De forse reacties op het vonnis in de zaak Hoeyberghs zijn niet minder dan een frontale aanval op de basisprincipes van de rechtsstaat, waarin geen plaats is voor het strafbaar aanzetten tot haat, discriminatie of geweld.
Het vonnis van de correctionele rechtbank in Gent van 4 januari 2022 in de zaak Hoeyberghs heeft voor een fel maatschappelijk debat gezorgd over de vrijheid van meningsuiting en de rol van de wetgever, van de rechter en van bepaalde instellingen zoals het Interfederaal Gelijkekansencentrum UNIA en het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (IGVM). Het was een erg bitsig debat soms, met focus op de vraag door wie, en hoe en waarom er grenzen aan de expressievrijheid kunnen of moeten worden gesteld. Met luide trom werd vooral de boodschap verkondigd dat juist niet aan de vrijheid van meningsuiting mag geraakt worden en dat die vrijheid (bijna) absoluut moet zijn.
Volgens Vlaams Belang-voorzitter Tom Van Grieken mag enkel aanzetten tot geweld strafbaar zijn. N-VA voorzitter Bart De Wever nam de rol van de rechter over en vond dat de uitspraken van Hoeyberghs 'laakbaar, maar niet strafbaar waren'. De Wever poneerde dat men de vrijheid (van sommigen) niet beschermt door de vrijheid (van anderen) te beperken. Professor Rik Torfs twitterde dat het vonnis een aanslag was op de expressievrijheid want in strijd met de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Socioloog Mark Elchardus maakte zijn borst nat met een verwijzing naar een benadering die aan Voltaire wordt toegeschreven en waarmee Elchardus te kennen gaf zelfs te willen sterven om de expressievrijheid van Hoeyberghs beschermd te zien: 'Ik ben het grondig oneens met wat u zegt, maar ik wil mijn leven geven opdat u het recht zou hebben dat te zeggen'. Elchardus gooide nog wat olie op het vuur: het vonnis in de zaak Hoeyberghs impliceerde immers dat men meteen ook al de wokers met hun kritiek op de witte man 'maar de bak moet indraaien'.
Een fel debat dus, dat best wat meer nuance kan verdragen. Een aantal argumenten van De Wever, Elchardus en co hebben namelijk een bijzonder laag soortelijk gewicht, los van het feit dat hun felle betoog volstrekt voorbijgaat aan de legitimiteit van de strafbaarstelling van het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld op basis van geslacht. Bovendien wordt de dader (Hoeyberghs) als slachtoffer (van een inquisitie) opgevoerd, en worden de aanspraken van slachtoffers van discriminatie, seksuele intimidatie en haatspraak misprijzend genegeerd en zelf verdacht gemaakt.
DE 'INSPIRERENDE LEZING' VAN HOEYBERGHS
Laat ons beginnen met een verduidelijking van wat in het vonnis staat, want de commentaren met kritiek op het vonnis schuiven belangrijke feitelijkheden en aspecten onder de mat.
Strafbaar volgens de genderwet van 2007
Het vonnis legt immers bijzonder omstandig uit waarom Hoeyberghs zich schuldig maakte aan het in het openbaar, strafbaar aanzetten tot discriminatie, haat of geweld tegen (bepaalde) vrouwen, in toepassing vooral van de wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, de genderwet van 2007. Deze wet voorziet straffen van één maand tot één jaar gevangenis en/of fikse geldboetes voor wie aanzet tot haat, discriminatie of geweld op basis van geslacht. De wet definieert ook specifiek wat bedoeld is met seksuele intimidatie, namelijk 'wanneer zich enige vorm van ongewenst verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie voordoet met als doel of gevolg dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie wordt gecreëerd'.
Het vonnis viseert wel degelijk het strafbaar aanzetten tot discriminatie, geweld en seksuele intimidatie.
