"Van de vroegere milieubeweging werd je snel moedeloos", blikt journaliste en auteur Tine Hens middenin het gesprek plots terug. "Het gat in de ozonlaag of het kappen van het Amazonewoud: als je het ene wilde verhinderen, dook alweer het volgende drama op. Het leek nooit genoeg wat je deed. Er was een soort permanente bewustmaking, en dat verlamde. Bij de transitiebeweging vandaag is de kracht van concrete actie een stuk sterker. Er zijn duidelijke momenten van voldoening. Een geefplein organiseren, is plezant." Voor Tine Hens is lokale actie het begin van verandering, groot of klein. Ze ziet in het klein verzet het potentieel om de mainstream te beïnvloeden en over te nemen. "Na de oliecrisis van de jaren 1970 werd het neoliberalisme van ondenkbaar alternatief het enig denkbaar alternatief. Waarom zou dit voor de deeleconomie anders zijn?"
‘Kan je groei als doel opzijzetten en inzetten op het betere leven?’ Met die vraag trok Tine Hens voor haar boek Het klein verzet (epo, 2015) een jaar lang in verschillende etappes door Europa. Van Gent tot Thessaloniki, van Berlijn tot Porto, van Londen tot Barcelona. Een belangrijke vraag, zo citeert Hens in haar inleiding Nederlands socioloog Willem Schinkel, ‘want een richtingloos groeigeloof is een alibi voor het niet stellen van collectieve doelen’. In het boek laat Tine Hens mensen aan het woord die - uit engagement (hier) of noodzaak (elders in Europa) - bouwen aan een betere wereld. Wat blijkt? Het gaat nooit alleen over enkel kweken van groenten of herstellen van spullen, maar evengoed over samenkomen, over solidariteit, over het herontdekken van een ondergesneeuwd gemeenschapsgevoel. Transitieprojecten gaan over uiteenlopende onderwerpen - voedsel, energie, mobiliteit - maar streven in essentie naar een democratisering van de economie: hoe kan een hele maatschappij, en niet enkel de aandeelhouder, winnen bij een economie?
De idee dat we de economie moeten herschalen op mensenmaat is natuurlijk niet nieuw - in 1973 publiceerde de Duitse econoom Ernst Friedrich Schumacher in volle oliecrisis reeds zijn boek Small is beautiful. Maar de voorbije jaren lijkt het gedachtegoed de vlucht vooruit te hebben genomen. De geefwinkels, repair cafés, Instrumentheken schieten als paddenstoelen uit de grond. Heel wat initiatieven vertakken zich online: wie op een avond te veel kookt, biedt zijn overschotten aan op Thuisafgehaald.be; wie een extra slaapplaats heeft, laat dat weten op Couchsurfing.be; wie een tent zoekt voor de komende vakantie, vraagt dat op Peerby.be. De economie lijkt zich niet langer boven onze hoofden af te spelen, maar is een web dat zich tussen ons allen weeft. "Mensen willen niet langer aan de kant staan maar actief meedenken over en bijdragen aan de democratisering van de economie," steekt Tine Hens van wal. "Transitie is een verbindende visie op de samenleving die de politiek ver overstijgt."
De vele transitieprojecten zijn dus meer dan aparte pockets van verzet die op het eerste zicht weinig uitstaan met elkaar lijken te hebben?
"Veel initiatieven ontstaan onafhankelijk van elkaar, dat klopt, maar allen beginnen met een gevoel van ongenoegen dat het zo niet verder kan. De vragen zijn overal dezelfde. Hoe een dam werpen tegen de permanente overvloed die ons wordt opgedrongen? Hoe weer greep krijgen op die wazige economie die boven ons hoofd hangt? In plaats van te blijven steken in nadenken en piekeren en palaveren, proberen mensen door concrete actie weer greep te krijgen op hun leven. Dat geeft een geluksgevoel. Niet zozeer om met uw vingers in de aarde te zitten in een stadslandbouwproject, maar wel door de contacten die je daardoor legt met mensen die je anders niet zou ontmoeten."
In Zuid-Europa is het transitie denken geen hobby maar absolute noodzaak.
