Wat verstaan we onder een globale netwerkmaatschappij?
Al heel lang verplaatsen mensen, goederen en informatie zich over de hele aardbol. Vanaf het begin van de 20e eeuw verloopt dit proces in een steeds vlugger tempo, onder andere door de gestage uitbouw van spoorwegen, luchtvaart en andere communicatiemiddelen. De laatste decennia echter, door de verfijning van de technologie, kunnen mensen, goederen en informatie in almaar kortere tijd grotere afstanden overbruggen. Waar de techniek voldoende beschikbaar is, kunnen we in een mum van tijd over heel de wereld communiceren via telefoon, e-mail, internet. Zowel qua tijd als qua ruimte lijkt onze wereld te krimpen. We wisselen nu even gemakkelijk informatie uit met iemand aan de andere kant van de wereld, als met iemand twee straten verder. Wat op dit moment mogelijk is, leek tien jaar geleden nog sciencefiction. Dit proces ligt aan de basis van wat we in het algemeen onder ‘globalisatie’ verstaan.1 We noemen onze globale maatschappij daarom terecht een netwerkmaatschappij, waarin flows, stromen van cultuur, arbeid, maar vooral van kapitaal vlug toenemen en in alle richtingen gaan. Al deze ontwikkelingen strekken zich kris kras over de wereld uit op een steeds intensievere manier, zij het niet in eenzelfde tempo op alle terreinen van de samenleving. In de economische sector wordt het meest gebruik gemaakt van deze nieuwe mogelijkheden. Castells (I, p.92-3) zegt dat de globale economie een historische nieuwe realiteit is en dat ze moet onderscheiden worden van wereldeconomie. Deze laatste kwam al voor in de zestiende eeuw en verwijst naar een economie waarin kapitaalaccumulatie door handel en productie plaatsgrijpt over de hele wereld. De globale economie verschilt daarvan omdat ze de mogelijkheid heeft wereldwijd in real time, als een eenheid te werken. Dit betekent dat een boodschap op eenzelfde moment Peking, Londen en Washington kan bereiken. Eerst maakten multinationals (wier belangrijkste drijfveer winstmaximalisatie is) van deze mogelijkheden gretig gebruik. Een recenter maar nog beter voorbeeld van het globalisatiefenomeen is het speculatief kapitaalverkeer (sinds de opheffing van Bretton Woods). Communicatie over wisselkoersen verspreidt zich op enkele seconden (bijna letterlijk ‘op hetzelfde moment’) over de hele planeet.
In vergelijking met de globale stromen van kapitaal, zijn de stromen van arbeid trager op gang gekomen en ze zijn zeker niet symmetrisch. De arbeidsmarkt is enkel globaal voor een kleine groep van wetenschappers en sommige hoog gekwalificeerde beroepsklassen. Migratie van handarbeiders wordt beperkt door de landen van immigratie en is eenrichtingsverkeer van de arme naar de rijke landen (Castells, I, p.93). Het Wereldverbond van de Arbeid (WVA) bijvoorbeeld organiseert zich moeizamer dan het Wereld Economisch Verbond of het Internationaal Monetair Fonds (IMF).2 Doorheen het globalisatieproces nemen de onderlinge afhankelijkheden die al lang bestaan tussen mensen, groepen en maatschappijen nog verder toe. Dat de schoenmaker afhankelijk is van de bakker en omgekeerd is niet nieuw. De laatste tijd echter wordt de wereldwijde onderlinge afhankelijkheid altijd maar intenser. Op wereldniveau is het Noorden afhankelijk van het Zuiden (voor sommige grondstoffen) en het Zuiden van het Noorden (voor de technologische ontwikkeling bijvoorbeeld).3
Globalisatie versterkt die onderlinge afhankelijkheid steeds meer door twee verschillende fenomenen die er deel van uitmaken. Globalisatie verspreidt zich vlug in de ruimte (meer en meer landen nemen eraan deel) en waar de netwerken geïnstalleerd zijn, worden ze nog voortdurend versterkt. Deze beide verschijnselen worden de uitbreiding en de intensificatie van globalisatie genoemd. Ze veranderen heel sterk de menselijke organisatie, communicatie en activiteiten. Bovendien zien we een aanhoudende versnelling van deze twee tendensen. De maatschappelijke gevolgen van globalisatie worden op verschillende manieren geïnterpreteerd.De extreme visie van het neoliberalisme verheerlijkt de economische globalisatie omdat deze in staat zou zijn de kapitalistische markt over de hele wereld te verspreiden en op die manier de oplossing zou bieden voor alle wereldproblemen. Vanuit dit perspectief kan globalisatie niet snel genoeg worden doorgevoerd. Sommige linkse pessimisten die het kapitalisme als onoverwinnelijk beschouwen, menen dat deze hyperglobalisatie voor geen enkele verbetering vatbaar zou zijn. Ze gaan ervan uit dat er geen ruimte meer zal zijn om de ‘globale’ kapitalistische wereld te veranderen. Dit pessimistisch standpunt is geen voedingsbodem voor acties om de antisociale gevolgen van hyperglobalisatie in te dijken. Dan zijn er de ‘sceptici’ die ervan uitgaan dat er wezenlijk weinig of niets is veranderd door de globalisatie (Hirst & Thompson, 2000). Een laatste mening zegt dat de stuwende, omvormende kracht van de huidige globalisatie, snelle economische, politieke en sociale veranderingen teweeg brengt, zoals we nog nooit ervoor hebben meegemaakt. Deze these (onder anderen verdedigd door Sassen en Castells) gaat ervan uit dat het proces van globalisatie een ‘open einde’ heeft. Dat, met andere woorden deze sterke transformerende kracht nog vele verschillende richtingen kan uitgaan.4 De verdedigers van dit standpunt zien dat sommige staten en samenlevingen er voordelen door verkrijgen, terwijl andere er altijd maar meer door achteruit gesteld worden. Deze transformaties zullen nieuwe maatschappijordeningen op de been brengen die de traditionele conceptie van de ‘staat’ als een ondeelbaar, exclusief territoriumgebonden eenheid zullen vervangen. De hier verdedigde stellingen sluiten min of meer aan bij deze laatste interpretatie.
