Abonneer Log in

Links, detraditionalisering en diversiteit

Samenleving & Politiek, Jaargang 18, 2011, nr. 1 (januari), pagina 68 tot 75

Op 18 november 2010 bracht de Stichting Gerrit Kreveld, bezinnings- en initiatiefcentrum voor een sociale democratie en uitgever van Samenleving en politiek, een 40-tal mensen rond de tafel voor een Vlaams-Nederlandse brainstormsessie over een herbronning van de sociaaldemocratie, met o.a. partijvoorzitters Caroline Gennez (sp.a) en Lilianne Ploumen (PvdA). Een van de sprekers op dit colloquium ‘Wat nu met Links?’ was socioloog Mark Elchardus. Hieronder leest u zijn tussenkomst.

DE MOEILIJKE HERBRONNING VAN LINKS

We moeten er ons bewust van zijn dat Links uitermate verdeeld is. We spreken wel van Links, maar men kan zich afvragen of dat nog een operationeel politiek begrip is. Een goede manier om die verdeeldheid weer te geven, zijn nog altijd de zogeheten breuklijnen, de sociaal-culturele en de sociaaleconomische breuklijn. We weten dat Links op die sociaal-culturele breuklijn uitermate verdeeld is, dat Links heel verschillende visies heeft over wie lid is van de maatschappelijke gemeenschap, hoe men daar lid van moet zijn, hoe we de boel bij elkaar en op orde moeten houden. Velen denken nog dat Links het daarentegen nog eens is over sociaaleconomische kwesties. Dat is een illusie. De kaders van de sp.a vinden nog wel dat sociale zekerheid een middel is om solidariteit in een samenleving te bewerkstelligen en om te streven naar gelijkheid, maar heel wat van de mensen die op de sp.a stemmen - het linkse volk - vinden dat de sociale zekerheid vooral een middel is dat misbruikt wordt door diegenen die daar geen recht op hebben, dat het eigenlijk een systeem is dat ertoe leidt dat het geld nooit terecht komt bij wie er écht recht op heeft. We moeten dus uitgaan van een zeer grote verdeeldheid van de linkse beweging. Eén van de taken van de herbronning is te antwoorden op de vraag hoe we die verdeeldheden overbruggen, niet weggommen, niet doen verdwijnen, maar tot een nieuwe en innoverende synthese brengen.

We moeten ook vaststellen dat de crisis die de sociaaldemocratie vandaag treft heel diep is. We staan voor een lang proces van herbronning en bezinning. Dat proces zal in drie stappen moeten gebeuren. Ten eerste zal Links eindelijk toch eens moeten beginnen met een ernstige maatschappijanalyse. Die is nog steeds niet echt gemaakt. Links heeft nog steeds niet voldoende de veranderingen opgemeten die onze maatschappij de laatste veertig, vijftig jaar heeft doorgemaakt. Daar valt nog heel wat grondig werk te doen. Vervolgens moet men, eens men een goede analyse heeft, die in het licht van onze beginselen vertalen in een project - ‘Wat gaan we dan doen?’, ‘Hoe gaan we daarop reageren?’. Ten derde, als er terug enige duidelijkheid is over een Links project, zal dit ook nog moeten worden vertaald in een wervend verhaal waarmee aan electorale politiek kan worden gedaan. Een verhaal dat zo stevig is dat wat men in oppositie of in een regering doet, een illustratie is van dat verhaal. Aan dat laatste zijn we absoluut nog niet toe.

