Abonneer Log in

Zeg nooit neoliberaal tegen een neoliberaal

ANATOMIE VAN HET NEOLIBERALISME

Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 6 (juni), pagina 50 tot 54

Is 'neoliberaal' een inhoudsloze, zinloze belediging die voornamelijk door de linkerzijde wordt gepropageerd?

Het Walter Lippmann Symposium, Parijs (augustus 1938)

Het is een debat dat al jaren woedt: wat betekent 'het neoliberalisme'? Is het een ideologie met een verbazingwekkende markt-fetisj? Of is het een politiek programma dat zich uitsluitend richt op de almacht van de kapitalistische klasse? Een uitdagend begrip, een moeilijk debat. Tijd om dat begrip eens grondig te ontleden.

Want als je het hebt over het neoliberalisme, dan alludeer je vaak naar een problematisch economisch systeem dat je misschien wil veranderen. Liberalen, of anderen die als 'neoliberaal' bestempeld worden, vinden dat niet zo fijn. Een zekere Gentse arbeidseconoom liet op Twitter verstaan dat hij dat niet kunnen vindt, en hij werd daarin bijgestaan door sommige Leuvense en Gentse liberale roeptoeters. Ze stellen dan omstandig dat 'niemand zichzelf ooit neoliberaal heeft genoemd', wat dus niet helemaal klopt. Google 'Walter Lippmann' maar eens. Zelfs Friedrich von Hayek beschreef dit als de 'neoliberale beweging', zoals Merijn Oudenampsen en Bram Mellink dat uitvoerig beschreven.1 'There Is No Such Thing as Neoliberalism', lijkt men dan omstandig te willen stellen. Volgens hen geldt dit etiket dan als een inhoudsloze, zinloze belediging die voornamelijk door de linkerzijde wordt gepropageerd. Toch is 'het neoliberalisme' een enorm populair begrip in de academische wereld, de media en de vaak, pittige online discussies. Dus ja: hoe zit die ideologische vork dan juist in de neoliberale steel?

HET NEOLIBERALISME VANDAAG

Wanneer we het vandaag hebben over het neoliberalisme, rammelen we het bekende neoliberale bingoreeksje af: de Britse premier Margaret Tatcher, het idee rond de vrije markt, de Amerikaanse president Ronald Reagan, positieve en negatieve vrijheden, de Oostenrijkse econoom Friedrich Hayek en zijn Amerikaanse adept Milton Friedman, enzovoort. Het neoliberalisme wordt te pas en te onpas gebruikt om te verwijzen naar een economisch systeem waarbinnen de vrije markt baas is en de rest, ja, die moet maar volgen. Elk deel van onze openbare en persoonlijke wereld moet het liefst onderworpen worden aan die 'goedbedoelende' vrije markt. De overheid heeft daarin een belangrijke rol te spelen: ze moet die vrije markt ondersteunen, wettelijk en financieel, stutten waar nodig en vooral geen stokken in de wielen steken. Reagan liet zich ooit ontvallen dat de overheid het probleem is en niet de oplossing. De coronapandemie bewees toch iets anders.

Neoliberalisme wordt vaak geassocieerd met een beleid dat inzet op lagere handelstarieven of minder belemmeringen. Op internationaal niveau is de vrijheid om kapitaal en goederen te verhandelen absoluut. Werknemersorganisaties moeten daarbij niet te hoog van de toren blazen. Het neoliberalisme brak overheidsbedrijven open en het leven werd opengesteld aan het gouden kalf van het vrije marktfundamentalisme. In wezen streeft het een beleid na dat inzet op deregulering van kapitaalmarkten, het omarmen van vrijhandel, globalisering en een privatisering, en inzet op de commercialisering en verzelfstandiging van overheidsdepartementen. Het doel is om evenwel via de overheid ervoor te zorgen dat de individuele verantwoordelijkheidszin bij de bevolking toeneemt.

