Inleiding
Tussen november 2005 en november 20061 worden de kaarten van de politieke macht volledig herschud in Latijns-Amerika. In twaalf landen vinden er verkiezingen plaats. Het imago van het continent, getekend door een resem rechtse dictaturen, militaire staatsgrepen en nationalistische populisten lijkt te worden afgeschud. Dat is althans wat de krantenkoppen ons vertellen: ‘Latijns-Amerika kleurt rood’, ‘Voorrang voor links in Latijns-Amerika’, ‘Linkse golf overspoelt continent’.
En dat is niet zonder reden. Ongeveer 325 miljoen Latino’s worden vandaag bestuurd door links. Als de huidige trend zich verderzet, leeft straks vier op vijf mensen in het continent - met een bevolking van ongeveer 550 miljoen inwoners - onder een linkse regering.2 Deze recente ontwikkeling lijkt aan te geven dat een nieuwe pagina wordt omgeslagen in de politieke geschiedenis van de regio. Dat vele specialisten op het terrein deze verlinksing niet voorspelden, is onder meer te wijten aan de huiverachtige houding die veel Latijns-Amerikanen tot voor kort koesterden ten aanzien van een socialistisch regime.
Wat is er dan precies gewijzigd voor de Latijns-Amerikaanse kiezer van noord tot zuid, dat hij anno 2006 het bolletje rood kleurt achter die kandidaat die in meer of mindere mate gebruik maakt van een links discours? Is het programma van de linkse partijen veranderd? Of hebben krachten buiten het gebied deze keuze plots aantrekkelijker gemaakt?
Bij het zoeken naar een mogelijke verklaring voor dit fenomeen moet rekening worden gehouden met het feit dat in het continent, ondanks het gedeelde verleden en dito cultuur, grote verschillen bestaan tussen de landen onderling en zelfs binnen de afzonderlijke landen. De politieke geschiedenis van elk specifiek land vraagt per definitie een op zichzelf staande studie.
Politiek van gematigdheid versus structureel keerpunt binnen het paradigma
In verschillende media werd veel aandacht besteed aan het vergelijken van de zogenaamde twee soorten linkse regimes. Het gaat daarbij om de links-populistische experimenten van Venezuela en Bolivia en de sociaaldemocratische regeringen van Brazilië, Chili, Argentinië, Uruguay, soms Costa Rica en sinds kort ook Peru. Maar appelen en peren kan je niet met elkaar vergelijken. Wel is duidelijk dat een links discours de Latijns-Amerikaanse kiezer vandaag aanspreekt. Of het daarbij gaat om retorische, dan wel inhoudelijke argumenten is van ondergeschikt belang.
Politieke gematigdheid
Hét sleutelwoord dat de sociaaldemocratische Latijns-Amerikaanse regimes vandaag karakteriseert is hun politiek van gematigdheid. De erfenis van dictaturen en revoluties, van extreemlinks en extreemrechts vertaalt zich in politiek leren. Het kapitalisme moet niet worden omvergeworpen door een revolutie, maar hervormd door sociale maatregelen. Daarbij wordt nadrukkelijk gekozen voor de democratische vorm. Mocht al sprake zijn van een socialistische invloed, dan vertaalt die zich meer in een ethische categorie dan een actieve doelstelling. De sociaal geïnspireerde partijen hebben hun radicale eisen opgegeven en zijn opgeschoven naar het centrum. De verschuiving vindt zowel op politiek, als op sociaal en economisch vlak plaats.
Het verkiezingssysteem heeft een belangrijke invloed gehad op de politieke strategieën van deze partijen. Doordat presidentiële verkiezingen in een tweerondesysteem zijn gegoten, waarbij minimum 50% van de stemmen moet worden behaald, ontstaat de noodzaak om enerzijds een breed kiezerspubliek aan te spreken en anderzijds electorale allianties te vormen. Het kiezerspubliek van deze sociaaldemocraten is, op zijn zachtst gezegd, van divers pluimage. Aan de ene kant van het spectrum bevinden zich de middenklasse en bepaalde handelssectoren. Aan de andere kant de stedelijke en landelijke armen, de werklozen, de mensen werkzaam in de informele sector,… Deze laatsten onderhielden tot in een zeer recent verleden cliëntelistische banden met de rechtse partijen. Gezien hun sociale, politieke en culturele heterogeniteit stellen beide groepen totaal andere en zelfs vaak tegenovergestelde eisen. Er is één belangrijke factor die hen verbindt: het is de ‘coalitie van verliezers’ van de neoliberale hervormingen. Daarnaast ontstaat de politieke gematigdheid uit de noodzaak om electorale allianties te vormen met de centrumpartijen. De heterogene coalities die hieruit voortvloeien worden vaker bij elkaar gehouden door traditioneel patronage en corruptie (wat de regering Lula in Brazilië vorig jaar flinke klappen bezorgde) dan door politieke akkoorden.
