Abonneer Log in

Mors voluntaria en geluk in een samenleving op drift

Samenleving & Politiek, Jaargang 19, 2012, nr. 3 (maart), pagina 24 tot 33

In Vlaanderen berooft elke week 1 jongere, tussen de 15 en 24 jaar, zich van het leven. Vlaanderen kent het tweede hoogste suïcidecijfer binnen de Europese Unie. Het aantal suïcidepogingen wordt geschat op een tien- à vijftienvoud van het aantal suïcides. De zelfgekozen dood van de 19-jarige rechtenstudent Waldo van Raemdonck in Oostenrijk afgelopen week bracht deze onthutsende cijfers opnieuw onder de aandacht. Jonge mannen en vrouwen beslissen verontrustend vaak om de absurdheid van het bestaan, zo ongenadig beschreven door Albert Camus, niet meer te omarmen en de werkelijkheid te ontvluchten via de dood.
Aan de vooravond van de voorstelling van het nieuwe actieplan voor de preventie van zelfdoding op 17 december wens ik hier een therapeutische maar ook kritische reflectie neer te schrijven, die vanuit een historisch-filosofisch oogpunt zelfdoding cultureel kadert. Dit stuk is geschreven in functie van het doorbreken van het taboesfeertje dat nog steeds rond ‘vrijwillig uit het leven stappen’ hangt. Tussen de regels door merkt de opmerkzame lezer hier ook een pleidooi op voor meer begrip, zowel in de empathische als rationele zin van het woord, en communicatie rond zelfdoding. Registratie en het stellen van vragen kan in deze thematiek heel wat meer opleveren dan de loutere ‘j’accuse’-terechtwijzing.

DE TROOST VAN DE GESCHIEDENIS

Geschiedschrijving is geen exacte wetenschap maar kan in elk geval de culturele bagage die we vandaag allemaal meetorsen wat lichter maken door het stellen van pregnante cultuurhistorische vragen aan het huidige maatschappelijke bestel. In het filosofische debat rond zelfdoding is dat zeker het geval.
Zelfdoding werd in de Oudheid helemaal niet zo negatief aanzien als later in de Middeleeuwen het geval zou zijn, zo stelt de Nederlandse classicus Antoon van Hooff. Suïcide was volledig aanvaardbaar in bepaalde contexten. De klassieke filosofen hadden heel wat minder schroom dan de hedendaagse tegenstanders van euthanasie om vroegtijdig een einde te maken aan hun leven bij hoge leeftijd of ondraaglijk lijden. Vaak werd in de Oudheid tot zelfdoding overgegaan om de eer aan zichzelf te houden en de schaamte van seksuele ontering (bij vrouwen) en militaire nederlagen niet te hoeven ondergaan.
Augustinus (354-430) diende vanuit de kerk een halt te roepen aan de stijgende zelfdodingen van vroege Christenen die gretig lonkten naar het hiernamaals. Augustinus stelde zelfdoding voortaan voor als een duidelijke zonde en legde zo de officiële kerkleer vast. De theologen maakten komaf met de overleveringen van eervolle zelfdodingen in de Oudheid en stelden zondebesef centraal. Zelfdoding werd een doodszonde voor de kerk, met de trieste door de kerk geauthoriseerde onteringen van lijken van ‘zelfmoordenaars’ tot gevolg. De gelovigen werden opgezadeld met een schuldbesef waar vandaag enkelen nog onder gebukt gaan. (van Hooff, 2007) In de Renaissance zien we de omstuimige geboorte van de moderniteit door een klimaat van angst, twijfel en onzekerheid over de essentiele vragen des levens. Resultaat hiervan waren uiteenlopende visies en de afwezigheid van een dominant discours op zelfdoding. De Franse essayist Michel de Montaigne (1533-1592) hield er een bijzonder verlichte visie op na door te stellen dat de vrijwillige dood de mooiste manier van sterven is waarbij het individu in volledige autonomie handelt.
In de 17e eeuw met de (contra)reformatie en de geboorte van de moderne staat nam morele starheid het over op de onzekerheid en werd zelfdoding eenduidig afgekeurd om autoriteit op zowel religieus als politiek vlak te verstevigen. In de hoogdagen van de Verlichting tijdens de 18e eeuw werd de discussie ‘heropend’ en werd zelfdoding meer en meer vervat/verklaard via een ‘wetenschappelijk’ discours over psychologie en waanzin. De vertegenwoordiger van de Britse Verlichting David Hume (1711-1776) stelde in On Suicide dat elk individu het recht had om zijn leven te beeindigen. (Minios 1999, van Hooff 2007)
In de 19e eeuw ging de slinger weer de andere kant uit en werd zelfdoding afgeschilderd als een pathologisch verschijnsel van lafheid, perversie en ziekte. De arts nam de plaats in van de duiveluitdrijver. Dit sociaalpsychologisch paradigma loopt door tot de dag van vandaag. In 2010 constateerde de Foucauldiaan Ian Marsh in Suicide: Foucault, History and Truth hoe suïcide vandaag via psychiaters en dokters wordt gedomineerd door een pathologie-discours. Marsh schrijft over een “compulsory ontology of pathology which is produced and reproduced in professional accounts of suicide”. Het beste voorbeeld hiervan is dat we bij de zelfdoding van een persoon die volstrekt gelukkig leek gaan zoeken naar trauma’s in het verleden of bepaalde ziekteverschijnselen. (Marsh, 2010)
De geschiedenis leert dat men in een tijdperk van onzekerheid en chaos vaak een eenduidend antwoord vindt op de vragen rond zelfdoding. In tijden van stabiliteit worden die vragen echter vooral gesteld, eerder dan beantwoord. In de 21e eeuw lijken we vooral vragen te stellen en blijven de antwoorden zoek.

