Pinochet heeft zich inderdaad schuldig gemaakt aan erntige schendingen van de mensenrechten. Maar hij heeft een onnoemelijk economisch succes geboekt en Chili definitief op weg gezet naar groei en ontwikkeling, dank zij een consequent neoliberaal exportgericht beleid. Zo ongeveer luidt de vrij algemeen aanvaarde stelling over Chili, het buitengewoon mooie, uitzonderlijk smalle land in de zuidpunt van Latijns-Amerika. Op 11 september was het dertig jaar geleden dat de militaire putsch van generaal Pinochet er een einde maakte aan een uniek socialistisch democratisch experiment. Salvador Allende verloor er het leven bij, duizenden mensen werden opgepakt, vermoord of vermist. De dictatuur bleef zeventien lange jaren duren. In dit artikel wil ik de gangbare mythes over Chili doorprikken en aangeven dat er zowel over de mensenrechten als over de economische successen nog heel wat vragen kunnen gesteld worden. Ik wil achtereenvolgens de politieke, economische en sociale dimensies van de Chileense realiteit kort bespreken om af te sluiten met een overweging over twee keer 11 september.
Politieke onverschilligheid
In 2001 werd voor het eerst weer een socialistisch president verkozen, Ricardo Lagos. Het was de derde verkiezingsoverwinning van de Concertación, een samenwerkingsverband van socialisten en christendemocraten waarmee de rechterzijde kon verslagen worden. De huidige regering wordt geconfronteerd met tal van corruptieschandalen waarbij zowel politici als hoge ambtenaren betrokken zijn. Beide partners hebben al aangegeven dat hun samenwerking niet zal worden voortgezet, zodat de weg nu open ligt voor de kandidaat van rechts, Joaquin Lavín, burgemeester van het rijke stadsdeel van Santiago. De rechterzijde staat weer zeer sterk en is niet langer schatplichtig aan het leger. De Senaat heeft er mee ingestemd de grondwet die in 1980 door Pinochet werd uitgevaardigd te veranderen. Voortaan staat het leger niet langer ‘garant’ voor de grondwettelijke orde en het kan dus niet meer interveniëren in het politieke leven.
In juli 2002 had Pinochet trouwens zelf zijn voor het leven toegekende senaatszetel opgegeven. Dat gebeurde acht dagen nadat het Chileense hooggerechtshof hem buiten elke vervolging had gesteld omdat hij ‘licht dementerend’ zou zijn. Men herinnert zich zijn gevangenneming in Londen, in oktober 1998, op verzoek van de Spaanse rechter Garzón. De beschuldigingen sloegen op talrijke moordpartijen die kort na de putsch uitgevoerd waren. Na enkele moeilijke juridische overwegingen besloot Londen echter hem niet uit te leveren aan Madrid, maar hem naar Chili te laten vertrekken, waar hij wel voor de rechter kon verschijnen. Ook hier slaagde hij er echter in een besluit in zijn voordeel te laten vallen. Zijn straffeloosheid werd eens te meer bevestigd.
Vijftien jaar na het referendum waarin het Chileense volk nee zei tegen Pinochet, blijft de ‘transitie’ dus duren. Mensenrechtenbewegingen blijven ijveren voor een bestraffing van de daders. In 1991 werd het ‘Rettig’-verslag uitgegeven, een rapport van enkele wijzen waarin werd gekeken naar de mensenrechtenschendingen tijdens de dictatuur. Het rapport vermeldt de gruweldaden die 2.300 doden hebben gekost, maar van de meer dan 1.000 vermisten is er geen sprake. Ook de namen van de schuldigen worden verzwegen. Er wordt een morele verantwoordelijkheid uitgesproken, maar niets meer. Dit politieke verslag komt neer op een juridische witwasserij. De politieke gevangenen kwamen slechts zeer langzaam vrij. Ondanks het Rettig-verslag en ondanks de ontdekking van tal van massagraven na de verdwijning van de dictatuur, blijft een groot gedeelte van de bevolking geloven dat er niet echt iets fout is gebeurd. De ‘vermisten’ zijn dan mensen die van de chaos gebruik maakten om vrouw en kinderen in de steek te laten... Pinochet heeft orde op zaken gesteld en heeft de democratie van het communisme gered. Tot vandaag blijft Pinochet weigeren zijn spijt uit te drukken voor het gebeurde. Acht generaals die onlangs toegaven dat er ‘fouten’ waren gemaakt tijdens zijn regime, oogstten niet de minste bijval.
