Het perspectief van een nieuw sociaal model
Met de sociale en de regionale verkiezingen in aantocht wordt het beleid in 2004 op waakvlam gezet. Tegen beter weten in formuleren we enkele sociale nieuwjaarswensen voor een jaar dat zich politiek al maanden aankondigt als een lege doos.
Uiteraard is de verleiding groot om met de grote boodschap te komen aandraven. Verkiezingsprogramma’s en memorandums zijn in de maak. Traditioneel hoogtepunt voor middenveldorganisaties die hun beleidsobjectieven dan nog eens kwijt kunnen. Het had vroeger iets van een ritueel: studiediensten en werkgroepen die maanden werkten aan een ingenieus bouwsel van beleidsvoorstellen op korte en (middel)lange termijn, de tijdsintensieve consultatie van de achterban, de besturen en congressen, de zorgvuldige afweging. Deze aanpak doet het niet meer: politieke programma’s worden verkoopcatalogussen met meer of minder spitse ideeën, verschillend naargelang de kandidaat. Ze dienen vooral om de verkiezingsmachine op gang te brengen en te houden. Wat er achteraf mee gebeurt tijdens de regeringsonderhandelingen is nogal eens secundair.1 One-issue-organisaties als GAIA spinnen er garen bij doordat ze makkelijker kunnen scoren en hun enkelvoudige eisen inpasbaar zijn in de ideeën-in-vrak die de verkiezingsprogramma’s geworden zijn.
Voor een ‘globaalbeweging’ als het ACW lijkt het maken van memorandums op vis slijten aan de visboer: niet meer te slijten dus. Het samenhangend geheel in een memorandum van uitgangspunten en voorstellen inzake publieke financiën, arbeidsmarkt en economie, sociale zekerheid, duurzame ontwikkeling, welzijn en onderwijs enz. heeft stilaan enkel nog een interne referentiewaarde.
Toch moeten we m.i. met de grote sociale organisaties en de vakbonden volharden in de boosheid en onze rol blijven spelen in de programmatorische voorbereiding van de verkiezingen, weliswaar op een andere manier. Ten eerste moeten we met het middenveld de aanbrenger zijn van visionaire ideeën, van de langetermijnprojecten: het vuur levendig houden van de grote maatschappelijke projecten nu de politiek grotendeels vermarkt. Dit betekent dat de corporatistische benadering, de enge belangenbehartiging moet wijken. Ten tweede moeten we keuzes durven maken en wel voor vernieuwende maatregelen en initiatieven. Wij moeten gebruik maken van de mediagedreven politieke context om het maatschappelijk debat te initiëren en te sturen. Dit vergt een aantal sterk uitgewerkte, welgekozen concrete voorstellen. Ten derde moeten we netwerken met het middenveld en deze langetermijnprojecten én concrete voorstellen in onderlinge dialoog uitwerken en presenteren aan de politieke partijen. Deze aanpak wierp o.a. reeds vruchten af in de ngo-sector en bij de vakbonden. Intussen staan we nog verder door de oprichting van de Staten-Generaal van het Middenveld. Na de opmaak van een gezamenlijk federaal memorandum komt in het voorjaar hoogstwaarschijnlijk een breed gedragen Vlaams Memorandum van de Staten-Generaal voor het Middenveld uit de bus. Deze aanpak zal niet meteen lonen op het vlak van de profilering van de respectievelijke middenveldorganisaties. Dit is evenwel bijkomstig. Het blijft de eerste opdracht van het middenveld om de democratie te verdiepen, levendig en krachtig te houden. Het middenveld geeft stem aan burgers, naar mijn smaak meer en intensiever dan de stem die ze om de 4 jaar mogen uitbrengen. Een van de grootste sociale en maatschappelijke uitdagingen voor de nabije toekomst is of liever blijft de reële participatie van de burger. Participatie vormt een van de belangrijkste wapens tegen uitsluiting, verzuring en finaal extreemrechts. Daarom is het na de territoriumdrift en de eenzijdigheid van het primaat van de politiek tijd om het roer om te gooien. Het is tijd voor een overeenkomst, een convenant tussen politieke overheid en middenveld over participatieve democratie, over erkenning en partnerschap tussen politieke verantwoordelijken en maatschappelijke krachten, over verzoeting en warme democratie.
