Abonneer Log in

Hoe VOKA de kinderopvang kaapt

Samenleving & Politiek, Jaargang 30, 2023, nr. 9 (november), pagina 37 tot 45

Het plan van de Vlaamse regering en VOKA voor de kinderopvang is allesbehalve sociaal, laat staan democratisch.

Strijd loont. Het verenigde middenveld heeft de voorbije maanden op verschillende manieren de druk op de Vlaamse regering opgevoerd om de crisis in de kinderopvang aan te pakken. Het maatschappelijke draagvlak voor een broodnodige investering in de kinderopvang is nog nooit zo groot geweest. Geen énkele partij, ook niet N-VA die zoals vanouds de vinger op de knip wilde houden, kon daar tijdens de onderhandelingen nog omheen.

De kinderopvangsector mag rekenen op een bijkomende en jaarlijks terugkerende verhoging met 270 miljoen euro, waardoor het budget klimt naar 1,1 miljard. Het is een belangrijke stap. Tegelijkertijd zijn we nog ver af van de nodige verdubbeling van het budget die nodig is om een kwalitatieve en betaalbare kinderopvangsector te creëren met een aanbod dat voldoet aan de noden vanuit de samenleving. Daar is een budget van om en bij de 2 miljard voor nodig.

HET AKKOORD ONDER DE LOEP

Een genuanceerde beoordeling van de positieve en negatieve punten uit dit akkoord is aan de orde.

Laat mij beginnen met de positieve elementen. De begeleider-kind-ratio – nu met negen kinderen voor één begeleider de hoogste van Europa – zal stelselmatig zakken. Er zal met een leeftijdsdifferentiatie gewerkt worden. Hiervoor zou 118 miljoen euro voorzien worden. De ratio voor baby's tot 12 maanden moet zaken naar 1 begeleider voor 5 kinderen. Voor kinderen vanaf 12 maanden zal dat 1 begeleider voor 8 kinderen zijn. Voor gemengde groepen moet de ratio evolueren naar 1 begeleider voor 7 kinderen. Groepsopvangen krijgen drie jaar tijd om zich in regel te brengen met deze verlagingen. Voor de verlaging van de ratio zullen ze tijdelijk ook logistieke medewerkers beperkt mogen meerekenen. De ratio blijft zeker voor de gemengde groepen nog groot. Het aantal groepen met enkel baby's is ook beperkt. We kunnen ons afvragen of dit op de werkvloer voor de kinderbegeleiders als een reële werkdrukverlaging zal ervaren worden. Tegelijkertijd moeten we beseffen dat het zeer moeilijk was om de ratio in één beweging te verlagen naar 5 kinderen. Het nodige personeel daarvoor is vandaag niet beschikbaar. Voor een hogere aantrekkelijkheid van het beroep zal het nodig zijn om in te zetten op een loonsverhoging en meer kindvrije uren.

Vanuit het oogpunt van de loon- en arbeidsvoorwaarden mogen we ons niet laten verblinden door de positieve beslissing om de begeleider-kindratio te verlagen. Een aantal zaken maken ons ongerust. Het zou geen regering met Open VLD zijn zonder een nieuwe poging om het systeem van de flexi-jobs uit te breiden naar nieuwe sectoren. De Vlaamse regering heeft aan de federale regering gevraagd om flexi-jobs te introduceren in het onderwijs, het openbaar vervoer en de kinderopvang. Jammer genoeg heeft de federale regering positief gevolg gegeven aan dit verzoek. Ze beslist om flexi-jobs uit te breiden naar 12 andere sectoren, waaronder de kinderopvang. Een dergelijke uitbreiding is uiteraard een nieuwe aderlating voor de sociale zekerheid. Het is een cadeau aan de werkgevers die zich andermaal kunnen laven aan een poel van goedkope en hyperflexibele arbeidskrachten.

De verdrijving van de reguliere tewerkstelling en de teloorgang van duurzame, kwalitatieve jobs is de tegenzijde van de medaille. Specifiek voor de kinderopvangsector is dit ook gewoonweg een kapitale blunder. De grote uitstroom en de kwakkelende instroom van kinderbegeleiders (en onthaalouders) heeft net alles te maken met jarenlange verwaarlozing van de loon- en arbeidsvoorwaarden. Het is compleet ondenkbaar dat een nog slechter statuut opeens zou zorgen voor de kentering. Er is nood aan werkbare jobs met een goede verloning die ook de opbouw van sociale rechten mogelijk maken. Zoiets zou toch een evidentie moeten zijn voor de socialistische partijen in de federale regering.