Het begrip democratie
5
Sinds het einde van de 19e eeuw wordt democratie geassocieerd met een methode om tot beslissingen te komen binnen een bepaald afgelijnd territorium. Dit is de formele democratie, waarbij het ‘volk’ via algemeen stemrecht zijn afgevaardigden kiest voor wat het wil verwezenlijken. Gezien de grote complexiteit van onze huidige wereld (zowel nationaal als globaal) is vertegenwoordigende democratie de enige mogelijkheid. Directe democratie is slechts binnen kleine groepen haalbaar.
In een aan territorium gebonden democratie bestaat het electoraat altijd uit de burgers van een grondgebied en is de hoofdeenheid van politieke beslissingen de nationale staat. We zullen zien dat daar verandering in komt doordat onze wereld steeds meer evolueert naar een globale netwerkmaatschappij. Binnen natiestaten is het mogelijk op een duidelijke manier binnen- en buitenlandse aangelegenheden en politiek, van elkaar te onderscheiden. Theoretisch vallen het electoraat (de burgers) en de nationale beslissers met elkaar samen. Wie tot het ‘volk’ behoort is van essentieel belang voor het correct begrijpen van democratie. Zo werden tot na de Tweede Wereldoorlog in België de vrouwen niet tot het ‘volk’ gerekend. Ook werd de apartheid van Zuid-Afrika door de blanke bevolking als democratie beschouwd, omdat de zwarten niet tot ‘het volk’ werden gerekend. Er zijn vele andere voorbeelden mogelijk waarin men oordeelt dat niet alle mensen die eenzelfde grondgebied bewonen, deel uitmaken van het volk. De slogan ‘eigen volk eerst’ spreekt boekdelen. Als een meerderheid zou stemmen voor het gevangen zetten van homo’s of het terugsturen zonder enige vorm van proces van alle vreemdelingen, dan zullen de meesten onder ons van oordeel zijn dat zulke maatregelen de democratie onwaardig zijn. Dit wil zeggen dat democratie naast de formele democratie, als manier om tot beslissingen te komen, ook zekere waarden zal verdedigen. Gelijkheid, vrijheid, pluralisme, vrije meningsuiting, verantwoordelijkheid en verdraagzaamheid behoren daartoe en vormen de basiswaarden van democratie, ook wel het inhoudelijk aspect van de democratie genoemd. De overeenkomst wie tot het ‘volk’ behoort en de invulling van de democratische waarden bepalen het type democratie waarin we leven.
Steeds zullen personen en groepen andere opinies hebben over wie wel en wie niet deel uitmaakt van ‘het volk’ (hier zijn jongeren slechts vanaf 18 jaar stemgerechtigd, in Nederland vanaf 16 jaar) en over de invulling van de democratische waarden. Wat ‘vrijheid’ of ‘gelijkheid’ voor de ene groep betekent, kan op veel tegenstand stoten in andere groepen. Daarom is vrije meningsuiting in openbare debatten van essentieel belang voor iedere goedfunctionerende democratie (Sen, 2000). Meningsverschillen zijn trouwens essentieel wil de democratie niet afglijden naar een vorm van bestuur waarin wordt uitgegaan van één redelijke en aanvaardbare vorm van de ‘goede’ maatschappij, het perfectionisme genoemd (Walry, 2001). Dit brengt ons tot het inzicht dat democratie nooit een stabiel afgewerkt project kan zijn, maar een proces dat in de tijd en in de ruimte veranderingen ondergaat en steeds tot meningsverschillen zal leiden.
De idee van democratie wordt goed uitgedrukt in het all affected principle, het principe van betrokkenheid (Held en Saward in Holden, 2000) dat zegt dat allen die betrokken zijn bij de gevolgen van een beslissing een stem moeten hebben in het beslissingsproces. Dit principe wordt steeds meer toegepast in de moderne democratieën en heeft geleid tot een uitbreiding van het stemrecht: eerst tot de mannen van de middenklasse, dan tot de mannen van de arbeidersklasse, en vervolgens tot de vrouwen. Maar hoe breder het vraagstuk is waarover men zich moet uitspreken, hoe minder helder de bruikbaarheid van het principe wordt. Zo bijvoorbeeld is het betrokkenheidprincipe veel moeilijker toe te passen op problemen die de nationale grenzen overstijgen, zoals de berging van nucleair afval, dan op verkeersregels binnen een staat. Het volgend punt gaat daar dieper op in. De procedures en basiswaarden die we goedkeuren voor de binnenlandse democratie, hetgeen we dus als een bevredigende nationale democratie beschouwen, zal van grote invloed zijn op onze visie op globale democratie.6
Een verbrede betekenis van democratie
De huidige globale netwerkmaatschappij genereert problemen die de grenzen van de natiestaten overschrijden. Alle mensen zullen de nadelen ondervinden als de opwarming van de aarde nog verder doorgaat. Dit is een globaal probleem. Een milieuramp, zoals die van Tsjernobyl, toont dat er problemen kunnen voorkomen die niet globaal zijn, maar wel de nationale grenzen overschrijden.
