In een poging af te rekenen met een traumatisch aspect van hun geschiedenis kunnen landen op verschillende manieren te werk gaan. Het opzetten van een onderzoeks- of waarheidscommissie is een van de mogelijkheden om komaf te maken met het verleden. Onder andere naar aanleiding van het werk van Luc Huyse (1998) is er ook in België een brede belangstelling ontstaan voor dit fenomeen. Het is inderdaad opvallend dat een groot aantal landen een waarheidscommissie hebben geïnstalleerd in de afgelopen decennia. Deze commissies kwamen tot stand in totaal verschillende contexten, gaande van Oeganda, Zimbabwe en Burundi tot Latijns-Amerikaanse landen, Nepal en Sri Lanka (Hayner, 2001).
In 1995 werd de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie (WVC) opgericht en die Commissie wordt algemeen aanvaard als een van de meest succesvolle tot op heden. Een van de belangrijke doelstellingen van de WVC was de waarheid te onthullen over het apartheidsverleden. Op die manier probeerde men inzicht te krijgen in het verleden en de basis te leggen voor een nieuwe toekomst. In 1999 werd ook in België een onderzoekscommissie opgezet met de bedoeling licht te werpen op een controversieel aspect uit het verleden. In december van dat jaar ging het parlement namelijk akkoord met de oprichting van de Lumumba-Commissie. Deze Commissie moest klaarheid brengen in de vragen over de Belgische betrokkenheid bij de moord op Patrice Lumumba in 1961.
De Zuid-Afrikaanse WVC en de Belgische Lumumba-Commissie kwamen duidelijk tot stand in een totaal verschillende situatie. Bovendien hadden ze betrekking op erg specifieke gebeurtenissen die zich afspeelden in verschillende periodes. Toch is het opvallend dat er naast een heleboel verschilpunten ook duidelijke gelijkenissen te vinden zijn tussen deze twee Commissies. Door de aandacht te vestigen op deze verschillen en overeenkomsten zal ik dan ook een bepaald algemeen kader proberen te achterhalen. Op die manier zullen we inzicht trachten te krijgen in de voorwaarden die vervuld moeten worden om een succesvolle onderzoekscommissie tot stand te brengen. Deze vergelijking zal zo kunnen bijdragen tot de verdere analyse van conflictverzoenende structuren. Na een korte achtergrondschets bij de WVC en de Lumumba-Commissie zal ik achtereenvolgens de gelijkenissen en de verschillen tussen de twee behandelen. Een bespreking van de werking en de resultaten van de Commissies maakt dus geen deel uit van dit artikel.
De Waarheids- en Verzoeningscommissie
Na de val van de apartheid in 1994 werd Zuid-Afrika geconfronteerd met de noodzaak af te rekenen met de misdaden uit het verleden. Zowel het verlenen van algemene amnestie voor de daders van apartheid, als het berechten van deze daders werd radicaal afgewezen door enerzijds het African National Congres (ANC) en anderzijds de Nationale Partij (NP). Als compromis werd dan geopteerd voor een Waarheids- en Verzoeningscommissie. Het mandaat van de Commissie, dat werd uiteengezet in The National Unity and Reconciliation Act van mei 1995, was erg ambitieus en veelomvattend. De belangrijkste doelstellingen van de WVC waren namelijk een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de mensenrechtenschendingen onder de apartheid, een forum te bieden aan de slachtoffers van apartheid, onder bepaalde voorwaarden amnestie verlenen aan de daders van het regime en voorstellen formuleren om slachtoffers te vergoeden (Truth and Reconciliation Commission of South Africa Report, Volume 1, Chapter 4: p54). Om deze doelstellingen in de praktijk te brengen werden drie comités opgericht: het Mensenrechtencomité dat openbare hoorzittingen organiseerde waar slachtoffers hun verhaal konden vertellen, het Amnestiecomité dat amnestie verleende aan de daders van apartheid, en het comité dat instond voor de compensaties aan slachtoffers. In oktober 1998 werd een tussentijds rapport overhandigd aan president Mandela en het eindverslag was voorzien voor de herfst van 2002.
