Ik vind de discussietekst een keigoede tekst. Vlot geschreven, enthousiasmerend, inspirerend. Naar het einde toe zelfs in de lichtjes bombastische stijl van de grote traktaten van weleer. ‘De socialistische partij wil kennis nemen van de beste verwezenlijkingen in wetenschap en kunst om haar actie te bevruchten en te sturen.’ Je hoort het Anseele zo declameren terwijl je naar Canvas kijkt.
De partij herijkt haar basisprincipes in het licht van de moderne uitdagingen. Natuurlijk zullen er wel kniesoren zijn die de beginselen per se willen toetsen aan de houding van de partij in een aantal concrete dossiers. Maar dat getuigt dan wel van een bijzonder groot cynisme. Ik twijfel er niet aan dat de leiding van de sp.a en haar leden deze tekst na het congres zullen hanteren als dagelijks inspiratiebron bij hun dagdagelijks handelen. Net zoals de partij voordien systematisch teruggreep naar het Charter van Quaregnon (1894), Het Plan (1933), het Ideologisch Congres van 1974 en het Vernieuwingscongres van 1998. Het spreekt vanzelf dat praktijk en theorie nauw bij elkaar aansluiten. Zoals de apostel Jakobus al waarschuwde: ‘het geloof zonder de werken is dood.’
Zo bekeken is het ritme van de ideologische congressen een graadmeter voor de versnelling van de maatschappelijke ontwikkelingen. Waar de eerste teksten nog veertig jaar meegingen, houden we het nu geen decennium meer vol. Nochtans lees je al in het Charter van Quaregnon de eis tot oprichting van een ‘bureel van kostelooze raadgeving voor geschillen gebracht voor rechtbanken, werkrechtersraden, enzovoorts.’ Wie dacht nog dat we pas recent ‘gratis’ ontdekt hadden als drijvend motief? En ik denk dat er her en der nog wat instemmend geknik kan zijn bij de even oude eis tot ‘nationalisatie der bosschen’. Nog zo gek niet, die Oude Belgen.
Is de nieuwste voorbereiding voor een beginselverklaring dan ook niet meer dan een aanpassing aan de al even snel wijzigende nieuwe spelling? Op die wat te tijdsgebonden paragraaf over het menselijk genoom na, waar die van Quaregnon zich hoogstens een tuinkabouter konden bij voorstellen. Natuurlijk niet. De discussietekst speelt in op de actualiteit, maar trekt grenzen, bakent doelstellingen af.
Bovendien, een ideologisch congres is een feest en misschien is de discussie belangrijker voor de organisatie dan de tekst zelf. Of deze tekst daar zelf veel aanleiding toe geeft is dan wel weer een pertinente vraag. In tegenstelling tot de vorige beginselteksten reikt deze tekst wel veel ‘op te lossen problemen’ aan, maar blijven de auteurs zeer discreet over de wijze waarop de sp.a die zaak wil aanpakken. Kan men van mening verschillen over de analyse? Nauwelijks. En over de recepten? Daar wordt weinig over gezegd. De sociale zekerheid waar ooit de helft van de actie van de partij op gebaseerd was krijgt nu slechts een bijna terloopse vermelding als instrument voor een rechtvaardige samenleving. Je zou kunnen argumenteren dat deze tekst geen actuele debatten hoeft te verwerken. Maar met de halveringstijd voor ideologische teksten moet de beginseltekst 2005 hoogstens een paar verkiezingen meegaan. Zo abstract tijdloos hoefden de beginselen dus ook weer niet geformuleerd te worden.
Het ontbreekt immers niet aan debatstof. In politiek is een week een eeuwigheid, maar het zit er dik in dat we over twee maand nog steeds het generatiepact zullen moeten doorslikken. Als het tenminste dat is wat men bedoelt met ‘bijzondere aandacht besteden aan de verhoudingen tussen de generaties.’ Ik vind dat een belangrijk thema. Maar dat thema wordt net niet gevat door het generatiepact. Wat me overigens een pompeuze naam lijkt voor een debat over een jaartje vroeger of later op brugpensioen. Ik respecteer uiteraard alle vijftigplussers die nu al uitkijken naar hun welverdiende rust. En het moet echt rot zijn als je onverwacht een jaar langer moet zitten. Dus geen slecht woord over de mensen die dat debat met vurigheid voeren. Maar vanuit het perspectief van iemand die nog geen halfeeuwfeest gevierd heeft is het nogal abstract vandaag te weten of ik in 2020 of 2021 op brugpensioen mag. Ook al omdat er een licht vermoeden is dat de huidige regeling ook niet voor de eeuwigheid is. De naam van het pact verdoezelt ondertussen wel enigszins de problematiek die er echt zit aan te komen.
