Dreigende titels
De aanwezigheid van moslims in de westerse samenleving is vandaag de dag, en zelfs meer dan ooit tevoren, onderwerp van discussie en debat. Het beste voorbeeld of bewijs hiervan is het feit dat - zodra men een boekhandel binnenstapt - men overstelpt wordt met boeken over ‘de’ Islam. Het is volgens mij van het grootste belang om hierbij enkele vraagtekens te plaatsen. In de eerste plaats kan men zich afvragen waarom juist nú dit thema zoveel aandacht verdient; onze samenleving is immers al enkele decennia multicultureel. De Islam in onze contreien als een nieuw fenomeen omschrijven zou er op neerkomen dat we de laatste veertig jaar met oogkleppen hebben rondgelopen. De meeste van die boeken - en hier plaats ik een tweede vraagteken - zijn geschreven door mensen die zelf geen moslim zijn, maar zich toch op de één of andere manier als expert in die materie profileren. Zou het niet logischer zijn ervan uit te gaan dat, willen we meer weten over de Islam, we dan maar beter bij een moslim zelf te rade gaan voor wat meer inside-information?
Het antwoord op de eerste vraag heeft voor een groot deel te maken met nine eleven. Helaas, want sinds die bewuste dag worden benamingen als fanatici en fundamentalisten - of nog erger, terroristen - steeds meer in één adem vernoemd met ‘dé’ Islam. Het lijkt erop dat een moslim die zijn of haar godsdienstige plichten vervult, in de westerse samenleving een hoogst verdacht individu is geworden. Iemand die vijfmaal per dag bidt of een hoofddoek draagt is vreemd, zelfs gevaarlijk. De westerse maatschappij heeft het blijkbaar moeilijk om de Islam op een positieve manier te vatten omdat het openlijk praktiseren van een religie in Europa zeer ongewoon is geworden. En om ons nog meer de stuipen op het lijf te jagen worden we geconfronteerd met alarmerende berichten dat maar liefst één miljoen mensen vanuit Turkije kost wat kost Europa willen binnenkomen. Criminoloog Faruk Akinbingöl schreef er een schokkend boek over. Istanboel zou de grootste draaischijf van mensensmokkel ter wereld zijn. De zogenaamde visummaffia is er oppermachtig - niet in het minst dankzij contacten in de bovenwereld. Het overgrote deel van mensen die naar Europa willen zijn Turken en Koerden, de rest Afghanen, Iraniërs en (Noord)-Afrikanen.
Eén miljoen nieuwe Europeanen, hoofdzakelijk moslims, … en dit boven op het feit dat - of we nu willen of niet - op dit moment in ons eengemaakte Europa reeds 15 miljoen moslims wonen. Omdat de vierde en vijfde generatie allochtonen er zit aan te komen (zullen we tegen dan de term allochtonen überhaupt nog hanteren?) en omdat verschillende West-Europese landen reeds méér dan één miljoen moslimburgers tellen, spreekt het voor zich dat men zich ook moet bezighouden met de toekomst van de Islam in Europa. In die zin is het dus logisch dat een maatschappelijk debat hieromtrent noodzakelijk is, maar het probleem is dat we blijkbaar bij onze moslim-medeburgers niet willen of durven in dialoog te treden. Neen, we gaan liever te rade bij iemand als Bernard Lewis die bijzonder sterk is in het overgeneraliseren van een groep bestaande uit 1,3 miljard mensen. Vooral Lewis’ laatste boeken The Crisis of Islam en What went wrong? zijn mooie illustraties hoe men met behulp van reductionistische bewoordingen en een simplistische en éénzijdige visie de wereld in twee groepen kan verdelen, namelijk wij en zij. Dat zowat elke religie op onze aardbol zijn extremisten kent ontgaat Lewis blijkbaar. Neen, volgens hem zijn terrorisme, zelfmoordaanslagen en extremisme alleen kenmerkend voor 'dé' Islam en dit omwille van het feit dat de eens zo grote en oppermachtige islamitische beschaving in het Midden-Oosten nu peanuts voorstelt op politiek, economisch, sociaal en cultureel vlak. Onder de rubriek ‘ruziestoken( vinden we verder ook nog Samuel Huntington terug die in bijna apocalyptische bewoordingen de westerse beschaving waarschuwt dat regelrecht afstevenen op een heuse clash met de islamitische beschaving.