Ik ga in dit korte tijdsbestek niets zeggen over de maatschappijanalyse. Ik ga er van uit dat we een enigszins gelijkaardige visie hebben op een aantal elementen van maatschappijanalyse en dat we daarop kunnen terugvallen. Ik probeer op die basis en ter discussie een paar ideeën te formuleren over wat ik denk dat Links zou moeten doen. Deze suggesties sluiten uiteraard niet aan op alle mogelijke veranderingen in de samenleving. Er zijn er een aantal die ik hier niet beschouw, niet omdat ze niet belangrijk zijn maar omdat er geen tijd voor is. Ik ga het bijvoorbeeld niet hebben over de veroudering, nochtans heel belangrijk, waar Links nog niet voldoende mee omgaat. We spreken bijvoorbeeld wel al over de betaalbaarheid van de pensioenen, maar nog niet over de grote toename van de behoefte aan veiligheid van oudere mensen. Ik ga het ook niet hebben over de groei van een samenleving van tweeverdieners. Links spreekt daar soms over als men het heeft over sociale zekerheid, maar nog niet over de herinrichting van de levensloop, nochtans een cruciale uitdaging voor onze samenleving. Ik ga het ook niet hebben over de regulering van de financiële markten, één van de punten waar Links het helemaal over eens lijkt, alleen blijken we niet te weten hoe het kan en hoe het moet. Dat zegt ook iets over het huidige gebrek aan maatschappijanalyse van Links en de noodzaak daaraan flink te werken.

DETRADITIONALISERING EN DIVERSITEIT

Laten we ons toespitsen op mogelijke antwoorden van Links die we zouden kunnen geven op de dubbele ontwikkeling van enerzijds de detraditionalisering (het feit dat we de laatste 50 jaar vrij rijke samenlevingen zijn geworden, met een sterk ontwikkeld sociale zekerheidssysteem, met een vergaande secularisering, met het verlaten van traditie en traditionele moraal) en anderzijds de groeiende diversiteit. Die twee ontwikkelingen zijn oorzakelijk verbonden omdat sterke welvaartstaten natuurlijk meer migranten aantrekken dan andere staten, maar die twee ontwikkelingen zijn vooral vergroeid omdat ze tegelijkertijd hebben plaatsgegrepen en in elkaar grijpen. De detraditionalisering is in België ver gevorderd. Op dat vlak behoren we duidelijk tot de groep of cluster van Noord-West-Europese landen: de Scandinavische, Duitsland, Frankrijk, Nederland. Diversiteit en integratie zijn bij ons minder goed gelukt dan in de meeste andere landen van die cluster. In de index van de meest gesegregeerde Europese steden prijkt Antwerpen bovenaan, samen met Bradford en Birmingham. Van onze gevangenen heeft 41% een vreemde nationaliteit. In Nederland is dat 33%, in Zweden 27% en in Frankrijk 21%. De proportie tewerkgestelde mensen die buiten de EU werden geboren in verhouding tot de proportie tewerkstelde autochtonen, bedraagt 98% in Oostenrijk en 83% in Frankrijk. In Vlaanderen is het een povere 70%. Op dat vlak doet Vlaanderen het trouwens minder goed dan Wallonië waar die verhouding 80% bedraagt. Op dat vlak zijn we dus zeker niet ‘goed bezig’. Het is dat de politiek die we willen volgen en het beleid die we willen voeren daarmee rekening moeten houden.

Een.
Links moet blij zijn. Links moet licht en warmte uitstralen. Als we kijken naar de groeiende ongelijkheid in de samenleving, de door veel mensen aangevoelde teloorgang van een levenswijze waaraan ze gehecht zijn, het loodzware gewicht van diversiteit, de ouderdom en de problemen die daar onherroepelijk mee verbonden zijn, het gevoel van verlies van identiteit, enzovoort, al die zaken wegen zwaar op het gemoed van veel mensen. Die mensen zijn persoonlijk niet noodzakelijk ongelukkig, maar vinden dat het down hill gaat met de samenleving. Dertig, veertig jaar geleden reageerden mensen op dat gevoel door Links te stemmen. Vandaag reageren ze op precies datzelfde gevoel door Rechts te stemmen. Daar moet Links rekening mee houden. Dat betekent dat Links absoluut moet vermijden sombere berichten de wereld in te sturen en bij te dragen tot het onbehagen. Of het nu gaat over het milieu of over de toekomst van de sociale zekerheid, telkens wanneer Links aan de alarmbel hangt, zijn zij waterdragers van Rechts. Het is ook uitgesloten dat we het onbehagen exploiteren. We moeten dus een hoopvol project formuleren en een realistisch pad naar de aldus geformuleerde doelstelling uittekenen.