Er zal dus, naast de natie als probleemoplossende instantie, ook gezocht moeten worden naar nieuwe analyses en centra van beslissingen, wil men dergelijke problemen kunnen aanpakken. De regels die in dat verband worden uitgewerkt, zullen die van de nationale staten aanvullen en zo mogelijk verbeteren. Hoe verder de globalisatie om zich heen grijpt, hoe meer sociale, economische en politieke issues en problemen boven de nationale grenzen zullen uitstijgen. Dat ik hier de meeste aandacht vestig op de grensoverschrijdende problemen, heeft alles te maken met het feit dat ze een vrij recent gegeven zijn waar nog te weinig aandacht naartoe ging. Het wil niet zeggen dat ik ervan uitga dat alle nationale en subnationale kwesties zouden zijn opgelost. Integendeel. Maar meestal kunnen democratische natiestaten aan de eisen van hun burgers tegemoet komen via tijdelijke compromissen die aanvaard worden binnen de ‘regels van het democratisch spel’.
Ik geef enkele veel voorkomende moeilijkheden binnen natiestaten, om ze af te tekenen tegen de globale en grensoverschrijdende problemen en aan te tonen dat we nu wel degelijk voor nieuwe uitdagingen staan. Binnenlandse eisen komen dikwijls van groepen die meer autonomie wensen binnen hun land (Vlamingen binnen België bijvoorbeeld of Basken binnen Frankrijk). Ook claims van minderheden binnen de politieke eenheid (bijvoorbeeld gelijke rechten voor homo’s en hetero’s) zijn voorbeelden. Deze vragende partijen leven op een continue manier in de territoriale politieke eenheid en wensen dit ook zo te houden. Daarnaast zijn er groepen die de nationale grenzen willen verleggen om een onafhankelijke staat te stichten. Nadenken over de grenzen van de nationale staten gebeurt al lang, want eisen tot separatisme zijn al geruime tijd in de hele wereld aan de gang. In Centraal- en Oost-Europa waren sinds de val van de muur grensconflicten aan de orde van de dag. Grenzen zijn daarenboven op de meest uiteenlopende en bizarre manieren tot stand gekomen. Separatisme streeft naar nieuwe politieke grenzen. Nieuwe grenzen creëren nieuwe politieke eenheden. Ook fanatieke minderheden blijven voor separatisme pleiten. Soms leeft een groep die zich één volk voelt in verschillende politieke gemeenschappen (zoals de Koerden die zowel in het aanpalend grensgebied van Irak, Iran, Syrië en Turkije leven). De redenen waarom groepen autonomie eisen (met of zonder afsplitsing van de nationale staat) zijn meestal dat ze zich economisch onderdrukt weten of zich belemmerd voelen in hun culturele en/of religieuze eigenheid. Dat ze zich, anders gezegd, ondemocratisch bejegend voelen. De zaak van de Koerden bijvoorbeeld kan theoretisch op twee verschillende manieren worden opgelost. Ofwel door de grenzen van de bestaande staten te verleggen en één Koerdische staat te installeren, ofwel door de Koerden in al de verschillende staten te beschouwen als een minderheid die haar eigenheid kan behouden. De laatste mogelijkheid vergt echter dat in deze staten de rechten van minderheden worden beschermd; dat het, anders gezegd, democratieën zouden zijn waarin de bescherming van minderheden als één van de basiswaarden is opgenomen. Nu onze wereld een netwerk is geworden waarin natiestaten op allerlei domeinen onderling verbonden zijn, gaan de conflicten niet meer alleen over verplaatsing van grenzen en ook niet noodzakelijk over autonomieaanspraken. Nu betreft het ook kwesties waarbij niet de hele bevolking van bepaalde staten betrokken zijn. Het plaatsen van een kerncentrale aan de grens van twee of meer natiestaten is een duidelijk voorbeeld van zo een probleem. Het debat over democratie en betrokkenheid krijgt daardoor een dimensie bij.
In dit artikel ligt het accent op de manier waarop globale en grensoverschrijdende problemen op een democratische manier kunnen worden opgelost. Mijn stelling luidt dat een wereldregering een werelddemocratie vergt en dat voor ieder grensoverschrijdend vraagstuk dat voldoende ernstig is, een tijdelijk electoraat zich democratisch zal moeten uitspreken.
Om het betrokkenheidprincipe op globaal en op grensoverschrijdend niveau te kunnen verwezenlijken, volstaan nationale wetten niet. Nieuwe regelingen zijn nodig en moeten worden geïnstitutionaliseerd, zodat ze even dwingend kunnen opgelegd worden als in nationale staten. Ik geef enkele voorbeelden die duidelijk tonen dat indien het betrokkenheidprincipe consequent wordt doorgevoerd, we oplossingen moeten zoeken die de nationale grenzen openbreken. Behalve de opwarming van de hele aarde, kan ook de aids-epidemie als een globaal probleem worden aangezien. Wil het principe van betrokkenheid hier gelden dan zullen de voorgestelde remedies aan iedereen moeten worden voorgelegd en iedereen zal er mee moeten kunnen over beslissen. Dit vergt een verbreding van het nationaal staatsrecht naar een wereldstaatsrecht, wat op zijn beurt een globale regering vereist waarin alle bewoners (of hun vertegenwoordigers) van de wereld een gelijke inbreng moeten hebben, zonder vetorecht of geprivilegieerde rechten van de meest machtige landen.