Is het dan wel nodig dat ook ik zonodig mijn zegje over ‘dé’ Islam wil doen? Zeker, want in dit essay wil ik de aandacht vestigen op een stem die steeds meer - maar toch nog veel te weinig - wordt gehoord, namelijk die van islamdeskundige, filosoof en professor Franse literatuur aan de Zwitserse universiteiten van Genève en Fribourg - Tariq Ramadan. Ramadan wijst er ons op om niet te vervallen in dergelijke kortzichtige en ongenuanceerde meningen ten aanzien van de Islam, waarbij het vooral draait rond vooroordelen die beweren dat moslims zich onmogelijk kunnen integreren en dat de Islam onverenigbaar zou zijn met de principes van de Europese of westerse lekenstaat. Deze Zwitserse intellectueel met Egyptische roots (een paar jaar geleden door het gezaghebbende Time nog genomineerd als één van dé grote denkers van het nieuwe millennium) pleit voor de ontwikkeling van een Europese Islam en probeert daar zelf de stenen toe bij te dragen. Hij wijst moslims in Europa zowel op hun rechten als op hun plichten. Voor hem is dat een absolute voorwaarde willen moslims gehoord worden in hun vraag naar respect voor hun identiteit en geloof. Zijn ideeën bieden vele Europese moslimjongeren een nieuw houvast. Het grootste verschil tussen Ramadan enerzijds en Lewis en andere Islam-experts anderzijds, is dat Ramadan wél besef heeft van de verschillende soorten Islam en wél een onderscheid maakt tussen religie en de verschillende inkledingen van culturele identiteit. In die context is dus ook de Islam in Europa anders, of anders gezegd, één van de vele verschijningsvormen van ‘dé’ Islam.
Euro-Islam is niet gelijk aan Islam light
In zijn werk richt Ramadan zich niet enkel tot de moslimgemeenschap maar tot iedereen die zich op politiek en sociaal vlak bezighoudt met de toekomst van Europa. De overheden in Europa mogen hun relatie met de eigen moslimburgers niet blijven baseren op eeuwige verdenkingen. Het is van cruciaal belang dat men moet beseffen dat de economische situatie van vele allochtonen, de vicieuze cirkel van werkloosheid, uitsluiting en marginalisatie, en de berichtgeving in de media over internationale conflicten een immens grote impact hebben op de negatieve perceptie van de aanwezigheid van moslims in Europa. Een ongenuanceerde publieke opinie maakt het proces van integratie moeilijk en complex. Ramadan vraagt om begrip voor de moeilijke situatie waarin vooral jonge moslimmigranten zich bevinden. De eerste generatie denkt misschien nog vol herinneringen terug aan het land van oorsprong, maar de jongere generaties spiegelen zich aan hun vrienden op school of op het werk en voor wie vrijheid en plezier belangrijker zijn geworden dan God, moraal en kuisheid. Voor die jongere generaties creëert juist dit een zekere spanning. Ook zij stellen zich vragen. Hoe moeten zij hun religie hier beoefenen? Gaan wetten en plichten van de westerse lekenstaat samen met de Islam? Zijn die in tegenspraak met elkaar? Of evolueert men naar een soort leken-islam waarvan men op de duur niet meer weet wat het inhoudt. Een aantal jaren geleden bijvoorbeeld waagde de imam van Marseille zich aan de uitspraak dat het vasten tijdens de ramadan niet echt hoefde. Ramadan gruwt van de gedachte aan een dergelijke Islam light. Hij wil de toekomst van de Islam in het westen veilig stellen door over dergelijke vragen na te denken en er in de mate van het mogelijke een antwoord op te formuleren. En de belangrijkste vraag in dit debat luidt dan ook of men moslim kan zijn in een westerse samenleving (Europa dus) zonder enige vorm van afbreuk of verloochening aan de Islam? Of nog anders geformuleerd - hoe een godsdienst die de scheiding van kerk en staat niet erkent, beleefd kan worden in een lekenstaat die de religie volledig naar de privésfeer heeft verwezen? Voor Ramadan is dit geen onzinnige vraag en - meer nog - hij is er rotsvast van overtuigd dat dit inderdaad mogelijk is. Hij is één van de weinige die op dat vlak het voortouw neemt en zoveel mogelijk antwoorden en richtlijnen hierop tracht te formuleren - of zo op z’n minst waardevolle elementen die aanzetten tot verder nadenken.