De Lumumba-Commissie
De directe aanleiding tot het oprichten van de Lumumba-Commissie was de publicatie van het boek De Moord op Lumumba van socioloog Ludo De Witte (1999). Daarin stelde De Witte dat de Belgische overheid zowel direct als indirect verantwoordelijk was voor de moord op Patrice Lumumba in januari 1961. Na een parlementaire vraag van het Vlaams Blok opperde Minister van Buitenlandse Zaken Michel in december 1999 het idee van een onderzoekscommissie met betrekking tot de moord op Lumumba. In februari 2000 werd concreet beslist de Lumumba-Commissie op te richten en in maart werd deze Commissie definitief samengesteld. De taak van de Commissie was de exacte omstandigheden van de moord op Lumumba te onderzoeken en daarin de eventuele betrokkenheid van Belgische politici. De moord op Lumumba was sinds 1961 gehuld in een waas van vragen en controverses en door het oprichten van de Lumumba-Commissie zette de toenmalige regering dan ook een vrij gewaagde stap. Het oorspronkelijke mandaat van de Lumumba-Commissie besloeg twaalf maanden. Dit mandaat werd echter met een paar maanden verlengd en het uiteindelijke rapport van de Commissie dateert van november 2001 (De Villers, 2002).
Gelijkenissen tussen de WVC en de Lumumba-Commissie
In de eerste plaats kan er gewezen worden op overeenkomsten met betrekking tot de politieke context, zowel op internationaal als op nationaal vlak. Op internationaal vlak was het beëindigen van de Koude Oorlog een van de belangrijkste gebeurtenissen van de jaren 80 en 90. Als gevolg van deze ommekeer werden landen en politieke groeperingen niet langer beschouwd als aanhangers van een van de twee machtsblokken. In Zuid-Afrika was het einde van de Koude Oorlog een belangrijke factor bij de afbouw van de apartheid. Niet alleen verloor het ANC de financiële en militaire steun van de Sovjet-Unie. Ze werd daarnaast ook niet meer gezien als een bedreiging voor het kapitalisme in Zuidelijk Afrika. Daardoor leek het de Zuid-Afrikaanse regering mogelijk onderhandelingen te beginnen met het ANC. Die onderhandelingen werden bovendien hoe langer hoe noodzakelijker omdat de Zuid-Afrikaanse blanke regering in de nieuwe wereldorde niet meer gesteund werd door bepaalde Westerse landen (Asmal, Asmal & Roberts, 1997). Het was dan na het beëindigen van de apartheid dat een waarheidscommissie noodzakelijk werd om met het verleden in het reine te komen. Ook voor het toenmalige Zaïre had het einde van de Koude Oorlog belangrijke gevolgen. President Mobutu werd toen overbodig als verdediger van het Westen en hij werd dan ook in 1997 van de troon gestoten door Laurent-Désiré Kabila. Daarop nam de relatie tussen België en Congo een nieuwe wending en kreeg de Belgische overheid meer ruimte om af te rekenen met het koloniale verleden. Vanaf dat moment kon men dus beginnen nadenken over een manier om het vraagstuk rond de moord op Lumumba op te lossen.
Een tweede gevolg van het einde van de Koude Oorlog was dat de politiek overal ter wereld op een nieuwe manier benaderd werd. Aangezien de wereld niet langer het strijdtoneel was van aanhangers van een van de twee supermachten, kwam de nadruk te liggen op waarden als democratie, tolerantie, respect voor mensenrechten en vrije meningsuiting. Deze nieuwe aanpak werd in Zuid-Afrika vertolkt in de nieuwe grondwet, die een toonbeeld was van verdraagzaamheid en democratie. De oprichting van de WVC kaderde eveneens in deze politieke benadering. Ook in België werden democratische waarden en mensenrechten belangrijker in de loop van de jaren 90. Daardoor werd het interessant voor de Belgische regering om een eventuele betrokkenheid bij de moord op Lumumba te onthullen.