De bekende econoom Hayek ging hier deels op in, onder andere in zijn bekende boek Road to Serfdom (1944). Zijn ideeën hierover zagen we terugkomen in de strijd die hij voerde tegen de economische grootmacht uit die periode, John Maynard Keynes. Milton Friedman veramerikaniseerde en breidde Hayeks complexiteitseconomie verder uit. De macht van de staat moest beperkter, de Big Government werd de Big Enemy, en sociale voorzieningen moesten beheersbaar blijven of op de schop. De 'Washington Consensus' internationaliseerde dit via gevestigde instellingen zoals de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en het Amerikaanse ministerie van Financiën. Belastinghervorming, rentetarieven, concurrentie en strijdende wisselkoersen, liberalisering, privatisering, deregulering, … het moest er allemaal voor zorgen dat het neoliberale idee meer ingang vond.

Uiteraard kwam er bakken kritiek op. Ik stamp een open deur in met te stellen dat een niet onbelangrijk aantal economen, filosofen en andere sociale wetenschappers kritisch staan tegenover dit fenomeen. Want ja, de markt is té almachtig, evenzeer utopisch en beperkt. Hier in onze contreien denk ik aan Jaap Kruithofs lijvige standaardwerk Het neoliberalisme (2000). Tien jaar later analyseerde Hans Achterhuis in De utopie van de vrije markt (2010) de ideologie van het neoliberalisme aan de hand via het utopische Atlas Shrugged van Ayn Rand. En Bleri Lleshi legde in De neoliberale strafstaat (2014) de verbinding tussen straffen en neoliberaal beleid.2 Wat het duidelijkst blijkt uit dit groeiende populaire debat over neoliberalisme – of het nu gaat om linkse critici of rechtse voorstanders – is dat er toch telkens verschillende opvattingen opborrelen over dat neoliberalisme. Ik merk dat toch wat liberalen daar zelf wat aan voorbij gaan.

HET NEOLIBERALISME VROEGER

Laat ons even terugkeren in de tijd. Want de term 'neoliberalisme' heeft een fascinerende intellectuele geschiedenis. In 1884 verschijnt het begrip een eerste keer in een artikel van Brits lexicograaf R.A. Armstrong 'Liberal of Socialist?'.3 Wat valt daarin op? Liberalen die overheidsinterventies en -investeringen in de economie belangrijker vinden, definieert Armstrong als 'neoliberaal'. Jawel, dat leest u goed. Het betekende net het tegenovergestelde van wat we daar vandaag onder verstaan.

Het duurde dan wat voor het opnieuw enige opgang zou maken, tot het Colloquium Walter Lippmann, één van de eerste neoliberale voorvechters. Dit was een in augustus 1938 in Parijs georganiseerd symposium voor liberale denkers, economen en andere intellectuelen. De opzet was om een nieuw liberaal alternatief te ontwikkelen voor het tanende klassiek-liberalisme uit de 19e eeuw. Een liberale herbronning diende zich aan. De meest prominente liberale intellectuelen van die tijd zaten daar samen, zoals Friedrich Hayek en Ludwig von Mises, maar ook Wilhelm Röpke, Michael Polanyi, Raymond Aron en Marcel Van Zeeland die dicht bij de Belgische premier Paul van Zeeland stond. Walter Lippmann zelf tekende eveneens present.

De opzet van het Colloquium Walter Lippmann was om een nieuw liberaal alternatief te ontwikkelen voor het tanende klassiek-liberalisme uit de 19e eeuw.

Ze zagen het collectivisme, socialisme en totalitarisme (met Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie op kop) als een ware bedreiging en voelden zich buitenspel gezet. Het begrip zelf 'neoliberalisme' werd geponeerd door de Franse econoom Bernard Lavergne en zijn Duitse tegenhanger, de bekende Alexander Rüstow. Een organisatie zou zich over de promotie van dat nieuwe neoliberalisme moeten ontfermen. Het Comité international d'étude pour le renouveau du libéralisme (CIERL) zag het levenslicht. Maar de Tweede Wereldoorlog stak een ferme stok in de wielen. Later ging Friedrich von Hayek door op dat elan en richtte de Mont Pelerin Society op, een beruchte en bekende neoliberale lobbygroep, die inspiratie haalde uit het CIERL.