Op dit punt gekomen kan het voorgaande nogal klef en melig overkomen. Te veel nadruk leggen op het begrip hebben voor de situatie en positie van allochtonen dreigt hen in een slachtofferrol te duwen. Iemand die dat graag uitbuit is Dyab Abou Jahjah. Een passage uit zijn recent gepubliceerde boek lijkt hem nochtans op één lijn te plaatsen met de ideeën en gedachtegoed van Tariq Ramadan: “Hoe kunnen we, enerzijds de meerderheid zover krijgen dat ze ideologisch kiest toe te werken naar diversiteit en die te institutionaliseren in plaats van die uit te wissen en hoe kunnen we, anderzijds, de minderheid van zichzelf en haar problemen bewust maken en haar de benodigde kracht verschaffen om haar bestaan in stand te houden.”
We hebben het dus allemaal al eens gehoord van Abou Jahjah. Er is echter een groot verschil tussen Abou Jahjah en Ramadan. Ramadan richt zich tot allochtonen én autochtonen, én bovendien met een intellectueel kader. Een verkiezingsmeeting van Abou Jahjah’s AEL/Resist daarentegen lijkt meer op het toejuichen van een bokskampioen die de ring betreedt, na zich door een aantal bodyguards gewurmd te hebben (want die zijn er ook steeds bij), gevolgd door een paar rake oneliners, waarna voor dialoog helaas geen tijd meer is - dit alles overgoten met een heus slachtofferrol-sausje. Wie denkt dat Abou Jahjah het in zijn boek iets genuanceerder uitlegt komt bedrogen uit. Na wat autobiografisch materiaal, zijn affiniteit met het Arabisch-nationalisme van Nasser en zijn rotsvaste overtuiging dat integratie in België synoniem staat met assimilatie en absorptie, sluit de zelfverklaarde vrijheidsstrijder doodleuk af met een dreiging: “De keuze is aan jullie: Sinn Fein of de IRA, Herri Batassuna of de ETA, de AEL of God verhoede wat als jullie ons vernietigen.” Van een dergelijke militante stijl is bij Ramadan geen sprake! Integendeel, hij roept de moslimgemeenschap op het heft in eigen handen te nemen om zelf bijdragen en mogelijke antwoorden te formuleren en dit in samenspraak, in dialoog, met hun niet-islamitische medeburgers. Het is een feit dat dit nogal stroef verloopt en dat de dialoog tussen autochtonen en allochtonen in Europa traag en moeilijk op gang is gekomen. In tegenstelling tot Abou Jahjah ligt volgens Ramadan de schuld bij beide gemaanschappen.