De globale problemen kan men zien als een uitbreiding van de territorium gebonden problemen. In plaats van een nationale politieke eenheid zal zich een planetaire politieke eenheid moeten installeren, die zich zal uitspreken over globale kwesties en twistpunten. De grensoverschrijdende problemen zijn van allerlei aard. De plaatsing van bijvoorbeeld een kerncentrale die delen van de bevolking van twee of meer grote landen kan schaden, vereist geen inspraak van de gehele bevolking van die landen, maar slechts van delen ervan. Aangeven wie erbij betrokken kan zijn en wie niet is zeker niet eenvoudig. Na de kernramp in Tsjernobyl constateerde men pas veel later dat de schade veel verder reikt dan men aanvankelijk had verwacht. Zelfs indien men hier de betrokkenen had geconsulteerd, dan zouden toch veel te weinig mensen inspraak hebben gekregen, omdat de omvang van de rampspoed op dat ogenblik niet te voorzien was. De risico’s van het gebruik van nieuwe technologieën zijn nooit volledig voorspelbaar en de grootste voorzichtigheid bij het installeren ervan is dan ook geboden.7 Andere grensoverschrijdende afspraken, zoals een internationaal visbeleid uitstippelen, het opstellen van internationale vliegroutes en spoorweglijnen, vinden we meer ‘gewone’ kwesties, omdat ze sinds lang bestaan en omdat de verschillende nationale staten moeten overeenkomen, en niet delen ervan. Maar ook hier ontstaan regelingen meestal nadat zich conflicten hebben voorgedaan, en worden de overeenkomsten steeds opnieuw overschreden en in vraag gesteld. Door te vissen buiten de territoriale wateren bijvoorbeeld, duiken steeds opnieuw conflicten op. De tegenstand vanuit de groepen die uit de bestaande regelingen hun macht halen, zal enorm zijn zowel voor de globale als voor de grensoverschrijdende aangelegenheden.
Het betrokkenheidprincipe geldt niet alleen op globaal, internationaal en nationaal niveau, maar evenzeer op lokaal niveau: om nachtlawaai voor omwonenden van een luchthaven tot een leefbaar peil terug te brengen, zijn de omwonenden de meest belanghebbende partij. In deze tekst ga ik op deze problematiek niet in. Ik denk dat deze voorbeelden voldoende aangeven dat ieder twistpunt dat belangrijk genoeg is, best aangepakt wordt op het niveau waar het zich voordoet, wil het betrokkenheidprincipe (en dus de democratie), het best gewaarborgd zijn. Dit houdt in dat bij iedere grensoverschrijdende beslissing het electoraat (of zijn vertegenwoordigers) er anders zal uitzien, afhankelijk van het soort vraagstuk. Voor de grensoverschrijdende problemen, zal het electoraat niet samenvallen met de wereldbevolking, ook niet altijd met verschillende nationale bevolkingen, maar meestal met delen van verschillende nationale kiezers. Het zal geen sinecure zijn deze wisselende kiezers steeds opnieuw te organiseren om zich over een bepaalde zaak uit te spreken. Nucleaire rampen als die van Tsjernobyl en ook de zure regen tonen overduidelijk dat mensen die soms relatief ver verwijderd zijn van de oorsprong van het onheil, er ook schade van ondervinden. Steeds breder verspreide water- en luchtvervuiling zijn andere voorbeelden.
Deze problemen aanpakken, vraagt andere vormen van politieke analyses, waarin variërende political units, politieke gemeenschappen, in belang toenemen. De politieke theorievorming rond deze wisselende gemeenschappen is echter zeer recent, en staat niet in proportie tot de impact die grensoverschrijdende kwesties kunnen hebben op verschillende bevolkingsgroepen. Het ziet er naar uit dat het betrokkenheidprincipe zich steeds meer zal moeten uitbreiden naar globale grensoverschrijdende kwesties, willen we tot een wereld komen die rechtvaardiger en minder gevaarlijk is. Dit betekent uiteraard in de eerste plaats dat nadelige risico’s zoveel mogelijk vermeden worden door een efficiënte aanpak ervan, maar dat ook, daar waar ze onvermijdelijk zijn, de belanghebbenden hun inbreng hebben bij de regels die in dat verband worden uitgewerkt. Hoe breder de inhoudelijke dimensie van democratie wordt, hoe meer het belang van het betrokkenheidprincipe zal toenemen. Vele aangelegenheden overstijgen nu eenmaal de landsgrenzen (en zelfs de EU-grenzen). Na de vele rampen die zich opstapelen, vooral voor het milieu, worden meer en meer personen zich daarvan bewust.
Waarom democratische regels op globaal en grensoverschrijdend niveau verdedigen?