Twee.
Het is duidelijk dat we niet meer kunnen rekenen op materiële vooruitgang in de mate dat we dat in het verleden hebben gedaan. We kunnen er niet meer op rekenen dat we mensen gelukkiger gaan maken door steeds meer materiële consumptie. Die tijd is voorbij. Links moet vooruitgang herdefiniëren. Een van de mogelijke middelen is het geluksstreven. De voorwaarden waaronder mensen gelukkig kunnen zijn, zijn vrij gemakkelijk te identificeren en daar is een beleid rond te voeren. Het spijtige is dat de conservatieven, zowel in Groot-Brittannië als in Frankrijk, Links op dit ogenblik op dat vlak aan het voorbij steken zijn, terwijl ik ervan overtuigd ben dat een politiek van het geluk veel beter bij onze basiswaarden en ons verleden past.

Drie.
Links moet dus proberen het onbehagen te drukken en het geluk te verhogen, en een van de belangrijke manieren waarop we dat moeten doen is het stoppen en keren van de groeiende ongelijkheid. Ongelijkheid speelt een zeer perverse rol voor Links. Links spreekt die mensen aan die een grote drang en verzuchting naar gelijkheid hebben, maar dat zijn meteen ook de mensen die het eerst gefrustreerd geraken als er niet meer gelijkheid, maar daarentegen meer ongelijkheid komt. Dat is wat er de laatste decennia is gebeurd. Bij de mensen die Links electoraal kan aanspreken omdat ze meer gelijkheid willen, zit een grote groep die in de eerste plaats gefrustreerd is als die gelijkheid er niet komt. Dat zijn dan de mensen die zich kwetsbaar en onbehaaglijk voelen, die van oordeel zijn dat de sociale samenleving die werd opgebouwd verloren gaat, en die naar Rechts trekken als oplossing. En waarom trekken ze naar Rechts en niet naar Links? Om twee redenen. Zij zijn van oordeel dat die anderen, de vreemden, schuld hebben aan het mislukt gelijkheidsstreven. En ze zijn eigenlijk ook van oordeel dat ongelijkheid meer een culturele dan een sociaaleconomische kwestie is geworden. Elk gefrustreerd gelijkheidsstreven is op dit ogenblik zeer erg voor Links.

Vier.
Links moet opnieuw gaan praten over het werk van de mensen. Het is al heel lang dat Links bijna niets meer durft zeggen over de kwaliteit van het werk. En nochtans dienen er zich daar zeer specifieke problemen aan. Ik denk aan de razendsnelle toename van evaluaties, inspecties en controles op mensen. Dat is een specifiek probleem dat is ingebed in een aantal zeer specifieke managementmodellen, die dominant zijn geworden en die via ICT steunen op het zo zichtbaar en controleerbaar maken van de anderen. Maar al die controles vertellen de mensen dat zij niet worden vertrouwd. Het wantrouwen wordt dan wederkerig. Links moet die managementmodellen aanpakken en moet zeggen dat wij naar andere managementmodellen moeten die terug vertrouwen stellen in de zelfstandigheid en de verantwoordelijkheid van de mensen. Om het me een slogan te zeggen: ‘Liever ploegbazen dan managers’.

Vijf.
We moeten ons dringend de vraag stellen waarmee de mensen binnen 20, 30 jaar hun brood gaan verdienen. De periode van economische dominantie en economisch privilege van Europa en het Westen is voorbij, definitief denk ik. Wie zich nog een globale geprivilegieerde positie rekent, maakt zich illusies. Dat veroordeelt ons niet tot een doemscenario van achteruitgang, verre van. Het stelt ons wel voor de uitdaging heel duidelijk te zeggen hoe we onze visie van een goede samenleving gaan waarmaken in deze nieuwe wereld. Als onderdeel daarvan moeten we antwoorden op de vraag wat wij binnen 20, 30 jaar gaan maken waar de wereld op zit te wachten en waar de wereld ons voldoende voor wil betalen om ons onderwijs, onze levensstandaard, onze sociale zekerheid in stand te houden? Links moet zich die vraag op een onbevangen manier durven stellen. Links moet durven zien dat er alternatieven zijn en moet durven deze te verkennen. Je kan aan de ene kant zeggen dat we op die uitdaging gaan reageren door uitermate competitief te zijn in een soort wereldwijde vrije markt, en dan moeten we ons onderwijs en ons arbeidsmarktbeleid daarop afstemmen. Maar er is nog een andere mogelijkheid. Waarom maken we van een wat grotere Europese markt geen soort interne markt die we afschermen van de rest van de wereld, onder andere door enkel handel te drijven met landen die ook een sociaal zekerheidsstelsel uitbouwen? Ik denk dat Links zich onbevangen dit soort vragen moet durven stellen en zeker consequent moet zijn in het uitwerken van de implicaties van het antwoord waarvoor gekozen wordt.