Het vonnis bevat een uitvoerige reeks citaten uit de KVHV-lezing die Hoeyberghs gaf aan de UGent op 4 december 2019. Uit die citaten blijkt dat het niet gaat om een humoristische uitschuiver, en het ook niet enkel het aanzetten tot haat tegen vrouwen betreft. Het vonnis viseert wel degelijk het strafbaar aanzetten tot discriminatie, geweld en seksuele intimidatie. Het gaat om het herhaaldelijk, met opzet en op ondubbelzinnige wijze wegzetten van vrouwen als hysterische, luie, zwakke, domme en zelfs vuile wezens. Hij vergeleek ook een vrouw met een hond: 'Hij weet niet hoe vuil een wijf is. Hebt gij al eens een hond in huis gehad? Awel, voor wat een wijf vuil maakt moet ge al vijf honden in huis hebben'. Volgens Hoeyberghs zoeken vrouwen geld en bescherming van mannen, aan wie ze daarom seks verschuldigd zijn en voor wie ze huishoudelijke taken moeten vervullen. Hij verweet vrouwen het eerste te weigeren. En voor wat huishoudelijke taken betreft zijn er nu (af)wasmachines, zodat vrouwen in feite overbodig zijn geworden, aldus Hoeyberghs. Hij vergeleek vrouwen ook met koeien en poneerde dat vrouwen van nature dom en lui zijn. Door vrouwen fundamenteel als minderwaardig te bestempelen spoort Hoeyberghs aan tot discriminatie van vrouwen. Een aantal uitingen van Hoeyberghs, zoals zijn beklag dat vrouwen hun benen niet meer willen opendoen, zetten ook aan tot seksuele intimidatie en tot geweld. Volgens Hoeyberghs zouden vrouwen het best voor hun veertiende ontmaagd worden, want 'al wat nog rond hun 20-21 maagd was, leert het nooit nog'. Hij kondigde ook aan een vriendin en klasgenootje van zijn zoon na school op te wachten, de andere vriendinnen weg te jagen, het klasgenootje van haar fiets te trekken en te mishandelen. Hij zou dat overigens niet alleen doen, maar samen met een paar andere mannen.
Strafbaar volgens de seksismewet van 2014
Naast de toepassing van de genderwet, zijn een aantal uitspraken van Hoeyberghs ook strafbaar in toepassing van de seksismewet van 2014. Het betreft een aantal passages waarin hij enkele vrouwen op ernstige wijze schoffeerde omwille van hun vrouw-zijn. Zo vermeldde hij dat vrouwen waardeloos zijn als arts, als rechter, als leraar, als professor, als journalist, als leidinggevende, daarmee ook in concreto bepaalde vrouwen viserend (onder andere Phara de Aguirre, Christine van Broeckhoven, Greta Thunberg en een doctoraatstudente). Het vonnis leidt hieruit af dat Hoeyberghs met deze uitspraken de bedoeling had minachting uit te drukken tegen deze vrouwen, hen als minderwaardig te beschouwen en ze te reduceren tot hun geslachtelijke dimensie. Zijn uitspraken en de context waarin die gebeurden zorgen voor een ernstige aantasting van de waardigheid van de door Hoeyberghs geviseerde vrouwen. Telkens wordt dus vastgesteld dat de diverse uitspraken van Hoeyberghs beantwoorden aan de voorwaarden en essentiële kenmerken van wat in de genderwet en de seksismewet strafbaar is gesteld.
De ernst, impact en gevolgen van de lezing
De rechtbank tilt zwaar aan de feiten, maar niet alleen vanwege het strafbaar karakter ervan. Hoeyberghs werkt namelijk fysiek en psychisch geweld tegen vrouwen in de hand, als arts nota bene die geacht wordt mensen te helpen. Het volstrekt gebrek aan schuldinzicht is ook een factor die de rechtbank tot een strenge sanctie doet besluiten. Het vonnis wijst er tegelijk op dat Hoeyberghs een bekend en publiek persoon is, wiens uitspraken door de media worden verspreid, dat de KVHV-lezing aan de UGent ook ruim verspreid werd via internet en dat zijn publiek die avond ook openstond voor het openlijk seksisme dat Hoeyberghs propageerde. De uitspraken van Hoeyberghs werden immers voortdurend op applaus onthaald. Volgens de rechtbank hadden de uitspraken van Hoeyberghs daarom een verhoogde impact en negatieve gevolgen voor vrouwen. Met zijn 'inspirerende lezing' had hij anderen bewust aangespoord tot discriminatie en seksuele intimidatie van vrouwen en zijn haatspraak sloopte tegelijk de grens van de ontoelaatbaarheid van seksuele misdrijven waarvan vooral mannen daders, en vrouwen slachtoffers zijn.
Hoeyberghs werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maand (waarvan de helft met uitstel) en de ontzetting uit enkele burgerrechten en politieke rechten voor een periode van vijf jaar (onder andere het recht om verkozen te worden, of een openbaar ambt te vervullen), naast ook een geldboete van 8.000 euro.