Integreren is niet gelijk aan zich onzichtbaar maken
De eerste generatie migranten was lange tijd van mening dat ze ooit gingen terugkeren naar hun land van oorsprong. Men achtte het bijgevolg niet nodig om een systematische reflexie te ondernemen ten aanzien van de islamitische bronnen (zijnde de Koran en de Soenna)? Pas met de jongere generatie moslims achtte men het nodig om in overeenstemming met de islamitische bronnen een rechtspraak te ontwikkelen (fiqh) in een Europese context. Deze ijtihad (het uitwerken van een rechtspraak) impliceerde dat moslimintellectuelen de Europese wetten van dichtbij moesten bestuderen en dat er rekening moest gehouden worden met evoluties en veranderingen binnen de moslimgemeenschappen zelf. Zo ontstond een referentiekader dat bepaalde noties en concepten waar moslims vaak naar verwijzen (zijnde identiteit, gemeenschap en cultuur) een meer expliciete inhoud gaf. Het zijn namelijk die drie noties die in de westerse samenleving argwaan, misinterpretatie en vooroordelen opwekken. Het is dus belangrijk om deze te doorprikken en een correcte definitie te geven. Het is juist hier dat er een verantwoordelijkheid weggelegd is voor de moslim die dit als een taak moet beschouwen om tot een wederzijdse verstandhouding te komen, aldus Ramadan. Hij geeft alvast een aanzet. Islamitische cultuur betekent NIET het weigeren van de westerse cultuur of het ontbreken van de wens tot integratie enkel omdat men andere kledij draagt of naar andere muziek luistert. Moslimgemeenschap betekent NIET dat mensen van de tweede of derde generatie hun eigen taal spreken en voor de rest niet willen weten wat er in het land gebeurt, maar WEL dat er een intellectueel kader wordt aangeboden van waaruit de moslim als Europees burger kan opstaan. Dit staat NIET synoniem met ghettoïsering op een intellectuele of fysieke manier, maar WEL met het feit dat moslims burgers zijn met rechten en plichten, participeren op sociaal, economisch en politiek niveau én het gevoel hebben dat ze behoren tot de maatschappij waarin ze leven. Wat betreft de notie van moslimidentiteit kan men zeggen dat het Europees wettelijk kader het uiten van die identiteit beschermt en garandeert. Voor Ramadan mag hier dus ook geen sprake zijn van een probleem. Het probleem ligt bij een mentaliteit dat zegt dat die identiteit niet integreerbaar en niet compatibel zou zijn met de westerse maatschappij.
Op weg naar een Europese Islam en het belang van een constructieve dialoog
Ramadans ideeën illustreren dus het ontstaan en het zich verder ontwikkelen van een Europese islamitische cultuur, en dit op verschillende vlakken. Wat dat betreft is er hoegenaamd geen sprake van een tendens naar isolationisme maar wel van de acceptatie van het feit dat men in Europa leeft. Er bestaat volgens mij geen twijfel over dat deze Europese islamitische cultuur een verrijking is voor alle partijen én dat men, in tegenstelling tot wat velen denken, wel degelijk een onderscheid moet maken tussen Islam in Europa en Islam in het Midden-Oosten en andere moslimlanden. Voor ik nog een stapje verder wil gaan door te zeggen dat de aanwezigheid van de Islam hier een verrijking op het vlak van religieus en cultureel pluralisme is, wil ik absoluut het belang van een constructieve dialoog (in de twee richtingen dus) nader toelichten, want dat is hét meest essentiële element binnen het debat.
Volgens Ramadan moeten de Europese moslims onze geschiedenis leren kennen om in die optiek de negatieve houding van het Westen ten aanzien van de Islam voor een deel te begrijpen. Pas op die manier vindt ontmoeting plaats, niet enkel tussen twee beschavingen of twee culturen, maar ook tussen twee geschiedenissen met elk een eigen referentiekader en terminologie. Het is inderdaad zo dat pas wanneer men elkaars achtergrond, denkwijze, ideologieën en vooroordelen leert kennen, aan de voorwaarde wordt voldaan om met elkaar te kunnen samenleven. Dit is een sterke boodschap naar de moslimgemeenschap toe, namelijk dat men de negatieve vooroordelen van het westen ten aanzien van moslims niet moet beantwoorden met soortgelijke redeneringen in termen van ‘het decadente Westen’. Zoniet verzeilt men onvermijdelijk in een wederzijdse polemiek van stigmatisatie en karikaturalisatie. Als Europese moslims moslim willen blijven en hun religie op hun manie willen uitoefenen is het nodig de geschiedenis te kennen van diegenen aan wie ze zich adresseren met die vraag. Kortom, ze moeten dus begrijpen hoe het denken in het westen heeft geleid tot het laïciteitsideaal.