Wat de nationale politieke context betreft bestond er zowel in Zuid-Afrika als in België een politieke wil om af te rekenen met het verleden. Het is belangrijk op te merken dat het opzetten van de Commissies in beide landen voorafgegaan was door een belangrijke politieke transformatie. In Zuid-Afrika vonden de eerste democratische verkiezingen plaats in april 1994. Het was dan de nieuwe regering van nationale eenheid die de WVC oprichtte. In België kwam er een nieuwe regering tot stand na de verkiezingen van juli 1999. Voor het eerst sinds lang was dit een regering zonder de christendemocraten en werd het land bestuurd door een unieke paars-groene coalitie. Elk van deze nieuwe regeringen, in Zuid-Afrika zowel als in België, benadrukte het belang van politieke verantwoordelijkheid en transparantie. Deze nieuwe politieke cultuur hield openheid in en een wil om de mensen direct te betrekken in de politieke besluitvorming. De WVC en de Lumumba-Commissie waren voorbeelden van deze vorm van openheid: mensen konden vrijuit komen getuigen voor de Commissies en in beide gevallen werden er openbare hoorzittingen georganiseerd. De resultaten van de Commissies werden ook gepubliceerd in een uitgebreid rapport dat wijd verspreid werd of beschikbaar was op internet.
Cruciaal binnen de nationale context was, in beide landen, de aanwezigheid van een politieke figuur die belang hechtte aan hervormingen - iemand die radicaal een streep wilde trekken onder de vorige periode en met een nieuw tijdperk wilde beginnen. In Zuid-Afrika zijn er op dat vlak verschillende personaliteiten geweest, niet alleen De Klerk en Mandela, maar ook mensen als Kobie Coetzee, Cyril Ramaphosa en Roelf Meyer1 (Sparks, 1995). Toch kunnen we stellen dat president De Klerk de belangrijkste hervormer is geweest. Hij was het namelijk die in 1990 de eerste concrete stap zette om apartheid af te schaffen en openlijk te beginnen onderhandelen met de oppositie. In België kan de rol van politieke sleutelfiguur toegeschreven worden aan eerste minister Verhofstadt. Hij wilde het Belgische politieke klimaat radicaal veranderen en het was ook onder zijn bestuur dat er maatregelen genomen werden wat betreft transparantie en efficiëntie in de juridische diensten en bij de politie.
Een laatste gelijkenis binnen de nationale context heeft te maken met het imago van nationale politieke partijen en politici. De Zuid-Afrikaanse WVC paste duidelijk binnen het politieke programma van het ANC. Het ANC gebruikte de WVC om waarden als verzoening en natievorming te bevorderen en de Commissie droeg zeker bij tot het positieve imago van de partij. In België paste de Lumumba-Commissie binnen de nieuwe cultuur van sterk gemediatiseerde parlementscommissies, zoals die naar voren geschoven werd door de liberale regering. Behalve de Lumumba-Commissie richtte deze regering namelijk nog twee andere commissies op, de Dutroux-Commissie en de Rwanda-Commissie. Al deze initiatieven bevorderden het imago van de regerende partij door de nadruk te leggen op een grotere zichtbaarheid van het politieke en parlementaire werk (Blommaert, 2001). Daarnaast waren deze Commissies ook voordelig voor het prestige van individuele politici. In het geval van de Dutroux-Commissie werd voorzitter Verwilghen in de kijker gezet en wat de Lumumba-Commissie betreft stond het imago van de nieuwe Minister van Buitenlandse Zaken, Louis Michel centraal. Michel wilde werk maken van een nieuwe Afrika-politiek, onder andere door de banden met Afrika aan te halen. De minister stond dan ook volledig achter de oprichting van de Lumumba-Commissie en hij kon de Commissie gebruiken als illustratie van zijn betrokkenheid met Afrika (Kerstens, 2002). Zowel de WVC als de Lumumba-Commissie toonden ook de superioriteit aan van de nieuwe regering in vergelijking met de oude. Dat was duidelijk het geval in Zuid-Afrika waar de WVC een massa mensenrechtenschendingen onthulde begaan door het apartheidsregime. Op die manier werd het contrast tussen de oude en de nieuwe regering blootgelegd en dat was zeker nadelig voor het imago van de NP. Op een onrechtstreekse manier toonde ook de Lumumba-Commissie de inefficiëntie aan van de vorige regering. Die regering had nooit het initiatief genomen om de moord op Lumumba te onderzoeken en doorzichtigheid en verantwoordelijkheidszin leken voor haar dan ook van minder belang te zijn geweest. Beide Commissies waren dus duidelijk positief voor het imago en het prestige van de heersende partij.