DE VLOEK VAN DE VERLICHTING EN DE TRAGEDIE VAN HET MODERNE GELUK

De koortsige zoektocht naar onbestaande antwoorden bedwelmt ook de huidige obsessie met geluk in de ‘welness-sector’. Op 21 november 2011 ontving voorzitter van de Europese Raad Herman van Rompuy het boek Geluk: the world book of happiness uit handen van auteur Leo Bormans. Het werk is een bundel van studies uit de positieve psychologie over geluk. Van Rompuy laat het boek met een eigen aanbevelingsbrief in de loop van december aan alle wereldleiders bezorgen. Van Rompuy vraagt de wereldleiders in een dromerige romantische tekst om geluk bovenaan de politieke agenda te zetten. Het succes van dit geluksboek is een ironisch bewijs dat geluk voor de moderne mens een doel op zich is geworden waarnaar actief dient gezocht worden. Dit brengt ook met zich mee dat het vaak aanvoelt als een (persoonlijk) falen wanneer we geluk, even vluchtig en ongrijpbaar als de wind, niet vinden. Zelfdoding is in enkele gevallen de meest extreme maatregel die een mens neemt na een mislukte zoektocht naar geluk. Eerder dan dit fameuze geluksboek had Van Rompuy de wereldleiders misschien beter de scherpe historische ideeëngeschieden van Darrin McMahon, Happiness: A History, toegestuurd. In dit boek gaat de Amerikaanse hoogleraar op zoek naar de oorsprong van het idee dat we ‘moeten’ gelukkig zijn.
McMahons boodschap is echter heel wat minder vertaalbaar in oppervlakkige geluksretoriek. Van Rompuy zou bij het lezen van Happiness: A History snel ondervinden dat zijn overtuiging dat geluk een recht, of zelfs een morele plicht, is zich als geloofsartikel slechts de laatste eeuwen in de menselijke psyche heeft genesteld, net als de hedendaagse medicalisering rond zelfdoding. De oorsprong van onze ‘pursuit of hapiness’ ligt in de Verlichting. Voor de 17e-18e eeuw was geluk vaak nog een speling van het lot of een gave van God, zeker niet iets dat iemand van nature toekomt. De verlichte geesten kwamen met het simpel idee dat je geluk zelf in de hand hebt : als je ongelukkig bent doe je dus iets verkeerd. Jefferson introduceerde het najagen van geluk in de Onafhankelijkheidsverklaring van de VS en de Franse collega’s voegden “het geluk van allen” als hoger doel bij de Verklaring van de Rechten van de Mens in 1789. (McMahon, 2005)