De Franse casus bijvoorbeeld (gaande van de Renaissance, over de Revolutie van 1789 tot de universele Verklaring van de Rechten van de Mens en verder) toont goed aan hoe de belangrijkste stappen in de vorming van het westers denken zijn verlopen. De oorsprong en fundamenten van de westerse lekenstaat gaan terug tot de 14e en 15e eeuw. Reeds toen groeide het verzet tegen dogma’s en de religieuze macht. Een omwenteling in de mentaliteit was het gevolg. Rede, wetenschap en humanisme waren de nieuwe idealen en stonden lijnrecht tegenover de bijbelse dogma’s want de rede werd onverenigbaar geacht met de religie. Het protest van Voltaire, Rousseau en Diderot mondde in 1789 uit in de Franse Revolutie, wat de beslissende stap was in de scheiding van kerk en staat. Hoe dan ook, de vorming van de westerse lekenstaat is dus het resultaat van een lang en gewelddadig proces dat neerkomt op een dubbele bevrijding: enerzijds op intellectueel vlak (de rede die heerst op wetenschappelijk, moreel en politiek niveau) en anderzijds op sociaal vlak (de pluralistische, neutrale staat die heerst op religieus niveau). Het is van groot belang dat moslims goed beseffen dat iedereen die daartegen ingaat of het in vraag stelt met argwaan wordt bekeken. Ook omdat die lekenstaat zonder hen tot stand is gekomen blijft integratie een heikel punt.
Het is dus meestal toch nog zo dat ondanks het feit dat de meerderheid over de nationaliteit van hun nieuwe land beschikt, ze toch nog altijd vreemdeling blijven.
Ik ga mee in de redenering van Ramadan dat ook wij, autochtonen, moeten leren. Wij moeten ook kennis nemen van de fundamentele kenmerken van de islamitische religie, beschaving en cultuur. We weten ondertussen al dat we op het gebied van de wiskunde, sterrenkunde en geneeskunde veel te danken hebben aan de Arabieren. Maar de algemene opvatting is nog steeds dat concepten als verlichting, revolutie en vrijheid van geest eigen is aan de westerse beschaving. Men verwijst steevast naar de Grieks-Romeinse en de joods-christelijke traditie, maar in feite was het de islam die een enorme bijdrage hiertoe heeft geleverd. Het zegt bijvoorbeeld al genoeg dat de islamitische wereld nooit een soort Galileiproces heeft gekend. Verketterd worden na een belangrijke wetenschappelijke ontdekking was blijkbaar typisch voor een door de Katholieke Kerk overheerst Europa.
De grootste oorzaak van het moeilijk op gang komen van een constructieve dialoog ligt echter ook bij de overheden van de Europese staten meerbepaald bij hun té enge visie op religie en alles wat daarbij hoort. Die dachten dat de migranten zich wel zouden integreren of assimileren. Er was volgens hen geen enkel probleem aangezien de lekenstaat pluralistisch is ingesteld en respect heeft voor elke religie. De islam is, zo dacht men aanvankelijk, een religie gelijk een andere en de moslim een gelovige gelijk een andere die zoals elke gelovige het recht heeft zijn geloof te belijden. Men heeft pas later ingezien (het ene land al later dan het andere, en België zit wat dat betreft bij de laatste van de klas) dat moslims niet zomaar een religie aanhangen. Het gaat om een identiteit die haar uitdrukking vindt in het sociale veld. De islam gaat voorbij aan de definitie van religie want ze heeft een globaal karakter. Enerzijds zijn er de vijf pijlers van de eredienst (geloofsbelijdenis of shahada, de vijf dagelijkse gebeden, het geven van aalmoezen of zakat, het vasten of ramadan en de bedevaart naar Mekka of de hajj), waarbij vier van de vijf pijlers getuigen van een sociale gemeenschapsdimensie. Het is dus onmogelijk om het belijden van de islam te herleiden tot een louter religieuze privézaak. Het is onmogelijk om de islam alléén te praktiseren, ver weg van de gemeenschap. Anderzijds heeft de Islam ook betrekking op een wetgevend of juridisch aspect, met de (reeds eerder vermelde) fiqh (de islamitische rechtsspraak dus) met als voornaamste bronnen de Koran en de Soenna die samen de sharî’a (het islamitisch recht) vormen en die zowel op het domein van de religie als op het sociale domein betrekking kan hebben. Dit is dus ijtihâd: rechtspraak in de geest van de Koran en de Soenna, maar rekening houdend met plaats en tijd.