Hoe zit dat met die verhoudingen tussen de generaties? Hoe ziet een samenleving met meer dan 25% senioren en nog geen 20% jongeren er uit? Zijn dat rotverwende kinderen die opgroeien in een rusthuis? Zijn dat twee groepen die stil en ongedwongen alles voor elkander doen? Wat betekent dat cultureel, sociaal? Ontmoeten die groepen elkaar nog? Of maken ze enkel nog ruzie over de facturen? Want in dat ‘pact’ van vandaag lijkt één groep er alvast in geslaagd zich volledig buiten schot te plaatsen. Er wordt een waslijst van maatregelen uitgewerkt om de facturen van de vergrijzing te laten betalen door zowat iedereen die niet grijs is. Maar van de huidige senioren zelf wordt bijzonder weinig solidariteit gevraagd met hun eigen generatiegenoten. Eens de horde van het (brug)pensioen voorbij lijkt het ergste solidaire leed geleden. Al hangt ook dit sterk af van het gezichtspunt van de observator. Even goed wordt door ouderen geargumenteerd dat de huidige gepensioneerden al hun hele leven bijdroegen en dat het daarmee welletjes geweest is. Zij pleiten doorgaans voor een algemene verhoging van de pensioenen of een afbouw van de solidariteitsbijdrage op de pensioenen.
Alsof ouderdom op zich nog steeds een betrouwbare indicator is voor zorgbehoevendheid of armoede. In Nederland bezitten de 55-plussers liefst 65% van het totale vermogen bij particulieren:
Tussen de oudere generaties bestaan verschillen in spaar- en erfgedrag. Het opgebouwde vermogen van met name de vooroorlogse (ouder dan 75 jaar) en stille generatie (geboren tussen 1930-1945) zal grotendeels worden overgedragen door vererving. Wanneer deze spaarzame generaties senioren overlijden zullen de kinderen (de babyboomers) dit vermogen erven. Daarentegen heeft de babyboomgeneratie, geboren na 1946, een andere levensstijl dan de huidige senioren. …/… Wanneer deze generatie overlijdt, is de verwachting dat een groot deel van het vermogen is genuttigd en slechts een beperkt deel over is voor vererving.1
Uiteraard moet je de pensioenen zelf niet aanpakken. Het is tegen de basisbeginselen van ons pensioensysteem om de uitkeringen te corrigeren voor vermogen. Maar er is dan weer geen reden om niet vroeg of laat dat vermogen zélf als financieringsbron aan te spreken. Zou het nu zo oneerbaar zijn om de erfenissen af te romen na het overlijden? Uiteindelijk heeft het pensioenstelsel er doorgaans voor gezorgd dat het vermogen van veel senioren zo goed als intact gebleven is. Hetzelfde geldt eigenlijk voor het tanende verhaal van de Vlaamse zorgverzekering. Dat stelsel zorgt er in veel gevallen voor dat de zorgbehoevende ouderen de spaarcentjes niet moeten aanspreken, of dat de OCMW’s niet meer moeten bijspringen voor niet medische hulp. In die zin is een bijkomend instrument gecreëerd om te zorgen dat het appeltje voor de dorst nooit moet worden aangesproken voor essentiële uitgaven. Om het dan te laten vererven tussen steeds oudere erflaters en erfgenamen. Halfweg de jaren negentig is de tendens ingezet om de successierechten drastisch te verlagen. Waarmee we eigenlijk het enige spoor van een vermogensbelasting afbouwden. En op termijn een mechanisme opgezet hebben dat voor echte generatierijken kan zorgen. Door de rijkdom binnen een gezin (dat nu vaak nog uit hooguit 2 erfgenamen bestaat) onbelast door te laten geven dreigt de kloof tussen vermogende en onvermogende families stelselmatig te groeien. Het vermogen wordt quasi intact getransfereerd van vader op kind. Iets dat men zelfs in de 19de eeuw niet aanvaardde.
Voor de Vlaamse begroting was de verlaging van de tarieven achteraf bekeken geen slechte zaak omdat velen het de moeite niet vonden om die belasting te ontduiken. De opbrengsten zijn sindsdien gestegen. Wat tot een herhaling van het succesverhaal leidde door de vermindering van de belasting op handgiften. Een cynische illustratie van de burgerzin van de Belg, en van het onvermogen van de fiscale administraties.
