Abonneer Log in

The Profit Paradox

Samenleving & Politiek, Jaargang 28, 2021, nr. 7 (september), pagina 84 tot 87

In tegenstelling tot wat de biografieën van Bill, Steve, Mark en Elon laten vermoeden, is de economie gemiddeld niet meer maar minder dynamisch geworden.

The Profit Paradox

Jan Eeckhout
Princeton University Press, Princeton, 2021

Als men dan toch één iets onthoudt van een inleidende cursus economie, is het dat met winst maken niets mis is. Winst zou een signaal zijn dat het bedrijf goed bezig is: het maakt nieuwere of betere producten waarvoor de mensen meer willen betalen en doet dit tegen een relatief lage kost. En die winst is gezien vanuit één bedrijf maar tijdelijk. Winst lokt nieuw kapers naar de kust. Het verhoogde aanbod doet de prijs dalen en de winst verdwijnt. Van het winststreven 'profiteert' uiteindelijk slechts de consument.

Jan Eeckhout kan zich niet vinden in deze idyllische voorstelling van het functioneren van onze economieën. De winst verdwijnt niet, vonden hij en zijn collega's in hun baanbrekend empirisch onderzoek. Volgens meerdere maatstaven neemt het belang van de winst sinds 1980 zelfs spectaculair toe. En dit in alle werelddelen en over alle sectoren. Wij leven niet in een wereld waarin vooral kleine bedrijven in de markt met elkaar concurreren. Er zijn integendeel een beperkt aantal grote bedrijven die de markt domineren. Die dominantie heeft naargelang het bedrijf verschillende oorzaken. AB InBev werd de allergrootste door systematisch concurrenten op te kopen. Amazon verwierf zijn marktmacht dan weer dankzij het creatief exploiteren van de mogelijkheden van het internet en het uitbouwen van een breed distributienetwerk. Eenmaal gelanceerd zette het zijn concurrenten op een onoverbrugbare achterstand.

Dat die bedrijven hun sterke positie gebruiken, om het verschil tussen verkoop- en kostprijs kunstmatig hoog te houden, is natuurlijk niet leuk voor de consument. Maar er is meer slecht nieuws. De relatief hoge prijzen zorgen voor minder vraag naar goederen en dus voor minder vraag naar arbeid. Dat zorgt voor minder hoge lonen en een lagere tewerkstelling. De macht van de werkgever zorgt er voor dat de lonen achterblijven bij de stijging van de arbeidsproductiviteit. Het aandeel van de lonen in het totaal inkomen is de laatste decennia dan ook drastisch afgenomen. Dat leidt op zich reeds tot meer ongelijkheid maar bovendien groeide ook de kloof tussen de hoogste en laagste lonen. Dat heeft vooral te maken met een tweedeling in het bedrijvenlandschap. Er is de machtige big business waarin hooggeschoolde arbeid vooral denkwerk verricht. De routinetaken worden uitbesteed aan een zwerm elkaar beconcurrerende bedrijven met niet gespecialiseerde werknemers. Smartphones worden ontworpen in de machtige high-tech bedrijven maar elders geproduceerd. Ook de verkoop en dienst na verkoop worden uitbesteed. Van wat je betaalt voor je smartphone gaat het leeuwenaandeel naar de lonen van de hooggeschoolden uit de eerste soort bedrijven. De marktmacht veroorzaakt niet alleen ongelijkheid binnen één generatie maar staat ook de sociale mobiliteit in de weg. In tegenstelling tot wat de biografieën van Bill, Steve, Mark en Elon laten vermoeden, is de economie gemiddeld niet meer maar minder dynamisch geworden. Er zijn minder nieuwe bedrijven en de werknemers hebben het minder gemakkelijk om naar een ander bedrijf over te stappen of binnen het bedrijf promotie te maken. De hardnekkige inkomensongelijkheid is tegelijk oorzaak en gevolg van verschillen in gezondheidstoestand en onderwijskansen. En de kloof wordt ook geografisch vertaald in homogener wordende rijkere en armere buurten. Dat er van de onmiskenbare algemene economische groei sinds 1980 zo ongelijk werd geprofiteerd, is niet alleen een economisch probleem. De sociale vrede en het geloof in de democratie worden er door bedreigd.

Er zijn minder nieuwe bedrijven en de werknemers hebben het minder gemakkelijk om naar een ander bedrijf over te stappen of binnen het bedrijf promotie te maken.