Op nationaal niveau is gebleken dat politieke democratie voor de meeste mensen veel voordelen met zich bracht. Zelfs als we weten dat iedere democratie onvolkomen is, is ze zeker beter dan de feodale orde die eraan voorafging en beter dan de dictaturen die we hebben gekend en nog kennen. De democratieën in West-Europa hebben ook steeds meer concrete inhoud gegeven aan hun begrip van democratie. Ze hebben onder andere de socialezekerheidstelsels (ziekte- en werkloosheidsverzekering, gewaarborgde pensioenen) voortgebracht waar men in vele landen die nochtans politieke democratieën zijn, enkel kan van dromen. De idee van sociale en economische gelijkheid vond ingang in West-Europa vanuit de arbeidersbeweging. Maar door het uitdeinen van de logica van het kapitalisme en in naam van de zogenaamde concurrentiecapaciteit8 worden de socialezekerheidstelsels die we in West-Europa (en zeker in België) kennen, meer en meer in vraag gesteld. Ook de armste landen van de wereld zijn beter af met democratische regeringen. Sen (1995, 2000) toonde dat in arme landen die een democratische politiek voeren er geen hongersnoden voorkomen.9 Ik ga ervan uit dat naar analogie van de voordelen die politieke democratie op nationaal vlak met zich bracht, deze regeringsvorm ongeveer gelijkaardige effecten zal hebben op planetair, internationaal en grensoverschrijdend vlak.10 Daarom bepleit ik democratische regelingen op deze verschillende niveaus.
Globale democratie wordt verdedigd om uiteenlopende redenen
Voorstanders van het kapitalisme en personen die streven naar een meer rechtvaardige maatschappijordening verkiezen om verschillende redenen een globale democratie als politiek systeem. De eersten pleiten voor politieke democratie die hun economische macht en voordelen niet aantast. Zo bijvoorbeeld verdedigen de Verenigde Staten een nationale politieke democratie, terwijl ze internationaal, in de Wereldhandelsorganisatie, het vetorecht van de economisch sterke landen niet willen opgeven. Vetorecht dat nochtans ingaat tegen alle democratische regels. Op economisch vlak stellen ze de vrijheid en niet de gelijkheid voorop. Economische en sociale gelijkheid voor alle landen, ook voor de ontwikkelingslanden, wordt in de praktijk niet nagestreefd. Voor diegenen die het kapitalisme voorstaan, wordt de politieke democratie beoordeeld als een systeem dat de kapitalistische economie kan ondersteunen en reguleren. Reformisten die het kapitalisme willen omvormen tot een meer rechtvaardige maatschappijvorm zullen eveneens politieke democratie nastreven. Er bestaan twee reformistische strekkingen: een ‘zacht’ reformisme dat tracht de scherpste sociale nadelen van het kapitalisme te lenigen, zonder echter de kapitalistische logica zelf in vraag te stellen. (Onze ‘actieve welvaartstaat’ is gebaseerd op een zacht reformisme.) Daarnaast bestaat een minder verspreid ‘radicaal’ reformisme dat op termijn het kapitalisme wil vervangen door een rechtvaardiger maatschappijvorm. De ‘radicale’ reformisten zullen de politieke democratie nastreven omdat die op zich voordelig is, maar tegelijkertijd ook omdat ze een voorwaarde is om een economische democratie te kunnen uitbouwen. Economische democratie stelt economische gelijkheid als doel. Een economische democratie consequent uitbouwen zal op lange termijn neerkomen op de opheffing van het kapitalisme.
De voorstanders van het kapitalisme die hun economische voordelen niet willen prijsgeven, hebben andere doelen dan diegenen die streven naar een maatschappij waarin de sociale en economische aspecten meer egalitair verdeeld zijn. De structurele veranderingen die deze verschillende groepen voorstellen, zullen dus ook onvermijdelijk uiteenlopend zijn. Aangezien de middelen die men goedkeurt afhankelijk zijn van de doelstellingen waar men achterstaat, zullen de strategieën die de onderscheiden groepen willen toepassen om hun doelen te bereiken, eveneens grote verschillen vertonen: een democraat die het betrokkenheidprincipe ook op het economisch vlak consequent wil doorvoeren zal daartoe geen ondemocratische middelen gebruiken. Ik meen dat enkel echt reactionaire traditionalistische groepen (verschillend van kapitalistische groepen) die alles wat onbekend en ‘vreemd’ is afwijzen, en de lokale eigenheid prioritair stellen, de idee van een wereldregering afwijzen.11
Hoe de structurele wijzigingen door te voeren is nu nog minder te voorspellen dan pakweg 30 jaar geleden. Wie, zoals ikzelf, een democratisch en radicaal reformisme als een haalbare mogelijkheid beoordeelt, zal een wereldregering en grensoverschrijdende regelingen die democratisch en radicaal reformistisch zijn, voorstaan. Dit wil niet zeggen dat er eerst vastomlijnde, onveranderbare, universele doelen moeten vaststaan vooraleer acties mogelijk zijn. De wereld is teveel in beweging en verandering om vast uitgewerkte strategieën vooraf te kunnen bepalen. Zoals democratie altijd in wording is en niet eenduidig te bepalen (Walry, 2001), zo ook zijn globale en grensoverschrijdende democratieën dynamische processen. We kunnen slechts aangeven welke democratische basiswaarden essentieel zijn en niet mogen worden overtreden. In en door de strijd zullen zowel de richting waarin we de maatschappij willen zien evolueren, als de middelen voor het bereiken van globale en grensoverschrijdende democratieën zich aftekenen. Hoe zeker of onzeker het bereiken van een democratie op alle niveaus zal zijn, is nu niet voorspelbaar en zal sterk afhangen van de inzet van de democraten, maar zeker ook van de obstructie van de vele tegenmachten. De hindernissen die zullen moeten overwonnen worden, zullen zich druppelsgewijs aankondigen.