Door de afbouw van de successierechten in rechte lijn, verloren we ook een fiscaal beleidsinstrument. Enerzijds kon die belasting dienen om de intragenerationele solidariteit onder senioren te vestigen, anderzijds kon men er ook het vererven tussen senioren en nog actieven stimuleren. De tendens is steeds meer dat hoogbejaarden hun erfenis nalaten aan mensen die zelf al voorbij de pensioengerechtigde leeftijd zijn. Bert Anciaux lanceerde ooit het idee om een erfenissprong in te voeren door de successierechten te verlagen wanneer men de kleinkinderen begunstigde. Beetje onpraktisch wanneer je toch nog zou erven in je jeugd. De erfenis zou dan naar je minderjarige kinderen gaan terwijl het jonge gezin zelf nog in de pamperkosten zit. Maar hetzelfde effect kon je bekomen door de successierechten te verlagen voor erfgenamen jonger dan een bepaalde leeftijd. Maar dan moet het oorspronkelijke tarief wel hoog genoeg zijn natuurlijk.
Bij een aantal partijen is nu het besef gekomen dat de communicatie inzake sociale zekerheid iets te sterk gericht was op de pensioenproblematiek voor de eerstvolgende 15 jaar. Het is zonder twijfel een uitstekende zaak dat de regering een langere termijnvisie op het gebied van de betaalbaarheid van de sociale voorzieningen uitwerkt en ernaar handelt. Maar grosso modo omvat het pact slechts 2 soorten maatregelen. Enerzijds wordt de financieringsbasis van de sociale zekerheid uitgebreid door de jeugdwerkloosheid aan te pakken en door de maatregelen om mensen langer aan het werk te houden. Anderzijds worden een reeks inkomstenbronnen aangeduid die voortaan naar de sociale zekerheid zullen gaan. Zeer goed voor de sociale zekerheid maar impliciet gaan die budgetten naar niets anders meer. Daar zal niemand (op de soldaten na) echt van wakker liggen als dat van het legerbudget afgaat, maar het is waarschijnlijker dat dit ten koste gaat van de federale financiering van mobiliteit, justitie, milieu. Regeren is uiteraard keuzes maken en de financiële gezondheid van de sociale zekerheid is terecht een prioriteit.
Soms lijkt het niet zozeer de financiering van de pensioenen die problematisch zal zijn in de komende decennia, maar eerder de budgetten voor alle andere overheidsdienstverlening. Het is een verworvenheid, maar tegelijk ook een permanente strijd van de socialisten om de kredieten voor de sociale zekerheid te beheersen en veilig te stellen voor blinde besparingen. Het is een open vraag in welke mate men van de actieve bevolking zowel de lasten van de financiering van de huidige pensioenen als de onderfinanciering van de voor hen interessante overheidsdiensten kan vragen. Ik heb er in dit tijdschrift al eerder voor gepleit om de ‘gratis’-politiek niet te beperken tot de groepen die men globaal als minder kapitaalkrachtig bestempelt2: ‘Net de groep die het verhaal vandaag relatief het méést helpt financieren moet nog steeds zijn ticketje betalen.’
Het lijkt me geen toeval dat in de nasleep van het generatiepact, de VLD als eerste de ‘hardwerkende Vlaming’ ontdekte. Terwijl ik dit schrijf laat ook CD&V weten dat ze initiatieven voor die mens wil ondernemen en zal de sp.a wellicht niet ver nadien volgen. Zoals de sp.a vijf jaar geleden het debat leidde met het ‘gratis’-thema, dreigen nu alle partijen het door de VLD geclaimde thema van de belangenverdediging van de actieve bevolking na te bootsen.
In de discussietekst zijn er eigenlijk weinig aanzetten om dit debat op te nemen. De partij lijkt zelf weer wat te worstelen met het dilemma van een socialistische partij die solidariteit hoog in het vaandel draagt maar die verkiezingen moet winnen bij een al bij al rijke bevolking.3 Of het dilemma van een partij die het minder rijke bevolkingsdeel dat als eerste onder de sirenezang van het Blok gevallen is, electoraal voorlopig heeft afgeschreven als niet meer terug te winnen. Met de nieuwe voorzitter grijpt de sp.a in haar teksten terug naar de liturgie van voor de periode-Steve Stevaert. Het doet deugd aan het linkse hart om de partij ronduit de kaart te zien trekken voor de zwakkeren in de samenleving, maar in de verte dreigt ook het toenmalige gevaar om als ‘miserabilistische’ partij te worden afgeschilderd.