"Absoluut. In Griekenland, Portugal en Spanje woedt niet minder dan een economische burgeroorlog. Vergeet ook niet dat die drie landen allen relatief prille democratieën zijn. Dat leeft tot de dag van vandaag door in die samenlevingen. De oude kaste van grootgrondbezitters speelt er nog altijd een belangrijke politieke rol."
Maar ook daar is het hele transitieverhaal toch vooral een stedelijk, eerder dan een landelijk, verhaal_
"Natuurlijk zitten ook daar de grote broeihaarden in de steden. Verandering zal altijd van steden komen. Het is er veel gemakkelijker te organiseren. Kijk naar wat vorige maand in Barcelona gebeurde. Daar werd activiste Ada Colau, tot voor kort bezielster van het actieplatform PAH tegen uithuiszettingen, als lijsttrekker van de politieke beweging Barcelona En Comúverkozen tot burgemeester."
Terwijl het leek alsof de Indignados-beweging uit 2011 dood en begraven was. Niets blijkt minder waar.
"Dat is hoe media werken: van zodra de Indignados-beweging geen nieuws meer is, is ze voor hen passé. De realiteit is anders. De meeste mensen die ik in Barcelona sprak, kwamen uit die beweging. Het kamperen op Plaça Catalunyawas fantastisch, maar bracht in de praktijk weinig verandering. Na 2011 waaierde de Indignados-beweging uit over veel wijken in Barcelona. Al snel kwam een verbond tussen de mensen die economisch uit de boot vielen of hun huis verloren, en de PAH-beweging tegen uithuiszettingen die voor een groot stuk voortkwam uit die Indignados. Mensen die tot voor kort nog nooit een kraker hadden gezien, werden kraker van hun eigen leven. Rond die PAH-beweging ontstond een deel- en ruileconomie, rond bezette gebouwen werden groentetuinen aangelegd, in lege kantoren van failliete banken kwamen sociale centra met geefwinkels. Daarrond ontwikkelde zich dus ook de politieke beweging Barcelona En Comú, die zowel Communisten als mensen van Podemos herbergt en nu met Ada Colau de burgemeester van Barcelona levert."
Is de kracht van transitiebewegingen dan dat ze mensen verbindt die elkaar anders nooit zouden ontmoeten?
"Zeker. Ook in België snijden transitiebewegingen door sociale lagen. We leven in een sociaal erg gestratificeerde maatschappij. Op de lagere school kom je nog in contact met alle lagen van de bevolking maar daarna veel minder. In Repair Cafés, geefwinkels of Samentuinen lopen alle lagen van bevolkingen elkaar opnieuw tegen het lijf."
Het beeld is nochtans dat dit vooral een aangelegenheid is van de blanke middenklasser.
"Veel initiatieven beginnen vanuit die blanke middenklasse, maar het gaat om heel laagdrempelige initiatieven voor iedereen. Repair Cafe Herent, waar ik actief ben, ging de laatste keer door in een sociale ontmoetingsplek net onder tijdelijke woningen voor vluchtelingen. Eén van de bewoonsters die daar nu woont, Jeanne, kan goed naaien en deed gewoon mee. Vandaag geeft ze er iedere woensdag een workshop naaien. Zij is niet langer die vluchtelinge, zij is een mens met talent. De initiatieven zijn niet alleen laagdrempelig, ze komen ook tegemoet aan reële noden. In Leuven heeft ‘Leren ondernemen’, een organisatie voor en door armen, op een belendend stuk braakland een groentetuin aangelegd. Sommige gebruikers hebben dat eten echt nodig. Natuurlijk lost zo’n groentetuin het armoedeprobleem niet op, net zoals de één-euromaaltijden van Vlaams Minister van Armoedebestrijding Liesbeth Homans dat niet doen. Maar het sterkt mensen wel. Het geeft zelfvertrouwen en hoop."
Het geeft hen hoop, zegt u. Komt dat door het utopische karakter van transitieprojecten?