Politieke gematigdheid vertaalt zich vervolgens in economische gematigdheid. Daarbij wordt gekozen voor een marktvriendelijk beleid, dat tegelijkertijd duidelijke sociale accenten weet te leggen. Waar de kiezer vroeger voor de keuze stond tussen een beleid dat de markt vrij moest laten of het wegwerken van de sociale ongelijkheid, wordt in de huidige electorale campagnes beloofd dat beide opties tegelijkertijd mogelijk zijn. De visie op ontwikkeling, die de respectievelijke ministers van financiën er op nahouden, komt over het algemeen grotendeels overeen met die van de meeste economen en, belangrijker, met die van de internationale financiële agentschappen als de Wereldbank (WB) en het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Ze volgen daarmee de Post-Washington Consensus. De staat krijgt de taak toebedeeld bij te dragen tot economisch succes door te opereren als het organisme dat sociale, wettelijke, institutionele en macro-economische stabiliteit nastreeft. Dit veroorzaakt een aantrekkelijk investeringsklimaat. Daarnaast moet de inflatie zo laag mogelijk worden gehouden. Dit is een belangrijk punt, gezien de Latijns-Amerikaanse nachtmerrie van zowel linkse als rechtse regeringen van een hyperinflatie. De regeringen moeten institutionele hervormingen doorvoeren op het terrein van belastingen, pensioenen en de openbare sector. Op sociaal niveau wordt de ongelijkheid aangepakt door werkgelegenheid te creëren, menselijk kapitaal op te bouwen, microkredieten te verstrekken en doelgerichte sociale programma’s op te zetten. Ondanks de overeenkomsten blijven de verschillen tussen de landen onderling duidelijk. Landen als Brazilië en Uruguay pleiten veel meer voor staatsinterventie en protectionisme, dan bijvoorbeeld Chili. Samenvattend kan worden gesteld dat de Latijns-Amerikaanse sociaaldemocratische regeringen anno 2006 kiezen voor een gematigd beleid op zowel politiek, economisch als sociaal vlak. Hun hervormingen karakteriseren zich navenant door gematigdheid en geleidelijkheid. Radicale maatregelen worden uit de weg gegaan.
Zoeken naar een structureel keerpunt
Dit in tegenstelling tot de beleidsvisie van de Boliviaanse president Evo Morales en zijn grote voorbeeld Hugo Chávez. Laatstgenoemde wordt gerekend tot de meest polariserende regeringsleider sinds de Sandinisten aan de macht waren in het Nicaragua van de jaren 1980. Van politieke gematigdheid is in geen van beide regimes sprake. Er bestaat een oorzakelijk verband tussen deze beleidskeuze en de recente politieke geschiedenis van beide landen.
De Boliviaanse staatsstructuren zijn uiterst zwak. Het niet nakomen van sociale maatregelen en antineoliberale retoriek tijdens de electorale campagne bracht verschillende goed georganiseerde sociale bewegingen op de been om tot twee keer toe de president uit het zadel te lichten. De huidige president Evo Morales is onmiddellijk van start gegaan met het doorvoeren van een aantal populaire maar toch ingrijpende maatregelen: het nationaliseren van de natuurlijke bronnen en het herverdelen van de grond. Momenteel wordt gewerkt aan de hervorming van de grondwet. Hij geniet momenteel duidelijk de ruime steun van het volk. Of hij als president daadwerkelijk bestand is tegen de reusachtige structurele problemen van Bolivia zal nog moeten blijken.
