Abonneer Log in

Hoe structureel is een één-euromaaltijd?

Samenleving & Politiek, Jaargang 22, 2015, nr. 6 (juni), pagina 4 tot 11

De definitieve versie van het armoedeplan van Vlaams Minister van Armoedebestrijding Liesbeth Homans (N-VA) wordt pas tegen half juli verwacht, maar ondertussen lekte een eerste versie van het plan uit en die lokte heel wat kritiek uit. Niet alleen van de oppositie in het Vlaams parlement, maar ook - en misschien vooral - van het betrokken middenveld (het Vlaams Netwerk Armoede, de Decenniumdoelstellingen). Er zitten inderdaad een aantal serieuze tekorten in de voorlopige versie van het armoedeplan. In deze bijdrage lijsten we er een aantal op. Een structurele aanpak ontbreekt.

WAAROVER GAAT HET?

Het armoededecreet (art. 5) en het uitvoeringsbesluit (art. 2 tot en met 5) verplichten de Vlaamse Regering - in casu, de minister verantwoordelijk voor de coördinatie van het armoedebeleid - om binnen twaalf maanden na aantreden een Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) op te stellen dat loopt over een periode van vijf jaar. Dit VAPA moet minstens de basisrechten, vermeld in het Algemeen Verslag over de Armoede, respecteren: het recht op participatie, maatschappelijke dienstverlening, gezin, rechtsbedeling, cultuur, inkomen, onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting, gezondheidszorg.

Het omvat minstens de volgende onderdelen:

  • de beschrijving van de algemene visie op het Vlaamse armoedebestrijdingsbeleid;
  • de situering van het Vlaamse armoedebestrijdingsbeleid binnen het nationale en het Europese armoedebestrijdingsbeleid;
  • de geformuleerde doelstellingen op lange en op korte termijn binnen elk beleidsdomein;
  • de concrete beleidsacties;
  • het tijdpad, opgesteld voor de uitvoering;
  • de opgave van de indicatoren om de voortgang te meten;
  • de ingezette instrumenten.

Het actieplan komt tot stand met participatie van de doelgroepen, in partnerschap met het Vlaams Netwerk. Andere maatschappelijke actoren en adviesorganen kunnen bij de opmaak van het actieplan eveneens worden betrokken.

HET ‘ARMOEDEPLAN’ VAN HOMANS

Op 7 mei zat het spel dus op de wagen in het Vlaams Parlement, na een vraag van Bart van Malderen (sp.a) over het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding. Het verslag1 van het ‘debat’ in het Vlaams Parlement over die voorlopige versie is bijzonder leerrijk, omdat we de minister zelf aan het woord horen. Wat opvalt, is dat Homans elk inhoudelijk debat ontweek. Ze presteerde het zelfs om tweemaal tereke te zeggen dat ze niet kan ingaan op de inhoud van het VAPA. In haar antwoorden weidt ze wel uitvoerig uit over hoe goed ze haar best heeft gedaan om iedereen te consulteren en over een aantal procedurele kwesties, zoals wanneer het finale VAPA aan de plenaire vergadering zal worden voorgelegd. De vrees is niet ongegrond dat dit op het allerlaatste moment - midden in de zomervakantie - zal gebeuren, zodat het plan als een diktaat kan worden opgelegd. Elk serieus debat met het maatschappelijke middenveld wordt dan onmogelijk.

Dat middenveld liet zich ook niet onbetuigd. Hoewel volgens de minister de participatie en de betrokkenheid van de doelgroepen en organisaties nog nooit zo groot zijn geweest, komen uit die hoek heel wat kritische geluiden. Nochtans moet ze binnen de overlegstructuur werken die in het armoededecreet werd vastgelegd; daarbij wordt onderstreept dat dit moet gebeuren in partnerschap met het Vlaams Netwerk.

Partnerschap impliceert een vorm van gelijkwaardigheid; het gaat een stuk verder dan de mening vragen van het Netwerk. Uit de reacties van het Netwerk blijkt dat het overleg op dit niveau is blijven steken. In háár reactie beklemtoont minister Homans dat de Vlaamse regering nog volop aan een ‘gedragen actieplan’ sleutelt ‘samen met alle betrokkenen’. Ook de sociale partners, die samenzitten in de SERV (Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen) wijzen op een aantal tekorten in de voorlopige versie van het armoedeplan.2 We vermelden een aantal van hun bemerkingen in de loop van deze tekst.