De inworp waarmee Vande Lanotte en Vandenbroucke 2004 inzetten is een gedroomde kans dit partnerschap in te vullen. Het is cruciaal dat de vergrijzing en de toekomst van ons sociaal model als een politieke en maatschappelijke prioriteit naar voren wordt geschoven, dat men er een langetermijnvisie over wil ontwikkelen en dat men dit in breed overleg wil doen. Het wordt uiteraard uitkijken of de verwachtingen worden ingelost. Sommigen diskrediteren al op voorhand de vakbonden en de sociale krachten. Ze hebben volledig ongelijk. Nergens leven zoveel ideeën en voorstellen over de modernisering en de toekomstige financiering van de sociale zekerheid. Reeds jaren leuren wij vruchteloos met onze ideeën over enerzijds alternatieve financiering (combinatie van alle heffingen op soorten loon en wedden, op kapitaal en energie, overheidstoelagen en een algemene sociale bijdrage op alle inkomens), en anderzijds herstructurering in arbeidsgebonden risico’s (in de eerste plaats gefinancierd uit arbeid) en niet-arbeidsgebonden risico’s zijnde gezondheid en kinderbijslagen (voor de hele bevolking, en dus meer met algemene financiering). We zijn immers van oordeel dat er meer zal nodig zijn dan de activeringsstrategie die nu wordt voorgesteld als oplossing voor onder meer de vergrijzing. De activering botst op grenzen: niet de houding van belangengroepen zoals sommigen het graag voorstellen. De grenzen van de activering liggen in de realiteit van de loopbanen van de werknemers zelf: hun tekort aan vormingskansen, hun opleidbaarheid, hun bemiddelbaarheid, het gebrek aan arbeidskwaliteit, de stress en arbeidsbelasting, moeilijke combinatie met andere levenssferen, de afstomping, het gebrek aan autonomie. Een louter eindeloopbaanbeleid is zinloos en onrechtvaardig. Een toekomstgerichte en sociaal rechtvaardige aanpak is gericht op de hele loopbaan. Maar zelfs met een beter geslaagde activering door een gecoördineerd (levens)loopbaanbeleid, zal men de financiering niet kunnen blijven waarborgen van volwaardige en welvaartsvaste (nu nog steeds niet het geval) sociale uitkeringen en pensioenen. Daarom het sterke pleidooi van Vandenbroucke voor democratisering van het tweedepijlersysteem in de sociale zekerheid, i.h.b. in de pensioenen. Alles wijst erop, en door Europese druk zal dit enkel versterken, dat de 1ste pijler op korte termijn verhoudingsgewijs in belang afneemt. Voor velen zal het op een sterk geflexibiliseerde arbeidsmarkt echter onhaalbaar zijn van de 2de pijler te genieten. Al diegenen, vooral vrouwen, kortgeschoolden en allochtonen, die meer onvolledige en geaccidenteerde loopbanen hebben met intervallen, werkloosheid, interimcontracten, hamburgerjobs, zullen nooit een volwaardig aanvullend pensioen kunnen opbouwen. De ongelijkheid wordt sowieso nog groter.
Een liefst Europese verankering van een volwaardig socialezekerheidsstelsel waarin de basisrechten niet uitgehold maar voor iedereen welvaartsvast gegarandeerd worden en een alternatief financieringsmodel dat dit kan verzekeren, ontbreken in de pistes van Vande Lanotte en Vandenbroucke maar zijn niet uitgesloten als gespreksmaterie indien men het ernstig meent met dit politiek en maatschappelijk overleg. Positief is in elk geval dat 2004 een jaar kan worden waarin de sociaaleconomische prioriteiten opnieuw prominent aan de orde komen. Iets waarop veel werknemers en mensen die leven van een uitkering toch wel zaten te wachten.