Voor Venezuela is in het Punto Fijo-tijdperk, de periode onmiddellijk voorafgaand aan de regering Chávez, sprake van een volledig uiteenvallen van de staat. Het traditionele tweepartijensysteem bleek niet langer in staat zichzelf te vernieuwen, noch een antwoord te bieden op de macro-economische instabiliteit. Daarvoor werd ze afgestraft door de kiezer, wat een machtsvacuüm opende voor Chávez. Zijn initiële populariteit, zowel bij de middenklasse als het leger, verwierf hij als zijnde de enige alternatieve optie buiten de traditionele partijen om. Toch mikt hij, net als Morales, specifiek op de onderdrukte massa. Voor beide landen betekent dit méér dan 50% van de bevolking. Zij worden aangesproken om deel te nemen aan de politieke processen, terwijl de traditionele oligarchie daarvan juist zoveel mogelijk wordt uitgesloten. Naar het voorbeeld van Simón Bolívar, de 19e eeuwse Venezolaanse onafhankelijkheidstrijder, leggen beide regeringsleiders nadruk op een participerende democratie. Deze wordt mede mogelijk gemaakt door een onomkeerbaar decentralisatieproces en de opkomst van de sociale bewegingen. Critici verwijzen naar deze ontwikkelingen als uitingen van het populistische en autoritaire karakter van de door Chávez geïnstalleerde regeringsvorm, dat hij zelf het ‘socialisme van de XXIe eeuw’ noemt. Hun argumenten zoeken zij in het ontbreken van een degelijke oppositie, en in het feit dat zijn regering in eerste instantie focuste op grondige politieke hervormingen, verankerd in de grondwet van 1999, in plaats van economische. De wetenschap dat de Venezolaanse bevolking zich met 72% voor het invoeren ervan uitsprak, doet vermoeden dat Chávez om andere dan politieke maatregelen als een controversiële populist wordt omschreven. Wél kan worden gesteld dat een deel van zijn (internationaal) beleid zich er specifiek op richt (de Verenigde Staten) te provoceren. Dit blijkt bijvoorbeeld uit zijn recente staatsbezoeken aan leiders van landen die niet bepaald bekend staan om hun pro-Amerikaans beleid: Rusland, Iran, Vietnam, Mali, Qatar en Wit-Rusland. Hiermee geeft hij verder kracht aan zijn Bolivariaanse Revolutie die openlijk de neoliberale doctrine aanvalt en de controle van de economie door de nationale en internationale elite in vraag stelt. Waar de ‘postneoliberale’, oftewel de eerder besproken sociaaldemocratische regeringen, niet als een structureel keerpunt binnen het paradigma beschouwd kunnen worden, dan wel als een vorm van armoedebestrijding binnen het getrokken kader, vallen zowel Chávez als Morales dit kader aan en formuleren ze nationaal en internationaal gewaagde alternatieven.
Drie fundamentele krachten bepalen een nieuwe koers
Of de oplossingen radicaal of gematigd worden geformuleerd, de populariteit van het linkse discours is slechts de uitkomst van een overgangsperiode waar het continent zich doorheen spartelt. In feite zijn er drie fundamentele krachten in het spel die de gebeurtenissen grotendeels bepalen. Na een eeuwenlange traditie van politieke uitsluiting van de onderdrukte en armste lagen van de bevolking, vindt in de regio een niet meer te stuiten proces van politieke inclusie plaats. Wanneer zij een stem krijgen vertaalt deze zich in een schreeuw om de herverdeling van de rijkdom. Tegenover deze wens van de bevolking staan de krachten van het globaliseringproces, die zich voor de regio vertalen in een enorme druk tot economische integratie onder leiding van het neoliberale model, opgelegd door de VS en, zoals recent duidelijk werd, de Europese Unie.
Het resultaat van twintig jaar neoliberale globalisering
Hoewel vele Latino’s geloven dat Europa een andere koers vaart, werd op de EU-LA-top van afgelopen mei overduidelijk dat de EU slechts geïnteresseerd is in de uitbreiding van haar quota’s op de wereldmarkt, alsmede haar exportproducten. Naar aanleiding van deze wending, lanceerden Chávez en Morales op de parallelle sociale top hun Alternativas II. Ze protesteerden met dit document tegen de eis van Europa voor een totale liberalisering van basisdienstverleningen als water en energie en van de financiële sector, alsmede van de opheffing van de importtarieven, die vooralsnog de zwakste Latijns-Amerikaanse industrieën beschermen.
Met betrekking tot het neoliberale beleid, is het vooral een anti-Amerikaans discours dat op de sympathie van veel kiezers kan rekenen. Waar tot voor kort de verschillende regeringsleiders hun bevolking voorspiegelden dat de globalisering in een neoliberaal kader een feit was, klinkt vandaag een heel andere taal. Twintig jaar lang neoliberale hervormingen doorvoeren, heeft niet tot de gehoopte resultaten geleid. Wel integendeel.