EEN STRUCTURELE AANPAK?

De minister stelt te ‘kiezen voor een structurele aanpak die de mensen zal versterken en empoweren, zodat ze duurzaam uit de armoede kunnen geraken.’ Uit haar armoedeplan schoof Homans drie maatregelen naar voren. Ze wil:

  • het Antwerpse initiatief van één-euromaal-tijden ‘uitrollen’ over heel Vlaanderen;
  • ze wil de overschotten in de warenhuizen ophalen en ‘herverdelen’;
  • ze wil extra steun geven voor de participatie van jongeren in sportclubs.

Omdat ze deze maatregelen in de etalage zet, mogen we er redelijkerwijs van uitgaan dat ze representatief zijn voor haar armoedebeleid. We gaan in deze bijdrage dan ook en vooral op zoek naar de (ontbrekende) invalshoek ervan. Die betreft het ontbreken van een structurele aanpak; wat tot uitdrukking komt in de focus op kortlopende projecten en op specifieke doelgroepen (die van de ‘deserving poor’, zoals kinderen); in de verwaarlozing van ondersteunende, begeleidende en empowerende initiatieven en in het buiten haakjes zetten van het ‘indirecte’ beleid dat - zeker vandaag - de mensen in armoede sterker raakt dan ooit tevoren. Hoewel Homans er prat op gaat dat haar voorstellen structureel van aard zijn, is niets minder het geval. Ze gebruikt de term als een vlag die de lading niet dekt. Het volstaat niet om een maatregel als ‘structureel’ te benoemen, om die ook tot een structurele maatregel om te toveren. Daarvoor is er meer nodig dan een toverstok.

Woordenboeken definiëren structureel als ‘met betrekking tot de opbouw van een geheel’, als ‘niet toevallig, maar met een diepere oorzaak’. Ik wil het begrip verhelderen met een beeld.

Afgestudeerd als historica moet Homans ongetwijfeld hebben gehoord van het oude Japanse spreekwoord: ‘Iemand die honger heeft moet je geen vis geven, maar leren vissen’. Wel, zij doet juist dat: de mensen in armoede voederen. Mensen leren vissen, is al een stuk structureler. Dat kunnen mensen in armoede niet vanzelf. Daarvoor zijn er leerprocessen nodig en de nodige ondersteuning - en daarmee wil ze komaf maken. Organisaties en initiatieven die mensen in armoede willen begeleiden en ondersteunen, om hen te versterken en hen te helpen om een plaats in de samenleving te veroveren, moeten het voortaan met veel minder (en soms zonder) subsidies stellen. Als Vlaams Minister van Armoedebestrijding is ze daar direct verantwoordelijk voor.

Maar het houdt niet op bij die eerste invulling van ‘structureel’. Wat baat het dat je iemand leert vissen als de viswaters worden leeggeplunderd door industriële visserij of worden vervuild door lozingen van een nabije industrie? Dan moet je dáár ingrijpen. Dat is pas structureel werken. Bij een echte bestrijding van armoede gaat het erom de arbeidsmarkt, het onderwijs, het wonen, de gezondheidszorg en het recht zo in te richten dat ze, in plaats van mensen uit te sluiten, aan mensen een volwaardige plek in deze samenleving (die voor een stuk de onze is, maar nog lang niet die van hen) geven. Als coördinerend Minister van Armoedebestrijding ligt daar de essentie van haar opdracht: ervoor zorgen dat haar collega’s in de Vlaamse Regering hun bevoegdheden gebruiken om de bestaande drempels weg te werken.

Dat je mensen in armoede de mogelijkheid biedt om aan 1 euro een maaltijd te nuttigen, kan allesbehalve ‘structureel’ worden genoemd. De context werkt daarenboven erg stigmatiserend; er wordt een negatief etiket geplakt op wie zich voor deze faciliteit aanbiedt. Minstens moet dit stigmatiserend karakter worden weggewerkt. Dat kan door, bijvoorbeeld, de schoolmaaltijden en de huisbezorgde maaltijden van het OCMW te subsidiëren.

Hetzelfde geldt voor de specifieke steun om de participatie van jongeren uit achtergestelde gezinnen aan sport en vrije tijd te bevorderen. Is investeren in de niet-stigmatiserende en succesvolle Uitpas geen beter idee? Of kan dat niet, omdat de vorige minister die invoerde? En over de zogenaamde ‘herverdeling’ van overschotten uit de warenhuizen wil ik zedig zwijgen; alleen die combinatie van ‘overschotten’ en ‘mensen in armoede’ alleen al. Zorg ervoor dat ze geen overschotten nodig hebben, maar naar een gewone winkel kunnen gaan.