"Utopieën zijn essentieel. Niet als blauwdruk of handleiding, maar als vat vol sprankelende ideeën. Een utopie is niet alleen belangrijk als idee, maar ook als poging tot verbetering. Het grote nadeel van utopieën is dat we ze buiten het bestaande willen realiseren. Terwijl een utopie, zo stelt ook Rutger Bregman, zowel ‘goede plaats’ als ‘nergens’ betekent. De houdbaarheidsdatum van een utopie hangt vaak af van zijn realiteitszin. De transitiebeweging wil niet zozeer alternatief zijn als wel complementair. Ze wil de band met de wereld niet doorvijlen, ze wil hem net aanhalen. Sommigen verwijten de transitiebeweging daarom niet radicaal genoeg te zijn. Maar transitie gaat over werkbare ideeën en praktijken die overal kopieerbaar zijn. Iedere mens is in staat zijn buur aan te spreken met de simpele vraag om eens de energiefactuur door te lichten."
Voor uw boek bezocht u het Britse dorp Totnes, in 2007 uitgeroepen tot ’s werelds eerste Transitiestad. Is dat het paradijs op aarde?
"Neen, verre van. Ook Totnes is geen utopie van het afgelijnd ideaalbeeld. Het is een utopie die zich hecht aan de werkelijkheid en daarom niet altijd even zichtbaar is. Het is een concrete utopie. ‘Is het dat maar’, is soms de reactie van sommige transitietoeristen. Je moet goed kijken om het te zien. Op het eerste zicht is het een saaie, Engelse stad. Maar als je daar door kijkt, valt op dat er in de hoofdstraat Transition Street alleen maar kleine particuliere winkels zijn; geen ketens. De supermarkt ligt letterlijk aan de rand van de stad. Dat het er dus allemaal niet zo anders uit ziet, is goed. Daardoor heeft het ook de potentie om te groeien. Het schrikt niet af. Je bent niet verplicht in een flanellen broek met brede pijpen te lopen." (lacht)
Vroeger zaten inderdaad nogal wat boomknuffelaar-types in die transitiebeweging. Vandaag lezen we over het fenomeen van ‘de burn-out van de activist’. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?
"Veel activisten hebben overdag een gewone job, en smijten zich na de werkuren in transitieprojecten. Ze leven als het ware in parallelle systemen. Dat is vermoeiend. Er kruipt veel tijd in. Meer dan eens overvalt je het gevoel of het wel ergens toe leidt. Engagement en ontgoocheling liggen dicht bij elkaar. De transitie die we nu beleven, is een werk van lange adem. De kans is groot dat pas de generatie na ons het resultaat zal zien van onze inspanningen om de samenleving te veranderen."
Kleine voldoeningsmomenten blijven dus erg belangrijk om de hoop op een andere samenleving levendig te houden_
"Zeker. Dat is de kracht van concrete initiatieven als stadslandbouw of repair cafés. Van de vroegere milieubeweging werd je snel moedeloos. Het gat in de ozonlaag of het kappen van het Amazonewoud: als je het ene wilde verhinderen, dook alweer het volgende drama op. Het leek nooit genoeg wat je deed. Er was een soort permanente bewustmaking, en dat verlamde. Veel mensen haakten af en gaven voorkeur aan het eigen kleine geluk. Bij de transitiebeweging van vandaag is de kracht van concrete actie een stuk sterker. Er zijn duidelijke momenten van voldoening. Als je een geefplein organiseert, is dat plezant: de enen zijn blij dat ze iets vinden wat ze al lang zoeken; de anderen zijn blij dat ze van hun rommel af zijn. Die kleinschaligheid geeft een goed gevoel."
Dat is de korte termijn. Wat moet de ambitie van de transitiebeweging zijn op lange termijn? De mainstream veranderen of zelf mainstream worden_
"De ambitie moet zijn zelf mainstream te worden. De transitiebeweging heeft zeker dat potentieel. Steeds meer mensen zien de noodzaak in van een menselijkere economie die rekening houdt met de planetaire begrenzingen en met principes van gelijkheid. De geschiedenis leert dat het kan. Ook de ideeën van het neoliberalisme waren ooit behoorlijk marginaal. Na de Tweede Wereldoorlog vormden Friedman en Hayek dertig jaar lang een hardnekkige sekte binnen het uniforme economische denken over onze verzorgingsstaat. Ze spraken veel, maar weinig mensen luisterden. Tot de oliecrisis van de jaren 1970 het economische tij keerde en de tijd rijp bleek om hun principes te omarmen. Van ondenkbaar alternatief werd het neoliberalisme het enig denkbare alternatief. Waarom zou dit voor de deeleconomie anders zijn?"