Op het einde van de Amerikaanse Top in 2005 (in Mar del Plata), verzetten Argentinië, Brazilië, Paraguay, Uruguay en Venezuela zich tegen de vrijhandelszone FTAA.3 Het neoliberale beleid van de VS omschreef de Argentijnse president Kirchner na afloop als de oorzaak van een sociale tragedie die bijgedragen heeft tot de institutionele instabiliteit in de regio, met de val van democratisch verkozen regeringen tot gevolg. Kijkend naar de uitkomsten van NAFTA, dat sinds 1994 in werking is getreden, is een dergelijke uitspraak niet onzinnig: terwijl de rijkste 20% Mexicanen sindsdien gereduceerd zijn tot enkele tientallen families, moest ook de middenklasse serieus inbinden. Sommige bronnen rekenen 70% tot 80% van de bevolking tot de Mexicaanse armen.
Het verzet van deze invloedrijke landen in de regio is in tegenspraak met de uitspraken van de nieuw aangetreden regering Bush anno 2001. Die wilde ons toen doen geloven dat de afsluiting van allerlei vrijhandelsverdragen met individuele Latijns-Amerikaanse landen zo goed als afgerond was. Evenzo zou ze van het continent een prioriteit maken op de agenda. Vijf jaar later tekent zich een volledig ander verhaal af. Want hoewel de VS een onverstoorbare indruk proberen te maken, ook al valt het ene na het ander land ten prooi aan links, is het overduidelijk dat hen de controle over het continent is ontglipt. De gelatenheid waarmee Washington reageert op de provocerende acties van Chávez in de internationale arena (zijn voorstel voor een alternatief integratieproject - ALBA -, geboden hulp aan de slachtoffers van de ramp in New Orleans, goedkope olie aanbieden aan arme gezinnen in de Amerikaanse steden) duidt op het totale ontbreken van een heldere strategie ten aanzien van hun eigen achtertuin. Ook Mexico en Chili zwichtten niet onder de enorme druk om in te stemmen met de Irak-oorlog. Bij de benoeming van de secretaris-generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten, kregen de VS hun conservatieve kandidaat niet verkozen. Brazilië, het enige land dat echt in staat is zijn invloed op het continent te laten gelden, verzet zich luidruchtig tegen de westerse dominantie in de internationale economische orde. Daardoor tekent een tweedeling tussen een Amerikaans en een Braziliaans gedomineerd blok zich steeds duidelijker af.
Dat laatste blok tracht zich actief aan de praktisch tweehonderd jaar inmenging uit het noorden te onttrekken. Eén strategie bestaat erin leningen bij het IMF versneld terug te betalen, wat Brazilië en Argentinië onlangs deden. De filosofie van IMF en WB, financiële instellingen die moeilijk niet te zien zijn als instrumenten van het Noord-Amerikaans beleid, draait rond aanpassingen in het land dat de lening aanvraagt en zeker niet om het aanpassen van de internationale omstandigheden die het probleem veroorzaken. Deze instellingen leggen economische voorwaarden op die tegelijkertijd het politiek beleid van het land hypothekeren. Daardoor groeide jarenlang de kloof tussen de maatregelen van volgzame neoliberale technocraten en de wil van de meerderheid van de Latijns-Amerikaanse bevolking.
