Een kwarteeuw geleden stond ze met onder anderen Filip De Rynck, Eric Corijn, André Loeckx, Christiaan Kesteloot en Peter Cabus aan de wieg van het Vlaams stedenbeleid. Volgend jaar neemt ze na 14 jaar afscheid als directeur van het Kenniscentrum Vlaamse Steden. Wie beter dan Linda Boudry kan terugblikken op de ontwikkeling van de Vlaamse steden de voorbije twee decennia?
"Als je in steden aan één beleidsthema raakt, raak je aan bijna alle thema's," zegt Linda Boudry aan het eind van het gesprek. Ze hecht veel belang aan wat zij 'systemisch' denken noemt. Steden moeten analyseren wat er misloopt en zoeken naar de beste hefbomen om stappen vooruit te zetten. En hoewel onze steden daar ambtelijk en politiek nog te weinig in slagen, staan ze er vandaag merkelijk beter voor dan in de tijd dat Linda Boudry werkte aan het Witboek Stedenbeleid (2002) – met de best wel ambitieuze titel 'De eeuw van de stad'. Dat Witboek werd overigens zo intensief met het maatschappelijk middenveld besproken dat het erop leek alsof inspraak echt kansen zou krijgen.
"20 jaar geleden vond er een omslag plaats. Tot dan waren onze steden redelijk onzichtbaar. En als ze dat wel waren, stonden ze zelden in een goed daglicht. Vies, vuil en gevaarlijk: dat was het zo ongeveer. Vandaag staan onze steden er opnieuw. Zelfbewust, met het besef dat ze een bijzondere opdracht hebben. Dat komt ook omdat een aantal ministers en toppolitici naar hun stad zijn teruggekeerd om burgemeester te worden, en andere burgemeesters expliciet voor hun stad bleven kiezen."
Tot voor 20 jaar moesten steden aantonen hoe erg ze er wel aan toe waren, voordat ze geld van de hogere overheden kregen.
"Steden werden inderdaad eenzijdig benaderd. Precies daarom was de omslag van het Sociaal Impulsfonds naar het Stedenbeleid en het Stedenfonds zo belangrijk. Met het Stedenbeleid wilden we de problemen niet verdonkeremanen, maar ook op de kansen wijzen. Steden konden het verschil maken. Voor het Witboek zijn we toen 107 keer de baan opgegaan om in debat te gaan met het brede maatschappelijk middenveld en stadsbewoners. Met Eric Corijn, André Loeckx, Filip De Rynck en ikzelf. Dat waren pas echte, ware participatiemomenten. Rond 17 thema's debatteerden we soms een hele dag, multidisciplinair. We probeerden de zaken toen al systemisch te benaderen. Met het Stadsvernieuwingsfonds en de Stadsmonitor lanceerden we nieuwe instrumenten die verscheidene regeringen overleefden en die op geregelde tijd worden vernieuwd."
Is er 20 jaar later behoefte aan zo'n nieuw maatschappelijk debat?
"Ik weet niet of dat nodig is. Ook nu zijn de grote uitdagingen systemisch en heeft niemand nog het overzicht. Iedereen heeft stukjes van het antwoord en het instrumentarium in handen. Er zijn heel wat bestuurslagen: van Europa over België en Vlaanderen tot gemeenten en soms zelfs districten. Die hebben allemaal bevoegdheden en geld. Maar er zijn meer spelers dan alleen de bestuurders. Iedereen moet meewerken aan de transitie: ook bedrijven, kenniscentra en middenveld. Wat we nodig hebben zijn arrangementen, vormen van samenwerking tussen die vier spelers. In beleidstaal heet dat de 'quadruple helix'. Bedrijven en kennisinstellingen moeten aan de transitie bijdragen. Het klassieke middenveld moet zich daarin heruitvinden of zal verdwijnen. Er is ook het nieuwe middenveld van de georganiseerde burgers. Maar we slagen er op dit ogenblik niet om de vier spelers samen aan tafel te brengen."
De grote uitdagingen zijn systemisch en niemand heeft nog het overzicht.
Waarom lukt dat niet?
"Omdat het terrein onontgonnen is. Kennisinstellingen, bestuurders, bedrijven en middenveld: ieder moet zijn eigen logica achter zich laten. Ze moeten een tussenruimte met nieuwe regels en posities creëren. Die groepen moeten bijgevolg heel veel met elkaar praten. We doen dat om de zes à acht weken in zogeheten snuffelrondes. We dachten dat we er drie zouden nodig hebben, maar intussen zijn we al een half jaar bezig. Om de vinger op de problemen te leggen. Iedereen is nog te veel met zijn eigen invalshoek bezig. Het woord 'transversaal' kan ik niet meer horen, maar daar gaat het wel om. Ik heb de voorbije 25 jaar al veel zien experimenteren – en vaak liep het in het honderd. Good practices kunnen inspirerend zijn, maar zijn zo afhankelijk van de omstandigheden en vooral de mensen. Ik geloof meer in het samenbrengen van de juiste mensen. Figuren uit een bestuur, een kennisinstelling, het bedrijfsleven en het middenveld die hun stiel kennen en mekaar vertrouwen om een nieuwe code te vinden. Kijk naar wat Herman Balthazar, Frank Beke en Philippe Van Wesenbeeck met de Gentse Kanaalzone hebben gedaan."