Gevraagd naar de belangrijkste sociale onzekerheden en noden wil ik echter ook twee andere thema’s aanbrengen die m.i. bovenaan mogen komen op de agenda en liefst ook in het toekomstige Vlaamse Regeerakoord.
Te koop, te huur: te duur
Een van de grote ongelijkmakers is de toegang tot huisvesting, het recht op betaalbaar en goed wonen. Een ongelijkheid die verscherpt is afgaand op de statistieken: 70.000 gezinnen op de wachtlijst voor een sociale woning, slechts 6% sociale huurwoningen tegenover een Europees gemiddelde van 17%, spectaculaire stijging van de huurprijzen, maar nog meer van de grondprijzen (verdrievoudigd op 10 jaar tijd) en van de koopwoningen, helemaal niet in verhouding tot de inkomensstijgingen.
De aanpak vereist middelen, een herstructurering van de huisvestingssector maar vooral een gecoördineerde beleidsaanpak op het lokale, Vlaamse en federale niveau. Van een gemeentelijk woonbeleid waarin alle actoren betrokken zijn is op dit ogenblik nog geen sprake. In elke gemeente zou telkens minimaal 5% sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels voorzien moeten zijn: door gemeentelijke en provinciale structuurplanning, met aandacht voor inbreiding en sociale integratie (negatief mix genoemd). In België bestaat geen systeem om de private huurprijzen onder controle te houden: een dergelijk systeem dat bijna overal in Europa van toepassing is, moet ook hier uitgewerkt worden. Huur moet gekoppeld zijn aan kwaliteit en mag niet meer bedragen dan 1/5 van je inkomen. Dit vergt een tussenkomst van de overheid.
Kennissamenleving en kenniskloof
Derde sociale prioriteit en zorg is de verdieping van de ongelijkheid en uitsluiting in de kennissamenleving. De toegang tot de kennis blijft zeer ongelijk gespreid over de bevolking.
De ingewikkeldheid die zich manifesteert in alle levenssferen (gebruiksaanwijzingen, nieuwe media, gedragsregels, reglementering en wetgeving, rechten en plichten, prijsbepaling…) brengt mensen tot hulpeloosheid, creëert machteloosheid en onzekerheid, doet ongelijkheid ontstaan.
Het onderwijssysteem blijft de maatschappelijke ongelijkheden reproduceren. Scholingsniveau is de sociale determinerende factor: het bepaalt kansen op werk, inkomen, cultuur, gezondheid, welzijn, participatie en inspraak, en zelfs het welbevinden, het vertrouwen en de opvattingen.
Ook hier is een gecoördineerde aanpak vereist inzake onderwijs en vorming, levenslang leren, toegang tot de (nieuwe) media, vereenvoudiging van de reglementering, kwaliteitsvolle en toegankelijke dienstverlening. M.i. is hier ook nog heel wat onderzoeks- en ontwikkelingswerk te verrichten - een zinvolle besteding in het kader van de Vlaamse innovatiebudgetten bijvoorbeeld - over inzichten en strategieën om de kennis te ontsluiten voor iedereen, om m.a.w. de kennissamenleving te democratiseren.
Ann Demeulemeester
Algemeen Secretaris ACW
Noot
1/ Veel ideeën en voorstellen houden bijvoorbeeld geen rekening met de bevoegdheidsverdeling. Bij de federale verkiezingen lanceerde men vlot plannen die enkel regionaal konden uitgevoerd worden. Sommige voorstellen zoals ‘ieder zijn eigen koopwoning’ werden na de campagne even snel weer afgevoerd.
nieuwjaarsbrief - ACW - vakbond - sociale bescherming - middenveld
Samenleving & Politiek, Jaargang 11, 2004, nr. 1 (januari), pagina 14 tot 17
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.