Nieuwbakken sp.a-voorzitter Conner Rousseau moet ervoor zorgen dat de Vlaamse socialisten niet volledig irrelevant worden en verder richting kiesdrempel wegzakken. Offert de partij opnieuw een van haar jonge talenten op of slaagt hij er wel in om de partij organisatorisch, inhoudelijk en strategisch weer op de rails te krijgen?
Nooit eerder stemden zo weinig Vlamingen op de socialisten. Slechts 1 op 10 kiezers koos op 26 mei voor sp.a. Dat is een historisch dieptepunt. De malaise zit evenwel niet enkel bij de socialisten. De andere traditionele partijen zijn in hetzelfde bedje ziek. Samen met Open VLD en CD&V, kan sp.a nog maar een kleine 40% van de kiezers bekoren. De nieuwe partijen vreten het centrum leeg en wat lange tijd onmogelijk leek, wordt het plots wel: sp.a, Open VLD en CD&V worden niet langer onsterfelijk geacht en het wordt zelf denkbaar dat deze partijen ondanks hun diepe wortels misschien ooit uit de Vlaamse politiek verdwijnen.
Niet enkel sp.a heeft dus een probleem. Al staat de partij er misschien wel het slechtst voor van de traditionele drie. De socialisten komen maar net boven de symbolische kaap van 10% uit bij de federale en Vlaamse verkiezingen en verloren bij de lokale verkiezingen van 2018 de meeste van hun lokale machtsbastions. Waar ze lokaal aan de macht blijven, hebben ze dat vaak te danken aan de linkse concullega Groen met wie ze een kartel vormden bij de verkiezingen of met wie ze zijn gaan besturen. In de Vlaamse politieke arena worden de sociaaldemocraten niet alleen op de hielen gezeten door Groen, maar steekt ook het radicalere PVDA zijn neus voor het eerst uitdrukkelijk aan het venster.
Als dat niet voldoende is om de zeer scheve situatie te schetsen waarin de socialisten zijn verzeild geraakt, dan kan de afgelopen voorzittersrace misschien overtuigen. Alle enigszins gevestigde waarden zoals Meryame Kitir, Yasmine Kherbache, Mo Ridouani of Joris Vandenbroucke hadden wel een reden om aan de zijlijn te blijven staan. Dat geen van hen het zag zitten om de praktische bezwaren opzij te schuiven voor het hoogste ambt in de partij en één van de belangrijkste functies in de politiek, zegt veel over de berg aan uitdagingen waar de partij voor staat. Enkel een 25-jarige kandidaat zonder veel politieke ervaring en de politieke avonturiersHannes De Reu en Christ'l Van der Paal zagen het zitten om de uitdaging aan te gaan om de partij organisatorisch, ideologisch en strategische terug op de rails te zetten. Op 8 november werd Conner Rousseau verkozen tot partijvoorzitter.
ORGANISATIE
Kiezers zijn voor partijen belangrijker geworden dan leden. Zo zijn partijen voor hun financiering al lang niet meer aangewezen op ledenbijdragen. Door de wet op de partijfinanciering (Wet D'Hoore 1989) hangt hun financieel overleven vooral samen met de stemmen die ze halen bij verkiezingen. Toch zijn leden niet onbelangrijk voor de partijwerking. Ze vormen een reservoir om de kiezerslijsten te vullen. Hoe meer leden, hoe meer kans op talentrijke kandidaten. Leden zijn ook belangrijke marketeers voor hun partij bij verkiezingen: ze plakken affiches, 'bussen' folders, gaan van deur tot deur, en prijzen de partij aan op familiefeesten en aan de toog op café. Ten slotte kunnen leden via ideologische congressen ook waardevolle input leveren voor het partijprogramma (Wauters 2017, p. 13-14). Net zoals de christendemocraten kende sp.a de voorbije decennia een sterke daling van het aantal leden. De partij telde op haar hoogtepunt in 1981 nog bijna 120.000 leden en zakte tot net boven 40.000 in 2017 (Hooghe & Boonen, 2014; Vlaeminck, 2018). Bovendien zijn veel van de leden relatief oud. Slechts 14% is jonger dan 35 jaar en 37% is ouder dan 65. Progressieve concurrent Groen telt maar een kwart van het aantal sp.a-leden, maar die zijn wel veel jonger (23% is -35 jaar en 11% +65 jaar) (Devroe, De Vet & Wauters 2017, p. 29).