Politieke deelname
Die bevolking lijkt voor het eerst sinds lang een opening gevonden te hebben om invloed uit te oefenen op de beslissingen van hun respectievelijke regeringen. Waar Chávez en Morales politieke participatie verankeren in allerlei systemen en wetten, laat de rest van Latijns-Amerika zijn stem horen via een aantal andere kanalen. Een eerste weg is zich te groeperen in sociale bewegingen. Deze organiseren zich rond een bepaald thema en blijven bestaan zolang dit actueel is. Aan hun bestaan is niets nieuws. Twee factoren scheppen echter een vernieuwde vormgeving. Ten eerste kunnen de bewegingen vandaag leren uit de fouten van de voorgangers. Toen deze op een bepaald ogenblik besloten om deel te nemen aan de macht, werden ze gekortwiekt door de machthebbers met wie ze in zee gingen. De verplichting om compromissen te sluiten, verzwakte de kracht om hun eisen effectief door te drukken. Het merendeel van de huidige sociale bewegingen hoedt er zich voor zich niet te laten verleiden om dezelfde fouten te maken. Daarnaast opereren ze niet meer uitsluitend in een lokale context, maar kunnen ze hun krachten bundelen met gelijksoortige bewegingen elders in het continent, of zelfs elders in de wereld. Dit uit zich nadrukkelijk op de verschillende Sociale Fora die in Latijns-Amerika plaatsvinden. Het verwerpen van het neoliberale project wordt er tot gemeenschappelijk doel gesteld. Een andere ingrijpende vorm van politieke participatie kanaliseert zich via het onomkeerbare proces van decentralisatie. Overheidsgeld wordt daardoor niet meer centraal beheerd en het openbaar beleid wordt een uiterst ingewikkelde zaak. Waar vroeger de centrale regering beslissingen nam, die ze vervolgens oplegde aan haar lokale afgevaardigden, gaat besturen vandaag niet meer over het uitdelen van bevelen, maar over consensus, raadpleging en compromissen. Daarnaast is het volk steeds duidelijker aanwezig binnen de structuren van het machtsapparaat zelf. Tot in een recent verleden bepaalde de theorie van blanquemiento als enige de weg naar de macht. Met andere woorden: terwijl vroeger het zoveel mogelijk assimileren met de blanke elite primeerde, is vandaag het omgekeerde zichtbaar. Sinds de verkiezing van Toledo in Peru benadrukken steeds meer presidentskandidaten hun niet elitaire afkomst, soms indiaanse afkomst, om hun kiezerspubliek te overtuigen. Een laatste factor, die in Latijns-Amerika niet onbeduidend is, is dat (op Cuba na) alle landen in meer of mindere mate onder een democratisch verkozen regering leven. Op het moment van verkiezingen moeten de kandidaten hun landgenoten overtuigen om voor hen te stemmen. De eeuwenoude traditie van cliëntelisme weegt door op de uiteindelijke keuze van de kiezer. Want hoewel een diep gevoel bestaat dat iedereen gelijke rechten verdient, is de realiteit vaak tegenovergesteld en komen er meer favores dan derechos aan te pas.4 Dit hangt samen met de interpretatie van burgerschap en democratie, alsmede van ‘links’ of ‘rechts’ door mensen van lagere sociale klassen in het continent, die hun stem verbinden aan hun persoonlijke ervaring. De neiging bestaat om deze perceptie aan een persoon te koppelen. Daarin spelen de media uiteraard een doorslaggevende rol. Een bekend citaat in dit verband komt van een Peruaanse boer aan wie gevraagd werd wat democratie voor hem nu eigenlijk betekende: ‘La democracia para mí…. Es que no me peguen’.5
Herverdeling van de rijkdom
Hoe dan ook, het effect blijft hetzelfde. De eeuwenlange onderdrukking maakt plaats voor een sprankeltje hoop. Wanneer de onderdrukten de kans gegeven wordt zich uit te spreken, vragen ze maar één ding: een herverdeling van de rijkdom. Het is een afgezaagd deuntje maar een vreselijke realiteit voor wie het ondergaat. Meer dan veertig procent van de Latijns-Amerikaanse bevolking beleeft deze armoede dagdagelijks, zestien procent leeft zelfs in extreme armoede. Aan sociale mobiliteit is een totaal gebrek en de sociale ongelijkheid is nergens zo groot.
Conclusie
Het neoliberale model dat jarenlang door de volgzame technocraten werd opgelegd, is in diskrediet geraakt. De bevolking gelooft niet langer dat dit voorgekauwde mondiale project een oplossing zal bieden aan de structurele problemen van het continent. Wel integendeel: voor iedereen is duidelijk dat de ongelijkheid tussen de klassen de laatste jaren alleen maar is toegenomen. De traditionele oligarchie wist zich jarenlang te verrijken, gesteund door de internationale economische elite en ten koste van de rest van de bevolking. Het neoliberale model borduurde moeiteloos verder op de oude koloniale structuren van ongelijkheid en onderdrukking, ook al zagen de nationale elites zich verplicht plaats te ruimen voor of zich aan te passen aan de ‘gemondialiseerde elites’.
Verschillende Latijns-Amerikaanse krachten zijn aan het werk om een alternatief te formuleren voor deze situatie. Aangezien de kloof tussen de maatregelen van de regeringen en de wil van de bevolking groeide, wordt dit niet uitsluitend binnen het machtsapparaat zelf gevonden. De uitgegroeide Sociale Fora stellen het verwerpen van het neoliberale project tot gemeenschappelijk doel. Tegelijkertijd zorgt de democratische transitie ervoor dat de kandidaten de wensen van de bevolking mee moeten nemen in hun voorgesteld programma. Twee mogelijke alternatieven ontvouwen zich. De keuze bestaat tussen een meer gematigde of een uitdrukkelijk radicale koers. De eerste vertaalt haar oplossing binnen het getrokken neoliberale kader en tracht de negatieve effecten hiervan vervolgens te bestrijden met een aantal sociale maatregelen. De alternatieve weg vormt een structureel keerpunt binnen het paradigma. Nationaal en internationaal gewaagde alternatieven zijn er op gericht openlijk de neoliberale doctrine aan te vallen en de controle van de economie door de nationale en internationale elite in vraag te stellen.