Zes.
Links is onvoldoende gevoelig geweest voor het grote aantal mensen dat in onze samenleving wordt uitgesloten. Niet zozeer op de sociaaleconomische vlak. Niemand heeft meer en beter gestreden tegen sociaaleconomische uitsluiting dan Links. Maar we hebben onvoldoende oog gehad voor andere en even belangrijke en gevolgrijke vormen van uitsluiting. Het stomste sociologische verhaal uit de 20ste eeuw en ook het stomste politieke verhaal uit de late 20ste eeuw is dat van de individualisering, dat aan de grondslag lag van de Derde Weg. Wij zijn geen maatschappij waarin we individualiseren. Wij zijn een maatschappij die gedragsvariatie inperkt. In dit land sturen we steeds meer kinderen naar het bijzonder onderwijs, steeds meer jongeren plegen zelfmoord, onze gevangenisbevolking blijft maar groeien, het aantal jongeren dat we willen opsluiten in gesloten instellingen groeit, het aantal langdurige werklozen is hoog, vanaf 55 passen mensen niet meer in de wereld van het werk, enzovoort, enzovoort. Onze maatschappij verdraagt steeds minder gedragsvariatie dan vroeger. Daar moet Links zich mee bezig houden. Daarbij moet men naar specifieke groepen durven kijken, bijvoorbeeld naar de gevangenen. Streven naar een eerlijke, doeltreffende, rechtvaardige repressie, maar Links heeft schrik van het woord repressie alleen al, omdat vele linkse mensen denken dat repressie onmogelijk Links of progressief kan zijn. En wat is het gevolg daarvan? Dat we de gevangenen laten rotten in de kerkers. Daar heersen echt mensonterende toestanden. Er is geen andere politieke beweging in dit land die de juiste waarden in zich draagt om tot een rechtvaardige, menselijke maar doortastende en doeltreffende repressie van misdaad en criminaliteit te komen. De moed lijkt te ontbreken.