De politiek kan niet lijdzaam blijven toezien. Eeckhout pleit dan ook voor een veel strenger en consequenter mededingingsbeleid. Dat is er sinds de jaren 1980 op achteruitgegaan en is al zeker niet opgewassen tegen de groei van de marktmacht mogelijk gemaakt door het internet en de globalisering. Het eerste wat nodig is, is een betere kennis van de feiten. De bedrijven beschikken over veel meer relevante informatie dan de overheid. Door het effectief opleggen van informatieplicht aan alle bedrijven en door het beter coördineren van de informatiebronnen waarover de overheid nu al beschikt, kan op een solidere basis een mededingingsbeleid worden uitgestippeld. En dat moet ambitieus en creatief zijn. Zo stelt de auteur voor om veel strenger te zijn tegenover fusies en overnames. Nu moet de overheid aantonen dat fusies en overnames schadelijk zijn vooraleer ze te kunnen verbieden. Waarom de betrokken bedrijven niet verplichten aan te tonen dat hun samensmelten maatschappelijk nuttig zal zijn voor ze daartoe de toelating te geven, vraagt Jan Eeckhout zich af. En er is het nieuwe gegeven dat alles wat de consumenten via het internet over zichzelf prijsgeven, door de grote bedrijven kan worden gebruikt om hun koopgedrag te sturen en zo hun marktmacht nog te vergroten. Die data vormen naast arbeid, kapitaal en grond een vierde 'productiefactor'. Eeckhout stelt voor dat de bedrijven die de data verzamelden ze na een beperkte periode zullen moeten vrijgeven.

Dit zijn maar twee voorbeelden. Wat er moet gebeuren is vrij goed geweten. Waarom het tot nu toe nog niet gebeurde is helaas ook vrij duidelijk. Het beleid wordt mede bepaald door kapitaalkrachtige bedrijven die lobbyen voor een hen gunstige regelgeving. Door te lobbyen worden bedrijven kapitaalkrachtiger waardoor ze beter kunnen lobbyen, enzovoort. Een centrale politiek onafhankelijke mededingingsautoriteit die beschikt over voldoende menselijke en financiële middelen, is daarom een absolute noodzaak. De geschiedenis van het monetair beleid dat uiteindelijk toevertrouwd werd aan een sterke onafhankelijke centrale bank, leert dat dromen is toegelaten.

Een centrale politiek onafhankelijke mededingingsautoriteit met voldoende middelen is een absolute noodzaak.

Wat voorafgaat doet geen recht aan de nuance van het boek, noch aan het pedagogisch talent van de auteur. Zijn bezorgdheid over de ongelijke verdeling van de groei maakt Eeckhout niet blind voor wat die in een paar generaties heeft opgeleverd, ook voor de laagste inkomensklassen in de rijke landen. Men moet minder lang werken, men leeft langer en heeft allerlei comfort waarvan de rijkste grootouders zelfs niet konden dromen. Mocht ik het woord 'topeconoom' niet afschuwelijk vinden, dan zou ik er Eeckhout mee vereren. Maar hij is geen vakidioot. Hij kent zijn vak maar heeft een open blik voor andere wetenschappen. En al die bagage geraakt hij kwijt in een zeer leesbaar boek. Eeckhout hanteert een trefzekere en beeldrijke taal. Hij slaagt erin een wetenschappelijk onderbouwd verhaal zeer toegankelijk te maken, ook voor niet economen. Hij lardeert zijn verhaal met leuke weetjes en nuttige anekdotes, ook uit zijn eigen leven. Het leest als een trein.

Beroepshalve moet ik kritische bedenkingen maken. Ik vond er twee. Hoewel het boek over de rijke markteconomieën in het algemeen gaat, lijkt het het meest toepasselijk op de Amerikaanse problematiek. Wie bij het lezen continentaal Europa voor ogen heeft, vindt het betoog soms wat overdreven. Wij ondergingen hier in mindere mate de conservatieve revolutie van Reagan en Thatcher die de rode loper uitrolden voor big business zonder veel aandacht voor armoede en ongelijkheid. En van onze kant van de oceaan maken die Big Tech bedrijven ons eerder jaloers dan wat anders. Tweede kritische bedenking: hoewel het boek zeker een zeer welkome bijdrage is aan de bredere bewustmaking van het probleem van de marktmacht, doemde bij het lezen wel eens het beeld op van de man met de hamer die overal spijkers ziet. Dat de concurrentie tussen de bedrijven zo sterk is afgenomen is een groot probleem, maar is niet het enige probleem. En de engheid van dit perspectief verhindert het zicht op andere oplossingen. Zoals onder meer een consequentere sociale bescherming.

Mocht The Profit Paradox ooit een Nederlandse vertaling krijgen dan zou 'Eerst de mensen, dan de winst' misschien als ondertitel kunnen. Ik bestond het ooit tegen studenten 'Inleiding in de economie' te zeggen dat die slogan gebrek aan inzicht in de werking van de markteconomie verraadde. Ik zal het nooit meer doen.

André Watteyne

Samenleving & Politiek, Jaargang 28, 2021, nr. 7 (september), pagina 84 tot 87

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.