De wederzijdse verwijten tussen Guesde en Jaurès over een gebrek aan radicalisme kunnen worden overgeplant naar de discussies vandaag tussen Mélenchon en Hidalgo.
Jules Guesde. L'anti-Jaurès?
Links in Frankrijk is vandaag uitzonderlijk zwak en verdeeld, van de neo-trotskisten Poutou en Arthaud tot de liberalere Christiane Taubira en de naar Macron overhellende voormalige PS-coryfeeën. Vaak wordt gesteld dat dit in het verleden nu eenmaal meer de regel is geweest dan de uitzondering (Volksfront, Gemeenschappelijk Programma). Het werk van Jean-Numa Ducange over de Tweede Internationale en de invloed van de Duitse socialisten op hun Franse geestgenoten leidt ons terug naar de Derde Republiek (1870/1879-1940), een periode die de opkomst van de Section Française de l’Internationale Ouvrière (SFIO) in 1905 ziet, maar ook de splitsing tussen socialisten en communisten naar aanleiding van het congres van Tours (1920).
In 2021 bracht Ducange met zijn Quand la Gauche pensait la Nation een inspirerende transnationale geschiedenis uit over links en de Natie, waarin vooral de bijdrage van de Oostenrijkse sociaaldemocraten voor de Eerste Wereldoorlog opvalt. Zijn biografie over Jules Guesde verscheen al in 2017. Guesde, 'Le génie de la simplification', vulgariseerde het werk van Marx om de propagandapraktijk bij de Noord-Franse arbeiders tot dienst te kunnen zijn. Zijn Essai de catéchisme socialiste (1878) kneedt theorie tot 'korte en lapidaire formules' die het kapitalisme en de uitbuiting van de arbeider aan de kaak stellen, om de omverwerping van het systeem en de stichting van een egalitaire wereld te prijzen. L’Égalité (1877) wordt gezien als het eerste Franse marxistisch-socialistische tijdschrift.
VAN DISSIDENT TOT DÉPUTÉ
Guesde werd geboren als Jules Bazile onder de Julimonarchie (1845), drie jaar voor de definitieve invoering van het Algemeen Enkelvoudig Mannenstemrecht. Ducange beschrijft de fascinerende tocht door vier politieke regimes en de ideologische evoluties van het personage. Guesde verwerpt initieel het algemeen stemrecht, in het spoor van Blanqui: het is een duperie, niet meer dan een manier van de conservatieve elites om het revolutionaire steedse proletariaat te versmachten, en figuren als Napoleon III op het schild te hijsen.
Hij wordt 'bekeerd' tot het socialisme door het bloedbad dat door de burgerij, verenigd in het parlement te Versailles, wordt aangericht onder de leden van de Parijse Commune. In ballingschap in Zwitserland publiceert hij Le livre rouge de la justice rurale (1871). Na vijf jaar in Italië kan hij pas in 1876 terug in Frankrijk actief worden, weze het onder het waakzame oog van politie en inlichtingendiensten. In 1879 richt hij een klassenpartij op: de Parti Ouvrier. Hij ontmoet Marx in Londen en laat zich overtuigen om het stemrecht als motor van politieke emancipatie te zien. De uitgemergelde, verontwaardigd trillende volkstribuun komt vanaf 1893 in het Palais Bourbon als lid van de Chambre des Députés, de tweede kamer van de zeer parlementaire Derde Republiek. Hij werd verkozen in Roubaix ('het Franse Manchester'), van waaruit de contacten met de Gentse socialisten van Anseele evident waren.
IDEOLOGIE EN PROPAGANDA
Ducange legt de nadruk op de grote schuld van Guesde aan de Duitse socialisten. Zijn relaties met Wilhelm Liebknecht, August Bebel en Karl Kautsky krijgen grote aandacht. Guesde’s weinig geraffineerde interpretatie van Marx – onder andere rond de ‘dictatuur van het proletariaat – wordt door de auteur impliciet toegeschreven aan een beperkte kennis van het Duits. Zijn weigering om Zola te steunen in de zaak-Dreyfus is een duidelijke smet op het blazoen. Guesde stelde dat de arbeidersklasse vreemd was aan een ruzie binnen de burgerlijke elite, en lijkt de keuze van Wilhelm Liebknecht te hebben gevolgd.
Als Jaurès het eerste arbeiderspensioen steunt, wordt dat door Guesde verontwaardigd van de hand gewezen als een onbetekenende concessie van de bourgeoisie.
Zoals de ondertitel stelt, wordt de lezer herinnerd aan de tweespalt tussen Jaurès en de centrale Guesde. Jaurès werd verweten tekort te schieten in de ambitie van zijn hervormingen, en zich dus zo te compromitteren met de 'bourgeois' van de radicale partij. Als Jaurès het eerste arbeiderspensioen steunt, wordt dat door Guesde verontwaardigd van de hand gewezen als een onbetekenende en ontoereikende concessie van de bourgeoisie. Guesde durfde het dan weer niet aan om de uitnodiging van Jaurès aan te nemen om een deel te schrijven in zijn Histoire socialiste de la Révolution Française. Hij krijgt het verwijt dat hij nooit zijn kritiek op de 'bourgeois-revolutie' van 1789 in detail weet te ontwikkelen. Ook een voorwoord voor de Franse vertaling van Kautsky over 1789 en de klassenstrijd komt er nooit.
