Abonneer Log in

Wat progressieven kunnen leren van neoliberalen

Samenleving & Politiek, Jaargang 30, 2023, nr. 9 (november), pagina 25 tot 29

De neoliberale alomtegenwoordigheid kwam niet uit de lucht vallen, maar vergde een lange aanloop, een lange adem en een lange mars door de instituties.

Milton Friedman en Friederich Hayek

Neoliberalisme is een ideologie die ervan uitgaat dat de overheid de markt moet aanjagen, niet breidelen, en dat de overheid zelf ook marktconform moet werken. Neoliberalen bepleiten het inperken van de publieke sector, het werken met marktconforme technieken zoals prikkels en vouchers, en bevorderen concurrentie via van de politiek op afstand geplaatste instanties zoals een Mededingingsautoriteit. Net als andere ideologieën bestaat neoliberalisme nooit in een pure vorm, maar alleen als 'messy hybrid'.1

Ideologieën zoals het neoliberalisme kunnen invloedrijk worden omdat ideeën in periodes van economische crisis onzekerheid verminderen, aldus politiek econoom Mark Blyth. In tijden van crisis zijn mensen onzeker over wat hun belangen precies zijn, en ideeën kunnen de perceptie van die belangen veranderen. Ideeën maken zo collectieve actie mogelijk. Ideeën kunnen bestaande instituties delegitimeren en kunnen blauwdrukken voor nieuwe instituties vormen. Ten slotte maken ideeën institutionele stabiliteit mogelijk, omdat mensen toekomstverwachtingen hebben op basis van hun ideeën en daarom vasthouden aan instituties die deze verwachtingen mogelijk lijken te maken. Tot er zich weer een nieuwe crisis aandient.2

Eind jaren 1970 en begin jaren 1980 vond wereldwijd een neoliberaal geïnspireerde omslag plaats. Welke lessen kunnen progressieven daaruit trekken, nu zij het ideologische tij weer wat mee lijken te hebben?

1. BEGIN IDEEËNONTWIKKELING IN DE MARGE

In de eerste plaats is het van belang ons te realiseren dat het nooit vastlag dat neoliberalisme zo'n invloedrijke stroming zou worden. De term neoliberalisme werd gecoind in 1938, toen een groep wetenschappers, ondernemers en politici elkaar troffen in Parijs om het nieuwe boek van de Amerikaanse journalist Walter Lippmann te bespreken. Zij waren geen voorstander van de laissez faire vrije markt, maar keerden zich daar juist tegen. Dat was het 'neo', het nieuwe, aan 'neo-liberalisme'. De overheid moest de markt actief aanjagen, mocht haar niet aan haar lot overlaten. Dergelijk laissez faire beleid had immers geresulteerd in de beurskrach van 1929 en de economische crisis van de jaren 1930. Het vernieuwde liberalisme moest daar een antwoord op formuleren.3

Deze bijeenkomst leidde tot de totstandkoming van een internationale neoliberale beweging die naar aanleiding van de plek van samenkomst in 1947 tot Mont Pèlerin Society gedoopt werd. Vanaf dat jaar trof dit zich uitbreidende gezelschap (de 'neoliberale Internationale') elkaar jaarlijks, maar dat ging niet zonder slag of stoot. Het was elke keer weer een klus om voldoende financiering te vinden voor een conferentie, er waren interne strubbelingen over de te volgen koers en voormannen als Hayek en Friedman verkeerden lange tijd in een geïsoleerde positie binnen hun academische veld.4

2. VERSPREID UW IDEEËN GERICHT

Het was dus verre van vanzelfsprekend dat hun (doorontwikkelde) ideeën in de jaren 1980 zo'n tractie zouden krijgen. Om het publieke debat te beïnvloeden, probeerden neoliberalen al in de jaren 1950 een groot publiek te bereiken. Een populaire samenvatting van Hayeks The Road to Serfdom werd verspreid onder 600.000 lezers van Readers Digest. Milton Friedman populariseerde zijn ideeën in de jaren 1960 in het boek Capitalism and Freedom en begin jaren 1980 in het boek en de televisieserie Free to chose.