Voor wie deze discussietekst leest vanuit het perspectief van iemand die (voorlopig) geen zorgen heeft, lijkt de partij weinig te zullen bieden. Wie vandaag werk, huisje, tuintje, keukentje heeft, voelt zich vrij, wil hoogstens even gelijk zijn met wie nog rijker is dan hijzelf, is het ongetwijfeld roerend eens met de plichten en verantwoordelijkheden van zijn medeburgers, en beschouwt een gift van 50 euro voor 11.11.11 als een mooie illustratie van zijn solidariteit. Dat meer egocentrische deel van de bevolking waar u en ik uiteraard niet toe behoren, zou wel eens vergeefs op zoek zijn naar de ‘what’s in it for me’.
In het hoofdstuk globalisering valt het overigens sterk op hoe de problematiek van de Noord-Zuidverhoudingen aan ‘derden’ wordt toegeschreven. Het zijn ongebreidelde marktmechanismen, niet transparante internationale organisaties, corrupte derdewereldlanden en een gebrek aan respect voor de mensenrechten die verantwoordelijk zijn voor de rotzooi. Allemaal zaken waar Jan met de Pet zich persoonlijk zeker niet schuldig hoeft voor te voelen, en waarbij het rechttrekken van de situatie niet bedreigend hoeft over te komen. Het zou al een ander paar mouwen zijn indien er sprake zou zijn van structurele solidariteitsmechanismen om (naar eigen Belgisch voorbeeld) de kloof tussen rijk en arm te dichten door een transfer van de haves naar de have nots. Zoals Europa de armere regio’s ondersteunde door zijn Europese structuurfondsen, zou het Noorden de landen met een laag bnp kunnen steunen door een geobjectiveerde transfer. Het zou ook oncomfortabel zijn verder te redeneren op de kostprijs voor het Westen van rechtvaardige wereldprijzen voor hun grondstoffen. Of om het ecologisch onhoudbare te berekenen van 1 miljard Chinezen die er graag ons huidig welvaartspeil willen op nahouden. Maar het is ook niet een politieke partij met ambities die als eerste slecht nieuws moet brengen.
Stevaert zette indertijd de partij ideologisch op haar kop, wat haar electoraal geen windeieren opleverde. In die periode scoorde de partij met het afschaffen van belastingen (kijk- en luistergeld), met het stimuleren van eigendomsverwerving (eigen huis is de beste sociale zekerheid), leverde iedereen gratis energie. Maatregelen die aansloegen bij de modale (en dus vermogende) Vlaming, en die hooguit met wat retorische trucs moesten worden ingepast in de officiële socialistische standpunten. Maar zolang de sp.a het uitstekend deed in de peilingen deed er niemand moeilijk over het uitdelen van gratis energie door een partij die als standpunt had dat energie moest duurder worden. Het was vanuit socialistisch ideologisch perspectief een soms discutabele periode, maar tenminste een met een voor alle betrokkenen duidelijke lijn. De huidige tekst lijkt zachtjes afscheid te nemen van die tijd. Geen pleidooien meer voor gratis gemeenschapsvoorzieningen, en een bijna Tobbackiaanse herinnering aan de plichten van de burger. De ideologische grand écart wordt dichtgetrokken, maar de grote gok is nu wat de kiezer ervan denkt. De tekst gaat immers zeer moedig in tégen wat men als de tijdsgeest ervaart. Als de tekst het richtsnoer wordt van de toekomstige politieke actie van de sp.a, en er is geen enkele reden om daar aan te twijfelen, dan breken bijzonder boeiende tijden aan. De leiding van de partij heeft dan immers geen andere optie dan haar principes en idealen in de praktijk te vertalen in maatregelen die de brede bevolkingsgroepen aanspreken. Maatregelen en voorstellen die de Vlamingen overtuigen om uit vrije wil mee te werken aan een solidaire, gelijke, rechtvaardige wereld waar elkeen (en dus zijzelf) plichten en verantwoordelijkheden heeft. Initiatieven die de electorale basis van de socialisten opnieuw vergroten en zo een draagvlak vormen voor die idealen. Het is jammer dat in de tekst zelf nog geen tip van de sluier wordt opgetild van hoe de partijleiding deze uitdaging wil aanpakken. Maar wellicht komt dat tijdens het congres en in de maanden nadien.
Geert Mareels
Erekabinetschef
Noten
1/ Vissers P., Vermogen in Beweging, Rabobank, september 2005.
2/ Mareels G., Wie betaalt wat Gratis is, Samenleving en politiek, jg.10, 2003, nr. 7 (september).
3/ Mareels G., Patrick, Voer ons aan, verlos de maatschappij, Samenleving en politiek, jg. 9, 2002, nr.1 (januari).
ideologisch congres sp.a - pensioen - generatiepact
Samenleving & Politiek, Jaargang 12, 2005, nr. 10 bijlage (december), pagina 22 tot 26
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.