De ratrace van vandaag waarin we allemaal lifestyle-magazines verslinden om ons goed te voelen in geest en lichaam is misschien wel een laatste etappe in een zoektocht die de mens uiteindelijk naar zijn eigen ondergang voert. Door iets te verlangen dat niet grijpbaar is worden we immers alsmaar ongelukkiger. Bovendien is dit verlangen eindeloos. Ook als bepaalde criteria op de objectieve geluksschaal zijn vervuld gaan we andere dromen en doelen stellen voor ons geluk. We zijn in de Europese welvaartstaat gewend geraakt aan bepaalde geneugtes en toch voelen we ons vaak nog steeds ongelukkig. De ironie van de geschiedenis is meedogenloos en een Griekse tragedie dringt zich op. Als een moderne Icarus, gedreven door hoogmoed (‘hybris’ zoals het in oud Grieks heet), verbrandt de moderne westerling zijn vleugels en storten sommigen neer in een verscheurende leegte. Voor de antieke filosofen was geluk nog het resultaat van morele zelfcultivatie en groei dat enkel voorbehouden was voor de ‘lucky few’. Vandaag de dag willen we niet zozeer een vruchtbaar leerproces doormaken maar onmiddellijk genot en geluk nastreven. De westerse mens loopt als een vastberaden Don Quichot achter de heilige graal van het persoonlijk geluk aan en vergeet daarbij van de reis onderweg te genieten.

SOCIALE (DES)INTEGRATIE: DE MAATSCHAPPIJ OP DE BEKLAAGDENBANK

We dreigen niet alleen vergeten te genieten van de reiservaring die het leven biedt, we dreigen ook onze medereizigers in dit leven te vertrappelen in de neoliberale ratrace naar persoonlijk geluk. ‘We moeten genieten en presteren’ is het mantra van de moderne mens. Recent maakte psychoanalyticus Paul Verhaeghe in allerhande media in ons land de correcte analyse dat veel mensen kapot gaan aan de huidige samenleving waar iedereen uit is op eigen profijt en het niet presteren of een tekort aan inzet vertonen direct een zwaktebod wordt. Verhaeghe stelt zonder verpinken dat de toenemende psychische stoornissen van vandaag de dag niet neurobiologisch te verklaren zijn maar vooral een maatschappelijke oorzaak hebben. Verhaeghe schaart zich met dergelijk vertoog overduidelijk achter de 19e eeuwse traditie van de Franse peetvader van de suïcidesociologie Emile Durkheim.

In de 19e eeuw groeide het besef dat dat de moderne massamaatschappij individuen ziek maakte met de grootsteden als vergaarbekkens van kwetsbare zielen op zoek naar persoonlijk geluk. In 1897 publiceerde Emile Durkheim (1858-1917) zijn baanbrekende studie Le Suicide. Hij onderzocht er de verschillen in de zelfmoordcijfers tussen culturen en landen. Durkheim identificeerde verschillende types van zelfdoding. Vooral het type ‘suicide égoiste’ interesseert ons hier. Hier pleegt een individu zelfmoord omdat hij/zij zich geïsoleerd voelt in de maatschappij, door een gebrek aan sociale integratie in een collectiviteit. Durkheim wees op de excessieve individualisatie waarbij mensen achterblijven zonder een sociaaal netwerk of opvangnet. Het ontbreken van het verband van religie, de woonbuurt, een huwelijkspartner en kinderen zijn stuk voor stuk desintegrerende factoren. (Weaver, 2009) Durkheims analyse is nog steeds brandend actueel. In de grootstad sterven vandaag heel wat ouderen eenzaam. Hun dood wordt in de meest extreme gevallen slechts opgemerkt door een uitpuilende brievenbus. Ieder jaar worden mensen begraven zonder vrienden of familie.

Vrijgezellen waren volgens Durkheim veel gevoeliger voor zelfdoding gezien ze minder/niet verbonden zijn aan bepaalde sociale normen en verplichtingen ten aanzien van een gezin. Vandaag de dag zijn er meer vrijgezellen dan ooit tevoren en het cijfer stijgt jaarlijks. Moeten we ons nu zorgen maken over al die liederlijke jonge- en oudelieden die vrij gezellig door het leven wandelen? Neen. Durkheim negeerde bijvoorbeeld volledig de (zelf)destructieve kracht van een slecht huwelijk. Agressie, wraak, overspel, manipulatie … een mank huwelijk kan in het slechtste geval de proporties aannemen van ware Shakespeariaanse drama’s met noodlottige afloop.