De nieuwe voorzitter zal de daling wellicht niet kunnen stoppen omdat het een algemeen maatschappelijk fenomeen is dat burgers zich minder graag identificeren met partijen, maar het moet wel de ambitie zijn om de daling te vertragen en opnieuw voor jongeren aantrekkelijker te worden. Het idee van Conner Rousseau om met dat doel voor ogen de partijstructuren te verlichten is een stap in de goeie richting. De logge partijstructuur met verschillende niveaus van organisatie leent zich niet meteen tot betrokkenheid. De goesting om zich te engageren verbleekt meteen bij het lezen van de statuten van de partij. Om op de Grasmarkt gehoord te worden moet je je als gewoon lid door een berg van structuren ploegen. Engagement komt vandaag echter veel meer in pieken en dalen. Dat vraagt een dynamischere aanpak met kortstondige (eventueel virtuele) acties die je als lid kan ondersteunen als je even tijd hebt.
De vorige voorzitter, John Crombez, zette al een goeie stap richting vernieuwing door jongeren meer uitzicht te bieden op een verkozen mandaat via onder andere de decumulregeling. Deze doorgroeimogelijkheden motiveren nieuwkomers wellicht om zich voor de partij in te zetten en het bezorgt sp.a een frisser imago. Al dient de naleving van de decumul dan wel consequent te gebeuren om geloofwaardig te blijven. Bovendien zal actie nodig zijn om ook de nadelen van dit 'jeunisme' op te vangen. Het gebrek aan parlementaire ervaring zal ongetwijfeld een impact hebben op de zichtbaarheid van de parlementaire fracties. Er zal daarom voldoende ondersteuning nodig zijn opdat de partij kan wegen op het parlementaire en maatschappelijke debat.
De knip in de partijfinanciering door de slechte verkiezingsuitslag maakt al het bovenstaande natuurlijk niet makkelijker. Conner Rousseau zal het, ondanks de goed gevulde oorlogskas (Smulders & Maddens, 2017), de komende jaren opnieuw met een pak minder middelen moeten zien te rooien. Een reorganisatie van de fractiewerking waarbij partijmedewerkers gedeeld worden en zich kunnen specialiseren in één specifieke taak voor verschillende parlementsleden tegelijk (zoals de West-Vlaamse verkozenen momenteel doen), kan misschien een hoger rendement opleveren. Maar de financiële kater van 26 mei zal ongetwijfeld nog steeds moeilijke discussies opleveren over waar de gekrompen partijmiddelen naartoe moeten: naar communicatie of naar inhoudelijke ondersteuning. Het wordt bovendien een uitdaging om in die oefening nog wat over te houden om leden op een dynamischer wijze bij de partijwerking te betrekken en het leegbloeden van de lokale partijwerking te stelpen door bijvoorbeeld lokale acties beter te ondersteunen.
INHOUD
Er dringen zich niet alleen organisatorische keuzes op, maar zoals bij alle traditionele partijen wordt ook bij sp.a de opmerking gemaakt dat het inhoudelijk allemaal wat duidelijker moet. De noodzaak aan scherpte is een analyse die sommige politicologen die met het inhoudelijke aspect van partijen bezig zijn al lang maken. Rabinowitz e.a. (1991) zijn wellicht de grondleggers van deze gedachte. Zij beweren dat partijen hun electorale kansen verhogen als ze net dat tikkeltje extremer zijn dan hun concurrenten. Als kiezers bijvoorbeeld vinden dat werklozen harder moeten worden aangepakt, dan zullen ze die partij verkiezen die dat het meest radicaal verwoordt. Ook al is het standpunt van de kiezer zelf een stuk minder extreem op dat punt. De neiging om 100% van de kiezers te willen bekoren met een afgevijld discours werkt volgens deze benadering dus niet. Het is in ons systeem met veel kleine partijen bovendien niet nodig om de grootste te kunnen worden.
