Het is vanuit de nieuwe COVID19 sociaal-ecologische dynamiek dat nieuwe progressieve mogelijkheden zich aandienen, maar deze worden geconfronteerd met ongeziene uitdagingen.
In het oog van een perfecte storm is het altijd onnatuurlijk kalm, maar iedereen weet dat dit slechts de stilte voor het ontij is. In de relatieve sereniteit van de 'splendid isolation' waarin velen, maar zeker niet iedereen, zich bevinden in deze coronatijden, hangt de komende politieke en sociaal-ecologische storm als een donkere wolk over de horizon. Sommigen hopen dat er licht is aan het einde van de tunnel wanneer het 'nieuwe normaal' de norm wordt, maar het zou best kunnen dat de glimmer aan het einde slechts de koplampen zijn van een aansnellende trein. De uitdaging is er voor te zorgen dat het nieuwe normaal niet een slechte kopie wordt van het oude.
In de kakofonie van opinies, analyses en discussies over de COVID19 pandemie is er één constante: de vaststelling dat de pandemie negatieve gevolgen heeft voor 'de economie'. 'De economie' staat voor een specifieke neoliberaal, geprivatiseerd, markt-gestuurd sociaal en institutioneel groeimodel. Alle economische indicatoren dalen snel; een krimp in 2020 van om en bij 8% is wat de meeste waarnemers verwachten. Dit heeft natuurlijk verregaande sociale gevolgen in termen van werkloosheid, precariteit, onzekere toekomst, en bankroet voor vele, vooral kleinere, ondernemingen. Aan de andere kant doen de investeerders in medische goederen, ZOOM en andere internetplatforms, e-commerce of Netflix het uitstekend. Deze manicheistische situatie lijkt de samenleving en haar politieke beheerders te dwingen een diabolische keuze te maken tussen het leven van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen enerzijds en het 'normaliseren' van tewerkstelling en economische groei anderzijds.
Deze tegenstelling moet dringend worden doorbroken met het oog op de intense politiek-ecologische strijd die in het post-COVID19 tijdperk zal oplaaien. Het is een strijd die zich zal afspelen rond de rol van de overheid en de publieke sfeer, de verdeling van de gigantische overheidsschuld wanneer de rekeningen moeten worden vereffend, de nieuwe arbeidsdeling, de vereiste sociaal-ecologische veranderingen, het evenwicht tussen economische productie en sociale reproductie, en de geografie van productie en consumptie. Het is vanuit de nieuwe COVID19 sociaal-ecologische dynamiek dat nieuwe progressieve mogelijkheden zich aandienen, maar deze worden geconfronteerd met ongeziene uitdagingen.
DE GULDEN RAND VAN DE COVID19 POLITIEKE ECOLOGIE
Een aanzienlijk deel van de realiteit van het 'nieuwe normaal' is precies waar de groen-linkse beweging de afgelopen decennia voor geijverd heeft, maar niet heeft kunnen realiseren. Met de pandemie lukte het op een paar weken:
- Toenemende investeringen in en collectieve bezorgdheid voor publieke gezondheid, sociale zorg, onderwijs en buurtontwikkeling.
- Voor het eerst sinds 2011 is er een massale reductie in de uitstoot van broeikasgassen (zowat 17% tussen januari en april), en een uitgesproken daling van de olieprijs.
- Een krimp van de economie van zowat 8%, de natte droom van de 'degrowth'-beweging, te samen met een drastische daling in de activiteiten van de meest vervuilende sectoren: luchtvaart, auto-industrie, petrochemie, scheepvaart, enzovoort. Tevens daalt de toelevering aan deze sectoren. Er dient zich een gigantische economische herstructurering aan.
- Productieketens wijzigen snel, wat wijst op een proces van deglobalisering van goederenstromen. Dit is vooral merkbaar in de voedingsketens en in sommige industriële takken (medicijnen, medische uitrusting en gerelateerde activiteiten)
- Snellere opmars van de cognitieve economie, gestoeld op kennis, creativiteit en virtuele media.
- De financiële sector verdwijnt naar de achtergrond als speerpuntsector. Dit toont uiteindelijk het ware gelaat van de gefinancialiseerde economie, met name een geldmaakmachine zonder noemenswaardige bijdrage aan het sociaal-ecologisch welzijn van samenleving.
- Een snelle verandering van werkpatronen voor een deel van de bevolking: flexibel, thuiswerk en grotere autonomie.
- Veranderende consumptiepatronen en nieuwe vormen van invullen van vrije tijd en ontspanning: minder verplaatsingen, geen exotische vliegreizen, minder massatoerisme, ontdekking van lokale kwaliteiten, enzovoort.
- Experimenten met nieuwe vormen van sociale interactie.
- Een buitengewone toename in expressies van solidariteit met 'frontline' werkers, vaak sectoren die zelden in de schijnwerpers stonden en de afgelopen jaren de negatieve gevolgen droegen van een ongemeen hard besparingsbeleid.
- Het herbevestigen van de rol van de wetenschap, en vooral van wetenschappelijke waarheid, waarbij de interface tussen kennis, samenleving en politiek hertekend wordt.