Bovendien maakt dit alles onlosmakelijk deel uit van de islamitische cultuur en is dit niet, zoals velen denken, onveranderd en dogmatisch sinds de 7e eeuw maar rationeel en intelligent overwogen, met de tijd mee en in de geest van de Koran. Telkens weer vindt men in de islam een dubbele dimensie weer en wordt er gestreefd naar een harmonie tussen het individuele en het sociale enerzijds en het heilige en het profane anderzijds. Hierin ligt het belangrijkste verschil tussen de geschiedenis van de Europese lekenstaat en de geschiedenis van de islamitische wereld. In de islamitische wereld was er geen sprake van de oprichting van een lekenstaat ter vervanging van de religieuze ruimte precies omwille van de vermenging van zowel het sociale, juridische en religieuze. Precies om die reden kende de islamitische wereld een enorme bloei op gebied van wetenschap en kunst vanaf de 10e eeuw. Tezelfdertijd hield de clerus in het Westen de bevolking serieus onder de knoet en stond het intellectueel niveau op een laag pitje. Het is juist in die periode dat de islamitische beschaving een enorme invloed heeft uitgeoefend op het westers denken en de wetenschappelijke ontwikkeling alhier.
Ik hoop dat het duidelijk is dat het net hier is, in deze context, dat het meest actuele vraagstuk tot uiting komt, namelijk hoe men een verbinding kan leggen tussen religie als privézaak en religie die onvermijdelijk een sociale dimensie met zich meedraagt. Goede wil moet dus van beide kanten komen. Men kan geen respect afdwingen wanneer de ene gemeenschap de andere beschuldigt van geen kennis te hebben wanneer dat omgekeerd ook niet het geval is. Een historische benadering is aldus een absolute voorwaarde voor het begrijpen en uitklaren van verschillen.
Wat moet er nu concreet gebeuren?
Men vindt vrij concrete voorstellen van Ramadan doorheen zijn hele oeuvre. Ten eerste is er het recht op het praktiseren van de islam (vooral de vijf pijlers dus). Ten tweede is er het recht op onderwijs waarin de islamitische cultuur en religie aan bod komen die aangepast is aan het dagelijks leven in de westerse maatschappij. Vooral van belang in de armere buurten, de banlieues, waar grote groepen moslims in verpauperde omstandigheden wonen. Ten derde, recht op het creëren van instellingen, moskeeën, en islamitische centra om aan vragen, noden en behoeften te voldoen van de moslimminderheid. Op die manier kan aan Europese moslims een structuur gegeven worden die hen toelaat hun identiteit te behouden. Tenslotte is er het recht op representatie of vertegenwoordiging, zowel op lokaal, nationaal als Europees niveau.