Een tweede gelijkenis tussen de WVC en de Lumumba-Commissie heeft betrekking op het mandaat van de Commissies. In beide gevallen was het namelijk niet eenvoudig te definiëren wat de Commissies precies moesten onderzoeken. Zoals hierboven gezegd werd het mandaat van de WVC uiteengezet in de TRC Act. Dat mandaat zei dat de Commissie zich alleen moest buigen over grove mensenrechtenschendingen zoals gedefinieerd in de Act en dat die schendingen plaatsgevonden moesten hebben binnen een welbepaald tijdskader. Deze beperkingen ontlokten een heleboel kritiek, aangezien sommige slachtoffers zich genegeerd voelden. Het was echter duidelijk dat de Commissie niet werkbaar zou zijn geweest zonder die beperkingen (Tutu, 1999). De Lumumba-Commissie werd geconfronteerd met een gelijkaardig probleem. Ook hier was het moeilijk te bepalen wat het precieze onderzoeksobject was. Aan de ene kant was het onmogelijk louter de moord op Lumumba te onderzoeken, want daar bestond niet voldoende onderzoeksmateriaal over. Aan de andere kant mocht het mandaat ook niet te uitgebreid zijn, want dan zou de Commissie uiteindelijk heel de Belgische koloniale politiek moeten behandelen. Er werd een middenweg gevonden door alleen onderzoek te doen naar de Belgische betrokkenheid bij de moord op Lumumba. Deze definitie was echter vrij vaag en stond open voor kritiek, net zoals het mandaat van de WVC.
De volgende overeenkomst gaat over het feit dat beide Commissies een reflectie waren van een politiek compromis. De WVC was gebaseerd op een overeenkomst tussen de NP en het ANC en dat werd ook aangetoond tijdens de werking van de Commissie. De WVC probeerde namelijk evenwichtig te zijn door zowel de misdaden van het apartheidsregime als van de vrijheidsbewegingen te bespreken. Daarnaast was ook het panel van commissarissen vrij representatief voor de verschillende politieke en raciale groeperingen binnen de Zuid-Afrikaanse maatschappij. De evenwichtigheid en representativiteit van de WVC werden dan ook nog eens beklemtoond doordat na de publicatie van het eindrapport bijna alle politieke strekkingen kritiek hadden op de Commissie (Boraine, 2000; Meiring, 1999). De Lumumba-Commissie bestond niet uit onafhankelijke commissarissen, maar uit een groep van Belgische politici. Opvallend is dat het niet alleen ging om leden van de meerderheidspartijen, maar dat ook mensen van de oppositie deel uitmaakten van de Commissie. Op die manier waren dus ook hier alle politieke strekkingen van het land vertegenwoordigd, zowel aan Vlaamse als aan Waalse zijde. De Lumumba-Commissie werd wel bijgestaan door een team van wetenschappelijke experts en Afrika-specialisten, maar toch was de Commissie in zijn geheel het resultaat van een parlementaire - dus politieke - beslissing.