Hoe de globale democratie realiseren?
Zoals op nationaal vlak zal institutionalisering noodzakelijk zijn. We staan nog ver af van een situatie waarin iedereen vrijwillig bereid is democratisch te denken en te leven. We zagen dat het betrokkenheidprincipe op nationaal vlak stapsgewijs het stemrecht heeft gerealiseerd voor iedereen die als burger wordt beschouwd binnen een bepaald grondgebied. Een wereldregering is zoals een nationale regering gebonden aan een grondgebied, namelijk de gehele aarde. We kunnen van een wereldregering hopen dat ook daar het betrokkenheidprincipe zich gaandeweg zal uitbreiden en verdiepen tot het punt dat alle personen (of hun vertegenwoordigers) stemrecht krijgen over globale kwesties. Dat, met andere woorden het electoraat zal bestaan uit alle inwoners van de planeet. Zoals binnen nationale democratieën zullen de verschillende meningen blijven aan bod komen als de vrije meningsuiting beschermd wordt. Op alle niveaus zijn openbare discussies even noodzakelijk.
Territoriaal en functioneel burgerschap
De vraagstukken die totnogtoe aan bod kwamen, helpen ons het begrip ‘burgerschap’ te verfijnen. Een territoriale benadering van democratie geeft aanleiding tot een territoriaal begrip van burgerschap (op nationaal of/en op wereldniveau). Daarnaast zullen personen en groepen tot een wisselend burgerschap behoren, in functie van de wisselende op te lossen problemen: een ‘functioneel’ burgerschap dus. Naast het territorium gebonden burgerschap zal een functioneel burgerschap voor een toenemend aantal groepen noodzakelijk blijken. Op termijn zal waarschijnlijk iedereen ook beschikken over een globaal burgerschap. Zo komen we aan drie soorten burgerschap: een nationaal en een globaal burgerschap, beide territorium gebonden, en een functioneel burgerschap, namelijk in functie van de kwestie waarover moet worden beslist. Deze onderscheiden burgerschappen zullen elkaar afwisselen en mensen beter in staat stellen hun belangen en keuzes uit te drukken en waar te maken. De drie niveaus van burgerschap zullen zich vermoedelijk mengen. De idee dat slechts één politieke gemeenschap, namelijk de nationaal territoriale, als legitieme eenheid wordt beschouwd, wordt aangevuld met overlappende politieke gemeenschappen. Deze gemeenschappen kunnen hun specifieke belangen en voorkeuren uitspreken, bijvoorbeeld via referenda.
Over het statuut van referenda zal niet gemakkelijk overeenkomst worden gevonden. Zijn ze adviserend en moeten de politieke leiders er rekening mee houden zonder evenwel de basiswaarden van democratie te versmallen, of behoren ze inderdaad wetgevend te zijn? Referenda kunnen in dat laatste geval wel leiden tot de ‘dictatuur van de meerderheid’ waarin democratische basiswaarden verloren gaan. De bescherming van die basiswaarden is essentieel willen we niet tot een ‘versmalde’ democratie komen waarbij bijvoorbeeld pluralisme met de voeten getreden wordt (wat onder andere het Vlaams Blok voorstelt). Zo zou een wetgevend referendum de onderdrukking van minderheden kunnen teweegbrengen, een verloochening van pluralisme, verdraagzaamheid en vrijheid. Daarom pleit ik ervoor referenda te bekijken als consultaties over specifieke belangen en niet als wetgevende instanties. Waar issues de grenzen van de politieke eenheden12 overschrijden, kunnen referenda bijdragen tot de gepaste oplossing. Die referenda kunnen worden uitgeschreven in twee of meerdere politieke eenheden, afhankelijk van de reikwijdte en de aard van het probleem. Wisselende functionele burgerschappen zullen op onderscheiden moeilijkheden en uiteenlopende visies botsen: hoe de kiesdistricten afbakenen, voor hoelang, met welke frequentie stemmen. Daar kunnen geen strakke wetten aan te pas komen. Ook de gebiedsdemarcaties zullen altijd opnieuw moeten worden uitgewerkt.
De functionele gemeenschappen blijven ondergeschikt
De noodzaak om functionele burgerschappen te ontwikkelen omwille van een brede democratische inspraak, wil niet zeggen dat functioneel burgerschap het territorium gebonden burgerschap kan vervangen, en ook niet dat het voorrang zou krijgen. Iedere toepassing van een grensoverschrijdend betrokkenheidprincipe zal slechts een secundaire rol kunnen spelen. De nationale politieke eenheid blijft bestaan als primaire politieke eenheid omdat elkeen moet kunnen terugvallen op één politieke basiseenheid waarin onvoorwaardelijk en altijd de democratische burgerrechten gelden. Het betrokkenheidprincipe dat het grondgebied tijdelijk openbreekt, kan niet primair zijn omdat het de politieke gelijkheid van de burgers binnen één staat in gevaar zou brengen. Ik ga akkoord met Saward (1998, p.137) die zegt dat er altijd één onafhankelijk niveau moet zijn die de vragen en thema’s die niet gemakkelijk in een bepaald niveau te stoppen zijn, zal bespreken en oplossen en dat dit het nationaal niveau moet zijn. Hij noemt dit de baseline unit, de basiseenheid. Dit is in tegenstelling tot Held (2000) die geen enkele basis of onafhankelijk niveau nodig vindt en volgens Saward in de eerste plaats de problemen onderschat die opduiken als men zo een basis van bestuur verlaat. Bovendien ziet Held de moeilijkheden niet die opduiken als men een min of meer neutrale en werkbare manier wil vinden om issues te plaatsen in het gepast niveau van bestuur.
