De vuist van de vakbond. Een recente geschiedenis
Menno Tamminga, ervaren redacteur bij NRC Handelsblad, beschrijft de tragische geschiedenis van de Nederlandse vakbond FNV. Van een zonnig hoogtepunt in 1997 ging het in een neerwaartse spiraal van minder leden en minder invloed naar een droevig dieptepunt vandaag. Als journalist schreef hij geen zwaar academisch ploeterwerk, maar een makkelijk lezende longread waarin hij een breed en diepgaand beeld schetst van het FNV aan de hand van studies en interviews met (voormalige) kopstukken. Deze grondige kennis combineert hij met Hollandse nuchterheid en schrijftalent. Maar vooral: uit deze helder en toegankelijk geschreven geschiedenis valt ook veel te leren voor de Belgische vakbonden. Zowel over successen als vergissingen.
Met een syndicalisatiegraad van 55% tegenover 17% in Nederland hebben de Belgische bonden niet te klagen. Maar indien het tij toch zou keren, zal het nodig zijn om lessen te trekken uit landen waar het al een tijd eb is. De lage organisatiegraad in Nederland is opvallend omdat men daar ook tevreden is met de manier waarop de vakbond belangen behartigt: 72% is tevreden en 9% zeer tevreden. De verklaring voor de paradox van hoge tevredenheid en laag lidmaatschap ligt in het feit dat 46% van de Nederlanders er nog nooit had over nagedacht om lid te worden. 'Mensen zijn geen lid omdat het ze nooit is gevraagd.' Dat is een eerste belangrijke les. Tamminga zegt niet dat er nationale campagnes moeten komen, maar dat er meer moet worden geïnvesteerd in het actief opzoeken van niet-leden op de werkvloer. Hij noemt dit nieuwerwets 'organising'.
Tamminga wijdt een heel hoofdstuk aan die 'organising' als nieuwe hoop tegen de vicieuze cirkel van dalende ledenaantallen en tanende invloed. Los van de opsmuk komt 'organising' neer op actief vakbondswerk met meer aandacht voor 'zichtbaarheid, gimmicks, naming and shaming en escalatie'. (…) Een belangrijk onderdeel is 'Mensen opzoeken, op hun werk, thuis, hun partners erbij betrekken, wensen en klachten aanhoren en bespreken, samen proberen voor hun eisen gehoor te vinden bij werkgevers.' Deze manier van actieve ledenwerving wint nog meer aan belang in een (platform)economie waarin werknemers of schijnzelfstandigen meer geïsoleerd thuis of op verschillende plaatsen werken. Tamminga spreekt met Ron Meyer, huidig voorzitter van de SP en voormalig bestuurder bij FNV Bondgenoten, die hiermee succes boekte in de schoonmaaksector. Deze sector stond bekend als moeilijk te organiseren omdat de werknemers (of schijnzelfstandigen) vaak geen Nederlands spreken en voortdurend op andere plaatsen werken. Door zich - illegaal - toegang tot gebouwen te verschaffen en simpelweg tijdens het werk op schoonmakers af te stappen, slaagde hij erin hen te organiseren. In 2010 staakten de schoonmakers bij de Nederlandse Spoorwegen negen weken. Dat was de langste staking in Nederland sinds 1933 en leidde tot een betere cao.
In lijn met de 'organising'-filosofie probeert het FNV ook de leden meer inspraak te geven. Dat botst op de recente hervorming die net meer centralisering beoogde. Die hervorming komt net als de interne structuur van het FNV in het boek aan bod, al is het jammer dat we nergens een volledig overzicht krijgen. De structuur van een organisatie ligt altijd gevoelig, maar toch slaagde men in Nederland erin deze ingrijpend te hervormen. Om de interne verdeeldheid tegen te gaan, fuseerden de drie grootste en machtigste centrales met vele kleinere en werden vervolgens opnieuw opgesplitst in 15 herkenbare, kleinere sectoren. Deze kleine 'sectoren' hebben intern minder macht, onder andere omdat iedereen nu rechtstreeks lid kan worden van hét FNV. Een nieuw, gekozen ledenparlement werd het hoogste besluitvormende college binnen de FNV. Tamminga verbergt zijn meningen niet en is niet te beroerd om als toetje zelf voorstellen te doen. Hij is er weliswaar zelf ook niet helemaal uit of meer autonomie dan wel centralisatie goed zijn voor een organisatie. Na grote verdeeldheid binnen het FNV over het pensioenakkoord lijkt hij voorstander van meer centralisering. Tegelijkertijd wil hij meer ruimte geven aan initiatieven van onderop. Zo wil hij dat men de formele coördinatie van het arbeidsvoorwaardenbeleid loslaat, maar even terug in het boek pleit hij net voor meer centrale coördinatie o.a. voor pensioenbeheer en cao's over flexibilisering. Hij begrijpt ook dat autonomie het gevaar op interne contradicties inhoudt. Zo is FNV Zelfstandigen een voorstander van het fiscale gunstregime voor freelancers, maar de rest van het FNV niet. Centralisering versus autonomie is een moeilijke kwestie die voor elke organisatie, maar ook voor de Belgische vakbonden een uitdaging vormt.