In Nederland kreeg het vroege neoliberalisme vorm via clubs met obscure namen als het Comité Burgerecht en het Comité ter Bestudering van Ordeningsvraagstukken. Zij probeerden hun ideeën aan de man te brengen door lezingen van buitenlandse neoliberalen te organiseren en vertalingen van hun lezingen gericht te verspreiden. Begin jaren 1950 drukte het Comité voor Ordeningsvraagstukken 'voldoende brochures om 20% tot een kwart van de totale Nederlandse studentenpopulatie te bereiken'.5 Ook kocht een aan Comité Burgerrecht gelieerde uitgeverij in 1952 het tijdschrift Haagse Post met als doel een 'inbraak' in de journalistiek om zo een eigen platform voor neoliberale denkbeelden te hebben.6

3. ZOEK VERBINDING MET DE WETENSCHAP

De neoliberale organisaties traden in de loop van de jaren 1960 minder op de voorgrond, maar hun ideeën bleven voortbestaan en werden doorontwikkeld op economiefaculteiten en economisch-juridische faculteiten. Economen als Friedman werkten aan de Universiteit van Chicago gestaag door aan monetaire theorieën, Buchanan (Universiteit Michigan) aan vormen van overheidsorganisatie die minder gevoelig zouden zijn voor de invloed van 'pressiegroepen', jurist Hayek (aan de London School of Economics, Chicago University en de Universiteit Freiburg) aan hoe wetgeving (en dan met name grondwetten) kon bijdragen aan vrijheid. Pas begin jaren 1980, toen geijkte keynesiaanse modellen geen antwoord bleken te vormen op de stagflatie na de oliecrises, grepen economen en beleidsmakers massaal naar hun ideeën.

In Nederland speelde de Erasmus Universiteit Rotterdam een opvallende rol bij de verspreiding van het neoliberalisme.

In Nederland speelde de Erasmus Universiteit Rotterdam daarbij een opvallende rol. De hervorming van het mededingingsbeleid vond bijvoorbeeld nadrukkelijk in samenwerking plaats tussen het ministerie van Economische Zaken en economen en juristen aan met name de Erasmus Universiteit. Het ministerie van Economische Zaken droeg bij aan de financiering van een onderzoeksgroep die onderzocht in hoeverre meer concurrentie en marktwerking bijdroeg aan economische groei. Vooraanstaande topambtenaren waren deeltijdhoogleraar aan de Erasmus Universiteit.

4. ZOEK VERBINDING MET DE POLITIEKE PARTIJEN

Hoewel de vroege neoliberalen expliciet beoogden bestaande politieke partijen te beïnvloeden, was de neoliberale omslag binnen politieke partijen niet zo zeer het effect van directe beïnvloedingspogingen, maar eerder van het dominant worden van een nieuw soort politicus met een specifieke achtergrond.

In haar studie naar sociaaldemocratische politieke partijen laat Stephanie Mudge zien dat vanaf de jaren 1960 steeds vaker keynesiaans economisch geschoolde mannen dominante posities bekleedden. Toen binnen netwerken van economische wetenschappers neoliberale ideeën dominant werden, werden ook door sociaaldemocratische economen keynesiaanse opvattingen ingeruild door neoliberale. Hun leidende positie binnen sociaaldemocratische partijen maakte dat de acceptatie van die ideeën, ook in sociaaldemocratische kring, gemakkelijker. Klassieke linkse idealen van herverdeling en keynesiaans beleid werden vervangen door meer marktconform beleid; links werd 'progressief'.7 Het bevorderen van economische groei via 'marktwerking', het groter maken van de koek en niet zozeer herverdeling maar het garanderen van een minimale ondergrens van bestaan kwam centraal te staan. Mensenrechten – de nieuwe progressieve toetssteen – vormden echter geen verdedigingslinie tegen de aanslag op herverdeling.8

5. POLITISEER EN DEPOLITISEER

Om hervorming van de verzorgingsstaat te bewerkstelligen maakten neoliberaal geïnspireerde beleidsmakers strategisch gebruik van politisering en depolitisering. Nederlandse topambtenaren, politici en economen zetten bijvoorbeeld stevig aan dat de Nederlandse staat 'overvraagd' was, de overheidsfinanciën 'onbeheersbaar' en dat het grote beroep op sociale zekerheid de Nederlandse 'concurrentiepositie ondermijnde'.9 Toen het Nederlandse parlement in de jaren 1980 een onderzoek startte naar de financiële problemen met bouwsubsidies en in de jaren 1990 naar de uitvoering van de sociale zekerheid, werkten ambtenaren ondertussen echter al aan een gedepolitiseerde 'neutrale' oplossingen voor de kwesties die in de parlementaire enquêtes zo hoog opspeelden. 'Undercover beleid' werd dat wel genoemd.10

De betrokken ambtenaren en wetenschappers presenteerden de hervorming van economisch beleid meestal als een neutrale kwestie.

