Wim Vermeersch 25 februari 2014 Met nog drie maanden te gaan blijft de campagne wat steken in kabouters, blote ruggen, panda’s en wietgeuren, maar over een van de meest cruciale onderwerpen - de groeiende ongelijkheid in onze samenleving en hoe we die willen aanpakken - horen we voorlopig helaas nauwelijks iets.
Sociale mobiliteit?
De Amerikaanse econoom Gregory Clark onderzocht in zijn boek The Son Also Rises. Surnames and the History of Social Mobility (2014) sporen van sociale mobiliteit in de voorbije eeuwen bij generaties met bijzondere familienamen in Engeland, de Verenigde Staten, Zweden, India, China en andere landen. Zijn conclusie is even simpel als hard: er is veel minder sociale mobiliteit dan we algemeen aannemen en als overheidsinterventies die promoten, falen ze vaker dan dat ze slagen. Het duurt tien tot vijftien generaties voor afstammelingen de voor- en nadelen van hun voorouders van zich afschudden. Het boek bundelt indrukwekkend en opmerkelijk cijfermateriaal. In het moderne Zweden, bijvoorbeeld, een land met een uitgebreid systeem van sociale ondersteuning, liggen de cijfers van sociale mobiliteit nauwelijks hoger dan in het pre-industriële Zweden of het Middeleeuwse Engeland. (Natuurlijk bevind je je liever onderaan de sociale ladder in Zweden dan in de Verenigde Staten, waar de ‘elk voor zich-mentaliteit’ is geïnstitutionaliseerd).
België zit niet in zijn database, maar ook in ons land is er sprake van grote ongelijkheid, voornamelijk op het niveau van kansen en vermogen.
Kansenongelijkheid
Onderwijs is met voorsprong de belangrijkste factor om de sociale mobiliteit te bevorderen. De cijfers spreken niet in ons voordeel. Het OESO-rapport ‘Intergenerational Transmission of Disadvantage: Mobility or Immobility across Generations? A Review of the Evidence for OECD Countries’ (2007) toont dat de beroepsstatus van de ouders nergens meer de schoolresultaten van de kinderen bepaalt dan in België. Dat is vandaag, zeven jaar later, niet veranderd. Het recente OESO-onderwijsrapport (3 december 2013), met de PISA 2012 resultaten, bevestigt het Vlaams onderwijs als kampioen van de sociale ongelijkheid. De kloof tussen de sterkste en de zwakste leerlingen is nergens groter dan bij ons. In het kritische rapport ‘PISA 2012: de naakte cijfers ontsluierd’, van een groep leerkrachten onder de naam Oproep Voor een Democratische School (OVDS), lezen we: ‘De zwakke leerling is meestal een gekleurde leerling. Maar zelfs wanneer die allochtone leerlingen samen met hun ouders een hogere sociale status krijgen, blijven ze op school slechter scoren dan autochtonen met dezelfde sociale achtergrond. Dit geldt voor Vlaanderen; in de Franse gemeenschap kunnen ze de inhaalbeweging wel maken.’ Pijnlijk.
(Uit de cijfers van de Vlaamse Lokale Inburgerings- en Integratiemonitor (DM 28/01) blijkt dat één op de drie kinderen onder de vijf jaar een migratieachtergrond heeft. In Genk, Vilvoorde en Antwerpen is dit al bijna of meer dan twee op de drie. Een probleem om de doelgroep te detecteren, bijvoorbeeld op familienaam zoals Gregory Clark deed, is er alvast niet.)
In het recente februarinummer van Samenleving en politiek lezen we in een bijdrage van socioloog Mark Elchardus een haarscherpe analyse hoe hooggeschoolden met hooggeschoolden trouwen, en laaggeschoolden met laaggeschoolden, hoe we vandaag de dag niet meer over maatschappijklassen maar over onderwijsstanden moeten spreken. De uitsmijter van de emeritus socioloog prikkelt: investeer fors in het basisonderwijs, daar wordt de strijd voor meer onderwijsgelijkheid gewonnen of verloren, en haal daarvoor centen weg uit het academisch onderwijs. Het groeipad dat voorzien is voor het hoger onderwijs tot 2025 is veel te royaal. Dat is een elitaire optie, geen sociaaldemocratische. De focus op het basisonderwijs, in de strijd tegen kansenongelijkheid, moet een zaak zijn voor de volgende Vlaamse regering. Dat de - eveneens - broodnodige hervorming van het middelbaar onderwijs na 25 mei in de onderste schuif dreigt terecht te komen, belooft alvast weinig goeds.