WELKE MAATREGELEN ZIJN DAN WEL STRUCTUREEL?

Houden we het bij enkele initiatieven die al op de rails staan en die vrij direct met armoedebestrijding te maken hebben: de armoedetoets en de automatische toekenning van de rechten.

De armoedetoets werd deze legislatuur nog niet toegepast. Nochtans voorziet het regeerakkoord dat alle nieuwe bevoegdheden die via de staatshervorming overkomen en de daarbij horende extra miljarden (woonbonus, kinderbijslag, de sanctionerende bevoegdheid inzake werk, eerstelijns-juridische hulpverlening) eerst zullen worden bekeken op hun impact op de armoedebestrijding en dan maximaal in die zin zullen worden ingezet. Evenwel vormt de armoedetoets nog geen echt onderdeel van het plan. Van een armoedetoets was evenmin sprake bij de invulling van de woonbonus of hoe de VDAB zal omgaan met haar sancties ten aanzien van laaggeschoolde werkzoekenden. Voor de onlangs aangekondigde opschorting van de SINE-subsidies voor kwetsbare doelgroepen aan dienstenchequebedrijven wordt blijkbaar gewacht op een impactstudie; die had er mogen zijn vooraleer de verwachte besparing werd berekend.

Ook de SERV (dat zijn dus, de sociale partners) pleit in haar hierboven geciteerde sokkeltekst voor een consequente toepassing van de armoedetoets. ‘Een goed armoedebeleid veronderstelt maatregelen in verschillende beleidsdomeinen die de uitsluiting van mensen in armoede verhinderen. De sociale partners pleiten voor het effectief toepassen van de armoedetoets om de gevolgen van (nieuwe) regelgeving op de situatie van personen in armoede systematisch te toetsen. Het VAPA 2015-2019 bevat een lijst van dossiers, bijvoorbeeld de nieuwe Vlaamse kinderbijslag, waarop een armoedetoets zal worden uitgevoerd. Deze lijst wordt bij het begin van de legislatuur opgesteld en wordt jaarlijks aangepast. De SERV vraagt om deze lijst ook tussentijds aan te passen, zodat er geen enkel initiatief aan de radar van de armoedetoets ontsnapt. In tweede orde vragen de sociale partners ook om voor bestaande regelgeving de armoede-effecten in kaart te brengen en op te volgen zodat indien nodig een tijdelijke bijsturing mogelijk is. Tot slot is de evaluatie van de armoedetoets als procedure en element in de beleidsvorming zelf belangrijk.’ We hebben hier niets aan toe te voegen.

De automatische toekenning van rechten dan. Vele mensen die voor die rechten in aanmerking komen, maken er geen gebruik van terwijl dat hun leefsituatie zou verbeteren. We herhalen hier niet de vele drempels die daarbij spelen; houden we het erbij dat vele ervan institutioneel van aard zijn en niets te maken hebben met de persoon van de gerechtigde: te weinig of geen informatie, omslachtige procedures en onleesbare documenten, sociaal en dikwijls fysisch moeilijk toegankelijke gebouwen, ‘vraagverschrikkers’ aan de loketten. Wat met de automatische toekenning van de huurpremie? Die krijg je pas als je vier jaar op een sociale woning wacht. De automatische toekenning van de studiefinanciering wordt al jaren aangekondigd door de Minister van Onderwijs.

Meer in het algemeen maken volgende inhoudelijke maatregelen deel uit van een structurele sokkel van armoedebestrijding: meer sociale woningen (in plaats van, via tijdelijke contracten, plaatsmaken in het ontoereikende woningbestand); ervoor zorgen dat kinderbijslag ook ingezet wordt in de strijd tegen armoede; de kinderopvang betaalbaar maken voor de laagste inkomens en toegankelijk houden voor deeltijds werkende alleenstaande ouders: de kosten voor onderwijs en gezondheidszorg niet opdrijven via kostenverhogingen of de begeleiding niet verminderen via subsidieverminderingen en een doelmatig doelgroepenbeleid organiseren op de arbeidsmarkt.