Een aantal van de beleidsvoorstellen bestendigen de beleidsfouten van het verleden. Zo zullen er 3.000 extra plaatsen gecreëerd worden in de laagste subsidietrap 1, met voornamelijk zelfstandige organisatoren die lagere lonen kennen dan diegene die gangbaar zijn bij de groepsopvang in de hogere subsidietrap 2. Het is kortom andermaal de keuze voor de creatie van goedkopere plaatsen, waarvoor onder meer minister van Begroting Matthias Diependaele (N-VA) voor de aanvang van de onderhandelingen nog gepleit had. De groepsopvangen in subsidietrap 1 zien ook een optrekking van hun basissubsidie naar 3.000 euro (kostprijs: 27 miljoen euro). Het blijkt dat voornamelijk VOKA de drijvende kracht is achter de beslissing voor de bijkomende investeringen in trap 1 plaatsen. Het hangt samen met de keuze van de Vlaamse regering om sterker in te zetten op een verhoging van het aanbod via bedrijfscrèches.

BEDRIJFSCRÈCHES

VOKA heeft een plan op tafel gelegd voor een publiek-private samenwerking.1 Voor de creatie van extra kinderopvangplaatsen op de bedrijfssite, op bedrijventerreinen en in bestaande kinderdagverblijven zou de overheid voorzien in de trap 1 basissubsidie. De werkgever (of werkgevers) past vervolgens een bedrag bij tot op het punt dat het niveau van een trap 2 subsidie wordt bereikt. De keuze voor extra en beter gesubsidieerde trap 1 plaatsen is kortom een cadeau aan de Vlaamse werkgevers. Sommige kapitaalkrachtige en winstgevende bedrijven zullen op een relatief goedkope manier een bedrijfscrèche kunnen realiseren. Op kosten van de belastingbetaler. Vergeet niet dat er ook een federale fiscale aftrek voor bedrijfscrèches bestaat.

Sommige kapitaalkrachtige en winstgevende bedrijven zullen op een relatief goedkope manier een bedrijfscrèche kunnen realiseren. Op kosten van de belastingbetaler.

De afgelopen decennia slaagden grootbanken, financiële fondsen en private monopolies in de farmaceutische industrie en de digitale sector erin om zich voor te stellen als dé absolute gangmakers van welvaartscreatie. Het gevolg van die strikt economische definitie van waarde is de onderwaardering voor sociale praktijken en relaties die voor het functioneren van de samenleving nochtans onontbeerlijk zijn. Het gaat dan over de vele vormen van zogenaamde reproductieve arbeid binnen huishoudens (onder andere thuiszorg), ziekenhuizen, woonzorgcentra, scholen en kinderdagverblijven.

Reproductieve arbeid omvat het geheel aan verzorgende, verbindende en opvoedende taken die de individuele mens in staat stelt van te leven en overleven met anderen binnen een samenlevingsverband. Ook voor het functioneren van een kapitalistische economie zijn die vormen van arbeid onontbeerlijk. Zonder kinderopvang kunnen mensen hun arbeidskracht natuurlijk niet of heel moeizaam aanbieden op de arbeidsmarkt.

Vanuit de logica van het kapitaal verwacht het bedrijfsleven wel enigszins dat de samenleving voorziet in kinderopvang, zolang het niet te veel kost aan 'de economie' (lees: de bedrijven die liever minder belastingen willen betalen). Het is de reden waarom er in de jaren 1980 vooral sterk werd ingezet op de creatie van plaatsen bij ondermaats betaalde onthaalouders. Het is ook de achterliggende reden voor de historische blunder om de ratio in 2014 op te trekken naar 9 kinderen per begeleider. Het opdrijven van de werkdruk was de goedkoopste manier om een kinderopvang met extra plaatsen te organiseren.

Er is een punt bereikt dat ook werkgeversorganisaties inzien dat een inhaalbeweging nodig is. Het cynische is echter dat VOKA zichzelf presenteert als de reddende engel wier leden met financiële injecties over de brug zullen komen om extra plaatsen te creëren, terwijl het als één van de centrale steunpilaren van het Vlaams neoliberalisme sinds decennia gangmaker is van een politiek en ideologisch klimaat waarin de zorg- en welzijnssectoren vooral niet te veel mochten kosten aan het bedrijfsleven. Het is die visie van 'meer met minder' die ons uiteindelijk gebracht heeft in de huidige crisis.