Er is wat ons land betreft nog werk aan de winkel. We moeten dringend werk maken van een multiculturele, of beter, interculturele samenleving. Misschien moeten we eens kijken naar Spanje bijvoorbeeld, waar op 10 november 1992 een wet werd goedgekeurd - dat respect heeft voor de moslim-identiteit - als gevolg van een akkoord tussen de Spaanse staat en het Islamitisch Comité van Spanje. Waarschijnlijk het resultaat van “het naar elkaars geschiedenis kijken” waar Ramadan zo de nadruk op legt. Veel Spanjaarden ontdekken namelijk hun Moorse roots en heel wat onder hen bekeren zich zelfs tot de Islam. Zo is er in Andalusië weer sprake van een islamitische revival. En we kunnen ook veel leren van de Nederlanders, vooral wat betreft hun TV-aanbod. In het weekend zijn er interessante programma’s op de publieke omroep, gemaakt door allochtonen en autochtonen en bedoeld voor allochtonen en autochtonen. En hoewel het tegenwoordig cool is om onze ongezouten kritiek op de Verenigde Staten de spuien, mogen we dit immense land van migranten niet uit het oog verliezen. De zoon van Elijah Muhammed, de stichter van de Nation of Islam (en die zo extreem was dat hij door de islamwereld niet echt au sérieux werd genomen) heeft een nieuwe Afro-Amerikaanse islamitische beweging opgericht dat veel aanhangers kent. Deze beweging stelt zich heel liberaal op en is zelfs uitgesproken Uncle Sam-patriottisch omdat ze menen veel overeenkomsten te herkennen tussen de Koran en de Amerikaanse grondwet. In feite zetten zij Ramadans ideeën al jarenlang om in de praktijk. De Verenigde Staten is zeker niet hét multiculturele paradijs van deze wereld, maar van de leuze E pluribus unum kunnen we nog veel leren. Zo komt een discussie over het al dan niet toelaten van het dragen van hoofddoeken in de klas er maar zelden voor. Zolang iedereen zijn best doet om zich de American-way-of-life aan te meten (wat dat ook moge zijn) is vrij in zijn doen en laten betreffende het behoud en het uiten van iemands identiteit of cultuur. Het loont bijvoorbeeld ook de moeite om de geschiedenis van het grote all-American Ford-concern onder de loep te nemen. Blijkbaar was er in het midden van de negentiende eeuw een grote migratiegolf uit de Arabische wereld naar het nieuwe beloofde land op gang gekomen. Een niet onbelangrijk aandeel van het personeel van Ford bestaat uit nazaten van die (hoofdzakelijk Egyptische) pioniers.
Toch moet Ramadan opletten wanneer hij het heeft over de “lekenstaat” als neutraal en pluralistisch ingestelde staat. Als de Amerikaanse president de eed aflegt met de hand op de Bijbel, is Amerika dan een lekenstaat? En staat in datzelfde Amerika de leuze In God we trust niet op geldmuntjes en bankbiljetten? Als het Belgische koningshuis uitgesproken conservatief katholiek is en een politieke partij de naam “christelijk” in zich draagt, is België dan een lekenstaat? Als de Britse koningin het hoofd is van de Anglicaanse kerk, is het Verenigd Koninkrijk dan een lekenstaat?
Ramadan mag zich niet te veel laten beïnvloeden door diegenen die het laïciteitsideaal hoog in het vaandel dragen; zij zijn slechts één onderdeel van de westerse maatschappij. En misschien gaat het nog wel op voor Frankrijk dat het onderwijs en de gezondheidszorg voor een groot deel onder het toezicht van de neutrale staat vallen. Dit proces van laïcisering gebeurde vrij snel en radicaal in vrijwel alle West-Europese landen en Noord-Amerika, beweert Ramadan, waarbij die geest van openheid en vrijheid tot ver in de 20e eeuw synoniem stond met antiklerikaal. Ik denk niet dat dit voor het oerconservatieve en oerkatholieke België of Vlaanderen van de jaren ’50 herkenbaar is. Misschien is het pas nu dat men meer en meer inziet dat het onderwijs gebaseerd moet zijn op een rationele, autonome en humane moraal zonder inmenging van het religieuze. En dat de eeuwenlange strijd pas nu uitmondt in een universele moraal gebaseerd op rede en wetenschap die een neutraliteit zonder privileges en discriminatie inhoud.