HET VONNIS IN DE ZAAK HOEYBERGHS ONDER VUUR
Zodra het vonnis bekend was, viel de kritiek met bakken uit de lucht. Via sociale media, in opiniestukken en commentaren van professoren, politici, advocaten, opiniemakers en journalisten. De hoofdteneur van de kritiek was dat de wetgever met de anti-discriminatiewetgeving, en vooral met de genderwet van 2007 en met de seksismewet van 2014 een te ruim mandaat aan de rechterlijke macht heeft toevertrouwd waardoor wordt ingehakt op één van de basispijlers van een democratische samenleving, namelijk de expressie- en informatievrijheid en de vrijheid van het publieke of maatschappelijke debat. Ook het IGVM werd in het vizier genomen, omdat het een te actieve rol zou spelen in het helpen afdwingen van de genderwet en de seksismewet. De zaak Bart De Pauw werd erbij gehaald om het feit te laken dat het IGVM de slachtoffers van het strafbaar gedrag van De Pauw heeft ondersteund door middel van een deel van de financiering van de advocatenkosten. Voorts werd de rechter die de zaak behandelde subjectiviteit, partijdigheid, rechterlijk activisme en een onbetamelijke strengheid verweten. Opmerkelijk was dat de kritiek op het vonnis zich vooral richtte op de toepassing van de seksismewet van 2014, terwijl dit maar een beperkt onderdeel was van de veroordeling, want het merendeel van de strafbare uitingen werd immers strijdig bevonden met de genderwet van 2007.
Hoeyberghs liet onmiddellijk weten tegen het vonnis in beroep te gaan. De strafzaak tegen hem was immers een initiatief van 'een geoliede internationale machine van communistische signatuur, met westerse staatsondermijning als uiteindelijk doel'.
Dat was overigens niet de enige groteske kritiek. Rik Torfs meende dat het vonnis een miskenning was van de rechtspraak van het Europees Mensenrechtenhof (EHRM) dat bij herhaling immers benadrukt heeft dat de vrijheid van meningsuiting ook geldt voor opvattingen en uitingen die kwetsen, choqueren of onrust verwekken. Torfs, die altijd al een fel tegenstander was van de seksismewet, zette daarmee degenen die niet erg vertrouwd zijn met de rechtspraak van het EHRM op een verkeerd spoor. In talrijke beslissingen en arresten heeft het EHRM immers expliciet gesteld dat deze ruime vrijheid voor wat kwetst, choqueert of onrust verwerkt niet geldt voor wat het EHRM omschrijft als strafbare 'hate speech', namelijk als het gaat om openbare uitingen die in de nationale wetgeving strafbaar zijn gesteld en die aanzetten tot haat, intolerantie, discriminatie of geweld jegens personen of groepen. Sterker, het EHRM heeft reeds een aantal verdragstaten veroordeeld juist omdat ze niet via het strafrecht hadden gereageerd of geen effectieve strafprocedures beschikbaar hadden om slachtoffers van 'hate speech' te beschermen. Niet netjes dus van Torfs om met zijn autoriteit als (kerk)jurist en voormalige rector van de KULeuven in het publieke debat zo manipulatief om te gaan met de rechtspraak van het EHRM.
Het is niet netjes van Rik Torfs om met zijn autoriteit als (kerk)jurist zo manipulatief om te gaan met de rechtspraak van het EHRM.
In een opiniestuk in De Standaard las Bart De Wever in het vonnis een bewijs dat onze individuele vrijheden in gevaar zijn, het spookbeeld van de gedachtenpolitie in Orwells 1984 oproepend, met een nostalgische blik op de nachtwakerstaat van de 19e eeuw (waarin arbeiders en vrouwen nota bene nauwelijks rechten hadden, en al zeker geen stemrecht). Volgens De Wever hebben we trouwens de bestraffing van het aanzetten tot haat te danken aan de Sovjet-Unie die immers in de jaren 1960 hadden aangestuurd op het VN-verdrag tot uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en rassenhaat. Volgens De Wever wilde de USSR met dat verdrag een brede dekmantel om democratische dissidenten in eigen land naar de goelag te kunnen blijven sturen. De Wever gaat hiermee met een wel erg grove borstel door de geschiedenis van de totstandkoming van de antiracisme- en antidiscriminatiewetgeving, nog los van de vraag of het Sovjet-regime nood had aan een VN-verdrag om dissidenten naar de goelags te sturen.
Mark Elchardus, op zijn beurt, zag in het vonnis dan niet zozeer de invloed van de vroegere Sovjet-Unie, maar eerder een aanloop naar een totalitaire staat zoals in Nazi-Duitsland. Volgens Elchardus zitten we met de veroordeling van Hoeyberghs immers op een gevaarlijk hellend vlak, met een verwijzing naar de woorden van Martin Niemöller, die beschrijft hoe de nazi's de ene na de andere groep kwamen halen, en zijn protest te laat kwam: 'Toen men mij kwam halen, was er niemand meer die nog protesteren kon'. Die verwijzing komt uit een gedicht van Martin Niemöller, een Duitse pastoor en theoloog, die als nationalist pas gaandeweg, maar dus te laat, door had tot wat het Nazi-regime in staat was. Het gedicht gaat als volgt:
Toen de nazi's de communisten arresteerden, heb ik gezwegen; ik was immers geen communist.
