Voor Paul Magnette is werk meer dan een waar. Hij wil dat mensen die werken dat zinvol vinden en daarmee aan hun leven betekenis geven.
L'autre moitié du monde
Paul Magnette schreef een boek over werk, omdat dit voor een linkse partij een cruciaal thema is. Het werd zeker geen electorale propaganda. Het graaft dieper en het reikt ook veel verder dan de verkiezingen. Magnette put hiervoor uit zijn persoonlijke ervaringen en contacten, maar ook uit talrijke wetenschappelijke rapporten en enquêtes. Hij laat zich in het bijzonder inspireren door Simone Weil, een Franse filosofe, die vanuit haar fabriekstijd een eigen kijk op ‘La condition ouvrière’ ontwikkeld heeft.
De titel verwijst naar die andere helft, de mensen die zich niet goed voelen in hun werk of zelfs geen werk hebben. De ene helft van de werkende mensen voelt er zich wel goed bij, maar de tweede komt nauwelijks rond of heeft rotslechte uren en of heel zwaar en repetitief werk. Ze hebben geen impact op de organisatie van dat werk en zijn volledig onderworpen aan hun hiërarchische meerderen. Rechts verdedigt de hardwerkende mensen, die zij graag nog meer zien werken, zodat ze nog meer verdienen. Ze vinden dat wie van een uitkering leeft makkelijker rondkomt dan wie hard werkt. Beetje bij beetje is dat discours bij een bredere bevolking binnengesijpeld. Het is verontrustend dat zelfs de werkenden en hun vertegenwoordigers daarin meegaan. Magnette wil zich de waarden van het werk niet laten afnemen. Het geeft zin aan het leven, maar dat kan alleen als mensen ook iets te zeggen hebben over hun werk en als ze het leven daarbuiten ermee in balans kunnen houden. Er wordt te veel geleden onder het werk of onder het niet hebben ervan. Dat laat men beter niet over aan consultants of een ‘chief happiness’. Politiek en vakbond moeten daarmee bezig zijn. Magnette wil het thema weer veroveren.
Er wordt te veel geleden onder het werk of onder het niet hebben ervan. Dat laat men beter niet over aan consultants of een ‘chief happiness’.
Werk werd pas eind 19e eeuw een positieve waarde en een belangrijk principe in de organisatie van de samenleving. In het boek wordt de geschiedenis overlopen, maar ik haal er alleen de ambivalente houding uit die zo kenmerkend is voor de linkse beweging en die wellicht het duidelijkst door Karl Marx is verwoord. Werk is heel belangrijk, maar eigenlijk willen we zo weinig mogelijk werken. Wanneer we werken, houden we onszelf in stand, maar het gaat ons eigenlijk om wat we daarna kunnen doen. We bijten op onze tanden in het rijk van de noodzaak, om zo veel mogelijk en zo lang mogelijk te genieten in het rijk van de vrijheid. We verkopen onze arbeid als een banale waar, om met de opbrengst vrijheid te betalen, te kunnen doen wat we echt graag willen.
Magnette is het hier niet mee eens. Voor hem is werk iets meer of iets anders dan een waar. Hij wil dat mensen die werken dat zinvol vinden en daarmee aan hun leven betekenis geven. Werk moet waardigheid zijn, noblesse zelfs. En wil dat lukken, dan moeten werkende mensen ook iets te zeggen hebben over wat ze doen en kunnen participeren in de organisatie van hun werk. De auteur vindt dat zeker de vakbeweging, maar misschien ook de politiek, daarin tekortgeschoten is. Ze hebben zich nauwelijks beziggehouden met de kwestie van zelfbeheer in de bedrijven. Ze hebben zich te weinig ingelaten met de kwaliteit van de arbeid. Ze hebben op bepaalde momenten zelfs het Taylorisme omarmd, dat de werknemers eindelijk van hun werk en de producten die zij maken gescheiden heeft. Dat beloofde zoveel productiviteitsverhogingen dat overvloed binnen handbereik leek. Zoals Simone Weil ziet Magnette daar nieuwe slavernij in, geïnterioriseerde onderwerping. Hij wil niet, zoals Marx, van de arbeid bevrijden. Hij wil, zoals Fourier en Proudhon, de arbeid zelf bevrijden.
Magnette wil niet, zoals Marx, van de arbeid bevrijden. Hij wil, zoals Fourier en Proudhon, de arbeid zelf bevrijden.