Het was dankzij deze onderzoekscommissies dat zowel Zuid-Afrikanen als Belgen voor het eerst geconfronteerd werden met hun verleden. Voor blanke Zuid-Afrikanen was het vaak hun eerste echte confrontatie met de realiteit van het verleden. Voor Belgen was het de eerste confrontatie op officieel niveau. In beide gevallen zorgden de Commissies ervoor dat het verleden niet langer meer ontkend kon worden. In Zuid-Afrika onthulde de WVC een belangrijk deel van de waarheid over apartheid. Die confrontatie met het verleden was dikwijls zo schokkend dat zelfs zwarte Zuid-Afrikanen verstomd waren. Voor het eerst in de geschiedenis beseften de blanken wat de realiteit was geweest achter de apartheidsregering. Voor het eerst moesten ze daadwerkelijk toegeven dat de meerderheid van de bevolking decennia lang was uitgebuit en geterroriseerd. In België was de confrontatie met het verleden eveneens erg belangrijk omdat voor het eerst gewezen werd op de Belgische verantwoordelijkheid in Congo. De Commissie stelde de tekortkomingen van het koloniale beleid aan de kaak en wees op de nefaste rol van België tijdens en na de onafhankelijkheid. Voor de eerste maal werd dan ook duidelijk dat veel conflicten in Zaïre/Congo niet alleen binnenlandse wortels hadden; de Belgische bezetting lag net aan de basis van veel voorbije - en huidige - problemen. De resultaten van de Lumumba-Commissie zorgden er uiteindelijk voor dat de Belgische regering zijn excuses aanbood aan de Congolezen. Daardoor gingen sommige Belgen het verleden van hun land waarschijnlijk op een nieuwe, kritische manier bekijken.
Een laatste gelijkenis tussen de WVC en de Lumumba-Commissie gaat over de beschikbaarheid aan documenten. Een van de grote problemen van de WVC was dat veel documenten van tijdens de apartheidsperiode verdwenen of vernietigd waren. Daardoor was het vaak moeilijk om getuigenissen te verifiëren of om feitelijke bewijsstukken te vinden. De WVC beweerde dan ook dat dit gebrek aan documenten er de oorzaak van was dat slechts een gedeeltelijke waarheid over het verleden kon onthuld worden (Wilson, 2001). De Lumumba-Commissie had eveneens te maken met dit probleem. De Commissie beschikte namelijk niet over materiaal dat rechtstreeks betrekking had op de moord van Lumumba. Dat kwam gedeeltelijk doordat die documenten nooit bestaan hadden, maar ook doordat een deel materiaal duidelijk verdwenen was. Als gevolg daarvan konden de exacte omstandigheden van de moord op Lumumba eigenlijk niet volledig achterhaald worden.
Verschilpunten tussen de WVC en de Lumumba Commissie
Hierboven werden de gelijkenissen tussen beide Commissies uiteengezet met betrekking tot de politieke context. Op dat contextuele vlak kunnen er echter ook verschillen genoteerd worden. De WVC was het directe resultaat van de politieke transformatie in Zuid-Afrika. De WVC stond namelijk hoog op de politieke agenda van de regering en algemeen wordt aangenomen dat de Commissie noodzakelijk was voor de toekomst van het land. De Lumumba-Commissie daarentegen was slechts op indirecte manier het gevolg van de politieke machtswissel. Het was inderdaad de nieuwe paars-groene regering die deze nieuwe cultuur van politieke openheid beklemtoonde, maar de Lumumba-Commissie was niet een van haar belangrijkste verwezenlijkingen. Zoals hierboven aangehaald stond de Commissie - net zoals andere parlementaire commissies - wel centraal in de liberale vernieuwingspolitiek, maar de maatschappelijke draagkracht ervan was toch veel beperkter dan in Zuid-Afrika. Vanzelfsprekend speelde de Commissie in België totaal geen rol van betekenis wat betreft een vreedzame toekomst van het land. Het was ook een van de belangrijke doelstellingen van de WVC af te rekenen met het regime van de vorige regering terwijl dat totaal niet het geval was bij de Lumumba-Commissie.