Een land als Nederland met éénzelfde sociaaleconomisch klimaat kent beduidend minder zelfdodingen dan België. Recent onderzoek toonde dan ook aan dat de sociale integratie in Nederland hoger ligt dan in Vlaanderen. Zo ligt de familiale integratie beduidend hoger in Nederland: onze Noorderburen vinden meer en sneller steun bij familieleden. (Onderzoek Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2009)

DIE LEIDEN DES JUNGEN WERTHERS IN DE 21E EEUW

Facebook en hormonen

In 1774 publiceerde Goethe zijn briefroman Die Leiden des jungen Werthers die draaide rond de zieleroerselen van de jonge Werther die hopeloos verliefd was op de gelukkig getrouwde Charlotte. Toen Werther inzag dat zijn pogingen om Charlottes’ hart te veroveren faalden besloot hij, slaaf van zijn emoties, een einde aan zijn leven te maken. In heel Europa begonnen jonge mannen zich te kleden zoals Werther en autoriteiten maakten gewag van een ware ‘suïcidegolf’ onder jonge mannen. Het werk werd in verschillende regio’s verboden.
Vandaag de dag zien we ook jeugdidolen zoals Amy Winehouse en Kurt Cobain publiek worstelen met depressie waarbij ze al dan niet bewust een einde maken aan hun leven. We mogen zeker stellen dat heel wat jongeren zich met dergelijke zelfdestructieve idolen vereenzelvigen, wat zich soms uit in een morbide emo-cultuur en fascinatie voor de dood bij adolescenten en in het meest tragische geval kopieergedrag. Verder doet de destructieve smacht van de romantische liefde nog steeds de tienerharten en -hoofden op hol slaan. Jongeren en tieners lezen dan wel Goethe’s briefroman niet meer, ze verslinden wel hedendaagse updates van het eeuwige thema van de ‘onmogelijke liefde’ zoals de Twilight-serie.
De tijden zijn sinds de commotie rond de schrijfsels van Goethe dus in veel opzichten nog niet veranderd. Niettegenstaande zien we dat vooral de laatste jaren enkele opmerkelijke evoluties zich doorzetten die nauw samenhangen met de gevoelswereld en toenemende depressiviteit bij jongeren. Zo hebben sociale media zoals Facebook op verschillende niveau’s een impact op het subjectieve welzijn van jongeren. Allereerst werken ze ironisch genoeg vaak een verstikkende vereenzaming van de jongere in de hand, eerder dan de sociale integratie te bevorderen. In de 21e eeuwse variant van Durkheims ‘suicide égoiste’ vereenzamen jongeren meer en meer achter hun pc-scherm van hun directe omgeving. Sociale contacten worden geringer en vooral vluchtiger in de huidige computercultuur waar populariteit vooral afgemeten wordt op het aantal Facebookvrienden. Jongeren ‘defrienden’ elkaar met een klik.
Jongeren zijn van nature al ongemeen hard voor elkaar. Nu meer en meer tieners de weg vinden naar Facebook valt een nieuwe barrière weg om bepaalde leeftijds- en/of klasgenoten het leven niet enkel fysiek maar ook virtueel zuur te maken. Foto’s waar het slachtoffer al dan niet belachelijk op staat worden gretig publiek gemaakt voor de vrienden en Facebookende leraars.
Enig elementaire beleefdheid en sociaal aanvaardbare gedrag worden op de walls en statusupdates van Facebook al snel overboord gegooid door zowel ouderen als jongeren. De overgevoelige Werthers van deze wereld die niet steeds over een olifantenhuid beschikken, zeker de jongsten onder ons, worden vandaag dus veel sneller uit balans gebracht door allerhande prikkels, net op een moment dat ze extreem beïnvloedbaar zijn, zoals psychiater Dirk De Wachter recentelijk meerdele malen in de media stelde. Impulscontrolestoornissen kunnen door sociale media worden gestimuleerd met plotse woedeaanvallen tot gevolg en in het ergste geval tot een impulsieve wanhoopsdaad leiden.