De betrokken ambtenaren en wetenschappers presenteerden de hervorming van economisch beleid meestal als een neutrale kwestie. Nederlandse economen hechten traditioneel groot belang aan de economie als neutrale wetenschap. Zij zou slechts een 'reisgids' zijn, en niet het reisdoel bepalen, vormt slechts een gemodelleerde 'spiegel aan de wand' voor de werkelijkheid.11 Econoom en PvdA-politicus, Rick van der Ploeg, erkende wel degelijk dat er zowel rechtse als linkse economische modellen bestonden, maar redde de neutrale eer van de economie door te stellen dat rechtse modellen steeds beter worden in het laten zien hoe linkse voorkeuren gerealiseerd kunnen worden.12

Ook toen in de loop van de jaren 1990 in de publieke opinie steeds meer kritiek op het beleid ter bevordering van marktwerking kwam, pleitten politici, ambtenaren en economen voor 'ontpolitieking', voor een feitelijke discussie en verschenen diverse publicaties en rapporten die het belang van het marktwerkingsbeleid op schijnbaar neutrale gronden beargumenteerden.13

Progressieven zouden hier van kunnen leren dat het loont – strategische politisering en depolitisering. En in de zin dat de marktwerkingsagenda verregaand is doorgevoerd, is dat ook zo. Het vormt echter ook een vorm van misleiding en daar zouden zij zich verre van moeten houden. Als mensen er achter komen dat ze misleid zijn, zorgt dat voor een daling van vertrouwen in politici.14

6. MAAK DE LANGE MARS DOOR DE INSTITUTIES

Onderzoek van Bram Mellink en Merijn Oudenampsen laat zien dat neoliberalisme in Nederland vooral zo invloedrijk kon worden omdat op de ministeries van Financiën en Economische Zaken al vroeg topambtenaren neoliberale ideeën omarmden. Datzelfde geldt overigens voor het Verenigd Koninkrijk waar de opmars van het neoliberalisme in het Verenigd Koninkrijk er in de jaren 1980 onder andere aan te danken was dat monetaristische ambtenaren snel in rang bevorderd werden.15

Het neoliberalisme kon invloedrijk worden omdat op de ministeries van Financiën en Economische Zaken al vroeg topambtenaren neoliberale ideeën omarmden.

In de jaren 1990 en 2000 speelden voornamelijk economische geschoolde topambtenaren een belangrijke rol bij het doorvoeren van neoliberale hervormingen, zowel waar dat hervormingen in het mededingingsbeleid, woonbeleid als sociale zekerheidsbeleid betrof.

Al met al werd neoliberalisme in Nederland invloedrijk omdat wetenschappers, topambtenaren en politici deel uitmaakten van een epistemic community die centrale aannames deelden. Zij waren vaak economisch of economisch juridisch geschoold en speelden een belangrijke rol bij de socialisatie van studenten, beginnende ambtenaren en partijgenoten in de gedeelde aannames van die epistemic community. Ook belangrijke adviesraden en planbureaus deelden in die consensus.

In Nederland konden neoliberale ideeën dominant en vanzelfsprekend worden en consolideren in wet- en regelgeving omdat Nederland werd bestuurd via een draaideur waarbij de top van het openbaar bestuur elkaar tegenkwam op verschillende posities, nu eens met partijspeldje op, dan weer in toga, dan met hun ambtelijke geloofsbrieven in de hand.

7. GEBRUIK TECHNOCRATISCHE INSTRUMENTEN VOOR IDEËLE DOELEN

Een kenmerk van een dominante ideologie is dat deze niet als ideologisch gezien wordt – de ideeën zijn de vanzelfsprekende zee gaan vormen waarin we zwemmen en die we niet meer herkennen als water (of als neoliberalisme). Bovendien wordt wat als het algemeen belang geldt ook bepaald door de ideologische voorkeuren van een spreker. De technocratische instrumenten waarmee neoliberaal geïnspireerde beleidsmakers hun visie op het algemeen belang wilden bereiken, zijn lange tijd ook niet als neoliberaal geduid. Maar dat waren ze wel. Met begrotingsnormen poogden zij te zorgen voor lagere overheidsuitgaven en inperking van de verzorgingsstaat. Met instrumenten als vouchers, persoonsgebonden budgetten en toeslagen wilden zij de keuzevrijheid van gebruikers van publieke voorzieningen met weinig financiële armslag vergroten. Dit leidde er ook toe dat publieke diensten vervangen werden door inkomensafhankelijke toeslagen en dat de doelgroep werd verkleind. Het efficiëntie-mantra waar dat mee gepaard ging, bleek gebaseerd op lucht. Niet voor niets luidt David Graebers ijzeren wet van het neoliberalisme dat elke vorm van deregulering en marktwerking leidt tot meer bureaucratie.16 Een laatste voorbeeld is het gebruiken van de marktwaarde van huurhuizen om de hoogte van de sociale huur te bepalen. Het lijkt een neutrale maatstaf, de marktwaarde, maar is gebaseerd op de ideologische notie van de markt die de juiste prijs bepaalt en niet een notie van een sociaal recht op huisvesting.