De Waarheidscommissie in Zuid-Afrika en de Belgische Lumumba-Commissie verschilden vrij sterk van elkaar wat betreft de methodologische aanpak. In Zuid-Afrika vormden de individuele getuigenissen tijdens openbare hoorzittingen - van slachtoffers zowel als van daders - het belangrijkste bestanddeel van de Commissie. Hoewel de WVC er soms van beschuldigd werd die persoonlijke verhalen te veel te hebben gestructureerd en gesystematiseerd bij het opstellen van het eindrapport, probeerden de commissieleden toch zoveel mogelijk belang te hechten aan de subjectieve waarheden van mensen. Aan deze persoonlijke verhalen werd ook het meest aandacht besteed door de media. Mede daardoor waren het vooral deze beelden, van alledaagse Zuid-Afrikanen die hun levensverhaal vertelden voor een groep aandachtig luisterende commissarissen, die onlosmakelijk verbonden werden met de WVC - beelden die ook voorgoed gebrand zullen blijven in het collectieve geheugen van Zuid-Afrika. Het individueel naar voren brengen van traumatische ervaringen stond dus centraal bij de WVC. Deze vorm van getuigen zou psychologisch erg belangrijk zijn geweest voor bepaalde mensen en daardoor werd de helende en catharsische functie van de Commissie vaak extra benadrukt (Krog, 1998). De aanpak van de Lumumba-Commissie was totaal anders. Daar hadden de getuigenissen eerder een illustratieve betekenis; ze stonden zeker niet centraal in het hele gebeuren. De Lumumba-Commissie werkte vooral met archiefmateriaal en met documenten en de subjectieve getuigenverhalen waren duidelijk van ondergeschikt belang. De nadruk lag vooral op het objectieve en het feitelijke; de persoonlijke geschiedenis van mensen werd zelden gerespecteerd. Vanzelfsprekend vervulde de Lumumba-Commissie ook niet echt een helende functie.
Omdat individuele getuigenissen zo cruciaal waren voor de WVC besteedde de Commissie heel veel aandacht aan de selectie van getuigen. Slechts tien procent van de slachtoffers die een geschreven verklaring hadden ingediend mochten verschijnen in openbare hoorzittingen, maar deze getuigen werden dan ook zorgvuldig uitgekozen. Het was namelijk belangrijk dat zij de verschillende groepen slachtoffers zo volledig mogelijke vertegenwoordigden. De slachtoffers van apartheid konden gegroepeerd worden - op basis van de ondervonden mensenrechtenschennis, op basis van politieke partij, op basis van regio, enzovoort - en elk van deze groepen moest vertegenwoordigd worden tijdens de openbare hoorzittingen. De getuigen die verschenen voor de Lumumba-Commissie daarentegen, waren niet zo representatief. In de eerste plaats werden er slechts een dertigtal getuigen gehoord, merendeels Belgen. Het ging dan vooral om Belgische politici of functionarissen die in 1960/1961 gewerkt hadden in Zaïre (Rapport van de Lumumba-Commissie, 2001). Er werd slechts een klein aantal Congolezen aan het woord gelaten, want de Commissie had niet de tijd en de middelen om alle relevante Congolese getuigen naar Brussel te laten overkomen om hun verhaal te vertellen.
Een volgende verschilpunt heeft te maken met het aspect van verzoening. Een van de doelstellingen van de WVC was het opstarten van een verzoeningsproces en de Commissie werd als een belangrijk symbolisch instrument gezien om nationale verzoening te bewerkstelligen. Bij de Lumumba-Commissie daarentegen, was verzoening niet een van de grote bekommernissen. De Commissie wees op een negatief aspect van het Belgische koloniale verleden, maar nergens werd melding gemaakt van verzoening - bijvoorbeeld met de Congolese bevolking.