ANTI-POLITIEK, SOCIAAL OVERLEG EN CO-OUDERSCHAP: DE VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE BABYBOOMERS

De versombering van jongeren hangt nauw samen met het tijdsgewricht waarin we leven. Verantwoordelijke beleidsmakers bieden jongeren het best vooruitzichten, bakens en krijtlijnen voor de toekomst aan. Hulpverleners uit het veld ontdekken dat jongeren die een suïcidepoging achter de rug hebben vaak geen zicht op een stabiele toekomst hebben. De dialoog en verstandhouding tussen de verschillende generaties vormt één van de bouwstenen van een maatschappij die streeft naar het hoogst mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen. Zowel op politiek, familiaal als economisch vlak is de dialoog tussen generaties echter bijzonder verstoord in ons Belgenland. De Belgische jongeren en tieners van de 21e eeuw worden bij hun eerste wandeling naar het stemhokje geconfronteerd met een hevig gemediatiseerde politieke elite die ronddraaft in een electoraal schouwspel dat al 560 dagen geleden al zijn geloofwaardigheid heeft verloren. Interne partijafrekeningen, partijstrategen die aan de onderhandelingstafel warm en koud blazen uit angst voor de eigen achterban en een ingewortelde cultuur van strak geënsceneerde kritiek voor de camera’s op voorstellen die nog niet werden doorgenomen kleuren elke dag het nieuws op duidingsprogramma zoals Terzake. In een eindeloos versnipperd partijlandschap waar ideologische krijtlijnen zijn vervaagd als sneeuw voor de zon en de sociaaldemocratische beweging is verzeild geraakt in een schizofreen gevecht om de stem van de zwervende kiezer is het moeilijk om een duidelijk toekomstbeeld te bieden aan de jongeren van vandaag. Een volledig uit zijn voegen gebarste democratie zorgt ironisch genoeg voor een historisch laag peil van meetbaar politiek engagement bij jongeren.
Daarnaast lijkt de economische dialoog tussen de babyboom-generatie en haar kinderen in de Europese welvaartstaat ook volledig zoek in ons land. Als reactie op de laatste vakbondsstaking in ons land eerder deze maand verscheen in De Standaard een ongemeen harde repliek van enkele jonge redacteurs met de ondubbelzinnige titel “word eens volwassen”. In het artikel worden de babyboomers ongenadig afgerekend op hun kinderachtig vasthouden aan de verworven rechten en cadeau’s (tijdskrediet, brugpensioen …) waarbij ze de factuur naar de volgende generaties doorschuiven. Los van het feit wie in deze heikele discussie het gelijk aan zijn kant heeft zijn dergelijke stukken toch vooral een aanwijzing van de zeitgeist en een onderhuids nieuw generatieconflict dat aan het borrelen is.
Ook op familiaal vlak bieden ouders in de Vlaamse huiskamers in vele gevallen minder en minder een duidelijke houvast voor kinderen en jongeren die zich door hun puberteit worstelen. Het toenemend aantal echtscheidingen heeft ongetwijfeld zijn invloed op de ontwikkeling van kinderen die vaak niet ongeschonden in gebroken gezinnen opgroeien. Uit een recente grootschalige studie van de faculteit sociologie aan de KULeuven bleek dat kinderen van gescheiden ouders gevoelig vaker dachten aan zelfdoding en last hebben van angstgevoelens en depressiviteit.
Op religieus gebied, ten slotte, biedt de lokale kerktoren voor Belgische jongeren al lang geen uitweg meer. Meer zelfs, de babyboomers zijn vandaag zelf bezig met een vadermoord door de kerk naar haar laatste stuiptrekking te jagen. Jarenlang verzwegen leed, schaamte en wrok om seksueel misbruik door priesters barstte de laatste jaren als een etterende wonde open. De kerk weet met de schandalen en het noodzakelijke zondebesef geen weg en vervalt in complete wereldvreemdheid. De kerk slijt haar laatste dagen op de beklaagdenbank waarbij ze onder vuur wordt genomen door gemediatiseerde strafpleiters zoals Walter Van Steenbrugge.
Vanuit de zelfmoordstatistieken valt deze evolutie te betreuren want religieuze integratie heet in de (Durkheimiaanse) sociologie een belangrijke buffer tegen zelfdoding te zijn. In Nederland zien we dat religiositeit meer actief beleefd wordt dan in Vlaanderen met een tot drie maal groter bevolkingsdeel dat actief is in religieuze organisaties. (Onderzoek Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2009)
Kortom, het wegvallen van bakens in een verwrongen maatschappij op een moment dat het brein van jonge mensen, in de pubertijd, bijzonder prikkelgevoelig is zorgt voor een onnavolgbare toename van ontwortelde jongeren.