Het is enkel aan ons om dat te beslissen_
"Mensen maken het verschil. Mensen hebben inspirerende voorbeelden nodig om zelf geïnspireerd te worden, maar even vaak begint het onbenullig, met iemand die een mail stuurt of een Facebook-bericht post. Dat wordt vaak bestempeld als bezigheidstherapie. Met mijn boek wil ik aantonen dat het meer is dan dat. Lokale actie kan het begin zijn van verandering, groot of klein."
In Griekenland is transitie denken geen bezigheidstherapie, maar eerder een kwestie van overleven_
"Sinds de crisis uitbrak in 2008 zijn er naar schatting in heel Griekenland 2500 sociaaleconomische projecten opgestart in iedere denkbare sector, van landbouw over gezondheidszorg tot de media en industriële productie. Als je die 2500 vermenigvuldigt met de mensen die erbij betrokken zijn, kom je uit bij honderdduizenden mensen. Het is geen droom. Het is tastbaar, zichtbaar en reëel. Er woedt daar een economische burgeroorlog, waarin Europa een trieste rol speelt. Liefdadigheid is er een slagveld. De extreemrechtse Gouden Dageraad aast er op de slachtoffers van de economische crisis. Met baar geld in ruil voor een lidmaatschapskaart creëert ze afhankelijkheid. Dat is compleet tegenovergesteld aan wat de solidaire economie beoogt."
Voedsel lijkt, vooral in Zuid-Europa, de rode draad in het transitieverhaal. Hoe komt dat?
"Voedsel ledigt honger natuurlijk, dat is één. Maar er is een andere reden: greep krijgen op wat je eet, is greep krijgen op je leven. Als je weet dat amper tien bedrijven de voedselindustrie beheren en beheersen, besef je dat er van vrije markt al lang geen sprake meer is. Voor mij staat die internationale voedingsindustrie symbool voor de ontspoorde logica van de economie. Eten is een intieme bezigheid, je stopt letterlijk iets in je mond, maar wie weet nog echt wat hij eet? Voedsel en grondstoffen zijn de twee basiselementen van ons economisch systeem. In Griekenland zijn aardappelen de eerste symbolen van klein verzet geworden. Door de vele tussenschakels in de voedselketen kregen de Griekse boeren nog nauwelijks geld voor hun producten. Als reactie ontstonden er coöperatieve supermarkten die ecologische producten aankochten en echte ontmoetingsplekken werden voor de lokale gemeenschap. ‘Lokaliseren’ werd het antwoord op de geglobaliseerde voedingsindustrie."
U besteedt in uw boek uitvoering aandacht aan de zelfgebouwde windmolens in Denemarken. Waarom?
"Omdat de aanpak inzake het kernenergievraagstuk tussen België en Denemarken zo verschillend was. België is na de Tweede Wereldoorlog, zonder enig debat, met kernenergie gestart. In Denemarken stonden ze met de oliecrisis van de jaren 1970 voor dezelfde keuze. Van onderuit groeide hevig verzet tegen kernenergie. Boeren, smeden, landbouwers gingen net zoals vroeger op boerderijen weer windmolens bouwen. Door een soepele patentenwet was alle kennis over windmolens en biogasinstallaties open source voor iedereen beschikbaar. Vandaag loopt Denemarken nog steeds vooruit inzake hernieuwbare energie, met als basis: open ontwerpen en lokale initiatieven. De landstreek die ik er bezocht - Thy, een winderige uithoek in het noordwesten van Denemarken - is nu voor 100%, soms zelfs voor 108%, duurzaam."
Wat moeten we doen om te komen tot een grid waar mensen zowel energie kunnen van halen als op plaatsen?