Zeven.
Integratie, nog zo een woord waar Links schrik van heeft. Nochtans heeft integratie een heel evidente betekenis. Wanneer is een groep geïntegreerd in een samenleving? Als die groep het niet veel slechter doet in het onderwijs of op de arbeidsmarkt dan de rest van de bevolking; als je in die groep niet meer zelfmoorden of psychische problemen vindt; als de gezondheidstoestand in die groep ongeveer dezelfde is als die van de bevolking in haar geheel. Als we het zo bekijken, moeten we vaststellen dat we de sociaal zwakkeren nog altijd niet geïntegreerd hebben in onze samenleving. Onze oude droom is ondanks de reële verwezenlijking nog niet vervuld. Daarnaast moeten we vaststellen dat de nieuwkomers, de immigranten, hun kinderen en hun kleinkinderen, zeker niet geïntegreerd zijn. Integratie moet een van de grote prioriteiten van Links zijn. We moeten daar geen illusies over hebben, er zijn maar twee instellingen die op het vlak van integratie een belangrijke rol kunnen spelen, de rest is franje: het onderwijs en de arbeidsmarkt. Als we kijken naar ons onderwijs, moeten we vaststellen dat overal in Europa de immigranten, hun kinderen en kleinkinderen, het slecht doen. En in Vlaanderen doen ze het bijzonder slecht. We hebben daar een klein excuus voor. Het hangt er van af welke immigranten je hebt. Het blijkt gemakkelijker Aziaten te integreren in je onderwijssysteem dan Noord-Afrikanen. Culturele verschillen spelen een rol, maar het zijn niet de enige relevante verschillen. Als we naar ons onderwijs kijken, zien we een bijna totale vrije schoolkeuze van de ouders. Er zijn eigenlijk maar twee onderwijssystemen in Europa die zo ver gaan in de vrije schoolkeuze, het Nederlandse en het Vlaamse. Het gevolg daarvan is een sterk gesegregeerd onderwijssysteem, met elitescholen en vuilbakscholen. Dat is niet bevorderlijk voor de integratie van zwakke groepen in het algemeen en zeker niet voor nieuwe zwakke groepen. De totale vrije schoolkeuze, de daaruit voortvloeiende segregatie en ongelijkheid tussen de scholen, is mijns inziens een van de belangrijkste oorzaken van ons falen op het vlak van de integratie. Links moet dat durven in vraag stellen. Net zoals ze de sterke segregatie tussen de onderwijsvormen in vraag moet durven stellen. En als we van oordeel zijn dat de vrije schoolkeuze zozeer tot de Vlaamse traditie behoort dat zij niet in vraag kan worden gesteld, dan moeten we ten minste maatregelen voorstellen die effectief compenseren voor de ongelijkheid tussen de scholen die daaruit voortvloeit. Als je een nieuw gekomen groep mensen, waarvan je weet dat onderwijs voor hen niet gemakkelijk is, toch door het onderwijs wilt loodsen, moet je speciale maatregelen nemen. Dat betekent dat je heel geregeld contact moet hebben met die ouders. Dat kost bommen geld. Waarom zouden we het geld van ons kindergeld daar niet aan besteden of minstens ten dele aan besteden? In alle eerlijkheid, die toelage die we nu geven, komt voor ongeveer 30% terecht bij ouders die dat helemaal niet nodig hebben. Het komt ook terecht bij ouders die het niet goed gebruiken, niet aanwenden in het beste belang van hun kinderen. Er zijn gezinnen waar dat kindergeld nodig en nuttig is. Laten we iets bedenken om die gezinnen verder zo’n steun te geven. Laten we de rest van dat geld gebruiken om alle kinderen en zeker de kinderen die het nodig hebben op een meer doeltreffende wijze te helpen.

De tweede instelling die integratie bevordert is de arbeidsmarkt. Als het onderwijs natuurlijk al niet werkt voor integratie, dan is het moeilijk voor de arbeidsmarkt om dat wel te doen of het falen van het onderwijs op te vangen. Als we naar ons land kijken zien we echter dat we het veel slechter doen dan veel andere Europese landen. Zwakke mensen en zwakke nieuwkomers komen onze arbeidsmarkt niet of nauwelijks binnen. Het is trouwens wel opvallend dat de arbeidsmarkten waarvoor dat geldt dezelfde zijn die heel vroeg de oudere werknemers uitstoten. Het argument dat we vroeger moeten stoppen met werken om plaats te maken voor jongeren, is onzin. Het klopt helemaal niet. Waar je hoge jeugdwerkloosheid hebt, heb je vroege uitstoot van de oudere werknemers en uitsluiting van de nieuwkomers. Dat laat toch het vermoeden ontstaan dat onze arbeidsmarkten misschien té sterk beveiligd zijn. Dat onze arbeidsmarkt gericht is op een heel sterke verdediging van de gevestigden. Daar moet Links ook durven over nadenken. Natuurlijk moeten we ons hoeden voor het syndroom van de working poor, maar Links moet durven heilige huisjes intrappen. Links moet zich afvragen hoe ze die zwakke mensen beter toegang kan geven tot de arbeidsmarkt en moet durven de privileges van de gevestigden wat afbouwen als daar de vergrendeling van de arbeidsmarkt ligt.

Het gaat hier om de toekomstige welvaart van het land. Wij laten een grote proportie jongeren uitgroeien tot een sociaal probleem in de plaats van hen kansen te geven op ontplooiing en toe te laten bij te dragen aan de welvaart en het welzijn van hun medeburgers. Een aangepast arbeidsmarktbeleid moet drie luiken hebben. We moeten veel meer kansen geven; die hebben we tot nog toe veel te weinig gegeven. We moeten ook meer plichten opleggen. Toegang tot de voorzieningen van de sociale zekerheid zou conditioneel moeten zijn. Na een tijd zou de werkloosheid moeten worden gebonden aan een arbeidsplicht. En ten derde is er natuurlijk ook een kwestie van discriminatie die we moeten blijven bestrijden.