Nog een nieuwe praktijk van het FNV in het kader van 'organising' is de cao-politie. Deze speurt sinds 2014 'naar overtredingen van de cao, onderzoekt wat er aan de hand is en bereidt eventueel juridische acties voor.' Ze vat regelmatig post voor bouwwerven om inlichtingen in te winnen bij werknemers over de arbeidsomstandigheden. Vaak blijken deze niet in overeenstemming met de wet en volgen juridische stappen, maar ook manifestaties bij het bouwwerf.
Over het algemeen ziet Tamminga dankzij 'organising' een evolutie naar een meer actiegerichte vakbond. In Nederland brandde de actievlam dan ook op een zeer laag pitje. Er werd zelfs geen 1 meimanifestatie meer gehouden. Nu kleedt Soufian Afkir, rekkenvuller bij Albert Heijn, zich tijdens een aandeelhoudersvergadering uit als protest tegen het jeugdloon en haalt daarmee de media.
Het succes van 'organising' lijkt echter beperkt. Het FNV verliest nog steeds gemiddeld 25.000 à 30.000 leden per jaar. In de andere hoofdstukken gaat het daarom telkens over uitdagingen voor het FNV zoals arbeidsmigratie, flexibilisering en de pensioenen. Wanneer tijdens de financiële crisis miljoenen Nederlanders hun pensioen zien verdampen, staan de medebestuurder-vakbonden met de billen bloot. In plaats van buffers op te bouwen, zoals door de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid werd geadviseerd, ging het FNV akkoord met het dermate verlagen van de bijdragen dat verschillende ondernemingen geld verdienden aan het pensioenfonds van hun werknemers. Zeker de achteloosheid waarmee het FNV de pensioenen van de havenarbeiders verspeelde is schokkend. Hoopgevend is dan weer de toewijding waarmee vakbondsleider van FNV Havens, Niek Stam, tot in de Verenigde Staten acties organiseert om de pensioenen terug te krijgen.
Het boek barst niet enkel met leerzame geslaagde en gefaalde werkwijzen van het FNV, maar gaat breder ook over het sociaal overleg, de arbeidsmarkt en recente sociaaleconomische geschiedenis van Nederland. Tamminga vertelt die geschiedenis niet als droog traktaat, maar giet het in een vlot nieuwsverslag. In 2009 moest het FNV acties tegen een hogere pensioenleeftijd afblazen wegens een gebrekkige mobilisatie. Maar de regering viel en door een akkoord met de werkgevers te sluiten voor een nieuwe regering aantrad, leek het FNV iets betere voorwaarden te hebben bedongen. Daarna volgt een thriller waarin de interne verdeeldheid bij het FNV over dit pensioenakkoord hoogtij viert en de FNV-tanker dreigt te kapseizen. Uiteindelijk gaat nipt een meerderheid van het bestuur ook akkoord met de uitwerking, maar … een jaar later zegt een wisselmeerderheid met o.a. D66 en GroenLinks het akkoord op en keurt alsnog een snellere stijging van de pensioenleeftijd zonder stijging van het pensioenbedrag goed. Tamminga slaagt erin zowel de sfeer, de euforie als het drama goed te capteren.
Tamminga heeft van al deze onderwerpen duidelijk kaas gegeten en is een begenadigd verteller. Hij weet het verhaal als journalist ook levendig te houden met impressies van manifestaties en onderhandelingen. Wat wel ontbreekt in het boek zijn verhelderende vergelijkingen met de andere vakbonden in Nederland en het buitenland. Toch is dit boek verplichte lectuur voor iedereen met een functie bij de vakbond, net omdat er uit de grote fouten en beperkte successen van het FNV vooral kan worden geleerd hoe het niet moet.
Samenleving & Politiek, Jaargang 24, 2017, nr. 7 (september), pagina 90 tot 92
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.