De syndicale actie liet al te vlug de idee varen van vrijheid in het werk. Zij concentreerde zich op het inkomen. En waar het welzijn niet gegarandeerd kon worden, zocht men eerder financiële compensaties, zoals premies voor nachtarbeid of anciënniteitstoeslagen. De terugkeer van de massale werkloosheid in de jaren 1980 versterkte de prioriteit die men aan werk en loon wilde geven. En strijd om het loon blijft de kern van de strijd van de linkerzijde. Dat is op zich begrijpelijk natuurlijk, maar andere aspecten kwamen te weinig aan bod. En vooral de vraag naar de inhoud en de zin van het werk bleef in de schaduw. Het management ging zich daarmee bezighouden, met een nieuw discours van vooral flexibiliteit. Dat nieuw management is echter gewoon een verborgen Taylorisme. En mensen worden ondertussen ziek van werk. De werkloosheid is gedaald, maar de cijfers voor ziekte en invaliditeit zijn angstwekkend gestegen.
Wat moet er gebeuren? De oplossingen moeten collectief zijn en niet individueel onderhandeld in functie van individuele behoeften. Er moet niet alleen over het loon gesproken worden, maar over het welzijn. En als het over het loon gaat, moet er ook een maximumloon opgelegd worden. De strijd om de beheersing van de arbeidstijd blijft essentieel, maar de arbeidsduur hoeft niet noodzakelijk lineair verminderd te worden. Men moet streven naar een evenwicht, waarbij ook de individuele behoeften aan bod komen. Werknemers willen meer autonomie in hun tijdsbesteding. Dat is belangrijker dan een wekelijkse arbeidsuurvermindering. Maar het gaat ook over het mee bepalen van de organisatie van de arbeid, om autonomie en welzijn op het werk. Tijdens Covid is in elk geval veel geëxperimenteerd met een andere organisatie van het werk. Vakbonden voelden zich daar soms voorbijgestoken door werknemers die plots zelf hun lot in eigen handen namen, maar het kan ook een verrijking zijn. Men kan het voor Magnette in elk geval niet aan de vrije markt overlaten om werk te definiëren. Met wat op ons afkomt, moet de overheid zelfs een nieuw statuut in het leven roepen waar werknemers een normaal loon krijgen om te werken voor onbevredigde sociale behoeften (sociaal nuttig werk). Dit is in elk geval beter dan werkgevers te subsidiëren met bijdrageverminderingen in de sociale zekerheid.
In de media roept Magnette op voor een 32 urenweek, maar in zijn boek legt hij de nadruk op een evenwicht tussen collectieve en individuele noden.
Er staat veel meer in het boek en het is minder abstract dan mijn samenvatting laat uitschijnen, maar dit lijkt me de essentie. Ik ben een beetje verwonderd dat Magnette de strijd van de vakbonden voor het welzijn op het werk minimaliseert. In mijn ervaring is dit tot op vandaag wel degelijk een fundamenteel onderdeel van de vakbondswerking in de bedrijven. De socialistische vakbond heeft zich lange tijd een beetje laten afleiden door de discussie over arbeiderscontrole, maar finaal ging ook die discussie over meepraten over de organisatie van de ondernemingen. Of dat voldoende resultaat heeft opgeleverd, is een andere vraag. Ik ben ook verwonderd over het feit dat Magnette al die experimenten met zelfsturende organisaties zelfs niet vernoemt. Het zou heel kort door de bocht zijn om die helemaal weg te zetten als managementpraat. Gelijk heeft hij om de ervaringen tijdens de Covid-periode niet te vergeten. En zijn pleidooi om de discussie niet te beperken tot een discussie over loon, maar het ook te hebben over participatie is meer dan belangrijk. Interessant is ook dat hij in dit boek juist niet pleit voor een lineaire arbeidsduurvermindering. In de media roept hij op voor een 32 urenweek, maar in zijn boek legt hij de nadruk op een evenwicht tussen collectieve en individuele noden. Misschien had hij kunnen doorgaan op de notie resultaatgebonden werk, waar arbeidsduur eigenlijk van secundair belang wordt. Wat hij tenslotte bedoelt met dat nieuwe statuut is niet helemaal duidelijk. Hij wil mensen inzetten voor sociaal nuttige taken, hen daarvoor een contract van onbeperkte duur en een normaal loon geven. Mag ik het een volwaardige gemeenschapsdienst noemen?
Luc Vanneste
Samenleving & Politiek, Jaargang 31, 2024, nr. 3 (maart), pagina 84 tot 87
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.