Het begrip vond moeilijk ingang en de betekenis hier ging alle kanten op. Het werd gebruikt om leden van een uitgeverij aan te duiden of het werd toegepast in de context van het Duitse Ordoliberalisme, waar opnieuw Alexander Rüstow een bepalende ideologische rol in zou spelen. Pas in de jaren 1950 begon het begrip neoliberalisme wat de betekenis te krijgen die we er vandaag aan toedichten. De Amerikaanse econoom Milton Friedman ging er dieper op in een artikel uit 19514, waarin hij stelde dat het neoliberalisme echt 'hoop op een betere toekomst' kon bieden. Hij sprak over de noodzaak van 'een nieuw geloof', dat 'een ernstige beperking zou moeten opleggen aan de macht van de overheid om zich te bemoeien met het individu'.

In de jaren 1970 werd het begrip verbonden met het beleid rond dictator Augusto Pinochet en zijn gewelddadige omverwerping van de regering van Salvador Allende in Chili in 1973. Pas eind jaren 1970 en begin jaren 1980 kreeg het begrip de moderne betekenis die we er vandaag aan toedichten. Het was de algemeen aanvaarde geboorte van het moderne neoliberale tijdperk, waarbij de term onuitwisbaar verbonden raakte met de Chicago School of Economics, en economen zoals, wederom, Nobelprijswinnaars Hayek en Friedman.

Ook de bekende Franse filosoof Michel Foucault ging er in de laatste fase van zijn leven dieper op in. Zijn benadering over het neoliberalisme komt het best naar voren in Naissance de la biopolitique (1978-1979)5, waarin hij de ontstaansgeschiedenis van het Amerikaans neoliberalisme trachtte te achterhalen. Foucault zag dit als een voortzetting van het liberalisme uit de 17e en 18e eeuw. Het neoliberalisme was een raamwerk van politieke rationaliteit dat ging over de organisatie en het beheer van vrijheid.

Je merkt het al: het neoliberalisme is een huis met heel wat kamers. Het kent verschillende stromingen. Sommige stromingen zijn al wat ouder, zoals de eerste lichting uit de jaren 1920 rond de Chicago School met de invloedrijke Frank Knight. Anderen zijn al verdwenen of evolueerde in latere scholen. De Bocconi-school uit het Milaan van de jaren 1920 en 19306, met econoom en latere Italiaanse president Luigi Einaudi, maakte wat furore en legde een ideologische basis voor een stringent bezuinigingsbeleid in Europa. Het neoliberalisme kent ook wat stromingen in de marge, zoals de Virginia School. James Buchanan, niet de Amerikaanse president maar wel de econoom, wordt daar vaak aan verbonden. Ik wil dus maar zeggen: iets of iemand neoliberaal noemen, vergt gewoon wat meer precisiewerk. Wat niet erg is. Want het blijft uiteindelijk, jawel, een neoliberaal.

WAT NA HET NEOLIBERALISME?

Dit etiket blijft de gemoederen beroeren. Het neoliberalisme is een politiek project. Volgens de bekende Britse sociaalgeograaf David Harvey was het zelfs een klassenproject.7 Het neoliberalisme bleek ook vrij utopisch. Hans Achterhuis wijdde, zoals gezegd, er een heel boek aan. Dit aspect wordt vaak verbonden aan de Hongaarse econoom Karl Polanyi, broer van de eerdergenoemde Michael Polanyi, die in 1944 stelde dat het idee van zelfregulerende markten een 'stark utopia' was.8 Het lijkt misschien allemaal een intellectueel coherent geheel, maar dat is het dus geenszins. Ondanks het neoliberalisme van de afgelopen jaren, toonde Harvey ook uitvoerig aan dat overheden net in omvang en belang toenamen. En dat is niet altijd slecht, zoals ook de Nederlandse journalist Koen Haegens9 en de Amerikaanse econome Mariana Mazzucato10 vaststelden in hun klassiekers over de markt en overheid.

Het neoliberalisme is een politiek project. Volgens de bekende Britse sociaalgeograaf David Harvey zelfs een klassenproject.