Verder blijft de grondwet de democratie erg beperken. Negen van de achtenveertig senatoren worden aangesteld door de legertop en worden dus niet verkozen. Zij kunnen beletten dat de grondwet wordt gewijzigd en dat b.v. topbenoemingen in het leger en in de administratie door de politieke overheid gebeuren.
De meerderheid van de bevolking ligt er niet langer wakker van. Meer dan 60 % van de bevolking is jonger dan dertig en heeft de pre-Pinochetperiode niet gekend. De sterke politisering die er in 1988 nog was is langzaam weggeëbd, vooral omdat de democratische regering niets heeft veranderd aan het economische model. Er is stilaan een algehele onverschilligheid ontstaan, wat zich uit in lage opkomstcijfers bij de verkiezingen. De politieke partijen hebben trouwens, sinds 1988, de banden met de volksbeweging doorgeknipt, in een poging om zich voor het leger aanvaardbaar te maken. Het economisch model lijdt tot een systeem van ‘competitief individualisme’ waarbij mensen in eerste instantie bezig zijn met overleven. Er wordt niet langer gedacht in termen van collectieve emancipatie, omdat men ervan overtuigd is dat het systeem zelf een mate van gelijkheid produceert die met geen enkel ander systeem kan worden bereikt.
Chili, één van de oudste democratieën van Latijns-Amerika - en van de wereld - is op deze manier ook een ‘model’ geworden voor waar het met de democratie naar toe kan gaan. De politieke instellingen van de dictatuur ‘werken’, aldus de socialistische president Ricardo Lagos. Nochtans was het voor de eerste democratische regering na de dictatuur wel een uitdrukkelijke doelstelling om deze instellingen te hervormen. Inmidels is echter duidelijk geworden dat er een nauwe band bestaat tussen de politiek en de economie. Door zich neer te leggen bij het economisch model, heeft de politieke klasse ook impliciet de beperkte democratie aanvaard.
Economische mislukkingen
De mythe van het economisch succes is wellicht het sterkst. Toch kende de dictatuur twee zware crises, in 1975 en in 1982. De economische groei van 1973 tot 1989 bedroeg slechts gemiddeld 2,9% per jaar. Van 1990 tot 1997 bedroeg de groei gemiddeld 7% per jaar.
De mythische Chicago boys, leerlingen van Milton Firedman aan de Universiteit van Chicago, hadden heel wat invloed aan één van Santiago’s universiteiten. Zij steunden de coup van Pinochet en voerden onmiddellijk een sterk neoliberaal beleid in van lage invoerrechten, sterke inflatiebestrijding en internationale uitverkoop van de natuurlijke hulpbronnen. Na de daardoor veroorzaakte crisis van 1975 wordt een klassiek stabiliserings- en aanpassingsprogramma van het IMF uitgevoerd, met een sterke daling van de binnenlandse koopkracht. De schuldenlast stijgt van 4,9 miljard dollar in 1976 tot 19 miljard dollar in 1986. Chili, dat één van Latijns-Amerika’s sterkste industrieën had, wordt bijna volledig gedesindustrialiseerd. Het aandeel van de industrie in het bruto binnenlands product daalt van 29,5% in 1974 tot 19% in 1982.
De hele economie wordt afgesteld op export, voornamelijk van de natuurlijke hulpbronnen. Er komt een sterke ontwikkeling van de fruitteelt, de visserijsector en de bosbouw. Dit systeem heeft zeker een groot succes gekend, maar stoot inmiddels op zijn ecologische grenzen. Bovendien blijft Chili op deze manier sterk afhankelijk van internationale ontwikkelingen en ondervindt het voortdurend nieuwe concurrentie van landen die een identieke weg inslaan, b.v. Zuid-Afrika.
