David Graeber en David Wengrow bedenken een nieuwe geschiedenis van de mensheid: wat als mensen in het verleden ook voor zichzelf konden denken?
The Dawn of Everything
Iedere hedendaagse mens wordt op twee momenten in het leven onderricht over de prehistorie: in het middelbare leslokaal en in kookboeken. Waar vroeger het heil te halen viel bij de wijsheid van Franse chefs of van de verzamelde boerinnen, vindt de kooklustige de inspiratie nu bij de prehistorische mens, of diens substituut de jager-voedselverzamelaar. Wij zijn namelijk een product van evolutie, en als onze voorouders bepaalde zaken al dan niet aten, dan toont dat aan dat we voorbestemd zijn tot het volgen van een ketodieet, of toch minstens van een koolhydraatarm regime, of dan weer van een plantaardig menu.
Deze manier van denken is ongetwijfeld een verbetering tegenover de voorgaande onderwijzingen over boter en de voedingsdriehoek. Het is geen onaannemelijke hypothese dat evolutie meer invloed heeft uitgeoefend op het menselijke darmstelsel dan de wensen van de graanlobby.
Eenzelfde opwaardering van de prehistorische mens vinden we bij de auteurs van Voedsel Voor Onze Hersenen. Intellectuele paus is men – lees: Pinker, Harari, Fukuyama, Jared Diamond – niet meer zonder stil te staan bij de Laatste IJstijd. Het zijn pakkende passages, want zonder het vernis van de beschaving toont bet-, bet-, betoveropa aan wie we werkelijk zijn, en wat dat laagje vernis met ons heeft gedaan.
Tegenover het voorgaande brengt The Dawn of Everything: A New History of Humanity van wijlen David Graeber en David Wengrow, dat in maart een Nederlandse vertaling krijgt, een andere stelling te berde: wat als mensen in het verleden ook voor zichzelf konden denken?
SMEED UW PLOEGEN OM
The Dawn of Everything springt van Mesopotamië naar Mexico, passeert langs predynastisch Egypte en Japan, en komt ook nog eens voorbij de Indus en de Mississippi. Het is goed mogelijk dat een aanzienlijk deel van de interpretaties in het boek verkeerd zijn. Het maakt uiteindelijk ook niet uit: niemand kan verwachten dat een auteur, zelfs geen auteursduo bestaande uit een antropoloog en een archeoloog, met werkelijke kennis van zaken over al die thema's kan schrijven. Wie geïnteresseerd is in de Indusvalleibeschaving, leest beter een boek over de Indusvalleibeschaving. Wie daarentegen geïnteresseerd is in de mens, is met weinig beter af dan het boek van Graeber en Wengrow.
Wie geïnteresseerd is in de mens, is met weinig beter af dan het boek van Graeber en Wengrow.
De prehistorische mens van Pinker, Harari, en consorten rust op een aantal evidenties, niet in het minst de evidentie dat er zoiets bestaat als de 'prehistorische mens', voorzien van bepaalde universele eigenschappen, zoals gewelddadigheid of vredelievendheid, autoritarisme of egalitarisme, keto- of groentendieet. Tegenover dergelijk determinisme plaatsen Graeber en Wengrow het idee dat mensen van begin af in staat zijn geweest om politieke keuzes te maken. In dat opzicht was er niets evident aan het overschakelen op landbouw of aan het verschijnen van autoritaire staten. Dat waren keuzes. Elders en op andere tijdstippen zijn andere keuzes gemaakt. Zo opteerden de oorspronkelijke inwoners van Californië enkele eeuwen geleden om volledig af te stappen van de landbouw die ze daarvoor wel degelijk beoefend hadden, en wezen ze de slavernij af die bij hun noorderburen welig tierde. Dergelijke beslissingen vallen minstens ten dele te verklaren door het antropologische concept van schismogenese, zo stellen Graeber en Wengrow: mensen zetten zich bewust af van de praktijken van hun buren.
Indien mensen in het verleden in staat waren tot dergelijke radicale transformaties van hun samenlevingen, waar zijn wijzelf dan vastgelopen? Wijzelf, menen de auteurs, zijn niet meer in staat om ons een radicaal andere maatschappelijke orde zelfs maar in te beelden. Het volledige antwoord op dat vraagstuk is niet te vinden in The Dawn of Everything: de auteurs hadden, voor Graebers dood in 2020 tenminste, nog drie of vier aanvullende boeken gepland, die naar de recentere geschiedenis toe zouden werken. Het vastzitten is in ieder geval van relatief recente datum: een belangrijk deel van het boek is gewijd aan het ontstaan van de 'westerse' waarden van vrijheid en democratie. Die komen, betogen de auteurs, van bij de Indianen in Noord-Amerika.