ONTZUILING

Het heeft er ook veel van weg dat VOKA een specifieke speler een ferme duw in de rug wil geven. Voor dit plan werkte VOKA immers samen met het zogenaamd onafhankelijke ziekenfonds Helan.2 Die laatste beheert over heel Vlaanderen 65 kinderdagverblijven en 95 onthaalouders. De co-financiering van extra plaatsen vanuit publieke en private middelen biedt Helan een kans om nog sterker uit te breiden. Helan is ontstaan uit de fusie van Partena met het Onafhankelijk Ziekenfonds Vlaanderen, die zich beiden presenteerde als 'niet-politieke' alternatieven voor de socialistische, christelijke en liberale mutualiteiten.

Het heeft er veel van weg dat VOKA een specifieke speler een ferme duw in de rug wil geven, het zogenaamd onafhankelijke ziekenfonds Helan.

Voorafgaand aan het begrotingsoverleg had minister van Begroting, Matthias Diependaele, nog aangegeven dat hij een alternatief wilde voor het 'verzuilde' model – wat dat ook moge betekenen – in de kinderopvang. N-VA probeert natuurlijk al langer de maatschappijkritische, vormende, emanciperende en evenzeer beleidsvormende rollen van middenveldorganisaties te ondergraven. Tegelijkertijd streeft N-VA er ook naar om een volgzamer, wellicht ook meer Vlaamsgezind middenveld vorm te geven. De samenwerking van VOKA met Helan past wonderwel in die strategie.

Hetzelfde doel kan echter ook bereikt worden door in te zetten op de commercialisering van de kinderopvang. De Vlaamse Septemberverklaring zal zeker de nodige aandacht gekregen hebben vanuit Bois-Colombes in Frankrijk. Daar is het hoofdkwartier van de dienstenmultinational Babilou gevestigd, dat in verschillende landen kinderdagverblijven uitbaat. Ook in België is het bedrijf aan een opmars bezig.3 In de huidige schaarste van het aanbod aan plaatsen zien ze opportuniteiten om zichzelf incontournable te maken. De geplande verhoging van de basissubsidie in trap 1 zal hun interesse verder wekken. Door de gegarandeerde inkomensstroom is het vanuit een winstoogpunt zeer aantrekkelijk (want weinig risicovol) om de kinderopvang commercieel uit te baten. Het zijn publieke middelen die op die manier verdwijnen naar het buitenland in de vorm van bedrijfswinsten en finaal ook dividendenuitkeringen. Het model van de bedrijfscrèche dat VOKA en Helan willen uitrollen, kan evengoed Babilou ten goede komen. Het bedrijf legt zich immers sterk toe op de uitbouw van bedrijfscrèches en zet daarbij de fiscale voordelen voor bedrijven sterk in de verf.

VERMARKTING

De werkomstandigheden van het personeel zijn echter niet om over naar huis te schrijven. In een commercieel model van kinderopvang willen bedrijven winst maken. Door de interpersoonlijke aard van het werk is het echter moeilijk om efficiëntiewinsten te realiseren. Hoe dan alsnog winst maken? Door te werken met laag gekwalificeerde, slecht betaalde werknemers die voor zoveel mogelijk kinderen moeten zorgen. Het personeel is kortom een kostenpost waarop men zoveel als mogelijk wil besparen. Het ondergraaft de kwaliteit van de dienstverlening en vormt een bedreiging voor de cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling van onze kinderen.

We zien dezelfde winststrategieën (met de bijhorende uitbuiting van personeel en bewoners) helaas al langer aan het werk in de Belgische ouderenzorg, dat door de commerciële zorgconcerns (ook hier veelal uit Frankrijk) eveneens als een aantrekkelijke want gesubsidieerde sector wordt beschouwd. Het is geen geheim dat de Vlaamse meerderheidspartijen een onverzadigbare privatiseringshonger vertonen.4 Je zou kunnen denken dat een 'gezinspartij' als CD&V lessen trekt uit de menselijke drama's die de commercialisering van de ouderenzorg met zich mee heeft gebracht. Niets van, zo blijkt. De deur wordt minstens op een kier gezet voor meer van hetzelfde in de kinderopvang.

Het is belangrijk om in te zien dat de keuzes voor extra en beter gesubsidieerde trap 1 plaatsen, voor bedrijfscrèches én voor aangescherpte voorrangsregels voor werkende gezinnen een coherent geheel vormen. Ze duwen de kinderopvangsector richting commercialisering, en dreigen de sociale en pedagogische functie van de kinderopvang te compromitteren. Het is natuurlijk een goede zaak dat de Vlaamse regering beslist heeft om extra groepsopvangen in de trap 1 te laten omschakelen naar de hogere subsidietrap 2. Het betreft inkomensgerelateerd kinderopvang waar je als gebruiker dus een tarief betaalt naargelang je inkomen. Met het plan van VOKA wordt echter afgeweken van de breed gedragen intentie om te evolueren naar een gelijk gesubsidieerde kinderopvangsector met 100 % inkomensgerelateerde tarieven.