De kern van het conflict dat in 1973 tot de coup heeft geleid, was de nationalisatie van de kopermijnen. De regering van Allende had op dit vlak nochtans niets nieuws uitgevonden. Ze zette het beleid verder van de voorgaande regering van de christendemocraat Frei. Die was begonnen met grootschalige landhervormingen en een ‘chilenisering’ van de kopermijnen. Allende zet dit beleid verder, gesterkt door internationale verdragen en in een context waarin bij de VN ook zwaar onderhandeld wordt over een ‘nieuwe internationale economische wereldorde’. Chili was lid van het Andespact, waar werd afgesproken dat maximaal 14% van de investeringen door buitenlandse ondernemingen als winst mocht gerepatrieerd worden. De Chileense regering berekende dat in de periode van 1930 tot 1964 er voor netto 30 miljoen dollar werd geïnvesteerd in de kopermijnen, maar dat voor één miljard dollar winst werd gerepatrieerd. Voor de grootste kopermijn van Codelco die werd genationaliseerd, betekende het dat er geen vergoeding meer kon betaald worden aan de buitenlandse eigenaars. Hoewel de VS-regering, de CIA en het FBI reeds van vóór 1970 complotteerden om de verkiezing van Allende te verhinderen - de strijd tegen het communisme -, was het deze nationalisering die fungeerde als de druppel die de emmer deed overlopen. Echter, Pinochet heeft deze nationalisering nooit teruggedraaid. Hoeveel er ook geprivatiseerd is in Chili, de kopermijnen bleven - en blijven nog steeds - in handen van de overheid. Pinochet betaalde 320 miljoen dollar vergoeding aan de Amerikaanse multinational, en het leger krijgt, tot vandaag, nog steeds 10 % van de jaarlijkse winst.
De landbouwhervorming van Allende werd wel grotendeels ingetrokken. Verder werd er inderdaad veel geprivatiseerd, elektriciteit en telecommunicatie, sociale zekerheid, onderwijs en banken. De deuren voor het internationaal kapitaal gingen wijd open. In tegenstelling tot de voorschrijften van het IMF werd het kapitaalverkeer echter niet helemaal vrij gemaakt. Om kortetermijnspeculatie tegen te gaan, moest een deel van het kapitaal voor een zekere periode worden vastgelegd bij de nationale bank. Dit wijst er al op dat de overheid altijd een grote rol is blijven spelen in het economische leven. Dit moest, in eerste instantie om de faillissementen en de mislukkingen van het bedrijfsleven op te vangen. Na de crisis van 1982 werden de banken weer genationaliseerd en werden alle particuliere schulden omgezet in overheidsschuld. Nadien werd alles weer voor een prikje verkocht.
Chili is één van de eerste landen waar de stelling van de Wereldbank - en vandaag ook van de WTO - duidelijk werd tegengesproken. De openstelling van de economie heeft er niet geleid tot hoge groei. Die groei is er slechts gekomen nadat de overheid sterk is geïntervenieerd in het economisch leven en de schulden van de particuliere sector op zich heeft genomen. De Chileense overheid blijft sterk afhankelijk van de inkomsten van de koperexport. Het aandeel ervan is zeker sterk gedaald, maar de kopersector is nog steeds goed voor 30% van de economie en voor 40% van de export. De nationale begroting hangt voor 25% af van de koperinkomsten. Het enige echte succes dat de dictatuur op haar actief mag schrijven is de duurzame inflatiebestrijding. Hiervoor werd echter een zeer zware prijs betaald door de bevolking.
Een sociaal bloedbad
In de periode 1970-1982 is de armoede in Chili verdrievoudigd en de extreme armoede vervijfvoudigd. In 1970 leefde 17% van de bevolking onder de armoededrempel, in 1987 was dit opgelopen tot 45%. De armen waren toen niet langer de landloze boeren, maar de vele werknemers met atypische contracten of werkzaam in de informele sector. Door de schoktherapie van 1975 steeg de werkloosheid met 20% en daalden de lonen met 25%. In 1987 waren de lonen nog 15% lager dan wat ze in 1970 waren. De dictatuur vaardigde een drastisch ‘arbeidsplan’ uit waarmee het stakingsrecht verdween, de vakbonden zo goed als geen rol meer konden spelen en de stabiliteit van de arbeid ook heel sterk verminderde. In 1980 en 1981 werden de sociale zekerheid, het hoger onderwijs en de gezondsheidszorg geprivatiseerd. De sociale uitgaven werden herleid tot een kwart van wat ze in 1970 waren.