Voor de thema's zoals pensioenen en zorg, waar sp.a een patent op heeft, is een dergelijke duidelijk positionering best haalbaar zonder de partij te splijten. Voor een thema als identiteit, dat momenteel heel centraal staat in het publieke debat en waar je dus ook een standpunt over moet hebben, ligt dat een stuk moeilijker. Geen enkele partij is op deze kwestie immers zo verdeeld als de Vlaamse socialisten (Bouteca, Devos en Van de Voorde 2017, pp. 94-95). Een helder standpunt wordt op dit thema dus moeilijk. Daarom kiest Conner Rousseau misschien beter voor andere inhoudelijke klemtonen die dichter bij de natuur van de partij liggen en waar hij kan spreken zonder het risico te lopen om publiekelijk teruggefloten te worden door een deel van zijn partij. Dat gebeurde immers te vaak met John Crombez en onderstreepte vooral de verdeeldheid binnen de partij.
Het klinkt ondertussen al wat belegen, maar de sociale zekerheid is voor sp.a wellicht nog steeds de grootste garantie op succes. Het is een thema waar de partij eigenaar van is en eentje dat alle Vlamingen, van links tot rechts, zeer na aan het hart ligt. Zeker op het vlak van pensioenen en gezondheidszorg ziet de Vlaming een belangrijke rol weggelegd voor een herverdelende overheid (Laenen e.a., 2016). Een focus hierop kan ook een manier zijn om de inhoudelijke tegenstellingen te overspannen die er soms zijn tussen arbeiders en middenklassers. Eén van de belangrijkste uitdagingen van de partij blijft immers de zoektocht naar een overkoepelende boodschap die deze verschillende segmenten van kiezers kan clusteren. Een boodschap die aantoont dat arbeiders en middenklassers ondanks de verschillen toch vooral gemeenschappelijke belangen hebben. Nieuwe thema's aanboren, zoals klimaat, biedt wellicht minder electorale garanties. Thema's van andere partijen afsnoepen is niet onmogelijk, maar wel een stuk moeilijker dan terugplooien op de eigen kern en daar een geloofwaardiger verhaal brengen.
De inhoudelijke koers zal ook het oubollige imago van sp.a als 'partij van de stakers' of 'partij van de verworven rechten' mee moeten helpen oppoetsen. Werkloosheidsuitkeringen, brugpensioen en vakbondsacties lijken in dat opzicht niet onmiddellijk geschikt om het jonge volkje aan te spreken. Nochtans zijn dat thema's die de vakbondsvleugel van de partij wel hoog in het vaandel draagt. De relatie tot ABVV is dan ook één van die zaken die eens duidelijk moet worden uitgeklaard. De huidige 'flou artistique' die over die relatie hangt, doet de partij immers vaak in een ongemakkelijke catch 22 terechtkomen. Als sp.a de linkse familieleden bijvoorbeeld afschiet omwille van een treinstaking, dan spreekt men van ruzie in het socialistische huishouden. Doet ze het niet, dan krijgt ze de wind van voren en het verwijt dat ze nog steeds veel te oubollig is.
Dit gezegd zijnde, met inhoud alleen zal Conner Rousseau zijn partij niet gereanimeerd krijgen. Een partij heeft ook kopstukken nodig. De voorzittersrace tussen 'onbekenden' toont nogmaals aan dat die er, in tegenstelling tot de andere partijen, helemaal niet zijn. De sp.a-parlementsleden (of ministers, wie weet?) zullen de komende jaren als deskundigen moeten komen bovendrijven. De tijd dat kleppers als Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke en Luc Van den Bossche als goeie bestuurders de partij een geloofwaardigheidsbonus opleverden, ligt immers ver achter ons.
In dat kader zal Conner Rousseau ook eens goed moeten nadenken over zijn persoonlijke imago. Ondanks het feit dat leeftijd geen kwaliteitslabel hoeft te zijn, wordt de onervarenheid momenteel wel vaak opgeworpen in de eerste analyses van de slaagkansen van de nieuwe voorzitter. Dat beeld dient hij dus gekeerd te krijgen, en het valt te betwijfelen of het scabreuze taalgebruik dat de nieuwe voorzitter soms hanteert daarbij helpt. Het is misschien 'swag' (d.i. jongerentaal voor een stoere en zelfverzekerde houding) en de partij moet niet iedereen willen charmeren, maar door in de communicatie enkel op de groep van 18- tot 25-jarigen te mikken dreigt de niche wel heel erg klein te worden. Misschien moet Conner Rousseau zich eens de vraag stellen hoeveel kiezers hun pensioen willen toevertrouwen aan een 'likehoer', zoals hij zichzelf noemde op zijn Instagramaccount.