De keuze tussen een linkse of een rechtse regeringsvorm wordt met deze verkiezingen niet gemaakt. Het continent ondergaat grote transformaties waarbij de onderdrukten de kans zien hun stem te laten spreken en de hemelsbrede ongelijkheid aan te klagen. De overwegend negatieve ervaring met het rechtse neoliberale model vertaalt zich in de keuze voor een links alternatief. Als de kandidaten in deze verkiezingsronde verkozen willen geraken, spelen ze daar best op in met een overwegend links discours. Hoe het sociale beleid van deze nieuw gevormde regeringen er uiteindelijk zal uitzien, en of ze bestand zijn tegen de immense krachten van buitenaf, moet later blijken.
Het al dan niet slagen van deze interessante alternatieve projecten, doet weinig af aan de oorzaken ervan. Latijns-Amerika ondergaat een historisch moment, met nieuwe kansen voor een innoverend en sociaal beleid. De kern is een herverdeling van de rijkdom, gekoppeld aan een democratisch proces tot aan de basis. De vraag naar de al dan niet populistische dan wel autoritaire aard van het Bolivariaans project, zegt dus waarschijnlijk meer over de vraagsteller dan over de realiteit dat het probeert uit te dagen.
Kathelijn De Decker **
**Studiedienst sp.a
cartoon: © Arnout Fierens
Noten
1/ Deze tekst werd geschreven in juli 2006.
2/ Ondanks de officiële uitslag van de verkiezingen in Mexico, (waarbij de rechts georiënteerde Felipe Calderón tot winnaar werd uitgeroepen) zit ook dat land berekend bij deze telling. Tot 6 september is onduidelijk of de uitslag zal worden geannuleerd, dan wel of de stemmen zullen worden herteld.
3/ FTAA: Free Trade Area of the Americas: voorgestelde vrijhandelszone, die het gehele Amerikaanse continent (behalve Cuba) bestrijkt en gemodelleerd zou worden naar de Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst (NAFTA), zoals die sinds 1994 bestaat tussen de Verenigde Staten, Canada en Mexico.
4/ Favores: gunsten; derechos: rechten
5/ 'Democratie is voor mij…. niet afgeranseld te worden’.
Bronnen
- Biekart K. (2005) Seven Theses on Latin American Social Movements and Political Change: A Tribute to André Gunder Frank (1929 - 2005), Revista Europea de Estudios Latinoamericanos y del Caribe, No. 79, oktober 2005, pp 85 - 94.
- Chávez, D. (2006) Luces y sombras en la vieja Europa, TNI Archives, 2 juni 2006.
- Corrales J. (2005) In search of a Theory of Polarization: Lessons from Venezuela, 1999-2005, Revista Europea de Estudios Latinoamericanos y del Caribe, No. 79, oktober 2005, pp 105 - 118.
- Gibbs T. (2006) Business as usual: what the Chávez era tells us about democracy under globalisation, Third World Quarterly, Vol. 27, No. 2, 2006, pp 265 - 279.
- Hakim P. (2006) Is Washington Losing Latin America? Foreign Affairs, januari/februari 2006.
- Panizza F. (2005) The Social Democratisation of the Latin American Left, Revista Europea de Estudios Latinoamericanos y del Caribe, No. 79, oktober 2005, pp 95 - 103.
- Rivas Rojas R. (2005) On Chavismo: Interview with Yolanda Salas (Caracas, 7 September 2004), Journal of Latin American Cultural Studies, Vol. 14, No. 3, December 2005, pp 325 - 333.
- Vizentini P., Wiesebron M. (2004) Free Trade for the Americas?, Zed Books, London & New York.
- Vogel H. (1997) Geschiedenis van Latijns-Amerika, Aula, Utrecht.
participatieve democratie - Latijns-Amerika - links
Samenleving & Politiek, Jaargang 13, 2006, nr. 9 (november), pagina 46 tot 53
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.