Een belangrijk deel van het boek is gewijd aan het ontstaan van de 'westerse' waarden van vrijheid en democratie.
Dit gedeelte vormt ongetwijfeld het meest controversiële stuk van het boek. Het bronnenmateriaal – geschreven bronnenmateriaal – is uiteraard dikker gezaaid voor de 18e eeuw dan voor het 10e millennium voor Christus, en de tenen langer. In de kiem is de stelling niet volledig nieuw: er wordt al langer geopperd dat bijvoorbeeld het Amerikaanse federalisme is geïnspireerd op het politiek bestel van de Irokezenconfederatie. Wat Graeber en Wengrow daarentegen beweren, is dat de waarden van vrijheid en democratie in 17e eeuws Europa, op wereldschaal gezien, juist bijzonder ongekend en verguisd waren, en dat hun herontdekking direct te danken is aan contact met Indianen uit de regio van de Grote Meren. De eerste Europese werken die positief over vrijheid en democratie spreken, gaven dat zelf ook aan. Waar eerdere generaties historici en literatuurwetenschappers dat als retorische opsmuk wegzetten, stellen Graeber en Wengrow dat we de bewering letterlijk moeten nemen. Het bewijsmateriaal op dit vlak durft soms nogal dunnetjes te ogen, maar biedt in ieder geval een antwoord op de accurate observatie dat Europa voor de 18e eeuw weinig sympathie had voor noties van individuele vrijheid of zelfbeschikking. We kunnen enkel hopen dat de stelling historici voldoende uitdaagt om er dieper over te graven.
DE VLOEK VAN DE FARAO
Een Egyptische farao kende zijn gelijke niet. Er is geen reliëf te vinden waar hij het hoofd inslaat van een medeheerser die even groot is afgebeeld als hij. Charismatische politiek deed er voor de Egyptenaren niet toe: wat de farao tot heerser maakte, was dat hij een leger had en het land bestuurde, niet dat hij dat leger beter kon aanvoeren of dat land beter kon besturen dan iemand anders. In de Griekse wereld van de Ilias is er dan weer van bestuur weinig te bespeuren, maar komt alle politiek neer op competitie tussen charismatische individuen en martiale macht. Bij de Olmeken volstond zelfs gewoon heroïsche competitie – denk aan het belang van balsporten voor de Meso-Amerikanen – en bij de eerste staten van Mesopotamië ging de aandacht enkel naar bestuur.
Staatsmacht, zo analyseert The Dawn of Everything, kan berusten op drie elementen: soevereiniteit, namelijk controle over geweld; bestuur, namelijk controle over kennis; en competitie tussen charismatische individuen. Samenlevingen in het verleden hebben hun staatsbestel op een, of maximum twee, van deze drie gebaseerd. De andere elementen konden perfect buiten het staatsbestel blijven. Enkel bij ons zijn ze alle drie gefuseerd. Ramses en Cheops hadden zich misschien kunnen herkennen in onze bureaucratie en sterke grenzen, maar hadden raar opgekeken van het feit dat we onze politieke keuzes laten afhangen van wedstrijden tussen charismatische individuen. Agamemnon en Achilles, zo mogen we ons inbeelden, hadden dan weer alle begrip getoond voor de Instagramactiviteiten van Tom Van Grieken en Conner Rousseau, maar hadden versteld gestaan dat die heerschappen het ook nog eens nodig vinden om ons te vertellen dat we een rookmelder in ons huis moeten installeren.
Waar de Noord-Amerikanen van rond 1700 het meest over struikelden, was dan weer ons vrijheidsbegrip. Voor het overgrote deel van de geschiedenis, analyseren Graeber en Wengrow, kon werkelijke vrijheid worden teruggebracht op een drievoud: de vrijheid om niet te gehoorzamen, de vrijheid om elders te gaan wonen, en de vrijheid om van sociale structuur te veranderen. Deze waren voor een 17e eeuwse Europeaan welhaast ondenkbaar, en zijn dat nu nog veel meer. De basis ervoor ligt natuurlijk in de eerste twee vrijheden: een werkelijk dwingende staatsvorm opzetten is nogal moeilijk als iedereen het recht heeft om er nee tegen te zeggen, en in geval van nood gewoon weg te gaan. Alternatieve samenlevingsvormen zijn dan niet alleen denkbaar, maar ook gewoon concreet aanwezig.
Wat als we ons inderdaad zouden kunnen inbeelden dat we niet tot de voedingsdriehoek veroordeeld zijn?
Pieterjan Schepens
Samenleving & Politiek, Jaargang 29, 2022, nr. 2 (februari), pagina 76 tot 79
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.