Het is echter tijd om nieuwe manieren te vinden om over onze wereld na te denken. Het neoliberalisme werd opgebouwd door de financiering van denktanks zoals de Mont Pelerin Society, en de ontwikkeling van strategische netwerken van neoliberaal ingestelde denkers en economen in de overheid en het bedrijfsleven. Wat is daar nu het resultaat van geweest? Er ontstond een onmiskenbare overdracht van rijkdom aan een kleine groep mensen. In het Oxfam-rapport uit 2016 over ongelijkheid hadden 8 mannen evenveel rijkdom in handen als de helft van de wereld. In het meest recente Oxfam-rapport zagen we dan weer dat rijkdom van tien rijkste mannen verdubbelde tijdens de coronapandemie. Hier zit dus iets grondig mis.

Alle scholen in dat neoliberalisme hebben gefaald. Het is er niet in geslaagd om de productiviteit, de levensstandaard of groei te stimuleren naar behoren. Het heeft het sociale weefsel van verschillende samenlevingen aangetast. Mensen zijn ontevreden, met opkomende rechts-populistische partijen als gevolg. En dan heb ik het nog niet over de planeet die gestaag opwarmt, de biodiversiteit die afneemt en de plundering van onze grondstoffen in de zoektocht naar winst. De uitdaging is dus om tot een ​​alternatieve manier te construeren en bouwen om onze economie en samenleving vorm te geven. De coronacrisis was daarin betekenisvol.

De ideeën rond een wereld na corona trokken vaak dezelfde conclusie: meer evenwicht in de wijze waarop we werken en leven, minder uitputting van mens en planeet en een betere balans tussen markt en overheid. Er zijn voorbeelden, insteken en projecten genoeg. De overheid zal daarin een belangrijke rol moeten spelen. Als beschermer, aanbieder van zekerheid en neutrale speler waar we altijd op kunnen terugvallen. Gedaan met haar uit te kleden. Vaak wordt ze beschouwd als inefficiënt, opgeblazen en corrupt. De overheid kan een diep emanciperende kracht zijn. En dat is ze ook, via onze sociale zekerheid en de sociale welvaartsstaat.

Het neoliberalisme ging natuurlijk nooit enkel over ideeën. Het was en is een diep politiek project. Dat betekent ook dat je gerust economen, politici of filosofen kan klasseren als neoliberaal. Het gaat er soms gewoon om om het wat te preciseren. Vandaag bevinden we ons in een interregnum. We maken anno 2022 tectonische, geopolitieke aardverschuivingen mee, we zijn getuige geweest van hoe overheden de coronacrisis beteugelden, en de klimaatverandering hakt er hoe langer hoe meer dieper op in. Het is tijd voor verandering. Het momentum is er.

EINDNOTEN

  1. Merijn Oudenampsen en Bram Mellink. Voorbij de controverse: het Nederlandse neoliberalisme als onderwerp van onderzoek. In: Beleid en Maatschappij, aflevering 2, 2019. https://tijdschriften.boombestuurskunde.nl/tijdschrift/benm/2019/2/BenM_1389-0069_2019_046_002_003/fullscreen
  2. Jaap Kruithof. Het neoliberalisme. EPO uitgeverij, Berchem, 2000; Hans Achterhuis. De utopie van de vrije markt. Lemniscaat, Rotterdam, 2010; Bleri Lleshi. De neoliberale strafstaat. EPO uitgeverij, Berchem, 2014.
  3. R.A. Armstrong 'Liberal of Socialist?' in: The Modern Review, London School of Economics Pamphlets, p. 12.
  4. Milton Friedman. 'Neo-Liberalism and its Prospects' in: Farmand, 17/2/1951, p. 93.
  5. Michel Foucault. De geboorte van de biopolitiek: Colleges aan het Collège de France (1978-1979). Boom (2013).
  6. Oddný Helgadóttir. 'The Bocconi boys go to Brussels: Italian economic ideas, professional networks and European austerity' in: Journal of European Public Policy, 23(3), pp. 1-18.
  7. David Harvey. A Brief History of Neoliberalism. Oxford, Oxford University Press, 2007.
  8. Karl Polanyi. The Great Transformation. The Political and Economic Origins of Our Time. Ed. Beacon Press, Boston, (1944) 2001, p. 3.
  9. Koen Haegens. De grootste show op aarde. De mythe van de markteconomie. Ambos/Athos, Amsterdam, 2015.
  10. Mariana Mazzucato. De ondernemende staat: waarom de markt niet zonder overheid kan. Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2011.

Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 6 (juni), pagina 50 tot 54

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.