MEER DAN ENKEL DIRECT ARMOEDEBELEID NODIG

Maar een coördinerend minister van Armoedebestrijding die zich enkel inzet voor direct armoedebeleid legt de lat wel erg laag. Mag ik even terugkomen op twee begrippenparen, die cruciaal zijn om de structurele aard van een armoedebeleid in te schatten? Zo’n armoedebeleid beperkt zich niet tot ‘direct’ beleid; het bevat tevens een serieus pakket aan indirect armoedebeleid. Dat gaat dan nog een stap verder dan de maatregelen die we daarnet opsomden. De arbeidsmarkt, de woonmarkt, de gezondheidszorg, het onderwijs en vele andere maatschappelijke domeinen dermate hervormen, dat uitsluiting daarvan tot een minimum wordt herleid.

Hoe Homans daarover denkt, kunnen we afleiden uit een reactie tijdens het al genoemde debat in het Vlaams parlement: ‘U haalt er terecht allerlei problematieken bij die ook met armoede te maken hebben, maar ik ga me focussen op de oorspronkelijke vragen. We willen dat debat wel voeren, maar dat leidt ons te ver.’

Wat Homans naar voren schuift, zijn vormen van direct beleid, en daarmee doe ik de term ‘beleid’ eigenlijk nog onrecht aan. Eén-euromaaltijden en het herverdelen van voedseloverschotten is liefdadigheid, geen beleid. Het is nog minder beleid dan maatregelen als het uitdelen van cultuurcheques. Hoewel ook dit eigenlijk een lachertje is in strijd tegen de armoede, scoort het hoger omdat het appeleert aan een heel andere dimensie van de armoede: het erkent de noodzaak om mensen in armoede deel te laten nemen aan het ruimer maatschappelijke leven.

In Figuur 1 maken we de rekening en zetten we de debet- en creditzijde tegenover elkaar: wat is er van mensen in armoede afgepakt en wat krijgen ze daarvoor in ruil? Vermits het Homans’ opdracht is om het armoedebeleid van de Vlaamse regering te coördineren, mogen we de verwezenlijkingen van haar collega’s ook vermelden. Ze moet immers toezien op het armoedebestrijdend gehalte van hun inititiatieven; liefst via een armoedetoets - die in haar regeerperiode dus nog nooit werd toegepast - en niet via haar persoonlijk aanvoelen.

Door de maatregelen aan de debetzijde in Figuur 1 moeten gezinnen met een laag inkomen het met veel minder stellen. Decenniumdoelen berekende dat het gaat om 50 euro per maand. ‘Of elke dag een brood minder’.

DE BERUCHTE ‘SOCIALE CORRECTIES’

Een andere manier om haar beleid te plaatsen, is in termen van residueel en institutioneel. De ondertussen beruchte ‘sociale correcties’ zijn deel van een residueel armoedebeleid, een restbeleid. Zo’n residueel beleid maakt - bewust - geen deel uit van de kern van het beleid: het corrigeert in het beste geval de scheeftrekkingen die dit beleid heeft veroorzaakt. Het miskent de sociale grondrechten, zoals die in de grondwet zijn opgenomen en zoals die ook het raamwerk moeten vormen voor een Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA - zie hoger). Doelmatig armoedebeleid is institutioneel van aard en refereert aan die sociale grondrechten. Het zit genesteld in de gangbare beleidsdomeinen werk, onderwijs, gezondheidszorg, wonen. Dat is: de impact van maatregelen op mensen in armoede wordt meteen meegenomen. Méér nog: de beleidsmaker heeft voortdurend de verbetering van de leefomstandigheden van mensen in armoede op het oog bij de maatregelen die zij/hij neemt. Met een vrije variant op een Bijbels gezegde: ‘Het goede dat gij aan de arme doet, doet gij aan de hele samenleving’.

BEELDVORMING

Dat houdt ook in dat er iets wordt gedaan aan de beeldvorming over mensen in armoede. Tijdens haar Antwerpse passage als schepen sociale zaken en voorzitter van het OCMW schrok Liesbeth Homans er niet voor terug om het clichébeeld van ‘de arme’ te hanteren. Ze herleidde de hele bevolking van uitkeringstrekkers regelmatig tot enkele afwijkende gevallen: de bewoner van een sociale woning of de leefloontrekkende die misbruik maken van hun statuut. Of het onthouden van gesubsidieerde kinderopvang aan kinderen die in armoede opgroeien; voor hen kan de overheid andere oplossingen uitwerken, want het is beter voor hen dat ze naar de kinderopvang gaan dan dat ze thuis zitten of worden meegenomen op café. Daar gaat ze als Vlaams Minister van Armoedebestrijding mee door, zij het op een wat meer ingehouden toon dan voorheen. ‘De arme’ wordt altijd weer herleid tot wie een leefloon krijgt. Wat met de, ruw geschat, 90% mensen in armoede die géén leefloon ontvangen - hoewel een aantal onder hen daar wel recht op hebben, zoals onderzoeken uitwijzen.