Het lijkt onmogelijk dat steeds wisselende kiezers en dus steeds wisselende politieke gemeenschappen het algemeen politiek landschap zouden uitmaken. Een wereldregering kan alleen maar tot stand komen, zo meen ik, als ze is samengesteld uit de vertegenwoordigers van de verschillende natiestaten. Functionele democratie lijkt dan een democratische wereldregering in de weg te staan. Toch heeft ze vele pluspunten als aanvullende richtlijn voor het uitwerken van mechanismen en instituten, die het territoriaal betrokkenheidprincipe kunnen bijwerken. Het is duidelijk dat de formele en inhoudelijke aspecten van democratie slechts doelmatig kunnen functioneren indien de grenzen bepaald zijn waarbinnen democratische regels en waarden van toepassing zijn: ‘… democracy can be practised once the collectivity has been defined, but democratic methods themselves are inadequate to establish the bounds of the collectivity, whose existence democratic theory simply presupposes’ (Whelan, vermeld in Saward, 1998, p.126).
Volgens mij bestaat de ideale structuur die het best het betrokkenheidprincipe benadert, uit lagen van bestuur die in elkaar passen: lokaal, nationaal, internationaal, globaal en daar waar nodig ook grensoverschrijdend. Die niveaus zitten in elkaar verweven als in een netwerk. Eisen op lokaal niveau zullen gevolgen hebben op een hoger niveau (toelating voor een speelplein in een bepaalde buurt zal de gemeente, gewest of staat moeten goedkeuren en financieren); de internationale overeenkomsten zullen het lokaal niveau mede vorm geven (het invoeren van de euro heeft het gebruik van Proton uitgebreid en ons dagelijks leven er een beetje anders doen uitzien; de internationale wetten van de EU in verband met concurrentievervalsing hebben rechtstreekse invloed op de verdeling van de nationale subsidies en onrechtstreeks op lokale economie). In een dergelijke netwerkstructuur zal ieder onderwerp of voorgestelde actie aangepakt worden op het geschikte niveau. De belangrijke idee dat kwesties moeten aangepakt worden op het laagst mogelijk niveau dat nog voldoende relevant is voor de gestelde kwestie, wordt in dergelijke structuur gerespecteerd, zonder evenwel de prioriteit van het nationaal burgerschap te ontkennen. Dit nationaal burgerschap zal bevoegd zijn daar waar er geen globale of grensoverschrijdende overeenkomsten mogelijk blijken. In welke richting men de oplossingen voor de globale en grensoverschrijdende problemen ook zoekt, één inzicht delen ze: democratie binnen een bepaalde politieke eenheid en democratische relaties tussen politieke gemeenschappen zijn met elkaar verweven. Deze verweving zal niet afnemen, maar onder invloed van de globalisatie nog versterken. Ik zei het reeds: onze wereld lijkt steeds meer op een netwerk van onderlinge contacten.
Ik ga ervan uit dat als kleine groepen democratisch hun voorkeur kunnen uitspreken (in buurten of op gemeentelijk niveau) en als er inderdaad rekening wordt gehouden met die voorkeuren zonder de democratische basiswaarden te schenden, mensen vlugger geneigd zullen zijn ook medezeggenschap op te eisen als er zich grotere problemen voordoen. Consequent nadenken over bijvoorbeeld de methode om sluikstorten in te dijken, kan naar het aanklagen van de prijs van vuilzakken leiden of naar kritiek op een teveel aan verpakkingen. Vanuit een kritiek op het teveel aan mooi ogende maar nutteloze verpakkingen, kunnen we vaststellen dat we meer als consumenten dan als burgers bekeken worden. Vertrekkend van relatief beperkte klachten groeit stilaan verzet tegen bredere onrechtvaardige toestanden. We kunnen dit vaststellen bij de zogenaamde andersglobalistenbeweging die vele strekkingen bevat. Sommige daarvan zijn gestart vanuit dagelijkse ongemakken zoals stinkende waterwegen of het lawaai van een vlieghaven en scharen zich nu achter de algemene antiglobalistische slogan another world is possible, een andere wereld is mogelijk. Vele andere voorbeelden zijn mogelijk en kunnen uiteindelijk de ‘logica van het kapitalisme’ in vraag stellen.
Jenny Walry 13
Publiciste
Noten
1. Heel kort en algemeen gezegd, verwijst globalisering naar wereldwijde communicatie en uitwisselingen op alle terreinen van de maatschappij: economisch, sociaal, politiek, wetenschappelijk en cultureel.
2. Globalisatie grijpt eveneens plaats in de kunstensector, maar in deze tekst ga ik daar niet op in. Zie daarover Walry, 1997a,b.
3. Aantonen dat de afhankelijkheid absoluut ongelijk verdeeld is, is een bijzonder belangrijke kwestie maar is niet het onderwerp van deze tekst.