DE DNA-LOTERIJ

De Durkheimiaanse band tussen sociale factoren en suïcide mag dan wel uitnodigen tot de nodig cultuurpessimistisch filosofische bespiegelingen, het voldoet allesbehalve als enige verklaring voor hoge suïcidecijfers. Er is ook zoiets als de biologische kant van de zaak waar we vandaag de dag veel meer over weten. Veel onderzoek geeft aan dat op individuele schaal psychiatrische stoornissen (depressies, bipolaire stoornissen etc.) de belangrijkste risicofactoren voor suïcidaal gedrag zijn. Dan volgt de onvermijdelijke vraag: worden deze psychische ziekteverschijnselen in de hand gewerkt door de maatschappij/sociale omgevingsfactoren, zoals Durkheim en Verhaeghe zou stellen, of zijn we als individu allemaal een slaaf van de DNA-loterij en dienen we ons neer te leggen bij het lot van onze genen?

Er is inmiddels kwantitatief genetisch onderzoek gedaan naar allerlei psychiatrische aandoeningen bij tweelingen en moleculair genetisch onderzoek naar zelfdoding in families. Vast staat dat erfelijkheid een rol speelt bij suïcide maar welke genen juist verantwoordelijk zijn en of deze genen dan invloed hebben op psychiatrische aandoeningen die zelfdoding kunnen veroorzaken of onafhankelijk zijn van psychiatrische stoornissen is een vraag die momenteel nog niet volledig beantwoord is. Het debat erfelijkheid versus omgevingsinvloeden in het onderzoek naar psychiatrische stoornissen en zelfdoding is bijzonder complex. Zo kan de omgeving iemands overgeërfde kwetsbaarheid een drempel laten overschrijden zodat de persoon de aandoening krijgt of de kwetsbaarheid juist verminderen. Er is hoe dan ook sprake van een complex kluwen van interacties tussen genen, neuro-transmitter-systemen en niet-genetische factoren.

Toch geven de cijfers rond genetische kwetsbaarheid te denken: bij schizofrenie en bipolaire stoornissen zitten de schattingen rond een erfelijkheid van 80 procent. Voor angststoornissen en depressie schommelen de schattingen rond de 50 procent. Is de moderne mens wel klaar om deze resultaten zomaar te aanvaarden? Toen de Nederlandse neurobioloog Dick Swaab in Wij zijn ons brein (2010) gretig verkondigde dat vele zaken zoals seksualiteit, agressiviteit en persoonlijkheidsstoornissen in het brein geprogrammeerd zijn sinds de baarmoeder stootte dat op veel ongeloof en controverse. Is Swaab niet ongewild de belichaming geworden van onze drang om zaken zoals suïcide te pathologiseren en medicaliseren zoals Marsh stelde?