Wat zijn de grootste opgaven voor de toekomst?
"Ik zou graag een IBA (International Building Exhibitions) organiseren. Terwijl de eerste IBA baanbrekend werk verrichtte met hun gebouwde architectuur, zijn ze sindsdien aanzienlijk veranderd: vandaag kenmerken ze zich in toenemende mate door complexe sociale, economische en ecologische vraagstukken in hun werk. Met een mengeling van studies, tentoonstellingen en debatten. Zo kunnen we draagvlak creëren voor dwingende opgaven."
Wat zou het eerst moeten worden benoemd?
"Wonen, gekoppeld aan mobiliteit. We hebben de jongste 20 jaar in onze steden te veel nadruk op wonen gelegd en andere functies zoals werken uit de stad geduwd. We moeten bedrijvigheid in de stad opnieuw koesteren. Natuurlijk hoort een Seveso-bedrijf niet thuis in de stad. Maar veel activiteiten op bedrijventerreinen kunnen net zo goed wél in de stad plaatsvinden. Alleen is het goedkoper en gemakkelijker om bedrijventerreinen te ontwikkelen. We kunnen geen bedrijventerreinen blijven aansnijden. En dus moeten we opnieuw verweven in de stad, opnieuw wonen en werken verbinden.
We moeten bedrijvigheid in de stad opnieuw koesteren.
Er is veel leegstand in de steden. Helaas hebben we op enkele steden na geen zicht op die leegstand. We moeten bijgevolg zien wat we hebben en kijken wat we nodig hebben. Dan kunnen we slim verdichten. Herbestemmen is één middel. Het gaat ook over optoppen, herverkavelen, hergebruiken van kerken, benutten van speelplaatsen na de schooluren. Een school wordt in een jaar 180 dagen benut, absurd – en dan hebben we het nog niet over de speelplaatsen. We kunnen ook meer delen, maar botsen daar op regelgeving, zoals Antwerpen ervoer toen het een woonzorgcentrum met een crèche wilde combineren."
Het voeren van een coherent stedenbeleid wordt in Vlaanderen toch bemoeilijkt door het slechte ruimtelijk beleid?
"Het Ruimtelijk Structuurplan van eind jaren 1990 stond helemaal niet haaks op het stedenbeleid dat wij wilden voeren. Die ambities zaten juist, maar de uitkomst is nooit geweest wat we hadden gehoopt. Met het vergunningenbeleid liep het mis, vergunning per vergunning, vierkante meter per vierkante meter. Dat is de politieke realiteit."
We maken onvoldoende keuzes inzake behoud van open ruimte of mobiliteit?
"Ik hou me alleen bezig met de steden en ik constateer dat de bestuurders daar toch begrijpen dat ze moeten kiezen."
De steden zijn erop vooruit gegaan?
"Zeker. In het begin van het Vlaams Stedenbeleid was het toch ieder voor zich en God voor ons allen. Nu werken de steden echt samen. Ze delen expertise, doen hun werk voor de databank 'Stad in Cijfers', nemen initiatieven tot samenwerking. Op ambtelijk vlak bestaat er nu een enorm netwerk. Hoe dat politiek ligt, kan ik niet beoordelen."
Steden kampen al jaren met de mismatch tussen hoge werkloosheid aan de ene kant en een grote vraag naar arbeidskrachten aan de andere kant. Zijn er voorbeelden van steden die deze kloof kunnen dichten?
"Dat is een moeilijke. Een aantal steden is daar echt mee bezig. Maar met dit onderwijssysteem gaan we die mismatch niet wegwerken. Ik verwacht dat we door de realiteit zullen worden ingehaald en verplicht zullen worden om andere onderwijssystemen te bedenken. 'The war on talent' is volop bezig. En die gaat om zowel hoogopgeleiden als om geschoolde vaklui. Het zou een fantastische zet zijn om het beroepsonderwijs op te waarderen. Om de doelstellingen rond energierenovatie van ons woningbestand te halen alleen al komen we vandaag duizenden vaklui tekort. In Zwitserland vechten bedrijven om leerlingen die in een duaal leersysteem bij hen aan de slag kunnen gaan, omdat die na hun opleiding vaak blijven. Misschien moeten we de leercontracten opnieuw uitvinden?"
Voor de energierenovatie van ons woningbestand alleen al komen we vandaag duizenden vaklui tekort.
Waar was het Kenniscentrum de voorbije decennia in hoofdzaak mee bezig?