Want VOKA gaat er prat op dat de ouders met een hoger beroepsinkomen in de bedrijfscrèches 'van een lager tarief kunnen genieten' dan in de inkomensgerelateerde kinderopvang.5 De Vlaamse regering heeft dus eigenlijk beslist dat Vlaams belastinggeld gebruikt zal worden om voor een selecte groep van werknemers een lager tarief mogelijk te maken. De plaats voor de werknemer in de bedrijfscrèche kan voor VOKA trouwens ook een verloningselement zijn in een cafetariaplan. Het impliceert minder inkomsten voor de sociale zekerheid en ondermijnt de opbouw van sociale rechten door de betrokken werknemers.

De keuze voor publiek private co-financiering van bedrijfscrèches zal kortom impliceren dat het aanbod van de kinderopvang nog sterker op de leest geschoeid zal zijn van koopkrachtige gezinnen met twee werkende ouders. Daarenboven heeft de Vlaamse regering ook beslist om de bestaande voorrangsregels voor werkende gezinnen nog aan te scherpen. Plaatsen zullen worden voorbehouden voor ouders die minstens 4/5 werken. Zelfs mensen die deeltijds werken dreigen hier uit de boot te vallen. Het spreekt echter voor zich dat vooral de kinderen die opgroeien in kansarme wijken met hoge werkloosheid hiervan de dupe zullen zijn. Kansarme kinderen dreigen kostbare ontwikkelingskansen te missen en vanuit pedagogisch oogpunt achterop te hinken wanneer zij maar tweede of derde keuze zijn. Het is mij ook een raadsel hoe de Vlaamse regering denkt op deze manier meer mensen aan het werk te krijgen. Het spreekt voor zich dat ook werkzoekenden moeten kunnen rekenen op kwaliteitsvolle en betaalbare kinderopvang. Ze kunnen toch moeilijk hun kinderen meenemen op een sollicitatiegesprek?

WEG MET PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKING

In een socialistische en sociaaldemocratische visie is het aan de overheid om een universeel kinderopvangaanbod te garanderen in de samenleving. Als een basisrecht voor elk kind. Een overheid kan daartoe zelf openbare kinderdagverblijven inrichten, zoals veel lokale besturen gelukkig doen, of non-profit vzw's subsidiëren. Voor die universaliteit van het aanbod is het van belang dat de overheid op een planmatige en democratische wijze de prioriteiten kan bepalen. Zij dient de controle te hebben over de programmatie van de bijkomende investeringen en waar zij geografisch gezien dienen te gebeuren. Met de huidige Vlaamse regering evolueren we vooral naar een model waarbij publieke middelen – zowel Vlaamse als federale – gebruikt worden als hefboom om privaat kapitaal aan te trekken.

Het is aan de overheid om een universeel kinderopvangaanbod te garanderen in de samenleving.

Het zal onvermijdelijk een verlies aan beleidsvormend vermogen voor die overheid betekenen. Met de keuze voor publiek-private samenwerking zullen het immers in toenemende mate de Vlaamse bedrijven zijn die op basis van hun eigen personeelsnoden zullen wegen op de beslissingen over de bijkomende extra plaatsen. In het voorstel van VOKA worden lokale besturen gevraagd om mee te stappen in de co-financiering door bijvoorbeeld gemeentelijke infrastructuur ter beschikking te stellen of de dagprijs van de ouders nog te verlagen door middel van een premie. Het zou neerkomen op een aderlating voor de openbare kinderdagverblijven die het lokaal bestuur zelf beheert. Hiervoor bestaan precedenten. Het Antwerpse stadsbestuur besliste na een studie van consultancy bedrijf KPMG om 2 miljoen te besparen op de stedelijke kinderopvang en sloot zelfs een aantal stedelijke crèches. Parallel met deze afbouw ontvangt Babilou voor haar kinderdagverblijven in de Sinjorenstad allerhande subsidies. Een winstgevende operatie dus op kosten van de belastingbetaler.