- Het vertragen van het dagelijkse leven voor velen en het luwen van de stad die hiermee ecologisch gezonder en sociaal intiemer wordt.
- De vaststelling dat de 'cognitieve arbeider' in 'splendid isolation' uitermate afhankelijk is van een leger aan, vaak precaire, 'frontline' werkers in logistiek, distributie, kleinhandel, sociale zorg, medische sectoren, publiek transport en precaire vormen van productie (zoals in de tuinbouw of slachthuizen).
- Bovendien wordt de centrale rol van de nationale, Europese en internationale beleidsniveaus herbevestigd, maar toont eveneens hun zwaktes. Tevens is het neoliberale receptenboek verdwenen en worden de strikte budgettaire normen van het post-Maastricht tijdperk naar de prullenmand verwezen.
- Er wordt nu openlijk gesproken over hernationalisatie (zoals de privé ziekenhuizen in Spanje), relocatie van economische activiteiten en van soevereiniteit op vlak van o.a. gezondheidszorg, voeding en medische uitrusting. Het belangrijkste is dat een woord dat door de neoliberale hegemonie verbannen werd, opnieuw opduikt: solidariteit.
Dit alles lijkt tot op zekere hoogte uitstekend nieuws vanuit een ecologisch en progressief sociaal perspectief. Maar hoe kan dit duurzaam bestendigd worden? En hoe kunnen de negatieve gevolgen worden aangepakt? Inderdaad, de coronapandemie is eveneens een symptoom van de radicale ongelijkheden en machtsrelaties in de samenleving. Ze geeft de breuklijnen aan waarrond de post-corona sociale en politieke strijd zal woeden.
DE NEGATIEVE REALITEIT VAN DE COVID19 ECONOMIE
Vooreerst moet worden gesteld dat het coronavirus niet de oorzaak is van vele van de negatieve aspecten, maar eerder een symptoom van reeds lang bestaande sociaal-ecologische ongelijkheden en conflicten. Zowel de pandemische verspreiding en de sociale ongelijkheden zijn het resultaat van de neoliberale globale politiek-economische omwenteling van de laatste 30 jaar. In tegenstelling tot wat Bruno Latour onlangs stelde met betrekking tot het onderscheid tussen de COVID pandemie en klimaatverandering, waarbij het eerste wordt voorgesteld als een strijd tussen mens en natuur en de tweede als een strijd tussen twee tegengestelde sociale groepen en politiek visies, zou ik eerder argumenteren dat COVID19 ook in eerste instantie een symptoom is van en uitdrukking geeft aan tegengestelde sociale posities en belangen. Enkele voorbeelden:
- Een voorlopige balans van honderdduizenden doden en miljoenen besmettingen. Onderzoek in het VK en de VS toont aan dat het sterftecijfer driemaal hoger is onder sociaal-economisch zwakkeren en etnische minderheden.
- Miljoenen werklozen, vaak in de laagste inkomenscategorieën met weinig alternatieven, vooral in landen met een beperkt of afwezig publiek opvangnet.
- Een toename van werkonzekerheid en precariteit. Er ontstaat een nieuwe getrieerde arbeidsverdeling tussen 'backline' (cognitief kapitalisme) en 'frontline' (zorg en logistiek) werknemers, met een gepolariseerde sociaal-ecologische stratificatie tot gevolg, vooral langs etnische en genderlijnen.
- De deglobalisering van de materiële economie en de toenemende geo-politieke spanning dreigen het vertoog en succes van nationalistisch en populistisch rechts te versterken. Er is daarom ook een dreiging van politieke deglobalisering, die reeds krachtige nationalistische tendensen verder kan aanwakkeren. De strijd over de verdeling van eventuele vaccins is een waarschuwend voorbeeld.
- Een dominant (want weinig blootgesteld aan kritiek) objectief om zoveel mogelijk grote ondernemingen die aan ernstig risico blootgesteld zijn (zoals Brussels Airlines, KLM of Lufthansa) uit de brand te slepen met massale en vrijwel onvoorwaardelijke overheidssteun.
Kortom, her coronavirus toont aan dat iedereen een risico loopt, maar dat het slechts voor een deel van de bevolking uitloopt in een ramp of catastrofe. De sociale isolatie en 'social distancing' die vooral mogelijk is voor de midden- en hogere klasse versterkt bovendien de onderliggende subjectieve positie van het neoliberaal subject dat niets anders wenst, zo argumenteert Roberto Esposito, dan in een immunitaire cocon een simulacrum van individuele bevrediging na te streven en die, tegelijkertijd, beschermt tegen de plichten van het leven in een gemeenschap. We zien hiermee, voor een deel van de bevolking, dat een immunitaire biopolitiek de individualisering en sociale fragmentatie kan versterken, terwijl aan de onderkant, en die is duidelijke etnisch, sociaal-economisch en gender-gedifferentieerd, de blootstelling aan risico het gevaar voor catastrofe inhoudt. De COVID19 conditie dreigt zodoende de neoliberale subjectivering, zoals Paul Verhaeghe die beschrijft, te versterken.