4. Deze verschillende posities worden uitvoeriger uiteengezet door Held, McGrew, Goldblatt & Perraton (1999).
5. Een uitgebreider begrip van democratie geef ik in Walry, 2001.
6. Wie bijvoorbeeld het eigen-volk-eerst-principe aanhangt, zal zich zeker op globaal niveau niet inzetten voor een open en brede multiculturele democratie, waarin dezelfde mensenrechten voor iedereen van toepassing zijn.
7. Zie hierover Beck, 1992.
8. Niet alleen neoliberale maar ook sommige strekkingen in de socialistische partijen trachten ons die visie aan te praten. Op dit ogenblik lijkt het me dan ook noodzakelijk te vechten voor het behoud en de verbetering van de democratische basiswaarden. Ik denk dat de strijd voor het consequent doorvoeren van de op papier aanvaarde democratische regels en basiswaarden, meer aarde aan de dijk zal brengen dan onze energie enkel te steken in het aanwijzen van de onvolkomenheden van de praktijk van de democratie.
9. Sen maakt een onderscheid tussen hongersnoden (die acuut zijn en op korte termijn mensen letterlijk van de honger laten sterven) en ondervoeding (die tot allerlei ziekten en tekorten leidt).
10. Een analogieredenering kan, zoals we weten, altijd fout zijn.
11. Het spreekt vanzelf dat ook voorstanders van een globale regering, het pluralisme indachtig, hun eigenheid zullen willen behouden. Ze zullen dit echter niet doen ten koste van de democratische waarden.
12. Voor alle duidelijkheid: een politieke eenheid (ook politieke gemeenschap genoemd) kan zich op nationaal, internationaal, globaal en grensoverschrijdend niveau situeren. Hoe groter die politieke eenheid, hoe moeilijker om referenda uit te schrijven.
13. Jenny Walry was boekhandelaar tot 1980. Daarna gaf ze lessen filosofie in verschillende volkshogescholen. Ze publiceerde samen met Leo Apostel Hopeloos Gelukkig. Leven in de postmoderne tijd. Ze schreef ook in meerdere tijdschriften, onder andere Mores, Vlaams Marxistisch Tijdschrift, Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte, Oikos.
Ik dank Ger Grosemans en Bart De Wilde voor hun suggesties en het herlezen van de hele tekst.
Bibliografie
- Apostel Leo & Walry Jenny (1997): Hopeloos Gelukkig. Leven in de postmoderne tijd. Meulenhoff Kritak
- Beck Ulrich (1992): Risk Society. Sage Publications.
- Castells Manuel (1996): The Rise of the Network Society. Blackwell.
- Castells Manuel (1997): The Power of Identity. Blackwell.
- Castells Manuel (1998): End of Millennium. Blackwell.
- Featherstone Mike, Lash Scott, Robertson Roland ed. (1995): Global Modernities. Sage Publications.
- Held David (1995): Democracy and the Global Order. Polity Press.
- Held David (2000): Theoretical issues. In ed. Holden Barry (2000): Global Democracy. Key Debates. Routledge.
- Held David, McGrew Anthony, Goltblatt David, Perraton Jonathan (1999): Global Transformations. Polity Press.
- Hirst Paul & Thompson Grahame (2000): Global myths and national policies. In ed. Holden Barry (2000): Global Democracy. Key Debates. Routledge.
- Holemans Dirk (2001): Burgers in beweging. Tussen origine en horizon. In De groei van groen. 20 jaar ecologische politiek in Vlaanderen. Houtekiet.
- Jessop Bob (1994): Post-Fordism and the State. In Amin Ash ed. Post-Fordism, Blackwell.
- Lee Ray James (1998): ‘Does democracy cause peace?’ Annual Review of Political Science, I: 27-46.
- Lipietz Alain (1994): Post-Fordism and Democracy. In Amin Ash ed. Post-Fordism, Blackwell.
- Peck Jamie & Tickell Adam (1994): Searching for a New Institutional Fix: the After-Fordist Crisis and the Global-Local Disorder. In Amin Ash ed. Post-Fordism, Blackwell.
- Sassen Saskia (1999): Globalisering. Van Gennep.
- Saward Michael (1998): The Terms of Democracy. Polity Press.
- Saward Michael (2000): Nationa critique of Held. In ed. Holden Barry (2000): Global Democracy. Key Debates. Routledge.
- Sen Amartya (1995): Welzijn, vrijheid en maatschappelijke keuze. Opstellen over de politieke economie van het pluralisme. Van Gennep.
- Sen Amartya (2000): Vrijheid is vooruitgang. Contact.
- Walry Jenny (1997a): ‘Mondialisering en Particulariteit’. Bindteken, Maart.
- Walry Jenny (1997b): ‘Mondialisering en Particulariteit’. Bindteken, Juni.
- Walry Jenny (2001): ‘Grenzen aan de verdraagzaamheid omwille van de democratie’ Oikos 18/3.
- Wilterdink Nico (1995): Internationalisering en binnenstatelijke ongelijkheid. In red. Heilbron J. & Wilterdink N.: Mondialisering. De wording van de wereldsamenleving. Wolters-Noordhoff.
Samenleving & Politiek, Jaargang 9, 2002, nr. 8 (oktober), pagina 22 tot 33
Abonneer je op Samenleving & Politiek
Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via
info@sampol.be
of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de
Algemene voorwaarden.
Je betaalt liever via overschrijving?
Abonneren kan ook uit het buitenland.
*Ontdek onze SamPol draagtas.