Een gevolg van de WVC was dat het concept van verzoening centraal kwam te staan in de Zuid-Afrikaanse maatschappij. De term raakte volledig ingeburgerd en werd het onderwerp van politieke debatten, televisieprogramma’s, schooldiscussies en alledaagse gesprekken. Zodra de WVC haar werk had beëindigd werden er bovendien een massa andere initiatieven ondernomen om het verzoenende werk van de Commissie verder te zetten. Ik denk hier aan tal van musea over apartheid, aan gemeenschapsprojecten gericht op apartheidsslachtoffers en aan verzoeningsprogramma’s opgezet door ngo’s, onderwijsinstellingen of de overheid.
In België leidde de Lumumba-Commissie vooral tot een grotere bewustwording van de koloniale problematiek. Als gevolg daarvan kwam het koloniale verleden duidelijk meer in de kijker te staan. Dat gebeurde onder andere door een paar boeken - bijvoorbeeld van Verlinden in 2001 -, door tentoonstellingen in het Afrika Museum van Tervuren en in het NICC te Antwerpen en door een theaterproject van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Brussel. Deze initiatieven waren echter niet te vergelijken met de grootschaligheid in Zuid-Afrika en bovendien werd er in België totaal geen gewag gemaakt van het verzoeningsaspect.
Een laatste verschilpunt tussen de twee Commissies was het verschil in tijd en ruimte. De Zuid-Afrikaanse Commissie werd opgestart onmiddellijk na de afschaffing van apartheid en vond plaats in het betreffende land zelf. De Lumumba-Commissie werd gecreëerd veertig jaar na de moord op Lumumba en ze had betrekking op gebeurtenissen die zich afspeelden aan de andere kant van de wereld. Door deze verschillen in tijd en ruimte was de impact van beide Commissies niet te vergelijken. De Waarheids- en Verzoeningscommissie was gedurende twee jaar een van de centrale gespreksonderwerpen in Zuid-Afrika. De media, het onderwijs en de regering besteedden erg veel aandacht aan de Commissie en praktisch elke Zuid-Afrikaan was van haar bestaan op de hoogte. De Belgen hadden veel minder belangstelling voor de Lumumba-Commissie en velen wisten niets af van het bestaan ervan. Een van de redenen hiervoor was de geringe mediabelangstelling - alleen toen de eindresultaten van de Lumumba-Commissie bekend werden gemaakt toonden de media enige interesse.
Een ander gevolg van de verschillen in tijd en ruimte was dat het onderzoek in Zuid-Afrika vlotter verliep dan in België. De WVC kon apartheidsmisdaden ter plaatse bestuderen en ze kon ook vertrouwen op het geheugen van getuigen. De Lumumba-Commissie kon geen onderzoek ter plaatse verrichten en veel getuigen uit 1960 waren al overleden. Om al deze redenen kan gesteld worden dat de Zuid-Afrikaanse WVC heel wat doeltreffender was dan de Lumumba-Commissie.
Besluit
Bij het vergelijken van deze twee Commissies ben ik iets dieper ingegaan op de gelijkenissen dan op de verschilpunten. Daarbij heb ik echter steeds voor ogen gehouden dat elk van de Commissies specifiek was voor een bepaalde contextuele situatie. Het is dan ook onmogelijk te sterk te generaliseren of te veronderstellen dat een van die Commissies verplaatsbaar zou zijn in een andere context. Het feit dat er echter overeenkomsten zijn tussen initiatieven in dergelijke totaal verschillende situaties, wijst mogelijk op het bestaan van een algemeen raamwerk. Als landen geconfronteerd worden met een traumatisch aspect van het verleden bestaan er blijkbaar bepaalde criteria om met dat verleden te kunnen afrekenen. Er moet aan bepaalde voorwaarden voldaan worden en gelijkaardige stappen moeten ondernomen worden om tot een positief resultaat te komen. In dit artikel werd geprobeerd licht te werpen op deze criteria. Daarnaast werd aangetoond dat sommige landen er - door allerlei praktische en contextuele omstandigheden - soms beter in slagen dan anderen komaf te maken met het verleden. Zo wil dit artikel op een bescheiden wijze bijdragen tot een dieper inzicht in de manieren waarop landen conflicten uit het verleden kunnen oplossen.