Hoe dan ook, wanneer ik om me heen kijk dan zie ik dat een harmonieus samenleven in een interculturele maatschappij perfect mogelijk is en dat moslims in een westerse maatschappij zich terecht, Fransman, Belg of wat dan ook mogen noemen. Persoonlijk ben ik van mening dat België, in vergelijking met de ons omringende landen, op het hele debat achterloopt. Hoewel hij door het Franse establishment met argusogen wordt gevolgd (hij is tenslotte de kleinzoon van Hassan al-Banna, de stichter van de Moslimbroederschap) wordt er toch met hem gepraat en kan hij zijn rol van bruggenbouwer ten volle uitspelen. Hier in België is men er echter zelfs nog niet uitgeraakt of men allochtonen nu gemeentelijk stemrecht gaat geven of niet. Men andere woorden; één van de belangrijkste principes waar Ramadan voor staat, namelijk het laten participeren van migranten op sociaal, economisch, politiek en cultureel niveau, vindt hier geen gehoor. Het TV-aanbod van de NMO (de Nederlandse Moslim Omroep) op de Nederlandse openbare zender is voorlopig nog taboe bij ons. En ik denk niet dat ook maar één school in België het voorbeeld van het Rooms-Katholieke Sint Gerardus Mavo in Utrecht zal volgen. De directeur van deze school heeft het Turks als verplichte taal in het eerste jaar in het lessenpakket voor volgend jaar ingeschreven. Reden: er spreken meer mensen Turks dan Duits bij ons, Turkije is belangrijke handelspartner én vroeg of laat lid van de Europese Unie. Een dergelijk initiatief bij ons en we amuseren ons voor één keer rot met onze debat-programma’s op radio en TV. Heeft België in dit ganse debat nog een lange weg af te leggen? Ik denk het wel, en we zouden al een stap verder zijn mochten Ramadans boeken ook in onze boekhandels liggen.
Een nieuwe diaspora, een nieuwe hervorming
De Euro-Islam stelt moslims hier in het westen in staat om antwoorden te zoeken op de vraag die de Islam al meer dan honderd jaar achtervolgt, namelijk: hoe kan men traditie en moderniteit aan mekaar linken? De kans is zeer groot dat Europese moslims deze spanning zullen oplossen. De cirkel zou dan symbolisch en historisch rond zijn aangezien de Islam zelf ontstaan is in een diaspora, namelijk toen Mohammed en zijn gevolg van Mekka naar Medina ging om er een nieuwe gemeenschap te stichten. Het belang van een diaspora is dat er een nieuwe traditie gecreëerd wordt voor de toekomst. De volgende golf van hervorming binnen de Islam komt dus uit het westen, en dat is dus nu, op dit eigenste moment, onder onze neus bezig. Dat is een nieuwe revolutie en vrij spectaculair, maar ja, nogal saai misschien als je het vergelijkt met terroristische aanslagen, complotten in commandostijl en andere shoe-bombers, …
Tildeken
Frederic DIEPENDAELE
2e laureaat Emile Zola-prijs, editie 2004
Boeken
- Abou Jahjah, D. (2003), Tussen twee werelden. Meulenhoff/Manteau, Amsterdam/Antwerpen
- Akinbingöl, F. (2003), Knooppunt Istanboel, mensensmokkel via Turkije. Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam
- Lewis, B. (2003), The Crisis of Islam: Holy War and Unholy Terror. Modern Library, s.n.
- Lewis, B. (2003), What went wrong?: The Clash Between Islam and Modernity in the Middle East. Harperperennial Library, s.n.
- Neirynck, J. & Ramadan, T. (1999), Peut-on vivre avec l’Islam en France et en Europe? Favre, Lausanne
- Ramadan, T. (1999), Etre musulman européen: Etude des sources islamiques à la lumière du contexte européen. Editions Tawhid, Lyon.
- Ramadan, T. (1998), (2e éd) Islam: Le face à face des civilisations. Quel projet pour quelle modernité? Editions Tawhid, Lyon.
- Ramadan, T. (1998) (2e éd) Les musulmans dans la laïcité. Responsabilités et droits des musulmans dans les sociétés occidentales. Editions Tawhid, Lyon.
Artikels
- Albers, C., Burgers zoals alle anderen. In: Knack, 19 december 2001, p.108-112
- Crumley, B., Faith and Fury. In: Time, 10 november 2003, p.48-51
- Le Quesne, N., Trying to bridge a great divide. In: Time, 11 december 2000, p.84
- Le Quesne, N., Islam in Europe: a changing faith. In: Time, 24 december 2001, p.44-50
- Mavo Utrecht stelt Turks verplicht in eerste klas. In: De Volkskrant, 8 & 9 november 2003, p.1
- Wachten in Istanboel op de visum-maffia. In: De Volkskrant, 8 & 9 november 2003, p.3
discriminatie - Islam - racisme
Samenleving & Politiek, Jaargang 11, 2004, nr. 3 (maart), pagina 13 tot 21
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.