Bovendien zal de erosie van de middelen voor openbare kinderdagverblijven ook de sociale functie van de kinderopvang in het gedrang brengen. Er is in de meeste steden een sterke concentratie van het aanbod in wijken waar veel tweeverdieners met een hoger inkomen wonen. In steden die inzetten op openbare kinderdagverblijven is die ongelijkheid in het aanbod en het gebruik van kinderopvang echter veel kleiner. Een openbaar kinderdagverblijf is kortom een belangrijke hefboom voor een lokaal bestuur om kinderopvangplaatsen te realiseren in kwetsbare wijken waar veel mensen met een lager inkomen leven.6 Dergelijke kinderdagverblijven zijn essentiële schakels in het streven naar een buurtgerichte zorg. Door de inbedding in de leefgemeenschap kunnen ze beter de noden identificeren van de gezinnen en optreden als een ondersteunende kracht. Laat lokale besturen dus verder werk maken van zorgzame buurten in de plaats van kinderdagverblijven in te planten op grijze bedrijventerreinen.

Inzetten op bedrijfscrèches kan tot slot ook de continuïteit van de dienstverlening in het gedrang brengen. In de huidige krappe arbeidsmarkt is het duidelijk dat bedrijven werk willen maken van bedrijfscrèches om een concurrentievoordeel in de zogenaamde 'war for talent' te bekomen. Maar wat als de economische situatie zou wijzigen? Wat als de krapte op de arbeidsmarkt zou afnemen? Wat als het bedrijf in kwestie in slechte papieren komt? In al die situaties is het zeer denkbaar dat de financiering vanuit het bedrijf dan stopgezet zou worden. Met een verlies aan plaatsen tot gevolg, tenzij een (lokale) overheid alsnog in de bres springt om dit te voorkomen. Worden de bedrijfscrèches met potentieel 3.000 nieuwe plaatsen binnenkort ook 'too big to fail', zoals de banken in 2008?

Ook ik ben van de overtuiging dat de financiering voor extra capaciteit vanuit het bedrijfsleven moet komen. Weliswaar in de vorm van correcte betaalde (en wat mij betreft ook hogere) vennootschapsbelastingen. De overheid zou niet afhankelijk mogen zijn van het bedrijfsleven om universele basisdiensten te kunnen financieren. Het plan van de Vlaamse regering en Voka is allesbehalve sociaal, laat staan democratisch. De planning en programmatie van de bijkomende plaatsen kan niet alleen gebeuren op basis van economische criteria. Ook de sociale en pedagogische functies van de kinderopvang zijn van groot belang. Ze mogen niet ondergeschikt gemaakt worden aan de economische functie, laat staan de winstlogica. Gaan we nu werkelijk opnieuw de fouten van het verleden herhalen?

EINDNOTEN

  1. VOKA, Eenvoudig investeren in kinderopvang. Van een centrale naar een decentrale bedrijfsopvang, 2023.
  2. Werkgevers willen betalen voor kinderopvang (in ruil voor fiscaal voordeel), De Standaard, 20/9/2023.
  3. Liesbet De Kock, Franse multinationals veroveren Belgische kinderopvang, Apache, 10/1/2023.
  4. Dries Goedertier, Privatiseringsdecreet: zorg als vastgoedinvestering, Samenleving & Politiek, jg. 28, nr. 5, 2021.
  5. VOKA komt met een nieuw voorstel voor de kinderopvang, website VOKA, 16/6/2023.
  6. Wim Van Lancker, Michel Van Den Broeck (i.s.m. Joey Lim & Kaat Somers), De verdeling van de kinderopvang in Vlaanderen en in de centrumsteden: spanning tussen de economische en sociale functie van de kinderopvang, 2019, pp. 32-37.

Samenleving & Politiek, Jaargang 30, 2023, nr. 9 (november), pagina 37 tot 45

Abonneer je op Samenleving & Politiek

abo
 

SAMPOL ONLINE

40€/jaar

  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
MEEST GEKOZEN

SAMPOL COMPLEET

50€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
 

SAMPOL STEUN

100€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*
 

SAMPOL SPONSOR

500€/jaar

  • Je ontvangt het magazine in de bus
  • Je leest het magazine online
  • Je hebt toegang tot het enorme archief
  • Je krijgt een SamPol draagtas*

Het magazine verschijnt 10 keer per jaar; niet in juli en augustus.
Proefnummer? Factuur? Contacteer ons via info@sampol.be of op 09 267 35 31.
Het abonnementsgeld gaat jaarlijks automatisch van je rekening. Het abonnement kan je op elk moment opzeggen. Lees de Algemene voorwaarden.

Je betaalt liever via overschrijving?

Abonneren kan ook uit het buitenland.

*Ontdek onze SamPol draagtas.