwd naar hoe onze ruimere cultuursector zou kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van extra gesprekscultuur. Jarenlang hebben we gefocust op meer diversiteit, van kleur tot beperking. Steeds meer is er ook ingezet op participatief werken, op cultuur creëren met gewone mensen. Waarom al die verworven inzichten en praktijken nu niet ook specifiek gaan inzetten voor mensen met rechtse sympathieën, door die als extra ‘doelgroep’ op te nemen – zoals dat in Dresden gebeurde? Als het ons echt menens is met die ‘culturele democratie’, en we ons maatschappelijk draagvlak niet nog verder willen zien afbrokkelen, geloof ik dat daar een absolute prioriteit ligt. Wellicht zou dat zelfs nog veel meer opleveren dan erover praten op publieke debatten over verrechtsing: er direct méé praten. Niet uit de hoogte, maar evenmin op de knieën.
Of dit soort dialogen de extreme verrechtsing zal stoppen? Wellicht niet. Of toch zeker niet met één magische vingerknip. Maar in al mijn naïviteit geloof ik evenmin dat links het pleit zal winnen door extreemrechts na te hollen en nog meer geld te pompen in aanwezigheid op sociale media. Ik ontken niet dat Facebook of TikTok wervend kan werken voor linkse thema’s en zelfs revoluties kan helpen ontketenen. Maar met hun commerciële honger naar clicks zijn het in essentie rechtse media, die polarisering lezen als een rijtje dollartekens.
Wie een linkse tegenkracht wil uitbouwen, gaat terug investeren in het fijnmazige menselijke weefsel van wijkoverleg, buurtverenigingen en initiatieven die een materieel verschil kunnen maken.
In al mijn naïviteit geloof ik dat het medium van links direct contact is. Wie een linkse tegenkracht wil uitbouwen, gaat terug investeren in het fijnmazige menselijke weefsel van wijkoverleg, buurtverenigingen en initiatieven die een materieel verschil kunnen maken in de onmiddellijke omgeving van mensen. De coöperatieve socialistische beweging kreeg vleugels in een heel andere tijd, maar er ook vandaag valt er nog veel van te leren. Als ik vandaag een cultuurhuis was, begon ik dus met minstens één initiatief per seizoen om meer in dialoog te raken met Vlamingen die de culturele elite haten zonder ze ooit te spreken of te horen. Vaak is hun beeld daarvan zo voorspelbaar dat het niet heel moeilijk kan zijn om verrassend uit de hoek te komen, door er eens niet aan te voldoen. Waarom bijvoorbeeld niet als sector beslissen om pakweg in 2026 – 35 jaar na Zwarte Zondag – één week collectief te sluiten en met al onze medewerkers vijf dagen lang open gesprekken te gaan voeren in volksbuurten en op hogere verdiepingen? Praten is niet dé oplossing tegen de extreme verrechtsing, maar wel een cruciale stap ernaartoe. Al was het maar voor onszelf en onze eigen denkbeelden.
Voor het zover is, droom ik van een brede culturele aanwezigheid op de Parade van Het Groot Verzet op zondag 22 september in Brussel. Ook kleurrijke optochten gaan het tij niet keren, maar alles begint bij elkaar terugvinden in de collectieve erkenning dat er een probleem is. Als we echt iets in beweging willen zetten, moet er een beweging komen, voorbij al die losse projecten van Dresden tot Door to Door. Laat ons stoppen met de verrechtsing weg te wuiven. Laat ons beginnen met eens echt te praten.
Wie meer info wil over ‘Door to Door’, of van onze downloads gedrukte posters wil, kan terecht op wouterhillaert@gmail.com.
Deze bijdrage verscheen in de Zomerreeks 2024 - Verzet van Samenleving & Politiek.
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.