"In Duitsland nemen steden als Hamburg en München het beheer van het elektriciteitsnet opnieuw in handen. Dat kost een stad veel geld, maar op lange termijn levert het een interessante bron van inkomsten op en biedt het de handvaten om te verduurzamen op stedelijk niveau. Ook in België zouden steden het elektriciteitsnet opnieuw in handen kunnen nemen. Dat gebeurt niet. Vorig jaar nog vernieuwden alle gemeenten hun concessie. Daar is niet veel discussie over geweest. We zitten voor de volgende periode vast aan de bestaande netbeheerders. De vraag is of en wanneer die geïnteresseerd zijn in zo’n grid met twee richtingen? Als een overheid geen keuze maakt, waarom zou een netbeheerder dat doen?"
Het energiedossier in België zit muurvast.
"En het is er met een liberaal op Energie (Marie-Christine Marghem, wv) niet op verbeterd. Het probleem zijn de kerncentrales. Zelfs als we die sluiten, moeten ze nog veertig jaar afkoelen vooraleer we ze nog maar mogen ontmantelen. Dan is het een kostenfabriek. En dan hebben we het probleem van het nucleair afval nog niet opgelost. Waanzin. Alles is nochtans aanwezig om ook hier een Energiewende te laten gebeuren. Er zijn energiecoöperaties. Alleen: zo’n wende lukt alleen als ze van onderuit komt en als de overheid ze faciliteert, zoals in Duitsland na Fukushima. De kracht van duurzame energie is gelukkig dat je relatief weinig kapitaal nodig hebt om een investering te doen. In tegenstelling tot pakweg schaliegas waar je enorme budgetten nodig hebt om nog maar te zoeken of er schaliegas is."
Iets anders. Internet is een enorme katalysator gebleken voor de transitiebeweging.
"In een transitiebeweging wordt in losvast verband op geregelde tijdstippen in uitgebreider groep over één en ander gebrainstormd en overlegd. Internet is daarbij essentieel. Tegelijk heb je naast de virtuele component nog altijd die realiteit nodig. Het online engagement blijkt minder stevig. Het concrete ontmoeten is minstens zo belangrijk. Bij de alternatieve munten ‘Totnes Pound’ of ‘Brixton Pound’ merken we dat de virtuele variant meer succes heeft dan de papieren variant die eerder symbolisch is. Toch draaien alternatieve munten voor bepaalde gebruikers minstens evenzeer rond samenkomen als rond betalen."
Wringt het niet dat de transitiebeweging gebruik maakt van een medium als Facebook, een bedrijf dat voor het totaal omgekeerde staat dan waar de beweging naartoe wil?
"Veel transitie-initiatieven zijn sterk afhankelijk van Facebook. Dat is inderdaad een contradictie. In Spanje zijn veel mensen bezig met een alternatief Facebook. Toch merk ik ook in de manier van communiceren veel pragmatiek. Vroeger was er meer ideologische scherpslijperij. Ik had soms het gevoel fout bezig te zijn als ik ergens op leren schoenen toekwam. Vandaag is de transitiebeweging minder puriteins. We onderschrijven de werking van Facebook uiteraard niet, maar maken wel gretig gebruik van haar brede bereik."
Maken fenomenen als Airbnb en Uber deel uit van de deeleconomie?
"Deeleconomie gaat over gelijkwaardigheid: de deelnemende partners zijn even goed geïnformeerd en ontmoeten elkaar op een transparant platform. Dat is bij Airbnb en Uber niet het geval. Ze werken op een algoritme. Als gebruiker krijg je een selectie logementen of auto’s aangeboden, hoewel er misschien wel andere zijn. Airbnb en Uber surfen op het succes van de deeleconomie, maar zijn in wezen doodgewone verhuurbedrijven. Het verschil is dat ze wat ze verhuren niet bezitten. Ze hebben een goedkope kostenstructuur en bieden nul sociale bescherming. Hun winst vloeit op geen enkele manier door naar gebruikers noch naar diegenen die hun auto of kamer ter beschikking stellen. Dat is geen deeleconomie. De vraag die we ons altijd moeten stellen, is: wie gaat met de winst lopen? De paar aandeelhouders of de gemeenschap?"
foto's: Theo Beck
Samenleving & Politiek, Jaargang 22, 2015, nr. 6 (juni), pagina 12 tot 19
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.