Vermogensongelijkheid
Personen als Caroline Ven van het ondernemersplatform VKW (DM, 25/1) niet te na gesproken die blijft geloven dat we water moeten gieten op de hoogste blaadjes van de planten, en dat het dan wel naar beneden druppelt, ligt het mantra dat we ongelijkheid nodig hebben om vooruit te komen gelukkig stilaan achter ons. Ook het IMF en de Wereldbank beseffen dat ongelijkheid groei vertraagt. En, ja, zelfs in Davos, waar voor het Wereld Economisch Forum onlangs niet bepaald een groep uitgesproken progressieven samen kwam (22-25 januari), maakte men zich - een beetje - zorgen. In de aanloop ervan verscheen het hallucinante Oxfam-rapport ‘Working for the Few: Political Capture and Economic Inequality’: de 85 rijkste wereldburgers beschikken over een vermogen dat even groot is als dat van haar 3,5 miljard medeburgers. Volgens het rapport stijgt vooral de intranationale ongelijkheid: de inkomenskloof tussen landen wordt misschien wel kleiner, maar het verschil tussen arm en rijk binnen het land juist groter. Dat is een probleem, want je bent natuurlijk ‘liever’ arm in een land met weinig inkomensongelijkheid.
Voor België zien we de voorbije decennia een relatieve stabiliteit inzake inkomensgelijkheid; de groeiende ongelijkheid speelt zich vooral af op het vlak van vermogens (zie o.a. de NBB-studie ‘Structuur en verdeling van het gezinsvermogen’ van Ph. Du Caju, september 2013). Deze discrepantie zou hét verkiezingsthema van 25 mei moeten zijn: want deze ongelijkheid situeert zich voornamelijk op het niveau van dat soort kapitaal dat weinig te maken heeft met arbeid, laat staan dat het zorgt voor trickle down effects in onze economie. Kapitaal dus dat ook niets te maken heeft met het verheffen van mensen (door arbeid) of het beschermen van diegenen die dat niet kunnen (door herverdeling via belastingen). De rijkste Belgen betalen in werkelijkheid immers maar een fractie belastingen op hun belastbaar inkomen. Er is wel degelijk ruimte om de rijksten meer te laten bijdragen. Nu de internationale achterpoortjes zich sluiten, de belastingparadijzen worden aangepakt en zelfs het Zwitserse bankgeheim stilaan bloot komt te liggen, is het moment gekomen om een vermogenswinstbelasting in te voeren.
Meer economische democratie
Zoals gesteld kan sociale ongelijkheid worden aangepakt via belastingen en sociale transfers, via herverdeling. In het Verenigd Koninkrijk zal Labour-leider Ed Miliband echter de verkiezingen van mei 2015 proberen te winnen met een (nog wat vaag) ‘pre-distribution’ discours - de sociale ongelijkheid moet worden verkleind nog voor de herverdeling plaatsvindt. Het is een bewuste strategie. Belastingen blijven voor veel mensen immers in eerste instantie een noodzakelijk kwaad, eerder dan dat het gezien wordt als een herverdelingsinstrument. In onzekere tijden lijkt de burger zelfs terughoudend voor iets als een vermogenswinstbelasting, ook al vallen de gewone spaarcenten daar niet onder en zou het ruimte vrijmaken voor een verlaging van de lasten op arbeid. Daarom moeten progressieven tevens inzetten op doorgedreven vormen van economische democratie als methode voor meer gelijkheid.
Meer werknemerseigendom, betere vertegenwoordiging in raden van bestuur, mutualiteiten, coöperatieven,... het zijn meer algemene mechanismen van herverdeling. Bovendien hebben ze de potentie dat gelijkheid meer ingebed geraakt in de samenleving; in ethische termen worden ze breed gedragen. Op dat vlak is er in ons land nog ruimte om stappen te zetten. Enkel de sp.a focust op het belang van mutualiteiten en coöperaties om ongelijkheid terug te dringen. Maar ook zij spreekt vooral over verbruikerscoöperaties (‘Samen sterker’) en minder over het potentieel van werknemerscoöperaties als alternatief, duurzaam economisch model.
The son also rises
Toch groeit overal stilaan de consensus over de onwenselijkheid van ongelijkheid en te sterk verdeelde rijkdom. Dat moet progressieve partijen hoop geven in de aanloop naar 25 mei in hun strijd tegen kansen- en vermogensongelijkheid. Want zonder doorgedreven inspanning om die te tackelen, zal de waterval aan nadelen voor de armen en privileges voor de rijken de volgende generaties blijven bestaan. De zo(o)n zal blijven opgaan voor sommigen; de bastaarden blijven netjes in het duister.
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.