STRATEGIE
Op strategisch vlak is de komende jaren belangrijk hoe sp.a zich tegenover haar voornaamste concurrenten op links, Groen en PVDA, positioneert. Dat zijn immers de twee partijen waar sp.a bij de verkiezingen stemmen aan verloor (Van Erkel, Kern & Baudewyns 2019, p. 7). De gemeenteraadsverkiezingen van 2018 leken aan te tonen dat Groen op links het voortouw had genomen, maar tijdens de campagne werd de uitstroom van sp.a naar de groenen gestopt (Van Erkel, Kern en Baudewyns 2019, p. 15). De sp.a-strategie om Groen (samen met de rechtse partijen trouwens) weg te zetten als een partij die in haar klimaatstreven te weinig aandacht heeft voor de problemen van de gele hesjes, lijkt dus te werken. Toch in die zin dat Groen zich nog steeds niet kan profileren als het belangrijkste alternatief op links. In het Vlaams Parlement heeft de partij een zetel meer dan sp.a, maar in de Kamer geldt het omgekeerde.
Sp.a ontnam Groen dan wel het psychologisch voordeel van de grootste linkse formatie, maar kon daar zelf maar weinig van profiteren. Vooral PVDA deed op links een gouden zaak (Van Erkel, Kern en Baudewyns 2019, p. 7 en 15). De concurrentiestrijd op de beperkte linkse kiezersmarkt lijkt de komende jaren dan ook uit te draaien op een ordinaire een survival of the fittest. Een zeer onlinkse gedachte, maar blijkbaar zijn alle linkse leiders liever meester van hun lilliputterpartij dan dienaar van een groter links belang. Het zou dan ook niet onverstandig zijn van sp.a om toch nog eens na te denken over een of andere vorm van samenwerking op links. Zeker als Groen en sp.a samen in een regering zouden belanden en PVDA de ruimte krijgt om tegen hen van leer zal trekken vanuit de oppositie.
Die PVDA was lange tijd immers een eerder theoretische bedreiging voor de socialisten (en de groenen), maar sinds 26 mei zitten ze ook daadwerkelijk op de parlementaire banken. Ze worden op die manier een veel zichtbaarder alternatief op links. De zelfverklaarde communisten zijn ook allesbehalve amateurs. Ze schuwen de parlementaire guerrillatactieken niet om zich te profileren. Door tegen de gebruiken in een amendement op de federale noodbegroting in te dienen die de zorgsector van extra geld moet voorzien, wisten ze zich uitgebreid in beeld te werken op een belangrijk links thema. Sp.a blijft ondertussen een stuk onzichtbaarder.
De keuze om al dan niet toe te treden tot een paars-gele of paars-groene regering wordt in dat opzicht dus een belangrijke strategische overweging. Sommige sp.a'ers mogen het belang van die keuze dan wel nuanceren omdat de partij in het recente verleden zowel na regeren als na oppositie achteruitging, toch is ze niet onbelangrijk. Internationaal onderzoek toont immers aan dat partijen doorgaans stemmen verliezen na regeringsdeelname, ook in België (Hjermitslev 2018). Dat geldt misschien nog meer voor sp.a nu de context is veranderd en met PVDA een extra concurrent op links in het parlement zit.