De discussie rond het 'ministerialisme', waarbij deelname aan de burgerlijke instellingen in de bovenbouw van het kapitalistisch systeem gezien werd als een soort van verraad, was voor de Franse socialisten veel minder vrijblijvend dan voor de Belgische in de BWP (dertig jaar in de oppositie tegen een homogeen-katholieke meerderheid). De Derde Republiek, die onder andere de wet van 9 december 1905 op de Laïcité tot stand bracht, werd immers geleidelijk aan sterker gedomineerd door de progressief-burgerlijke radicale partij, met wie regeren wél mogelijk leek. Guesde bestreed in 1899 heftig de beslissing van Alexandre Millerand om minister te worden.
SOCIALISTE DE GUERRE
Had Guesde dan louter 'le ministère de la parole', om in ideologische zuiverheid de reformistische socialisten te verketteren? Wanneer Jaurès (leider van de Parti Socialiste Français - PSF) en Guesde (aan het hoofd van de Parti Socialiste de France - PSDF) samen in de SFIO terechtkomen, draaien de zaken anders uit. Een maand na de moord op Jaurès in de zomer van 1914, bij het begin van de Eerste Wereldoorlog, wordt Guesde zelfs minister. Het nationale belang gaat duidelijk voor op de internationale solidariteit tussen arbeiders: het onrecht van de kapitalistische samenleving blijft bestaan. Ministeriële verantwoordelijkheid kan enkel tijdelijk zijn, omwille van de landsverdediging. Guesde verkettert de conference van Stockholm als een ' boche' (moffenvalstrik). Hij smeedt banden met Jules Destrée en Britse socialisten om de oorlog in elk geval voort te zetten… en ontmoet de Italiaanse publicist Benito Mussolini, die op zijn beurt het ‘nationale socialisme’ van de Franse voorman prijst.
Guesde, zeer actief in de Tweede Arbeidersinternationale, verzet zich na Wereldoorlog I tegen de splitsing tussen socialisten en communisten. De socialisten horen 'een en ondeelbaar, zoals de republiek van 1793 te zijn'. Ducange stelt dat hij hiermee onvoldoende inzicht toonde in de brede afwijzing ter linkerzijde van het 'verraad' van 1914 (toegeschreven aan socialisten zoals hij tot een regering van Union Sacrée zijn toegetreden). Omgekeerd wordt hij dan wel weer samen met Jaurès in één adem genoemd door Léon Blum in zijn rede tegen de communistische afsplitsing.
DE ERFENIS VAN GUESDE
Ducange onderzoekt in een slothoofdstuk hoe de Franse socialisten met de erfenis van Guesde zijn omgegaan. Rond 1968 wordt Guesde door Louis Althusser geklasseerd bij de Franse 19e eeuwse socialisten die 'niets van Marx begrepen hebben'. De dekolonisatiebeweging gebruikt in de jaren 1950 Guesde om kritiek te uiten op Guy Mollet, de kabinetsleider die onder de Vierde Republiek de nationalisatie van het Suez-kanaal probeerde te stoppen. Beiden worden gezien als sectaire, oppervlakkige prekers van de marxistische orthodoxie en herauten van het Franse kolonialisme. Toch zien reacties op Claude Willards grondige studie van Guesdes privé-archieven (IISG Amsterdam) ook visionaire aspecten, zoals het pleidooi voor een 'recht op luiheid' (droit à la paresse), dat van sociaal strijdpunt naar realisatie evolueert met het Volksfront in 1936, veertien jaar na zijn overlijden.
Wie zich verbaast over de nationalistische lofzang op de volkssoevereiniteit door Mélenchon, kan in de houding van Guesde verrassende echo’s vinden.
Zonder de hedendaagse relevantie van Guesde te willen overdrijven, is het boek treffend leesbaar. De verschillende gedaantes en standpunten van de man worden in context weergegeven: uiteindelijk lijken verontwaardiging en klassenstrijd de enige constanten. De wederzijdse verwijten over een gebrek aan radicalisme of 'verraad' aan de arbeidersklasse kunnen worden overgeplant naar de discussies tussen Hidalgo, Mélenchon, Poutou, Arthaud… et les autres. Het autoritarisme van de guesdisten lijkt dan weer zo op het lijf van Mélenchon geschreven. Leven we in het tijdperk van de sociale media overigens niet meer in een tijd waar het model van een radicaal propagandist met een trouwe achterban opnieuw succes kent? Wie zich ten slotte verbaast over de nationalistische lofzang op de volkssoevereiniteit door Mélenchon, kan in de houding van Guesde verrassende echo’s vinden.
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.