De seculiere samenleving. Over religie, atheïsme en democratie
‘Nog een boek over de hoofddoek’, zou men kunnen denken. Sinds sp.a naar aanloop van haar ideologisch congres een duidelijk standpunt heeft ingenomen over het dragen van religieuze symbolen door overheidspersoneel, is het hoofddoekendebat inderdaad met volle kracht terug van nooit volledig weggeweest te zijn. Passeerden de revue: de open brief van Jurgen Slembrouck (pro een verbod), het intrekken van de dresscode door het Gentse stadsbestuur (contra een verbod), het intussen teruggefloten besluit van het bestuur in Boom (pro een verbod voor gemeenteraadsleden), het standpunt van de Brusselse ACV-afdeling (pro een verbod).
We kunnen stilaan gewag maken van een ware ‘hoofddoekenindustrie’ waarin opiniemakers, politici, academici en beleidsmedewerkers voltijds tewerkgesteld zijn om hun licht te laten schijnen over de prangende maatschappelijke kwestie van het dragen van religieuze symbolen. Zonder overdrijven kan men stellen dat er ondertussen reeds meer mensen in deze ‘hoofddoekenindustrie’ werken dan vrouwen met een hoofddoek bij de overheid.
Maar deze kritische bespiegeling doet in feite afbreuk aan het zeer degelijke boek dat Patrick Loobuyck geschreven heeft over de seculiere maatschappij. Het is net één van de grote verdiensten dat hij het hele ‘hoofddoekendebat’ opentrekt naar een bredere discussie over de verhouding tussen religies en de seculiere rechtsstaat. In dit breder kader komt het dragen van religieuze symbolen door overheidspersoneel maar even aan bod, naast andere kwesties zoals religieuze radicalisering, levensbeschouwelijke vakken, het recht op beledigen en ander lekkers voor lezers met interesse in de inrichting van de seculiere samenleving.
Loobuyck behandelt in zijn boek drie niveaus van secularisering. In het eerste deel bespreekt hij het individuele niveau van secularisering, zijnde de neergang van de religieuze beleving en geloofs-praktijk in een samenleving. Dit verhaal is het meest bekend. Sinds de jaren 1960 zijn we getuige van een snelle ontkerkelijking: de kerken lopen leeg, steeds minder mensen dopen hun kinderen, kloosters en abdijen staan te koop en het aantal priesters slinkt. Tegelijkertijd zien we echter met de komst van Turkse en Maghrebijnse migranten een groeiende aanhang van de islam in onze contreien. Deze aanwezigheid van de islam in combinatie met de groeiende populariteit van een persoonlijke, vaak oosters getinte spiritualiteit doet sommigen vrezen dat de seculariseringstendens teruggedraaid wordt. Loobuyck argumenteert in zijn boek echter overtuigend dat de geïnstitutionaliseerde religies in het Westen op hun retour zijn. De groeiende aanhang van de islam illustreert voornamelijk dat elders - waar de migranten vandaan komen - de secularisering zich (nog) niet op dezelfde manier heeft gemanifesteerd als hier.
In het tweede deel van het boek komt het tweede niveau van secularisering aan bod: de ontvoogding van het maatschappelijke leven van godsdienst als structurerend zingevingssysteem of anders gezegd - en misschien wat te kort door de bocht - de scheiding tussen kerk en staat. Deze vorm van secularisering geschiedt op het niveau van een samenleving.
Historisch gezien wordt de scheiding tussen kerk en staat voorafgegaan door religieuze tolerantie. Belangrijke mijlpalen waren de Vrede van Augsburg (1555), het Edict van Nantes (1598) en de Vrede van Westfalen (1648). Deze vredesverdragen hielden nog steeds vast aan de idee van een staatsgodsdienst, maar tolereerden tot op zekere hoogte wel afwijkende levensbeschouwelijke overtuigingen (het lutheranisme in de deelstaten van het Heilig Roomse Rijk en het protestantisme in Frankrijk). Interessant is dat deze religieuze tolerantie niet ontstaan is vanuit een verheven waarde, maar als een noodgedwongen, pragmatisch antwoord op de toegenomen diversiteit en de maatschappelijke conflicten die dat met zich meebracht. Sounds familiar, doesn’t it?
Het is wachten tot de 18de en 19de eeuw vooraleer ook de idee van één staat, één godsdienst opgegeven wordt. Onder meer Verlichtingsfilosofen zoals Spinoza, Bayle, Diderot en d’Holbach pleiten voor respect voor de individuele vrijheid om zelf achter ‘de levensbeschouwelijke waarheid’ te komen. Naar verloop van tijd werden deze vrijheden ook steeds meer als politieke rechten beschouwd, wat een politieke vertaling vond in bijvoorbeeld het Amerikaanse onafhankelijkheidsverdrag (1776), de Franse Déclaration des droits de l’homme et du citoyen (1789) en de Belgische grondwet (1831). Het zijn deze verdragen die de basis vormen van de seculiere rechtsstaat zoals we die vandaag de dag kennen. Deze seculiere rechtsstaat is gestoeld op de morele waarden van vrijheid en gelijkheid. Binnen het kader van de rechtsstaat is iedere persoon vrij om zijn leven naar eigen levensbeschouwelijk inzicht te leiden en de overheid moet alle levensbeschouwingen gelijk behandelen.