Aan de beeldvorming dat het bij armoede gaat om ‘eigen schuld, dikke bult’ (het persoonlijke schuldmodel) wordt weinig gedaan. Er staan wel enkele leuke acties in het voorlopige armoedeplan, zoals een wedstrijd voor studenten journalistiek of het voortzetten van vorming rond inzichten in armoede, maar dit is een druppel op een withete plaat als er niets structureel gebeurt. De grote actoren moeten worden aangesproken. Het gaat dan niet alleen om de VRT en andere mediaspelers, maar om de politici zelf en andere beleidsmakers; op regionaal en op lokaal vlak. Misschien kan zo’n introspectie de huidige Minister van Armoedebestrijding op de goede weg helpen?

IDEOLOGISCH VOORINGENOMEN

Ten slotte is er de huiver van Liesbeth Homans voor cijfers en andere objectieve gegevens over de armoede. Er is, volgens haar, al meer dan voldoende geweten. Daarom is, bijvoorbeeld, een ‘Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting’ niet langer nodig. Maar wat met de nieuwe en relevante informatie die elk jaar opduikt? Wat met Thomas Piketty? Of het recente rapport van de OESO over de toenemende ongelijkheid en de negatieve impact daarvan op de economische groei? Zij zullen de laatste niet zijn in die rij. Wil ze niets weten over de toename en de verschuivingen binnen de armoede, over de innovatieve initiatieven inzake armoedebestrijding? En wat met een systematische opvolging van het beleid van het voorbije jaar?

Welke beleidsmaker die haar taak serieus neemt, kan daar aanstoot aan nemen? Wel, een politica die initiatieven neemt vanuit ideologische vooringenomenheid en vooral niet wil weten hoe de werkelijkheid écht in elkaar steekt. Een politica die als uitgangspunt heeft: ‘ik heb de macht, ik doe wat ik wil en wie niet mét mij is, zal dat voelen’. Een politica die schrik heeft van elke tegenstem die te deskundig is naar haar smaak; of die deskundigheid nu komt van mensen in armoede zelf, van mensen uit het werkveld, uit het beleid of van wetenschappers. Ook hierover vinden de sociale partners dat alle vormen van kennis en goede praktijken met betrekking tot armoede, zoals die van het Vlaams Armoedesteunpunt (VLAS), ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting en dergelijke moeten worden samengebracht in een kennisplatform rond armoede, zodat een maximale ontsluiting van deze kennis mogelijk is.

Armoede is inderdaad geen politiek spelletje3; daarover ben ik het met minister Homans eens. Dat wordt het wel wanneer je een neoliberale ideologie probeert door te drukken, tegen het beter weten van allerlei soorten van deskundigheid in en over de rug van de mensen in armoede.

Haar maatregelen dreigen mensen in armoede te houden, in plaats van ze uit de armoede te helpen. Ze dragen ertoe bij dat er, meer dan een eeuw na de Engelse ‘Poor Law’, opnieuw een apart statuut voor de pauper wordt ingesteld. Ze versterken de tweedeling in de samenleving. Om dat tegen te gaan, zijn er structurele maatregelen nodig. Misschien moet de minister haar plannen eens aftoetsen aan de vrome voornemens uit het regeerakkoord?

Jan Vranken
Armoede-expert en emeritus hoogleraar UAntwerpen

Noten
1/ Zie www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/977046/verslag/980084.
2/ SERV, Sokkeltekst Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 2015-2019. Brussel, 26 mei 2015.
3/ http://www.knack.be/nieuws/belgie/mogen-we-van-mening-verschillen-uiteraard-maar-armoede-is-geen-politiek-speeltje/article-opinion-565305.html.

armoede - armoedebestrijding - één-euromaaltijd

Samenleving & Politiek, Jaargang 22, 2015, nr. 6 (juni), pagina 4 tot 11

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.