Chili laat ook mooi zien wat de ‘armoedebestrijding’ type Wereldbank betekent. In 1990 waren er beduidend veel meer armen dan in 1972, maar deze armen konden bogen op een langere levensverwachting, hogere opleidingen, toegang tot water en elektriciteit en zelfs tot communicatiesystemen. Chili concurreert rechtstreeks met Brazilië voor de hoogste ongelijkheidscijfers. In 1968 hadden de 20% rijksten 51,4% van de inkomsten en de 20% armsten 4,4%. In 1989 was dat respectievelijk 62,9% en 3,7%. Hierbij moet worden vermeld dat Chili sinds de jaren 20 één van de meest vooruitstrevende socialezekerheidsstelsels had van Latijns-Amerika, zeer sterk vergelijkbaar met wat we in Europa hadden. In 1973 zat 75% van alle werknemers in een socialezekerheidskas. De gezondheidszorg werd geprivatiseerd en in het nieuwe stelsel betalen de leden lagere, individuele bijdragen. Moeilijke gevallen worden echter steevast geweigerd en doorgestuurd naar het resterende overheidsapparaat waar nauwelijks middelen voorhanden zijn om zieken te verzorgen. Het particuliere systeem doet ook niets aan preventief beleid. Er is op die manier een duaal gezondheidssysteem ontstaan. Ook het hoger onderwijs werd geprivatiseerd en er bestaat nu een uitgebreid concurrentieel netwerk van universiteiten en hogescholen waarvoor het imago vaak een grotere rol speelt dan het inhoudelijke.
Tenslotte werden ook de pensioenen geprivatiseerd, een systeem dat aan de rest van de wereld ook als model wordt voorgesteld. Een eerste opmerking die hierbij moet gemaakt worden is dat de pensioenkassen van de militairen en van de politie nooit zijn geprivatiseerd. Deze groepen blijven een klassiek repartiestelsel hebben. Voor de overigen werd een kapitalisatiesysteem ingevoerd, met lagere, individuele bijdragen. Werknemers werden aangespoord om van het oude systeem over te stappen naar het nieuwe. Velen deden dat ook, wat met zich brengt dat de overheid nu nog pensioenen moet blijven uitbetalen aan diegenen die vroeger bijdroegen aan het repartitiestelsel, zonder dat ze echter nog inkomsten heeft. Niet minder dan 40% van de huidige sociale uitgaven van de regering, gaat nog steeds naar deze ‘oude’ pensioenen. Wie onvoldoende kan sparen in het nieuwe stelsel, kan ook nog steeds een beroep doen op een minimumpensioen van de overheid, op voorwaarde echter dat minimaal 240 maandelijkse bijdragen werden gestort. Meer en meer mensen komen niet aan dit hoge cijfer, en vallen dus volledig uit de boot. De particuliere pensioenkassen zijn erg rendabel, al brengen hun beleggingen momenteel veel minder op, maar meer en meer mensen kunnen niet regelmatig hun bijdragen betalen. Momenteel ligt dat percentage op 55%.
