Zullen mijn kinderen later nog het belang van de sociale lift naar waarde schatten?
Mijn ouders zijn het schoolvoorbeeld van de generatie die in de vorige eeuw van de sociale lift gebruik kon maken. Mijn moeder kwam uit een Limburgse boerenfamilie en mijn vader uit een 'gemengd' (lees: katholiek en socialistisch) gezin aan de kust. Hun verhaal startte met een zomerromance – mijn moeder was voor de eerste keer alleen op vakantie aan zee en mijn vader was de uitbater van een Blankenbergse jeugdherberg. De rest is geschiedenis. Beiden waren van bescheiden komaf, konden hoger onderwijs studeren, een sociaal woonhuis kopen, toen nog met een groot stuk grond aan, en van daaruit een mooi leven opbouwen. Opklimmen op de sociale ladder was in die periode nergens zo gemakkelijk als in België; zeker in gezinnen waar beide ouders werkten. Er waren toen ook nog relatief weinig echtscheidingen.
In mijn thuissituatie was dus voldoende 'cultureel kapitaal', zoals dat in vaktermen heet, aanwezig van bij de start. Zeker, het ging wel even lastig in het middelbaar, maar met bijlessen fysica in het vierde middelbaar en uiteindelijk een andere richting die me beter lag in het vijfde middelbaar, kwam alles goed. Alle bouwstenen zaten goed om nadien mijn diploma 'Geschiedenis' te halen, inclusief Erasmusjaar, en professioneel mijn weg te vinden. Al was ook die start lastig. Ik was meer dan een jaar werkloos, maar gelukkig kon ik terugvallen op een stabiele thuissituatie en het geld van enkele vakantiejobs. Ik moest dus niet de eerste de beste job aannemen en kon wachten op een goede eerste job, die me meteen professioneel lanceerde. Een privilege. Het voorstel van een universeel basiskapitaal van 6.000 euro bij het afstuderen, zoals Koen Schoors bepleit, had voor mij zeker welgekomen geweest, maar was geen vereiste om die keuze te kunnen maken. Voor vele anderen is het wellicht wel een reddingsboei.
Ik moest niet de eerste de beste job aannemen en kon wachten op een goede eerste job, die me meteen professioneel lanceerde.
Zelf heb ik dus niet van de sociale lift gebruik gemaakt. Voor anderen, met meer pech, is de sociale lift helaas stuk. De onderste sporten van die ladder zijn rot. Nog voor ze goed en wel van de schoolbanken zijn, hinken ze al hopeloos achterop. Zo blijven laagopgeleiden vaak generaties lang laagopgeleid. Ze trouwen met elkaar en krijgen sneller kinderen. Voor hen is overleven, of vasthouden wat men heeft, het nieuwe vooruitgangsoptimisme. Opklimmen op de sociale ladder is niet aan de orde. Sociale woningen zijn er voor hen nog nauwelijks. Goedbetaalde, stabiele jobs evenmin. Ook de maatschappelijke ordening is anders dan vroeger, met veel eenoudergezinnen die zeer kwetsbaar zijn om in de armoede te belanden, zelfs als ze werken. Amir Bachrouri stelt terecht dat we voor jongeren opnieuw een ambitieus toekomstproject moeten uittekenen zodat ze via het onderwijs, door taal en kennis, in ons rijk en uniek verenigingsleven en op de arbeidsmarkt de sociale ladder weer kunnen beklimmen.
De afname van sociale mobiliteit is politiek gevaarlijk. Hoogopgeleiden – die ook met elkaar trouwen maar, zo blijkt uit cijfers, minder uit elkaar gaan – hebben vandaag de machtige sociale motor van vroeger niet meer nodig. Zeker, ze genieten van onze goede gezondheidszorg en het Groeipakket is handig meegenomen, maar voor de rest komen tweeverdieners met een vast contract, een koophuis en elk jaar een woonbonus nauwelijks in contact met de overheid. Ze stemmen vaak op partijen die de toegang tot de sociale zekerheid aan strenge voorwaarden willen onderwerpen. Hoogopgeleiden vandaag hebben de sociale ladder zelf nooit moeten beklimmen en tonen maar weinig animo om diegenen die dat wel moeten doen daarbij te helpen. Dat die laatsten vaak nog van een andere kleur zijn, maakt het extra lastig. Laagopgeleiden, daarentegen, voelen zich door het gebrek aan sociale mobiliteit gefrustreerd. Zij blijven hangen in laagbetaalde jobs of uitkeringen, kampen met een mindere gezondheid en voelen zich vaker ongelukkig. Zij worden met de nek aangekeken voor de situatie waarin ze zitten; 'zie je wel, ze willen niet'. Laagopgeleiden voelen zich niet gehoord door de politiek en stemmen uit ressentiment vaak blanco of extreemrechts. Beide dynamieken – die bij hoogopgeleiden en laagopgeleiden – versterken elkaar electoraal. En uiteindelijk loopt alles vast.
Volgens Joris Luyendijk ben ik een zevenvinker. Ik probeer me bewust te zijn van dit privilege.
Volgens Joris Luyendijk ben ik een zevenvinker, ik tik al zijn vinkjes aan: 1. man, 2. wit, 3. hetero, 4. minstens één hoogopgeleide ouder, 5. minstens één in België geboren ouder; 6. atheneum; 7 universiteit. Ik probeer me bewust te zijn van dit privilege. Ik werk hard en alles gaat relatief goed, maak geen racisme of discriminatie mee, kon een huis kopen in de Brugse Poort, een aankomstwijk zoals Molenbeek dat ook is, en ondertussen verhuizen naar de groene rand van Gent. Ik kruis mijn vingers dat alles goed blijft gaan, zeker met mijn twee kinderen. Ook zij zullen de sociale lift wellicht niet meer moeten nemen, besef ik. Al is er wel de constante bezorgdheid dat het toch verkeerd kan lopen tijdens hun opgroeien. Mijn kinderen hebben zelf geen enkele verdienste aan in welk gezin ze zijn geboren. Ik zal er dan ook alles aan doen opdat ze later het belang van de sociale lift naar waarde schatten en beseffen dat we die lift voor anderen moeten herstellen.
Samenleving & Politiek, Jaargang 30, 2023, nr. 4 (april), pagina 2 tot 3
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.