Acht.
We moeten ook beseffen dat we de jonge mannen en vrouwen die we nu uitsluiten van onderwijssucces en arbeidsmarktparticipatie nooit volwaardige kansen zullen kunnen geven als we de migratiestroom niet onder controle krijgen. In een aantal Brusselse gemeenten zit men met werkloosheidsgraden van bij de 40% voor schoolverlaters tussen de 18 en de 24 jaar. Dat is onverantwoord en als we de immigratie niet onder controle krijgen is de kans klein dat we effectief voor de integratie van die mensen zullen kunnen zorgen. Dat betekent dat we het asielrecht tot redelijke proporties moeten herleiden, namelijk dat we er een echt asielrecht van moeten maken en niet een immigratievoorziening. In het verleden zijn de sociaaldemocraten de enigen geweest die er in geslaagd zijn dat te doen. We moeten ook de volgmigratie en de gezinshereniging aanpakken. We moeten maatregelen durven voorstellen en nemen die deze onder controle brengen. De basislijn waarvan de discussie daarover voor mij kan starten, is het volkomen uitsluiten van volgmigratie en gezinshereniging.

Veel mensen pleiten nu voor het toelaten van selectieve migratie. Er zijn inderdaad mensen die we nodig hebben - en selectieve migratie is inderdaad beter dan gewoon het slachtoffer te worden van een ongecontroleerde migratiestroom - maar we moeten daarbij wel rekening houden met de impact op de landen van oorsprong. Eigenlijk is het schandalig dat rijke landen de hoogopgeleiden uit de arme landen afromen.

Negen.
Ten slotte zijn er de minder materiële aspecten van een toekomstig beleid, die sterk verband houden met de detraditionalisering. Detraditionalisering leidt ons naar symbolische politiek. Partijen die er niet in slagen dat te ontwikkelen, hebben mijns inziens geen toekomst. Ter linkerzijde ken ik eigenlijk maar één soort partij die erin geslaagd is een waarlijk symbolische, culturele politiek, een echt cultuurbeleid, te voeren, namelijk de groene partij. Met cultuurbeleid bedoel ik niet een beleid gericht op de kunsten - wij hebben een minister van Cultuur, maar eigenlijk is dat een minister van het Kunstenbudget - maar een écht cultuurbeleid, dat inspeelt op de motivaties van de mensen, op de emotionele betekenis van een bepaalde levensstijl, enzovoort. De groenen zijn de enigen die dat, ter linkerzijde, hebben weten te doen. Zij hebben een bepaalde levensstijl, die compatibel is met duurzaamheid, emotioneel belangrijk gemaakt. Ook sociaaldemocraten moeten op die manier een cultuurbeleid gaan voeren. Ze kunnen dat bijvoorbeeld doen rond dat begrip ‘geluk’. Mensen duidelijk maken dat meer geluk niet te vinden is in meer materiële consumptie. Dat er andere levensstijlen zijn die tot meer geluk kunnen leiden. Sociaaldemocraten moeten dat doen rond - wat ik noem - het kapitalisme van de begeerte. Dat lijkt me al even belangrijk als het regelen van de financiële markten. Er zijn meer en meer mensen in onze samenleving die hun identiteit, het behoren tot een bepaalde groep, laten afhangen van het hebben van sommige producten. Daar moeten sociaaldemocraten tegen reageren. Sociaaldemocraten moeten die mensen duidelijk maken dat er andere manieren zijn om zin te geven aan het leven. Sociaaldemocraten moeten de mythe van de individualisering demystifiëren. Ze moeten durven wijzen op de beperkingen van het individualisme. Dat zijn allemaal dingen die even belangrijk zijn als de meer materiële kwesties waarover ik het had, maar die in onze kringen nog bitter weinig aandacht krijgen.

Mark Elchardus
Socioloog VUB

ideologie - diversiteit - detraditionalisering - Links

Samenleving & Politiek, Jaargang 18, 2011, nr. 1 (januari), pagina 68 tot 75

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.