Door in de regering te stappen stellen partijen zich immers kwetsbaar op ten aanzien van hun concurrenten in de oppositie. Dat beseft Conner Rousseau ook wel, want hij herhaalde al verschillende keren dat zijn partij enkel in de federale regering zal stappen als ze het verschil kan maken. Met negen zetels wordt dat niet gemakkelijk, maar grote zus PS kan natuurlijk wel zwaar wegen. Dat kan een geruststelling zijn voor de Vlaamse socialisten, al zullen er in een paars-geel of paars-groen compromis altijd wel moeilijke sociaaleconomische dossiers zijn om te slikken. Zeker omdat het gigantische begrotingstekort weinig ruimte laat om ideologische verschillen met geld te smeren. Een regeringsdeelname zou ook geen cadeau zijn voor de parlementsleden die zich willen bewijzen. Op de regeringsbanken moet je immers twee keer je tong draaien vooraleer je naar buiten komt. Men kan zich dan wel via ministerposten in beeld werken, maar de vraag is welke posten sp.a gegund zullen worden. Ook PS zal immers die portefeuilles naar zich toe willen halen die een dam kunnen opwerpen tegen de oprukkende PTB in Franstalig België. Veel credit claiming zit er dan misschien niet in. Dat geldt nog meer als men in een veelkleurige regenboogcoalitie/monstercoalitie terechtkomt waar iedereen moet zien te scoren. Bovendien zou regeringsdeelname de partij in een wat moeilijkere spagaatpositie brengen waarbij men Vlaams in de oppositie zit en federaal in de meerderheid. Een heldere partijkoers wordt daardoor iets moeilijker.
Er lijken vanuit het oogpunt van sp.a dan ook niet erg veel voordelen aan regeringsdeelname. Zeker niet aan een paars-gele constructie. Paars-geel zal rechtser klinken dan paars-groen, en de twee voornaamste concurrenten zitten dan in de oppositie. Paars-groen is inhoudelijk makkelijker te verpatsen en laat ook toe om meer consequent om te gaan met het feit dat men federaal bestuurt en Vlaams in de oppositie zit. Het federale model kan dan in de markt gezet worden als het 'sociaal en duurzaam alternatief' voor het 'Vlaamse afbraakbeleid'. Al zal men dan wel met de consequentie moeten leven dat de Vlaamsgezinde oppositie wellicht met het frame zal komen aandraven van een 'Franstalige belastingregering die de deur openzet voor migratie'. Het zal werken worden om dat beeld gekeerd te krijgen, maar met de blik op overleven moet men al eens grotere risico's nemen.
BIBLIOGRAFIE
Bouteca, N., Devos, C. & Van de Voorde, N. (2017). 'Zijn Vlaamse partijen makelaars of ideologen? Een onderzoek op basis van de inhoudelijke opvattingen van partijleden'. In B. Wauters (red.), 'Wie is nog van de partij. Crisis en toekomst van partijleden in Vlaanderen' (pp. 81-100). Acco: Gent.
Devroe, R., De Vet, B. & Wauters, B. (2017). 'De partij als microkosmos? De representativiteit van partijleden onderzocht'. In B. Wauters (red.), 'Wie is nog van de partij. Crisis en toekomst van partijleden in Vlaanderen' (pp. 23-42). Acco: Gent.
Hooghe, M. & Boonen, J. (2014). 'De evolutie van het ledenaantal van de politiek partijen in Vlaanderen, 1970-2014'. Centrum voor politicologie, KU Leuven.
Rabinowitz, G., Macdonald, S. & Listhaug, O. (1991). 'New players in an old game. Party strategy in multiparty systems'. Comparative Political Studies, 24 (2), pp. 147-185.
Smulders J. & Maddens B. (2017). 'Vives Briefing 2017/06. Het vermogen van de Belgische politieke partijen'. Vlaams instituut voor Economie en Samenleving. KUL: Instituut voor de Overheid.
Van Erkel, P., Kern, A. & Baudewyns, P. (2019). 'Verschuivingen in partijvoorkeur. Veranderingen in de partijvoorkeur 2014-2019, en tijdens de verkiezingscampagne van 2019'. EOS Represent.
Vlaeminck, Nicolas (2018). 'Ondanks hoeraberichten: steeds minder partijleden'. Geraadpleegd op https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/01/23/steeds-minder-politieke-partijleden/ (23/01/2018).
Wauters, B. (2017). 'Inleiding: partijleden in perspectief'. In B. Wauters (red.), 'Wie is nog van de partij. Crisis en toekomst van partijleden in Vlaanderen' (pp. 9-22). Acco: Gent.
Samenleving & Politiek, Jaargang 26, 2019, nr. 10 (december), pagina 66 tot 72
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.