Onschadelijke democratie
Toen president Aylwin aantrad in 1990 werden snel enkele legitimerende sociale maatregelen genomen. Er kwam een belastinghervorming waarmee de sociale sector kon gefinancierd worden. Elk jaar stijgen de sociale bestedingen met 6 tot 7%, waardoor ze nu weer op bijna 17% van het BBP liggen. Dit is echter nog steeds minder dan in 1970. De minimumlonen werden sterk opgetrokken en er werd veel geïnvesteerd in ‘doelgerichte’ armoedebestrijding met investeringen in ‘menselijk kapitaal’. Er kwam een hervorming van het arbeidsrecht, zodat de vakbonden weer hun rol kunnen spelen, er weer stakingsrecht is en er collectief kan onderhandeld worden. De werkgevers behouden wel hun mogelijkheid om in tijden van crisis de lonen te verlagen. Bovendien blijft de arbeidsmarkt bijzonder flexibel en werken de nieuwe exportsectoren voornamelijk met tijdelijke arbeidskrachten (seizoenarbeid). De armoede is sterk gedaald, van 38, 6% in 1990 tot 20,6% in 2000. De extreme armoede daalde van 12,9% in 1990 tot 5,7% in 2000. De ongelijkheid nam echter toe en het aandeel van de arbeidsinkomsten in het bnp bleef verder dalen. Het aandeel van inkomsten uit kapitaal blijft stijgen.
De privatiseringsdrang blijft bestaan. Op dit ogenblik wordt de werkloosheidsverzekering besproken, de post en het water. We voeren een orthodox beleid, aldus de minister van economische zaken. We hebben hoge internationale reserves, maar we gebruiken die niet om te investeren of om de sociale situatie te verbeteren. Op die manier blijft Chili buitenlands kapitaal aantrekken. Het kan kloppen, maar dan wordt het doel wel degelijk verward met het middel en dan wordt een hele samenleving opgeofferd aan een economisch model. Dit model blijft bovendien erg broos. De ecologische grenzen, de buitenlandse concurrentie en de schommelingen van de koperprijzen houden de regering permanent in de ban. De groei is inmiddels sterk gedaald en bedroeg in 2002 nog nauwelijks 2%. Op termijn is dit ontwikkelingsmodel niet houdbaar.
De ultieme overwinning
Het wondermooie Chili is een tragisch land. Zeker, in de Latijns-Amerikaanse context kan het een mooie balans voorleggen, met het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking en vrij lage armoedecijfers. De prijs die hiervoor werd en nog steeds wordt betaald is echter immens groot. Binnenlandse en buitenlandse ondernemingen vinden in Chili een open, vrij stabiele markt, maar één vijfde van de bevolking blijft onder de armoedegrens en de ongelijkheid is enorm. Het competitieve individualisme heeft in de samenleving diepe wonden geslagen.
Het is moeilijk om niet naar een parallel te zoeken met die andere 11de september, 2 jaar geleden. Dertig jaar geleden werd in Chili een brutaal einde gemaakt aan een uniek democratisch socialistisch experiment. Allende was een overtuigd democraat die geloofde in de uitbouw van sterke organisaties die aan de soevereiniteit van het volk gestalte konden geven. Zijn ideaal bracht de macht van de multinationals aan het wankelen. In de plaats kwam zeventien jaar dictatuur en daarna een erg onvolmaakte democratie, zonder plaats voor het volk. De VS - en met hen veel rechtse krachten in Europa, ook in België - hebben een doorslaggevende rol gespeeld in de val van Allende. Het zijn de VS die het slachtoffer werden van een tweede 11 september en in hun reactie daarop opnieuw de buitenlandse belangen van hun ondernemingen gaan verdedigen. Opnieuw worden de mensenrechten massaal geschonden. Veel is er blijkbaar niet veranderd. Er werden geen lessen geleerd. Het is triest te moeten vaststellen dat drie grote landen van Zuid-Amerika vandaag een linkse president hebben - Chili, Argentinië en Brazilië -, zowel als Ecuador en Venezuela, maar dat er blijkbaar niets wezenlijks kan veranderen. De zo geprezen democratie werd onschadelijk gemaakt. Het is de ultieme overwinning van Pinochet en zijn opdrachtgevers. Voorlopig zijn de militairen overbodig geworden, maar grootmacht VS blijft zijn leger paraat houden om overal ter wereld waar zijn economische belangen worden bedreigd, zelf in te grijpen.
Francine Mestrum
Redactielid - Doctor in de sociale wetenschappen
Chili - 9/11 - 11 september 2001
Samenleving & Politiek, Jaargang 10, 2003, nr. 7 (september), pagina 48 tot 53
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.