8. WEES VOORBEREID EN GRIJP HET MOMENTUM

Met de financiële crisis van 2008 leek het er even op dat het neoliberalisme ten graven gedragen werd, maar al snel werd het bezuinigen by default, een zombie-neoliberalisme.

Progressieven moeten, als zij weer een keer mogen regeren, al de juiste mensen met de juiste ideeën in stelling hebben gebracht binnen de relevante gremia.

Dat lijkt nu anders. Niet alleen lijken oude voorstanders old school neoliberaal beleid af te zweren, zij lijken tot op zekere hoogte ook de progressieve taal en milieuvriendelijke manier van leven te omarmen waar in de jaren 1980 en 1990 mee geëxperimenteerd werd in de kraak- en milieubeweging. Ook daar begon de vernieuwing in de marge. Maar het omarmen van de taal en de onderwerpen betekent nog niet dat er daadwerkelijk verandering plaatsvindt. Daarvoor is naast verbeeldingskracht, een lange adem nodig, een mars door de wetenschappelijke, ambtelijke en politieke instituties en inzicht in hoe technocratische instrumenten ideologische doelen dienen. Het moet, het kan, op voor het plan. Het is daarom zaak te waken dat progressieven, als zij weer een keer mogen regeren, niet alleen alternatieven klaar hebben liggen voor de neoliberale logica, maar ook al de juiste mensen met de juiste ideeën in stelling hebben gebracht binnen de relevante gremia. Om het Nederlandse progressieve icoon Loesje (van de posters) te citeren: het kan wél.

EINDNOTEN

  1. Jamie Peck, Constructions of Neoliberal Reason (Oxford University Press, 2010), 7.
  2. Mark Blyth, Great Transformations: Economic Ideas and Institutional Change in the Twentieth Century (Cambridge University Press, 2002).
  3. Michel Foucault, The Birth of Biopolitics: Lectures at the Collège de France, 1978-1979, vertaald door Graham Burchell (Hampshire en New York: Palgrave Macmillan, 2008).
  4. Angus Burgin, The Great Persuasion: Reinventing Free Markets since the Depression (Harvard University Press, 2012).
  5. Bram Mellink en Merijn Oudenampsen, Neoliberalisme. Een Nederlandse geschiedenis (Amsterdam: Boom, 2022), p. 51.
  6. Idem, pp. 48-50.
  7. Stephanie L. Mudge, Leftism Reinvented: Western Parties from Socialism to Neoliberalism (Harvard University Press, 2018).
  8. Samuel Moyn, Not Enough: Human Rights in an Unequal World (Harvard University Press, 2018).
  9. Naomi Woltring, De marktconforme verzorgingsstaat 1989-2008 (dissertatie Universiteit Utrecht, 2023).
  10. Jan van der Schaar, Metamorfoses van volkshuisvestingsbeleid. Inaugurale rede Universiteit van Amsterdam, 1993, RIGO nr. 94/17 (Amsterdam: RIGO Research en Advies, 1994), 21; Woltring, 2023.
  11. Wolfson, Dik. Kerntaken: van verzorgingsstaat naar transactiestaat. Oratie hoogleraar economie EUR. (Rotterdam: Erasmus Universiteit, 1993).
  12. Ploeg, Rick van der. Is de econoom een vijand van het volk? (Amsterdam: Prometheus, 1992).
  13. Naomi Woltring, De marktconforme verzorgingsstaat 1989-2008 (dissertatie Universiteit Utrecht, 2023).
  14. Colin Hay, Why We Hate Politics (John Wiley & Sons, 2013).
  15. Mellink en Oudenampsen, Hall, Peter A. 'Policy paradigms, social learning and the state: the case of economic policy-making in Britain'. Comparative Politics 25 (1993): pp. 175-96.
  16. David Graeber. The Utopia of Rules: On Technology, Stupidity, and the Secret Joys of Bureaucracy. (Mellville House, 2015)

Samenleving & Politiek, Jaargang 30, 2023, nr. 9 (november), pagina 25 tot 29

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.