Veel belangrijker dan de controversiële uitspraken van Swaab is zijn pleidooi voor een warmere samenleving waarbij we geestelijke ziekte uit de taboesfeer dienen te halen en meer mededogen moeten hebben voor mensen die vanuit het genetische lot dat ze getrokken hebben nu éénmaal niet naar behoren kunnen functioneren in de neoliberale staat. Daar heeft de media een belangrijke rol in met sensibliserende programma’s zoals Te Gek op Één onlangs. Beleidsmakers hebben dus een zeer grote verantwoordelijkheid in het aanbieden van adequate behandelingen van psychiatrische stoornissen. In België lijkt het schoentje hier alweer te wringen. De ontvankelijkheid voor psychosociale problemen lijkt in België lager te zijn dan in overige West-Europese landen. In België worden opvallend veel psychofarmaca uitgeschreven maar Belgische artsen verwijzen minder door naar specialisten, en hebben minder aandacht voor psychosociale problemen dan hun collega’s in het buitenland. Therapeuten uit het veld ervaren bij veel Vlamingen nog steeds een enorme schroom over psychische problemen. (Onderzoek Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2009)
De westerse mens is er in geslaagd de pijn van de genetische loterijtrekking te verzachten door verregaande ontwikkelingen in de psychofarmacologie. In het huidige prozac-tijdperk slikken meer dan 1 miljoen Belgen antidepressiva. Medicijnen met een invloed op de stemming via de regeling van serotonine-niveau’s zoals Prozac en Zoloft kunnen voor een aardig deel van de slachtoffers verlichting bieden. Maar ook hier staan we best even stil of de farmaceutische bedrijven niet al te graag inspelen op de huidige (naar Ian Marshs terminologie) “compulsory ontology of pathology” en of de handel in serotonine-regelende pillen het fundamentele onderzoek naar de werking van deze medicijnen niet al lang ontgroeid is. Zo blijken vele medicijnen klinische tests met placebo’s niet te doorstaan en worden antidepressiva steeds voor jongere mensen uitgeschreven daar waar er misschien niet direct sprake is van depressie en we niet steeds zicht hebben op de neveneffecten.

EN NU?

Er zijn geen pasklare antwoorden of oplossingen voor het probleem van zelfdoding. Ik kan dit stuk enkel afsluiten met een warm pleidooi om meer te praten over de eigen gevoelswereld. Enkel met behulp van praten kunnen signalen worden opgevangen. Verder dienen we als maatschappij ook aandacht te besteden aan de psychologische nazorg voor mensen die met zelfdoding in hun dichte omgeving geconfronteerd worden, zoals met de werkgroep ‘Verder, nabestaanden na zelfdoding’. Tal van psychologen, antropologen en historici opperen reeds sinds de jaren 60 dat de westerse maatschappij sinds de tweede helft van de 20e eeuw zich hult in een loodzwaar stilzwijgen rond de dood. De stijging van de levensduur, de medicalisering en de dominantie van de anonieme ‘ziekenhuisdood’ hebben ervoor gezorgd dat mensen de dood in hun dagelijks leven negeren en ontwijken. De manier waarop een samenleving met de (vrijwillige) dood en sterfelijkheid omgaat is nochtans essentieel voor een gezond geestelijk klimaat.

Prometheus
Christoph DE SPIEGELEER
*3e laureaat Emile Zola-prijs, editie 2012 *

Geraadpleegde literatuur
- “Te veel mensen gaan kapot aan deze samenleving”, De Morgen 16/10/2011
- “Kinderen gescheiden ouders denken vaker aan zelfdoding”, De Standaard 23/09/2011
- Rapport Onderzoek naar verklarende factoren voor de verschillen in suïcidecijfers in Vlaanderen in vergelijking met Europese landen, Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Leuven, 2009.
- Marsh Ian, Suicide: Foucault, History and Truth, Cambridge University Press, 2010.
- McMahon Darrin, Happiness: a History, Athlantic Monthly Press, 2005 .
- Minois Georges, History of suicide: voluntary death in Western culture, John Hopkins University Press, 1999.
- Swaab Dick, Wij zijn ons brein: van baarmoeder tot alzheimer, Contact, 2010.
- Swerts M., Middeldorp C.M. en Schoevers R.A., “Erfelijkheid en omgevingsinvloeden bij psychiatrische stoornissen”, Tijdschrift voor Psychiatrie, 2009, 9, p. 651-663.
- Van Hooff Antoon, ‘Een geschiedenis van suïcide: het verleden als verklaring en alternatief’, in C. Van Heeringen, ed., Handboek suïcidaal gedrag, De Tijdstroom, 2007, p. 11-30.
- Van Nuffel Marie, Erfelijkheid van suïcidaal gedrag, Onuitgegeven masterverhandeling aan de Universiteit Gent, 2008-2009.
- Weaver John C., A Sadly Troubled History: The Meanings of Suicide in the Modern Age, McGill-Queen’s University Press, 2009.

Samenleving & Politiek, Jaargang 19, 2012, nr. 3 (maart), pagina 24 tot 33

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.