Toen ze de sociaaldemocraten gevangenzetten, heb ik gezwegen; ik was immers geen sociaaldemocraat.
Toen ze de vakbondsleden kwamen halen, heb ik niet geprotesteerd; ik was immers geen vakbondslid.
Toen ze de Joden opsloten, heb ik niet geprotesteerd; ik was immers geen Jood.
Toen ze mij kwamen halen was er niemand meer, die nog protesteren kon.
Elchardus gaat dus wel erg diep in zijn argumentatie waarom de veroordeling van Hoeyberghs ons op het hellend vlak van een totalitair en gruwelijk regime brengt. Want wat hebben doodgemartelde communisten en vakbondsleiders en honderdduizenden in concentratiekampen en gaskamers uitgeroeide Joden, gemeen met het vonnis in de zaak Hoeyberghs? Een vonnis op basis van recente wetgeving, in opvolging van internationale mensenrechtenverdragen en Europese regelgeving tot bestrijding van discriminatie, om kwetsbare personen en groepen juist in bescherming te nemen. Wetgeving ook die met een ruime meerderheid afgekondigd is in een parlementaire democratie en bevestigd werd door het Grondwettelijk Hof. Een vonnis volgens de principes van de rechtsstaat, na een publiek en tegensprekelijk proces, gevoerd voor een onafhankelijke rechtbank, met alle waarborgen van het recht op verdediging (open justice en fair trial). Het vonnis kan ook nog in beroep hervormd worden mocht de rechterlijke uitspraak in eerste aanleg niet voldoende pertinent de wet hebben toegepast. Communisten, vakbondsmensen en Joden werden op het hellend vlak waar Elchardus naar verwijst zonder vorm van proces van hun bed gelicht, en als al niet standrechtelijk geëxecuteerd, in mensonterende omstandigheden opgesloten, gefolterd, gedeporteerd of vergast. En laat dit nu niet bepaald het lot zijn van Jeff Hoeyberghs.
DE BESTRAFFING VAN HAATSPRAAK ALS EMANCIPATORISCH PROJECT
Men kan terecht vragen stellen naar de effectiviteit en wenselijkheid van een gevangenisstraf bij het bestrijden van haatspraak, maar het is duidelijk dat de robuuste aanval op het vonnis, op de rechtbank, op de wetgever, op de discriminatiewetgeving en de seksismewet, op UNIA en op het IGVM tegelijk een frontale aanval is op de basisprincipes van de rechtsstaat en op enkele fundamentele waarden inzake sociale rechtvaardigheid en het verlenen van bescherming aan wie in onze maatschappij kwetsbaar is of extra ondersteuning verdient.
Hoog tijd dat we de strategie van conservatief- en radicaal-rechts rond vrijheid van meningsuiting ontmaskeren als een perverse verdraaiing van de werkelijkheid.
Het is, zoals professor Annelien De Dijn eerder betoogde, hoog tijd dat we de strategie van conservatief- en radicaal-rechts in verband met de vrijheid van meningsuiting ontmaskeren als de perverse verdraaiing van de werkelijkheid. Door Hoeyberghs te verbieden aan te zetten tot discriminatie, haat en geweld tegen vrouwen gaat niets waardevols verloren, ageren we niet in strijd met het Europees Mensenrechtenverdrag, lopen we de Sovjet-Unie niet achterna en het heeft al helemaal niets met de mensonterende vervolging tijdens het nazi-regime te maken. Het discours van radicaal-rechts poogt vooral om de bestraffing van de verspreiding van haatspraak in het algemeen en misogynie – een mensbeeld dat in België jaarlijks tientallen dodelijke slachtoffers maakt en dagelijks tot seksueel geweld tegen vrouwen leidt – tegen te gaan. Antidiscriminatiewetten zijn niet iets wat politiek correcte elites of activistische rechters aan ons opdringen, maar zijn een onderdeel van een lang historisch proces 'dat vrijheid heeft veranderd van het privilege van een kleine, elitaire groep tot het recht van alle burgers – of ze nu man of vrouw zijn, rijk of arm, heteroseksueel of homoseksueel, en burgers met of zonder migratieachtergrond'.
Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 3 (maart), pagina 32 tot 37
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.