De scheiding tussen kerk en staat is daarom een tweesnijdend zwaard. Enerzijds moet ze de staat beschermen tegen de illegitieme inmenging van religie. Anderzijds moet ze tegelijk de religies en haar gelovigen beschermen tegen staatsbemoeienis. Het is omwille van deze dualiteit dat voor- en tegenstanders van een verbod op religieuze symbolen zich beroepen op hetzelfde principe van de scheiding tussen kerk en staat. Habermas vat deze paradox mooi samen: ‘Het zal altijd een punt van discussie blijven hoe de grens tussen de positieve godsdienstvrijheid, dus het recht om het eigen geloof in praktijk te brengen, en het negatieve vrijheidsrecht om van de religieuze praktijken van andersdenkende verschoond te blijven, in het concrete geval getrokken moet worden.’ Net omwille van deze onbeslistheid pleit Loobuyck om in het ‘hoofddoekendebat’ naast principiële argumenten ook rekening te houden met pragmatische overwegingen. Welk polariserend effect heeft een verbod op religieuze symbolen op de relaties tussen bevolkingsgroepen? In welke context of voor welke functies is een verbod al dan niet aanvaardbaar? Zijn er tussenoplossingen mogelijk?
In het laatste deel ten slotte wordt het derde niveau van secularisering besproken: het aanpassen van religies zelf aan de seculiere rechtsstaat. Religies moeten immers niet verdwijnen, wel moeten ze de autonomie van de wereldlijke macht aanvaarden, religieuze discussies toelaten (en dus ook godsdienstkritiek en tekstinterpretatie), andersdenkenden tolereren, en ten slotte de wetenschap als bron van kennis erkennen. Het is in deze betekenis dat men spreekt van een ‘seculier katholicisme’ en een ‘seculiere islam’. Tegelijkertijd moeten atheïsten er zich van bewust zijn dat een seculiere samenleving geen antigodsdienstige samenleving is.
Loobuyck omschrijft deze seculariseringsvorm als een vaak pijnlijk leerproces waarin bepaalde religies of religieuze stromingen reeds verder staan dan andere. Voor het rooms-katholicisme was het Tweede Vaticaans Concilie (1962-65) een belangrijke mijlpaal in dit proces. Op dit concilie werd immers expliciet de autonomie van de wereldlijke macht en de godsdienstvrijheid erkend. Een ander paar mouwen is echter de islam. Allereerst kent de islam geen centraal leergezag, waardoor een islamitische variant van het Vaticaans concilie onmogelijk is. Ten tweede is er de sharia, het islamitische rechtssysteem. Het leerproces waar bepaalde islamitische stromingen volgens Loobuyck door moeten, impliceert dat ze afstand moeten nemen van de ambitie om de sharia boven de individuele grondrechten en de daarop gebaseerde democratische wetten te stellen. In een seculiere samenleving moet het rechtssysteem immers in levensbeschouwelijk neutrale termen geschreven zijn.
Dat leerproces doormaken is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de religie en haar gelovigen zelf. De overheid kan de seculariseringsdynamiek enkel stimuleren. Een uitdagende vraag hierbij is hoe de overheid een seculiere islam, een seculier katholicisme of een seculier jodendom kan ondersteunen zonder evenwel de scheiding tussen kerk en staat op te geven? De overheid moet alle levensbeschouwingen immers op gelijke voet behandelen. Loobuyck breekt in dit verband een lans voor onderwijs en vorming. Hij pleit meer bepaald voor de invoering van het verplichte vak ‘levensbeschouwing, ethiek en filosofie’ in het onderwijs. In dat vak leren jongeren democratische en interculturele attitudes en vaardigheden aan en komen ze in contact met de basiselementen van de verschillende levensbeschouwingen in onze samenleving. Dat is een interessant pleidooi dat zeker de aandacht verdient van onze beleidsmakers.
Maar persoonlijk zou ik er nog een aantal andere instrumenten aan willen toevoegen. In lijn met de andere erkende erediensten zouden de universiteiten een academische opleiding Islamitische theologie en godsdienstwetenschappen kunnen aanbieden, waardoor imams en islamconsulenten in een seculier kader gevormd worden (de Vlaamse Regering besliste hier recentelijk toe). Daarnaast zou er ook een vlottere erkenning van moskeeën moeten komen. Dit betekent dat de impasse waar de Moslimexecutieve zich momenteel in bevindt, doorbroken moet worden. Bedoeling is dat de seculiere islam een volwaardige plaats in onze samenleving krijgt naast deze van de andere erkende erediensten.
Samenleving & Politiek, Jaargang 20, 2013, nr. 9 (november), pagina 81 tot 84
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.