Annelies Verdoolaege
Doctoraatstudente Universiteit Gent - Vakgroep Afrikaanse Talen en Culturen
Noot
1/ Ik vernoem hier bewust meer blanke dan zwarte politici omdat het voor hen minder vanzelfsprekend was komaf te willen maken met het verleden.
Referenties
- Asmal Kades, Asmal Louise & Roberts Ronald Suresh.1997. Reconciliation through Truth. Cape Town: David Philip Publishers.
- Blommaert, Jan. 2001. Ik Stel Vast: Politiek taalgebruik, politieke vernieuwing en verrechtsing. Berchem: EPO.
- Blommaert, Jan. 2001. ‘Ex Shit Congo. Het No Man’s land van de Congolese verbeelding.’ Mediatijdschrift 159.
- Boraine, Alex. 2000. A Country Unmasked. Inside South Africa’s Truth and Reconciliation. Cape Town : Oxford University Press.
- De Witte, Ludo. 1999. De moord op Lumumba. Leuven : Uitgeverij Van Halewyck.
- Dossier Lumumba in online archief van De Standaard. 2001. (http://www.standaard.be/archief/dossiers/index.asp?dosID=98)
- Eyskens, Lisbeth. 2001. Controversies over de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie. Licentiaatsverhandeling, Universiteit Gent, Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen.
- Goodman, David. 1999. Fault Lines. Journeys into the new South Africa. Berkeley: University of California Press.
- Hayner, Priscilla B. 2001. Unspeakable Truths. Confronting State Terror and Atrocity. New York: Routledge.
- Huyse, Luc. 1998. Jonge democratieën en de keuze tussen amnestie, waarheidscommissie en vervolging. Instituut Recht en Samenleving, KU Leuven.
- Kerstens, Paul. 2002. Echoes from the colony, echoes in the colony. Ongepubliceerd paper.
- Krog, Antjie. 1998. Country of my Skull. London: Vintage.
- Meiring, Pieter. 1999. Chronicle of the Truth and Reconciliation Commission. Vanderbijlpark: Carpe Diem Books.
- Minow, Martha. 1998. Between Vengeance and Forgiveness, Facing History after Genocide and Mass Violence. Boston: Beacon Press.
- Nattrass, Nicoli. 1999. ‘The Truth and Reconciliation Commission on business and apartheid: a critical evaluation’. African Affairs 98/3: 373-391.
- Norval, Aletta. 1999. ‘Review Article. Truth and Reconciliation: the birth of the present and the reworking of History’. Journal of African Studies 25/3: 499-519.
- Rapport van de Lumumba onderzoekscommissie - online. 2001. (http://www.dekamer.be/documents/312/6.pdf)
- Shea, Dorothy. 2000. The South African Truth Commission. The Politics of Reconciliation. Washington DC: United States Institute of Peace Press.
- Sparks, Allister. 1995. Tomorrow is Another Country. The Inside Story of South Africa’s Road to Change. Chicago: the University of Chicago Press.
- The Official Truth and Reconciliation Website. 2000.(http://www.justice.gov.za/trc/).
- Truth and Reconciliation Commission of South Africa Report. 1999. London: Macmillan Reference Limited.
- Tutu, Desmond Mpilo. 1999. No Future Without Forgiveness. New York: Doubleday.
- Verlinden, Peter. 2001. Weg Uit Congo. Het drama van de kolonialen. Leuven: Davidsfonds.
- Villers de, Gauthier. 2002. A propos de la commission d’enquête sur l’assassinat de Patrice Lumumba, instituée par la Chambre belge des représentants. Ongepubliceerd paper.
- Wilson, Richard, A. 2001. The Politics of Truth and Reconciliation in South Africa. Legitimizing the Post-Apartheid State. Cambridge: Cambridge University Press.
Congo - Lumumba-commissie
Samenleving & Politiek, Jaargang 10, 2003, nr. 1 (januari), pagina 32 tot 40
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.