NAAR EEN BESTENDIGING VAN DE COVID19 CONDITIE, MAAR DAN ZONDER HET VIRUS
Voor het duurzaam uitbouwen van de progressieve aspecten van de COVID19 politiek-ecologische conditie moeten een reeks sleutelconflicten en -spanningen dringend politieke aandacht krijgen. De volgende breuklijnen en prioriteiten dienen zich aan.
De COVID19-economie heeft een proces van verregaande economische transformatie op gang gebracht. De industriële herstructurering in de jaren 1970 (sluiting van onder andere de koolmijnen, staalnijverheid, scheepsbouw) ging gepaard met nieuwe opleidingen, herscholing, een gigantische mobiliteit op de arbeidsmarkt en een herschikking van de investeringen. Dit dient zich vandaag opnieuw aan; en dit moet structureel en maatschappelijk worden aangepakt. Wat is daarvoor nodig?
Ten eerste, een versneld proces van herstructurering van de arbeidsmarkt en een begeleide heroriëntatie van overheidsinvesteringen, weg van internationaal toerisme, luchtvaart, luchthavens, automobielsector, en in de richting van publiek transport, milieu, zorgsector, gezondheid, voeding, lokale logistiek, kwaliteitsvolle en duurzame huisvesting, de cognitieve economie, enzovoort, en dit gekoppeld aan werkzekerheid, sociale bescherming en een degelijk inkomen.
Ten tweede, het ondersteunen van een arbeidsmarkt met een focus op het verbeteren van de werkzekerheid en arbeidscondities van 'frontline' arbeid. De COVID19 pandemie heeft inderdaad aangetoond dat een groot deel van het 'backline' werk bestaat uit wat David Graeber 'bullshit jobs' noemt, met name werk dat weinigen zullen missen als het niet gedaan wordt (het gros van de financiële speculanten, managers allerhande, bedrijfsadvocaten, notarissen, consulenten, enzovoort). Een groot deel onder hen hebben geen noemenswaardige belang in een COVID19 economie. Nochtans behoren zij tot de bovenste inkomenscategorieën – een grondige herverdeling en heroriëntatie is hier op zijn plaats. Dit vereist niet alleen een progressiever fiscaal systeem, maar vooral een reeks beleidsmaatregelen die louter financiële transacties strikter reguleren, een doelbewuste sturing van investeringsstromen en een ernstige belasting op financiële welvaart en meerwaarde (een soort BNTW is dringend nodig – Belasting op Niet Toegevoegde Waarde).
Ten derde, een grotere overheidssturing en -planning op alle schaalniveaus, met het oog op het versterken van sectoren die sociaal en ecologisch nodig en belangrijk zijn, en wat door de COVID19 situatie haarscherp getoond werd: publieke gezondheid, voeding, wetenschap, onderwijs, huisvesting, collectief vervoer, klimaattransitie, een gemeenschappelijke en leefbare stedelijkheid.
Er zal ongetwijfeld een intense sociale en politieke strijd losbarsten in het post-COVID19 tijdperk over het te volgen sociaal-economisch en ecologisch beleid. De belangrijkste uitdaging, naast het sturen van de overheidsbestedingen, zal het overheidstekort zijn op alle beleidsniveaus. De gulle, algemene en veelal ongedifferentieerde steun voor tal van sectoren en activiteiten in de crisis veroorzaakt gigantische budgettaire onevenwichten. De schuldenlast is enorm gestegen. Er zal ongetwijfeld een intense klassenstrijd woeden in de nabije toekomst over welke schouders de schulden zullen dragen. Nadat bij de financiële crisis de samenleving een kleine financiële elite uit de nood heeft gered, is het nu hoog tijd om een wederdienst af te dwingen. Een besparingsbeleid, gedragen door de 'frontline' werkers, is uit de boze. Diegenen die nog steeds zeer goed teren op de beurzen, en dit vanuit hun 'splendid isolation', moeten het eerste aanspreekpunt zijn.
Het neoliberale receptenboek is met COVID19 naar de verdomhoek gestuurd, en hopelijk naar het kerkhof van de geschiedenis. Het versterken van de overheidsinmenging op een geplande en gecoördineerde wijze die vooral sociaal-ecologische objectieven nastreeft, is vereist. De politieke en technische onmacht en amateurisme van de huidige generatie politieke managers is ronduit beschamend. Tevens is er op zijn minst een Europees sociaal-ecologisch convenant nodig die een groene sociaal-ecologische politieke economie gestalte geeft en het gevaar voor toenemende inter-nationale conflicten tempert. De Europese 'Green New Deal' overtuigt niet: ze is gericht op het herstellen van de groei met een groen randje. Bovendien moet het internationalisme van vrije mobiliteit van goederen en diensten worden vervangen door één van mobiliteit van ideeën en intense solidariteit.
Kortom, we willen niet terug naar het normaal van gisteren. Want de COVID19 pandemie heeft scherp aangetoond dat dit net het probleem was.
Deze bijdrage verscheen in de Zomerreeks 2020: #BeterNaCorona van Samenleving & Politiek.
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.