"We hebben ons vooral beziggehouden met slim verdichten, superdiversiteit en de afspiegeling ervan in de stadsorganisatie, data en rapportage, en visualisering van 'slimme steden'. Ons uitgangspunt is altijd maatschappelijke uitdagingen, transitie, weeffouten, lacunes, hefbomen. Bij technologie was de vraag bijvoorbeeld hoe data en technologie de leefbaarheid van steden kunnen vergroten?"
Klimaat op zich is geen thema?
"Neen, dat is te breed. De verkenning van dat thema, net als onze rol en complementariteit daarin, is voorwerp van de volgende werkperiode 2022-2026. Daarmee bouwen we voort op een aanpak die nu loopt.
Tijdens de lopende werkperiode hebben we bij het begin van de legislatuur gevraagd wat de grote beleidsuitdagingen van de bestuursakkoorden van de 13 centrumsteden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) waren. We hebben dan beslist om één thema met alle steden uit te werken, om zo het Nederlandse City Deals naar de Vlaamse omgeving te vertalen. De steden kozen voor 'rechten'. De 'rechtenverkenner' gaat dit najaar landen. Daarnaast is ook een traject lopende rond automatische rechtentoekenning."
Bent u voor de automatische toekenning van rechten?
"Of ik daar voor of tegen ben, doet er niet toe. Het is onbetaalbaar. Wel zullen mensen of hun bemiddelaars straks kunnen kijken wat hun rechten zijn. We onderzoeken of en hoe we het proces van toekenning kunnen versnellen. Op basis van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid willen we een leefloonchecker ontwikkelen."
Op basis van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid willen we een leefloonchecker ontwikkelen.
Is de ontwikkeling en de toekomst van de steden veranderd door de coronacrisis?
"Ik heb daar al veel over gelezen. Maar een helder antwoord heb ik nog niet gekregen. Ik behoed me voor straffe uitspraken. Al vrees ik dat gewoonten weerbarstig zijn en dat we over een jaar dicht bij de realiteit van voor de crisis zullen zitten. Er zal een aantal correcties komen, zoals de toename van thuiswerk. Er zullen volgens mij iets minder kantoren zijn. Omdat het vandaag wat koffiedik kijken is, heeft het Kenniscentrum een scenario-onderzoek laten doen. We bekijken scenario's van een 'forse omslag' tot 'alles blijft zoals het was'; en we zoeken naar de ruimtelijke neerslag in de stad, op de publieke ruimte, op scholen, kantoren, terrassen, enzovoort. Dat onderzoek loopt met de 13 centrumsteden en het Vlaamse Department Omgeving dat het onderzoek ook financiert. Of onze leefpatronen ten gronde zullen veranderen, hopen we volgend voorjaar uit de studie af te leiden."
Als u terugblikt op de afgelopen 13 jaar, waar bent u dan trots op?
"Dat de steden nu echt samenwerken en de vertegenwoordiger van de ene stad zegt: 'Ik zal dat wel opnemen' en aan anderen vraagt om mee te werken. En dan heb ik het over zowel praktische als inhoudelijke zaken. Medewerkers van de steden doceren aan elkaar over successen en mislukkingen. De steden hebben echt de armen in elkaar geslagen. Het heeft wat van onze nationale hockeyploeg die heel goed aan elkaar hangt en waarin de spelers mekaar iets gunnen."
Wat raadt u uw opvolger aan om wel en om niet te doen?
"Mijn opvolger moet de spreidstand aankunnen. Sommige steden zijn voorlopers, hebben veel capaciteit, zijn lefgozers. Andere steden zijn voorzichtiger en willen het wat rustiger aandoen. Die spreidstand moet je beheersen. Je moet steden de ene keer een schouderklopje en de andere keer een stamp onder hun achterste geven. Iets anders: ik heb mij altijd ver van politieke standpunten gehouden, zowel op het Vlaamse niveau als op het niveau van de steden. Maar cruciaal: mijn opvolger moet vooral zijn of haar eigen gang gaan, niet proberen een kloon van mij te zijn. Hopelijk is het een sterke figuur, zodat ik geen schoonmoederreflexen ontwikkel. Maar in mijn vorig leven heb ik die reflexen goed kunnen onderdrukken. Los daarvan is dit de beste stiel die je kan uitoefenen, al is het keihard werken. Het is altijd interessant, er is permanent beweging en je ontmoet veel boeiende mensen. Al die bekwame ambtenaren in mijn netwerk, dat is echt een geschenk! Mijn vader zei altijd: 'je stopt als het begint'. Dat verder kijken dan het gemakkelijke antwoord heb ik blijkbaar goed in mijn oren geknoopt. Het is zowat het leitmotiv van mijn loopbaan geworden."
Samenleving & Politiek, Jaargang 28, 2021, nr. 8 (oktober), pagina 4 tot 9
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.